zondag 21 juli 2019

De drie 'principes' van Jonathan Haidt


Laatst aangepast: 25-7-2019 om 15.31


Jonathan Haidt begint zijn boek (The Righteous Mind, Why Good People are Divided bij Politics and Religion, 2012) met een citaat van Rodney King. Dat citaat komt neer op: we moeten een manier vinden om samen vreedzaam door het leven te kunnen gaan. Laten we een manier proberen te vinden. Haidt suggereert vervolgens dat zijn boek een oplossing voor dat brandende probleem bevat.

Hij vat de inhoud van zijn boek vervolgens ongeveer samen als: mensen zijn morele wezens. In het licht van het Holocaustprobleem is dat een wat merkwaardige opmerking. Hoe kunnen we die door Haidt veronderstelde moraliteit aantonen?

Haidt overlaadt ons met een enorm aantal synoniemen van 'moraliteit' en vervolgens zelfs met antoniemen (woorden die het tegenovergestelde betekenen). Mensen zijn dan opeens niet langer morele wezens, maar moralistische wezens. Ze heffen graag het vingertje om anderen te vermanen en zichzelf voor te doen als moreel en hoogstaand, terwijl ze ondertussen foute dingen doen. Met 'moraliteit' kun je bij Haidt kennelijk alle kanten uit.

Vervolgens merkt Haidt met een nieuwe draai op, dat hij het hele begrip moraliteit nergens gedefinieerd heeft. Hij definieert 'moraliteit' vervolgens als factor X (mijn term) die grote groepen en samenlevingen mogelijk maakt.


Factor X

Als lezers van deze blog weten we echter, wat factor X is. De factor die grote groepen mogelijk maakt is: bevooroordeeldheid. Anders geformuleerd: de alfa-bètafactor, het verschil tussen alfa's en bèta's. De alfa (strongman) wint met een 'mooi' verhaal het vertrouwen van een grote groep gelovigen (autoritaristen), die hem zien als hun grote leider. Onder deze gelovigen bevinden zich zijn adjudanten (andere alfa's die hun kans afwachten) en de 'gewone' (niet sociaal-dominante) gelovigen. Mensen die geen aspiraties hebben om de top van de apenrots te bereiken.

Deze machtsbasis zorgt er vervolgens voor dat er 'men of action' worden aangetrokken. Dat zou je halve bèta's kunnen noemen. Ze zijn niet gelovig (niet autoritaristisch) en kunnen dus scherp denken, maar zijn wel sociaal-dominant: tot alles bereid om de top van de sociale piramide te bereiken. Dit worden de 'generaals' van de strongman: de mensen die zorgen dat er echt iets gerealiseerd wordt.

Qua sociale laag in de alfacultuur behoren ze normaal niet tot de elite van de strongman, maar vormen ze zijn 'middenstand'. De gewone gelovigen vormen in de alfacultuur de onderste laag. Zij vormen het leger van de Heer. De bèta's behoren niet tot de alfacultuur.

De machtige en gewelddadige groep die op deze manier ontstaat, gunt zichzelf een royaal bestaan door het omringende landbouwgebied waar boeren en ambachtslieden (bèta's)  voor productie zorgen, te onderwerpen.

Kun je bevooroordeeldheid omschrijven als moraliteitsfactor? Het ene uiteinde van de alfa-bètafactor staat voor een corrupt leven. De andere kant, de bètakant, voor goed handelen. Daar de alfakant meer en gemakkelijker mensen trekt dan de bètakant, is de omschrijving van Haidt nogal misleidend. Je kunt het beter de 'corruptiefactor' noemen.

Het probleem met mensen is, na de uitvinding van de landbouw, dat ze in doorsnee niet langer echt deugen, maar graag op een gemakkelijke manier rijk en machtig worden. Wat natuurlijk ook weer valt te begrijpen en je ze dus niet echt kwalijk mag nemen.


De drie stellingen van Haidt

Na deze verbale hocus pocus, komt Haidt met een uitgebreidere samenvatting van zijn boek in drie 'principes' (hier te lezen). Deze drie stellingen zijn:
1. "Intuitions come first, strategic reasoning second";
2. "There's more to morality than harm and fairness";
3. "Morality binds and blinds".

De eerste stelling houdt in, dat mensen vanuit hun emoties, gevoel en ideeën redeneren. Haidt gelooft dat iedereen altijd naar de gewenste uitkomst toe redeneert. Hij gelooft dat iedereen voortdurend reclame aan het maken is voor zichzelf en de eigen groep.

Wanneer je op die manier een brug bouwt, moet je niet vreemd opkijken, als die brug zich niets van al je gecommuniceer aantrekt en gewoon instort. De Natuur trekt zich weinig aan van je 'mooie' gebabbel.

Haidt zit dus kennelijk volledig in de alfacultuur en kan zich niet goed voorstellen dat er ook nog zoiets als bèta's bestaan. Mensen die boeren, die bruggen bouwen, die dingen maken, die zich beperken tot de harde feiten, vindt hij uiterst vreemd ('WEIRD') en verdacht. Hij ziet dat als zieke persoonlijkheden. Ze zijn niet normaal. Gezonde mensen denken zoals hij, als een alfa.

Zijn tweede stelling houdt in dat 'moraliteit' een complex begrip is, dat niet terug gebracht kan worden tot slechts twee onderliggende dimensies: letsel en eerlijkheid. Haidt gelooft dat er in totaal iets van vijf of zes onderliggende dimensies moeten zijn om 'moraliteit' te verklaren. (In zijn boek gaat hij uit van zes onderliggende dimensies, maar in een artikel van hem met anderen, waren het er slechts vijf. Kennelijk is er in de loop van de tijd een extra dimensie bijgekomen.)

Een probleem bij deze tweede stelling is dat (via zijn boek) niet duidelijk wordt, hoe je 'moraliteit' moet meten en of dat ook inderdaad wil (een betrouwbare en valide maat oplevert). De gegevens die hij met betrekking tot zijn stelling presenteert in zijn boek, zijn niet overtuigend en suggereren eerder het tegenovergestelde. Wat Haidt 'moraliteit' noemt, lijkt in werkelijkheid eerder een enkele variabele in te houden, namelijk bevooroordeeldheid.

De derde stelling van Haidt houdt in dat wat hij 'moraliteit' noemt, de leden van de grote groep verbindt en verblindt. Met andere woorden: moraliteit komt voor Haidt overeen met geloof, ideologie en opvattingen van een grote groep mensen.

Geloof (ideologie) is wat de mensen van een machtige groep gemeenschappelijk hebben en stuurt ze aan (werkt als 'mand', als opdracht) waarbij ze niet langer oog hebben voor de externe werkelijkheid en externe normen. Hun leiders hebben opdracht gegeven, zij voeren slechts orders van boven uit en doen dat graag en fanatiek, in het bijzonder wanneer het om agressie gaat tegen een zwakkere partij. Het is geloof dat de leden van de groep verbindt en verblindt. Geloof, althans irrationeel geloof, is de basis van alle discriminatie en agressie, lijkt het.


Zwevend en onlogisch

Bij het soortenmodel heb ik geprobeerd zo zorgvuldig mogelijk alle empirisch bekende feiten samen te vatten in zo min mogelijk stellingen. De stellingen vormen daarbij een in elkaar grijpend geheel. De ene stelling kan niet zonder de andere.

Haidt redeneert echter niet vanuit empirisch bekende waarnemingen, maar vanuit zijn geloof. Hij denkt al te weten, hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Het probleem is alleen nog om de toehoorder emotioneel te overtuigen. (Ik geloof niet dat het doel van Haidt is de toehoorder iets duidelijk te maken anders dan dat hij geweldig is. In zijn taalgebruik is hij uitermate slordig, zijn verwijzingen kloppen bijna voortdurend niet, en hij zit zaken te verhullen en opzettelijk te vervagen.) Doordat hij alleen de toehoorder emotioneel wil overtuigen, ontbreekt een stevige empirische basis in zijn verhaal. Haidt ziet dat vermoedelijk niet als een probleem, want zijn publiek wordt overtuigd door emoties en niet door feiten.

Zijn stellingen grijpen daarbij niet echt in elkaar. Stelling 2 kun je bijvoorbeeld probleemloos weglaten. De reden om die stelling op te nemen, was kennelijk te benadrukken dat 'moraliteit' een complex iets moet zijn. Alfa's geloven dat ze in een complexe wereld leven, waarbij zij de enige persoon zijn die die complexiteit volledig begrijpt en kan duiden. (Wat er aan onderzoek is, maakt vooral het tegenovergestelde duidelijk: alfa's voorspellen omgekeerd, ze doen aan wensdenken. Wat ze voorspellen, gebeurt in doorsnee juist meestal niet. De verklaring: ze denken in wensen en niet, zoals bèta's in beschrijvingen.)


Irrationeel geloof bindt de groepsleden

Wanneer je langer naar de drie stellingen van Haidt kijkt, ga je zien dat het een soort omgekeerde piramide is. Het centrale geloof van Haidt is stelling 3: 'moraliteit' is de X-factor die grote groepen mogelijk maakt. Mensen in de grote groep worden verenigd door hun geloof, hun ideologie, hun 'moraliteit'. Het geloof bindt de groepsleden.

Voor deze stelling bestaan inderdaad goede argumenten, denk ik. Doordat mensen in de alfacultuur gevangen zijn in hun groep, zien ze de externe werkelijkheid en harde normen niet langer. Ze zijn een onderdeel van de machtige groep geworden. Hun geloof verbindt en verblindt. Hun geloof is daarbij geen tact (beschrijving), maar een mand (opdracht). Het gaat om irrationeel geloof.


Is geloof de moeder van alle discriminatie en niet uiterlijk?

Stelling 2 gaat vervolgens over de verschillen in geloof tussen groepen. In de bewoordingen van Haidt: verschillen in 'moraliteit'. Haidt denkt dat de geloofsopvattingen van grote groepen op zes punten fundamenteel van elkaar verschillen. Je kunt dat wel denken, maar je moet dat ook nog even aantonen. Zijn boek vind ik op dit punt weinig overtuigend.

Uitgaande van het soortenmodel zou je verwachten dat alle alfa-geloof op hetzelfde neerkomt (wij zijn superieur en het sterkst en mogen daarom doen, waar we zin in hebben). Je zou dan verwachten dat er slechts één factor is, waarop samenlevingen werkelijk van elkaar verschillen: de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid). Een samenleving met weinig bèta's ziet er totaal anders uit en gedraagt zich totaal anders dan een samenleving waarin de bèta's nog de overhand hebben.

Bèta's geloven ook, maar op een totaal andere manier dan alfa's. Bij de alfagroep gaat het om irrationeel geloof: het is zo, omdat de Grote Leider het zegt. Bij de individualistische bèta's gaat het om rationeel geloof: het is zo, omdat de Natuur het zegt. Wanneer Haidt gelijk heeft met stelling 2 (de opvattingen van samenlevingen verschillen op zes verschillende punten) is er een probleem met het soortenmodel.

Wanneer Haidt niet gelijk heeft (met stelling 2) en het soortenmodel inderdaad klopt, zou je verwachten dat geloof de moeder van alle discriminatie moet zijn en niet uiterlijk (zaken als kleding, ras, huidskleur, spraak en taal). Je kunt wel een bende vormen van mensen die allemaal gelijk denken, maar er verschillend uitzien. Je kunt niet een bende vormen van mensen die allemaal verschillend denken, maar er gelijk uitzien. Voor bendevorming is het geloof (en gedrag) doorslaggevend en niet het uiterlijk. Als je behoort tot de bende, geloof je hetzelfde als de bendeleden. Alles met een ander geloof is de vijand.

Verder zou je (als het soortenmodel klopt) verwachten dat het verschil in geloof tussen alfa's en bèta's (irrationeel versus rationeel geloof) het onderscheid is dat de mensen in de alfacultuur het sterkste triggert. Dit is qua geloof de grootst denkbare tegenstelling die mogelijk is. Dit is de rode lap die de alfastieren dol maakt.

Hiervan uitgaande is voor alfa's ieder loslopende bèta iets waarop gejaagd moet worden, tot dat het verdreven of onderworpen is. Bèta's zijn wezens die voortdurend kunnen gaan roepen, dat de keizer geen kleren draagt en zijn verder door hun productie ideale slachtoffers om te onderwerpen en uit te buiten.


Volg je emoties in een feitenvrije wereld

De eerste stelling van Haidt heeft betrekking op de basis van geloof. Dit is de stelling die Haidt gebruikt als binnenkomer. Op dezelfde manier gebruikte hij het citaat van King als binnenkomer. Via deze stelling probeert hij het vertrouwen van de lezer te winnen. Ogenschijnlijk klopt deze eerste stelling. We reageren eerst emotioneel en gericht nadenken komt pas later. Verder is in de alfagroep het emotionele reageren de basis van het bestaan. Men hanteert het emotionele systeem, systeem 1:  het babbelpraat-systeem.

Maar Haidt beperkt zijn eerste stelling niet tot mensen in de alfagroep. Hij ziet de stelling als iets dat voor alle mensen geldt. Zodra je ook bèta's in aanmerking neemt, klopt zijn stelling niet meer. Ook bèta's hebben natuurlijk hun emoties, maar als het goed is, vertrouwen ze die niet blindelings. Bij bèta's geeft -- als het goed is, het blijven mensen -- uiteindelijk 'strategic reasoning' de doorslag. 'Je kunt dat wel doen, maar dan zal er dat en dat gebeuren. Is dat wel, wat je wilt?'

Verder verandert in de vele bladzijden die Haidt over deze eerste stelling doorleutert, geleidelijk aan de inhoud van de stelling. Eerst is de stelling neutraal: emoties komen eerst, daarna pas het kritische denken. Systeem 1 levert 'snel denken', systeem 2 levert 'traag denken'. Dat klopt allemaal met wat er bekend is.

Op het einde van alle hoofdstukken over deze stelling is de betekenis van de stelling echter totaal anders geworden. De boodschap is nu geworden: volg je emoties, feiten bestaan niet. Doe wat je gevoel ingeeft en laat je niet remmen door redelijke overwegingen. Rationeel denken is een illusie. Een boodschap die doet denken aan het evangelie van Adolf Hitler. Ook hij had een grote weerzin tegen rationeel denken en rationele denkers.


Maakt geloof grote groepen mogelijk?

Monden de drie stellingen van Haidt inderdaad uit in de centrale stelling die hij eerder gaf? Volgens mij niet. De centrale stelling van zijn boek (mensen zijn 'morele' wezens en kunnen daardoor grote groepen vormen) is stelling 3, maar geformuleerd in belangrijk andere bewoordingen.

Uit de formulering van stelling 3 kun je afleiden dat Haidt kennelijk iets bedoelt als: het geloof is wat de groepsleden verbindt en verblindt. De formulering van de centrale stelling suggereert echter iets dat veel verder gaat: mensen zouden goede wezens willen zijn. Ze zouden een gigantische drive hebben om goed te willen zijn. Die formulering klopt ook met de ondertitel van het boek: "Why good people are divided by politics and religion".

Maar zelfs wanneer je stelling 3 in essentie accepteert (het irrationele geloof bindt de groepsleden) dan volgt daar op geen enkele manier uit, dat mensen goed zouden willen zijn. Ook de tweede stelling kan die koppeling tussen geloof en 'goed willen zijn' niet verklaren en ook de eerste stelling niet.

Het 'goed willen zijn' is kennelijk toegevoegd om het verhaal 'mooier' (beter verkoopbaar) te maken. Haidt predikt duidelijk voor een vooringenomen publiek. Dat publiek wil horen, Adolf wist het al, dat het heel erg oké is, maar de rest van de wereld niet. (Die rest van de wereld bestaat volgens Haidt uit niet-deugende, abnormale 'WEIRD' mensen. In termen van deze blog: uit bèta's.)

Klopt de centrale stelling van Haidt, wanneer we die koppeling met 'goed zijn' even negeren? Als we veronderstellen dat 'moraliteit' bij Haidt neerkomt op iets als geloof, ideologie, overtuiging? Is het inderdaad het irrationele geloof van de grote en machtige groep dat de samenleving mogelijk maakt en in stand houdt?

Volgens mij niet. Die grote, machtige groep is alleen mogelijk wanneer die kan parasiteren op een onderliggende laag van producerende bèta's. Zonder die laag stort de boel in elkaar. Wanneer je dus in je onderzoek alle mensen van een samenleving betrekt, zul je die tweespalt terug moeten vinden. En dat doen we ook, want anders zouden we bevooroordeeldheid niet betrouwbaar kunnen meten.

Heeft Haidt gelijk wanneer je zijn stelling beperkt tot alle mensen in de alfacultuur (de grote, machtige groep)? Wat de leden van de bende van de strongman bindt, is een bepaald geloof. Het is niet het uiterlijk, het is niet de taal die men spreekt, het is niet het ras, maar het is het irrationele geloof dat ze gemeenschappelijk hebben. Op dit punt lijkt Haidt gelijk te hebben.

Maar is dat echt zo? Laten we veronderstellend dat dit het geval is. Dan zijn er bij het aantonen twee problemen. Allereerst: hoe meten we dat geloof precies? Ten tweede: hoe bepalen we of iemand wel of niet lid is van de alfacultuur?

Volgens Haidt is 'moraliteit' een zeskoppig monster. Als dat inderdaad zo zou zijn, lijkt de veronderstelling uiterst twijfelachtig te worden. Het is moeilijk voorstelbaar dat de mensen in een machtige groep op 'zes' fundamentele punten overeenstemmen. En vervolgens zit je nog met het tweede probleem. Op die manier ingevuld wordt de stelling een oncontroleerbaar verhaal.

Maar wat moeten de leden van de machtige groep precies geloven? Uitgaande van het soortenmodel zijn dat twee zaken. Ze moeten hun veiligheid en bestaan zoeken in de machtige groep en zich willen onderwerpen aan de leiders daarvan. Of ze moeten geloven dat de top van de groep die plaats op Aarde is, die alles rechtvaardigt. Met andere woorden: ze moeten autoritaristisch of sociaal-dominant of beide tegelijk zijn. De resultante van die twee basis-variabelen meten we als bevooroordeeldheid. Het irrationele geloof houdt in essentie slechts in dat men bevooroordeeld is.

Hoe meten we dan het lid zijn van de machtige groep of dat willen zijn? Om lid te worden van de machtige groep moet men natuurlijk bevooroordeeld zijn. De centrale stelling van Haidt reduceert dan tot: mensen die (willen) behoren tot de machtige groep scoren hoger op bevooroordeeldheid dan bèta's. Bevooroordeeldheid is dan de factor waardoor de leden van de alfacultuur zich onderscheiden van bèta's. En dat was precies de reden om het de 'alfa-bètafactor' te noemen.

Haidt heeft dan op twee punten ongelijk. Allereerst ziet hij de onmisbare bèta's niet. Hij ageert er wel tegen, maar negeert ze vervolgens. Vermoedelijk omdat hij ze ziet als afwijkend van zijn norm. Zijn blik is beperkt tot de machtige alfagroep, waartoe hij zelf behoort. Hij beperkt zich daardoor tot de alfakant van de samenleving. Maar zonder bèta's valt de basis onder de alfa-bètafactor weg. Hij ziet slechts één kant van de medaille en denkt dan de hele wereld te zien.

Ten tweede gelooft Haidt dat 'moraliteit' een zeskoppig monster vormt. De geloven van verschillende culturen zouden op 6 fundamentele dimensies van elkaar verschillen. Maar als het soortenmodel klopt, gaat het slechts om een enkele variabele waarop culturen slechts beperkt van elkaar verschillen: de mate van bevooroordeeldheid. Anders geformuleerd: is het nog sterk een bèta-samenleving of is het inmiddels vooral een alfa-samenleving geworden?

















Koyaanisqatsi en het klimaatprobleem


'Koyaanisqatsi' is een Hopi-woord en betekent zoveel als: foute manier van leven. In een normaal bestaan moeten we eten zoeken en dergelijke (rationeel denken om te produceren en te overleven) en willen we samen genieten van de vruchten van ons werk (irrationeel babbelen tijdens de consumptie om de onderlinge band te versterken).

Volgens de Hopi-legende (en volgens het -- volledig op empirisch onderzoek gebaseerde -- soortenmodel) zitten er aan koyaanisqatsi drie aspecten:
1. het treft uiteindelijk de hele samenleving;
2. het leidt tot zelf-vernietiging;
3. voorbij het punt van no return, is het niet meer mogelijk zonder ramp terug te keren naar een normaal bestaan.

Hebben we als samenleving inderdaad koyaanisqatsi bereikt? Is onze blik zo naar binnen gekeerd, dat we externe bedreigingen niet langer zien? Is onze systeem 1 reactie zo sterk geworden, dat het in confrontatie met externe bedreigingen niet langer lukt over te schakelen op de systeem 2 reactie? Anders geformuleerd: reageren we via het snelle, emotionele systeem op externe bedreigingen of via het trage, rationele systeem?

Asha ten Broeke stelde naar aanleiding van onze reactie op het klimaatprobleem in de Volkskrant van 12 juli 2019 dat ze dacht, dat we koyaanisqatsi bereikt hadden. We zijn zo gericht geraakt op consumptie en status, dat we die verhalen over externe bedreigingen niet langer serieus nemen. We zijn het point of no return gepasseerd.

In mijn vorige blogpost wees ik onder andere op de lange duur. Het CO2-probleem werd al aangekaart door Arrhenius aan het einde van de negentiende eeuw. Inmiddels zitten we al bijna twintig jaar in de eenentwintigste eeuw en is het probleem alleen veel malen groter geworden. We zijn er dus niet in geslaagd effectieve actie te ontwikkelen.

Dat niet in actie kunnen komen, kan echter misschien ook anders verklaard worden. Laten we daarom rechtstreekser kijken. Wat is de mening van de Nederlanders over het klimaatakkoord van het kabinet Rutte?

Volgens I&O-research is 34 procent van de Nederlanders positief en 26 procent negatief (hier). De meeste mensen hebben dus kennelijk geen mening op dit punt. Maar van de mensen die wel een mening heeft, vinden de meesten het klimaatakkoord prima. Het idee is kennelijk: als het maar niet te veel geld gaat kosten. Als we maar gewoon door kunnen gaan.

Geloven de Nederlanders echt dat door het akkoord het klimaatdoel van Parijs (40 procent minder uitstoot in 2030) gehaald zal worden? Slechts 14 procent gelooft dat. Men realiseert zich dus in overgrote meerderheid dat dat doel niet gehaald zal worden, maar men vindt het wel best zo. Men gelooft het wel. Men wil vooral lekker doorgaan op de manier waarop men bezig is. Na ons de zondvloed.









maandag 15 juli 2019

Hebben we koyaanisqatsi bereikt?


Laatst bijgewerkt: 3-8-2019 om 13.43


Hebben we koyaanisqatsi bereikt? Asha ten Broeke denkt, in de Volkskrant van 12 juli, van wel. 'Koyaanisqatsi' is een woord uit het Hopi. Het bestaat in feite uit twee delen: 'koyaanis' en 'qatsi'. Het eerste betekent 'corrupt', het tweede 'leven'. Je zou dus ook kunnen zeggen: 'corrupt leven'.

Wat is 'corrupt leven'? In de Bijbel kom je die toestanden ook al tegen. De ene zoon is serieus en werkt hard. De andere maakt er een potje van, maakt al het geld op, wil alleen feest vieren, krijgt verkeerde vrienden en neemt het met de regels niet al te nauw.

Ook het verhaal van Kaïn en Abel illustreert beide uitersten. De een is een succesvolle boer. De ander wordt daardoor jaloers en slaat de bron van zijn 'ellende' dood. Daarna doet hij alsof hij van niets weet.

Het vervolg van die geschiedenis is ook van belang. Kaïn werd niet stevig gestraft voor zijn wandaad, maar sticht later een stad. Lees: hij onderwierp met zijn geleuter en agressie de boeren in een groot gebied en leefde vervolgens als een prins. De corrupte manier van leven bleek in zijn geval een gouden weg naar een mooi leven. Ook de oude Joden kenden het probleem dus al.

In de opvatting van de Hopi-indianen gaat koyaanisqatsi nog een stap verder. Mijn Engelse bron (hier) schrijft er dit over: "[it] engulfs an entire community and constitutes a point of no return, only a new beginning could remedy the situation." De corrupte manier van leven tast de hele samenleving aan. Op het laatst is de rot zo wijd verbreid dat de samenleving ten onder gaat.

De Hopi hebben een legende om de vloek van koyaanisqatsi te beschrijven. De mensen in het dorp hebben het goed en leven in vrede. Maar doordat ze het goed hebben, gaan ze zich vervelen. Dan leren ze een gokspel 'totolospi' kennen. Dat werkt verslavend. Op het laatst speelt vrijwel iedereen het dag en nacht. Ze maken zich niet langer druk over het werk dat gedaan moet worden. Ze behandelen elkaar niet langer met respect. Hun leven en bestaan is corrupt geworden.

In het verhaal gaat de dorpsleider elders hulp zoeken. Dat resulteert in een vuurstorm die over de prairie nadert. De spelers van het gokspel willen echter niet geloven dat er buiten hun 'veilige' vesting een vuurstorm nadert. Het zal wel een smoes zijn om hen te laten stoppen met spelen, denken ze. Tegen de tijd dat ze zich realiseren dat de vuurstorm echt is, is het te laat. Waar vroeger het dorp stond, vind je nu alleen nog de stenen resten.

Wat is de reden voor Ten Broeke om te denken dat we koyaanisqatsi bereikt hebben? De reden is het klimaatprobleem. Eigenlijk niet het klimaatprobleem, maar onze lapzwanzige reactie op het klimaatprobleem. Terwijl de tekenen aan de wand overvloedig zijn, gaan we dapper door met feestvieren en geloven we, dat het allemaal niet zo'n vaart zal lopen. Het lukt niet om tot doeltreffende actie te komen.


Koyaanisqatsi en de alfa-bètafactor

Wat ik mooi vind aan het woord 'koyaanisqatsi' is dat het helder uitdrukt waar de alfa-bètafactor voor staat. De mensen die hoog scoren (bevooroordeelde mensen, alfa's, double-highs), omarmen het corrupte bestaan. Ze focussen op de goede dingen des levens, wat op zich niet altijd verkeerd is, maar de balans is bij hen zoek. 'Koyaanisqatsi' wordt ook wel vertaald als: leven uit balans (hier).

In een gezond bestaan, moeten we produceren en moeten we ook kunnen genieten van de vruchten van onze productie. Bij een 'fout leven' willen we alleen nog maar genieten en zien we productie en het oplossen van problemen als inferieure zaken, waar wij te goed voor zijn. Om de top te bereiken en van het goede leven te kunnen genieten, is alles toegestaan, mits het maar niet normaal, hard werken is.

De Hopi geloven dat koyaanisqatsi de hele samenleving aantast. Ik denk dat dat klopt. Zodra iemand de gouden weg naar een overvloedig bestaan ontdekt heeft, volgt de rest. Daarbij begint de vis altijd aan de kop te rotten en in samenlevingen is dat niet echt anders. (In de Hopi-legende klopt dit punt niet helemaal, omdat daar de dorpsoudste de hulp van de 'goden' inroept.) Het omarmen van fraude en corruptie, het negeren van afspraken en regels, begint aan de top. Zodra die het foute voorbeeld geeft, volgen de lagere regionen.

Het werkt als een besmetting. Zodra de een stopt met werken en zich overgeeft aan alleen maar feestvieren, denkt de volgende: dan ik ook. Uiteindelijk is de volledige samenleving aangetast: iedereen is vooral bezig met het grijpen van de goede dingen van het leven. De zorgen voor de dag van morgen zijn voor wie dan leeft.

De column van Ten Broeke (in de papieren krant) is getiteld: 'De vloek van koyaanisqatsi'. De Hopi koppelen koyaanisqatsi aan zelfvernietiging. Zodra het evenwicht tussen serieus werken en genieten verstoord is, is de samenleving op weg naar zelfvernietiging. De alfa-bètafactor formuleert het wat anders, maar komt tot dezelfde conclusie. Alleen een ramp kan de zaak nog terugdraaien.

Hoe komt die vloek precies tot stand? In de Hopi-legende zie je, dat de blik naar binnen gekeerd is. De spelers gaan zo op in hun spel dat ze geen aandacht meer schenken aan de gevaren in de omringende wereld. Dat is een treffende omschrijving, lijkt me. Het klopt met wat we weten over de alfa-bètafactor.

Alfa's zijn bezig hun emoties en drijfveren uit te dragen en te realiseren en hebben niet langer oog voor de externe werkelijkheid. De externe werkelijkheid is voor hen weggevallen, ze leven in een sociale werkelijkheid. Het gaat erom dat andere mensen doen, wat men wil. Zoals een kind om ijs kan zeuren en niet zal stoppen voor het zijn doel bereikt heeft. 'Ik wil ijs en ik wil het nu!'

Bèta's analyseren wat er allemaal in de wereld gebeurt en proberen daar verstandig mee om te gaan. Ook zij willen ijs, maar het moet wel kunnen en brood op de plank is misschien belangrijker, terwijl veiligheid voor alles gaat.

Het woord 'koyaanisqatsi' is dus niet alleen heel treffend gekozen, maar de Hopi hebben het begrip ook ingebed in een geloof, een theorie. Samengevat, allereerst geloven ze dat het euvel uiteindelijk de hele samenleving aantast. Ten tweede geloven ze dat de foute manier van leven leidt tot zelf-destructie. Alleen een ramp kan de verslaving aan genot, plezier en gezelligheid nog verstoren. (Zelfmoord-goeroes opgelet! De Hopi hebben een werkende theorie over zelfdestructie.) Ten derde geloven de Hopi in een 'point of no return'. Wanneer een samenleving eenmaal te ver heen is, valt ze niet meer te redden. Alleen een ramp kan nog zuiverend werken.

De Hopi-theorie van koyaanisqatsi
------------------------------------------------------------
1. Het tast uiteindelijk de hele samenleving aan.
2. Het leidt uiteindelijk tot zelf-destructie.
3. Voorbij het 'point of no return' valt de samenleving niet meer te redden.
------------------------------------------------------------

De Hopi-theorie komt overeen met wat we op grond van het -- volledig op empirisch onderzoek gebaseerde -- soortenmodel verwachten. Rijke samenlevingen hebben de neiging te alfaïseren: ze schuiven steeds verder op in de alfarichting. Het genieten en consumeren krijgen prioriteit, productie wordt gezien als een probleem voor de lagere klasse. Dat kan alleen als de maatschappelijke verschillen steeds extremer worden. Voorbij een bepaald punt is er geen terugkeer meer mogelijk. Het bestaan is letterlijk corrupt geworden. Men bestaat door andere mensen te onderdrukken, te vertrappen en te discrimineren. Tenslotte is de alfaïsering zo volledig, dat alle opdoemende problemen uit de harde buitenwereld een probleem te veel zijn. De samenleving is ten dode gedoemd.


Na ons de zondvloed!

Heeft Ten Broeke gelijk? Hebben we inderdaad koyaanisqatsi bereikt? Zijn we te lang doorgegaan met onze foute manier van leven waarbij we alleen focussen op welvaart en genot en de problemen van productie overlaten aan de maatschappelijke onderklasse en de harde natuur?

Ik heb net een nieuwe tv geïnstalleerd. In verhouding tot wat er allemaal verkrijgbaar is, een eenvoudig ding. Strikt genomen deed de oude beeldbuiskast het nog prima, maar de tweede retro-spelcomputer liet zich daar niet op aansluiten. Het installeren van een moderne tv blijkt dan geen kleinigheid meer te zijn.

Na aansluiting op internet reageert de tv traag en vreemd. De volgende dag wordt duidelijk waarom. De tv heeft zichzelf geüpdatet, iets dat enkele uren duurde, maar men is vergeten dat even te melden. Dan zijn er iets van 150 of meer tv-zenders die via de kabel binnenkomen, mits het decoder-interface correct aangesloten is. Dat interface moet echter alsnog besteld worden en blijkt daarna verkeerd aangesloten te zijn. Waarom zou je een aansluiting ook zo maken dat een cassette er slechts op één manier inpast?

Ziggo blijkt via interactieve tv een hele reeks HBO-films en -series aan te bieden, die we gratis kunnen bekijken. Uiteraard wil je als modern mens Netflix ook geïnstalleerd hebben op je tv. En natuurlijk moeten we ook clips op YouTube kunnen kijken. Behalve de Super-NES moet er ook nog een Chromecast aangesloten worden. Op die manier kun je de beelden van je smartphone probleemloos op het scherm krijgen. Dan is er ook nog een collectie dvd's met de bijbehorende recorder. Het geheel bleek meer aansluitingspoorten te vragen dan waarover deze moderne tv beschikte. Een switch met haar eigen afstandsbediening blijkt dat probleem op te kunnen lossen, maar moet natuurlijk eerst wel besteld worden. En natuurlijk kan een bedrade koptelefoon echt niet meer en moet die dus vervangen worden door een draadloos exemplaar.

Wat ik tijdens het installeren zie en hoor, is niet mis. Het beeld is fantastisch, het geluid geweldig en je wordt overspoeld met prachtige plaatjes vol beweging, zodat je onbedoeld geboeid blijft kijken. Tegenwoordige mensen leven in een zee van overweldigend mooie, bewegende plaatjes. Je weet soms niet, wat je ziet. Het is begrijpelijk dat mensen daar naar kijken en dat ze daar meer naar kijken, dan misschien verstandig is. Wat levert al dat tv-kijken op, behalve dat het onze aandacht gevangen houdt en veel meer tijd kost, dan gezond lijkt? Leidt het tot meer begrip? Ik betwijfel dat ten zeerste.

Vroeger begrepen we weinig van begrip. Inmiddels weten we dat begrip komt in twee varianten. Je hebt het passieve begrip dat automatisch ontstaat, waar je niets voor hoeft te doen en dat je ongemerkt toch belangrijk verandert. En we hebben wat je het actieve begrip zou kunnen noemen. Je bent op zoek naar een antwoord en je probeert het juiste antwoord te vinden. Actief begrip is traag denken en gaat via het rationele systeem 2. Maar wie tv zit te kijken, hanteert normaal systeem 1: het automatisch werkende emotionele systeem. Je moet dus verwachten dat tv-kijken leidt tot meer emotioneel denken en minder rationeel denken. Door tv-kijken worden we ongemerkt steeds 'rechtser' zou je verwachten.

Wanneer je naar kranten en tijdschriften kijkt en naar nieuwssites, zie je iets soortgelijks. Mensen worden overspoeld met verhalen en geleuter. In de wijk waar ik kranten bezorg, met ruim 400 niet al te goedkope woningen, krijgen slechts ongeveer 20 woningen een 'serieuze' krant. De meeste woningen krijgen niets. Als je je realiseert dat in die woningen een 1200 mensen wonen, ligt het aantal mensen dat een 'serieuze' krant leest vermoedelijk rond de 2 of 3 procent. De meeste mensen hebben kennelijk weinig belangstelling voor wat er precies in de buitenwereld gebeurt. De blik is naar binnen gekeerd. Men wil genieten, men wil lol hebben, men wil een mooi huis, een grote auto, vaak op vakantie en vooral iemand zijn.

Bij resultaten van hbo-studenten zag ik dat dat het vermogen om feiten en meningen te scheiden rond het toevalsniveau ligt of zelfs daaronder. Wanneer je je verdiept in een boek zoals dat van Haidt (zie mijn vorige blogpost), dan zie je dat de meeste lezers van dat boek -- afgaande op de reviews op Amazon.com -- zich niet realiseren dat er het nodige mis is met dat boek.

In de Hopi-legende laten de mensen hun gezamenlijke normen los. Ze worden zo in beslag genomen door hun spel, dat ze de harde werkelijkheid niet langer willen zien. Het werk op de velden dat gedaan zou moeten worden, wordt niet langer gedaan. Men behandelt elkaar onheus. Gaat het bij ons echt anders?

Ten Broeke heeft het over het klimaatprobleem. Maar wie naar de buitenwereld kijkt, ziet dat dat niet het enige probleem is, dat speelt. Er is het probleem van de verdwijnende soorten. Zonder de Natuur zullen mensen uiteindelijk niet kunnen overleven. Wanneer die Natuur in een ongekend tempo aan het uitsterven is, is dat een stevig probleem. Ik hoor zelden iemand die zich er druk over maakt.

Een volgend probleem is de overbevolking. De mensheid lijkt bezeten te zijn door het idee dat de hele planeet propvol mensen moet worden gepropt. Je hoort wel allerhande initiatieven om ziekten uit te roeien en leefomstandigheden te verbeteren, maar een serieuze aanpak van het bevolkingsprobleem is tot nu toe alleen ondernomen in China.

Hoe gaat men om met het klimaatprobleem? Svante Arrhenis berekende in 1896 als eerste dat een verdubbeling van het CO2-gehalte in de Aardse atmosfeer zou leiden tot een opwarming van 4 tot 6 graden Celsius (hier). In 1938 stelde G.S. Calendar dat het CO2-niveau opliep en dat dit leidde tot verhoging van de wereldwijde temperatuur. In 1950 'ontdekten' enkele onderzoekers bij toeval dat de temperatuur op Aarde inderdaad opliep. In de zestiger jaren van de vorige eeuw begon C.D. Keeling het CO2-niveau regelmatig te meten. Wat hij vond, was dat het niveau snel opliep.

In 1988 werd het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) opgericht. Inmiddels zijn we 2019. Het CO2-niveau loopt sneller op dan ooit tevoren, evenals de wereldwijde temperatuur. Na meer dan honderd jaar afwachten en leuteren, is men nog steeds niet in staat gebleken om te komen tot effectieve actie.

Hoe is dat mogelijk? De resultaten van het empirische onderzoek naar het Holocaustprobleem zijn samengevat in het soortenmodel. De centrale factor in dat model is de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid). De bètakant van de samenleving focust op productie en het oplossen van problemen. De alfakant focust op consumptie en macht. Wanneer een samenleving te sterk focust op consumptie, macht en strijd, is ze niet langer in staat problemen op te lossen.

Of, zoals de Hopi zeggen: koyaanisqatsi is bereikt. We vieren feest en het verhaal over de wereld die in brand staat, geloven we niet echt. Na ons de zondvloed!












donderdag 11 juli 2019

De merkwaardige 'oplossing' van Jonathan Haidt voor het geweldsprobleem


Jonathan Haidt begint zijn boek (The Righteous Mind, Why Good People are Divided bij Politics and Religion, 2012) met de stelling dat hij het geweldsprobleem wil oplossen. Mensen maken elkaar nogal eens om onduidelijke redenen een kopje kleiner of proberen elkaar op andere manieren te beschadigen. Hij suggereert dat hij zijn leven lang al bezig is geweest, dat probleem op te lossen. Heeft hij inderdaad een oplossing en wat is die oplossing dan precies?

In de tweede paragraaf van zijn boek (die paragraaf valt hier online volledig te lezen) beschrijft hij kort zijn 'oplossing'. Zo'n samenvatting aan het begin van een boek is op zich heel prettig. Lees dat korte stukje goed en je weet globaal wat er in dat dikke boek staat. Maar juich niet te vroeg.


Nepwetenschap

Het is maar een kort stukje, die tweede paragraaf. In mijn Kindle-reader op de Ipad nog niet een scherm lang. In totaal vier alinea's. Het is een stukje waar je in eerste instantie snel doorheen leest. Wanneer je je echter wat langer verdiept in de boodschap van Haidt, leveren die paar regels eindeloos veel problemen op. Wat bedoelt hij precies? Het is een zee van diepzinnige, vage termen.

Het probleem ontstaat in zekere zin ook doordat Haidt en ik totaal verschillend denken. Haidt gooit er als het ware gezellig een eindeloze stroom woorden uit, die als je niet kritisch luistert, allerhande gevoelens bij je oproepen en zo, zonder dat je je dat realiseert, nieuwe koppelingen bij jezelf aanleggen. Doordat je bepaalde koppelingen (onjuistheden) steeds weer hoort verkopen, worden ze normaal, je stompt af. Op het laatst kun je je over die onjuiste beweringen niet meer druk overmaken. Iemand als Trump hanteert dezelfde techniek.

Haidt geeft die methode iets verderop in zijn boek ook openlijk toe. Hij hangt een omslachtig verhaal op om je gevoelsmatig voor zijn standpunt te winnen. Hij propageert een bepaalde ideologie, hij maakt reclame voor zichzelf en zijn 'theorie'.

Als empirisch wetenschapper wil je echter graag een duidelijk probleem, je wilt weten hoe de data verzameld zijn (de waarnemingen), wat dat aan resultaten opleverde en welke conclusie de auteur daaruit trekt. Daarna beslis je zelf wel, wat je op grond van die informatie gelooft.

Dat betekent ook, dat zodra je merkt dat een auteur vooringenomen is, de grond onder zijn publicatie wegvalt. In dat geval gaat het immers om reclame of propaganda, en kan er op alle mogelijke manier informatie zijn weggelaten of anders weergegeven dan objectief gezien zou moeten. Haidt lijkt duidelijk in deze foute categorie van propagandisten, verkopers en reclamemakers te zitten. Dat maakt het lezen en natrekken van zijn verhaal uiterst tijdrovend.

Haidt presenteert zichzelf als de grote wetenschapper, maar empirisch wetenschappelijk gezien is het vooral geleuter. Een solide fundament van herhaalbare waarnemingen ontbreekt. Het is vooral geroeptoeter. Haidt plaatst voortdurend literatuur-verwijzingen in zijn tekst, maar wie de moeite neemt die na te trekken, ziet dat het geen relevante of overtuigende bronnen zijn. In veel gevallen is zelfs het artikel waarnaar verwezen wordt, op grond van de verwijzing niet eenvoudig te vinden. Het is indrukmakerij op niet kritische lezers.

Waarom dan toch tijd aan zijn boek besteden? Haidt stelt een antwoord op het geweldsprobleem te hebben. In het kader van de vraag die in deze blog centraal staat, ben ik min of meer verplicht zijn antwoord te onderzoeken, hoeveel tijd dat ook kost.

Een volgend punt is dat zijn boek uiterst populair is bij een bepaald publiek. Hoewel er mischien van alles aan te merken valt op zijn verhaal, spreekt zijn boodschap en manier van denken kennelijk een groot publiek aan. Ook dat is een reden om zijn verhaal kritisch tegen het licht te houden.

Dan is er nog het punt dat Haidt onmiskenbaar alfa (double-high, 'fascist') lijkt te zijn (zie mijn twee eerdere blogposts hierover). Iemand die extreem bevooroordeeld is en geweld als hem dat zo uitkomt,  niet schuwt. Anders geformuleerd: Haidt lijkt volledig de eigenschappen van een typische strongman te hebben. De bully op het schoolplein of de dictator in een fascistische samenleving.

Van dergelijke mensen weten we ondertussen behoorlijk veel. Om het simpel te houden: ze scoren hoog op sociale dominantie (ze willen voor alles de top van de sociale piramide bereiken) en ze zijn autoritaristisch (ze zoeken veiligheid en een bestaan in de machtige groep). Die twee variabelen samen betekenen dat ze extreem bevooroordeeld zijn. Ze redeneren niet vanuit feiten, maar vanuit hun vooroordelen en zijn daarbij zeer geneigd tot discriminatie, agressie en irrationeel geloof.

Wanneer zo'n persoon komt met het verhaal een oplossing te hebben voor het geweldsprobleem is het alsof de duivel komt vertellen dat we moeten stoppen met zondigen. Of dat een bekende bankrover je komt vertellen, dat je je geld absoluut veilig bij hem kunt stallen. Of je idee over de persoon klopt niet, of zijn verhaal klopt niet. Die tegenstrijdigheid tussen de persoon en de boodschap die hij beweert uit te dragen, maakt het interessant om zijn verhaal nauwkeurig te bekijken. Mogelijk levert het meer inzicht op in het denken van alfa's.


Geboren om goed te zijn?

Terug naar de samenvatting die Haidt in zijn tweede paragraaf geeft. Die paragraaf heeft de kop: Born to Be Righteous. Hoe moet je dat vertalen? Geboren om goed te zijn is de simpelste vertaling, denk ik. Volgens Haidt hebben we als mensen een obsessie om goed te zijn. Om als goed en fatsoenlijk over te komen in de ogen van anderen en dat betekent ook dat we onszelf graag met die labels etaleren.

Haidt schrijft: "I want to show you that an obsession with righteousness (leading inevitably to self-righteousness) is the normal human condition." Volgens Haidt hebben we als mensen standaard een obsessie met goed zijn, met rechtvaardig zijn.

Dat simpele zinnetje bevat merkwaardig veel informatie. Allereerst, let op het probleem waar we het over hebben. Het probleem waar Haidt wel mee begint, maar dat hij vervolgens mijdt als de pest. Dat probleem is het geweldsprobleem. Rodney King riep op om dat probleem op te lossen. Dat probleem is in het kader van het empirische agressie- en discriminatieonderzoek geconcretiseerd als het Holocaustprobleem. Over dat probleem hebben we het.

Als normaal mens ben je geneigd te denken op grond van dat probleem dat mensen een gebrek hebben aan moraliteit. Dat mensen niet altijd van die lieve, aardige wezens zijn zoals ze zich vaak graag voordoen. Maar Haidt ziet de oplossing van dat probleem tegenovergesteld. Het probleem is niet dat mensen een gebrek aan moraliteit hebben, maar dat ze er juist door gedreven worden. We willen zo vreselijk graag het goede doen en daarom vermoorden we elkaar. Simpel toch?

Dan is er een tweede belangrijk punt. Empirische wetenschappers kiezen een concreet probleem, proberen in het kader van dat probleem waarnemingen (data) te verzamelen en komen vervolgens met een voorzichtige conclusie. Het lijkt erop dat ...

Haidt formuleert in dit zinnetje echter een totaal andere doelstelling. Hij wil zijn lezers ervan overtuigen dat een obsessie met 'righteousness' de normale menselijke conditie is. Hij wil ons winnen voor zijn standpunt, voor zijn geloof. Hij bedrijft reclame voor zijn theorie of ideologie.

Is die theorie toetsbaar? Valt wat Haidt beweert op een of andere manier te toetsen aan de harde empirie? Empirisch wetenschappelijk onderzoek vereist minimaal twee onafhankelijk van elkaar waargenomen variabelen waartussen we een verband proberen te constateren. Wanneer we het bijvoorbeeld hebben over het CO2-niveau in de atmosfeer dan moet daar een tijdstip bij, want dat niveau is niet altijd hetzelfde. (En dan moeten we natuurlijk ook nog de plaats van waarneming en de meetmethode dezelfde houden.)  Wanneer je dat voor CO2 doet, krijg je de beroemde Keeling-curve (hier en hier).

Wat zijn die twee variabelen waartussen volgens Haidt onmiskenbaar een verband zou moeten bestaan? Ik zou het niet weten. Hoe moet je een 'obsessie met righteousness' vaststellen, laat staan meten? Verder stelt hij dat het de 'normale' menselijke conditie is. Met andere woorden: iedereen heeft het in dezelfde mate. Maar dan is het voor mensen een constante en geen variabele. In dat geval valt er dus helemaal niets te meten.

Er lijkt dus geen enkelijke mogelijkheid te bestaan om de theorie van Haidt te falsificeren. Wat je ook aan data aandraagt, hij kan altijd claimen toch gelijk te hebben. Zijn geloof is onweerlegbaar. Met andere woorden: het is een indrukwekkend verhaal, maar ook niet meer dan dat. Het is letterlijk: 'bull-shit'.

Dan zit er een derde merkwaardigheid in zijn stelling. Haidt koppelt heel terloops, alsof het volstrekt natuurlijk is, 'righteousness' aan 'self-righteousness'.  Maar die twee begrippen betekenen in het normale spraakgebruik vrijwel tegenovergestelde zaken. 'Righteousness' is het streven juist en goed te handelen. Maar 'self-righteousness' is het goed praten van je eigen kwalijke gedrag. Het is van jezelf beweren dat je goed gehandeld hebt, terwijl je in werkelijkheid misschien een moord gepleegd hebt.

Een ingenieur die 'goed' probeert te handelen, zal de berekeningen voor zijn brug ettelijke malen checken en laten checken. Want je zult maar een foutje maken, zodat het hele ding instort. Maar een ingenieur die zijn eigen handelen voortdurend goed praat, zal zich over het falen van zijn brug niet al te druk maken. Wat betekenen een aantal doden nu helemaal? Het was toch een prachtige brug, die hij geconstrueerd heeft. En natuurlijk stort zo'n ding na verloop van tijd in. Dat is juist goed, want dat levert nieuwe opdrachten op.


De X-factor en 'goed zijn'

Met andere woorden: wat is nu precies de stelling van Haidt? Dat blijft volstrekt onduidelijk, ondanks het gigantische aantal synoniemen voor 'righteousness' dat hij achterelkaar plakt. Realiseert Haidt zich dat zijn stelling leeg is? Wie verderop in zijn boek leest, merkt aan het einde dat Haidt dat probleem ook ziet. Vervolgens los hij dat probleem echter heel slim op. In deze tweede paragraaf formuleert hij dat, door te stellen: "Our righteous minds made it possible [...] to produce large cooperative groups, tribes and nations".

Eerst krijgen we een eindeloze reeks synoniemen voor 'righteous' te horen. We moeten er vooral van doordrongen raken dat mensen 'righteous' zijn. Vervolgens geeft Haidt toe, dat hij die term eigenlijk op geen enkele manier bruikbaar gedefinieerd heeft. En dan lost hij tenslotte het probleem met een soort geniale tovenaarstruc op. De tovenaarstruc berust echter volledig op het spuien van een eindeloze reeks woorden, waardoor je als normale lezer niet meer precies begrijpt, wat er allemaal gebeurt.

Laat ik het in eigen woorden samenvatten. Haidt veronderstelt een factor X waardoor mensen in staat zijn grote groepen (samenlevingen, civilisaties, naties) te vormen. Wie vertrouwd is met de inhoud van deze blog, weet dat dat idee niet zo gek is. Die factor X bestaat inderdaad en speelt in deze blog een centrale rol. Het is de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid, agressie, irrationaliteit).

Het tweede punt dat Haidt hier stilzwijgend veronderstelt, is dat die factor X benoemd kan worden als 'righteousness'. Ik zou graag willen stellen, dat dat niet kan, maar omdat die term 'righteousness' door Haidt op geen enkele meetbare manier is ingevuld, beweer je dan iets, dat je niet waar kunt maken.

Weet Haidt dat hij het over de alfa-bètafactor heeft? Ik zou denken van niet. Aan de andere kant probeert hij in zijn boek de bètakant systematisch zwart te maken (het zijn kwalijke 'NERDS') en de alfakant systematisch voor te stellen als uiterst goed. Kennelijk heeft hij dus wel een soort vermoeden.

Waarom moet die X-factor benoemd worden als 'righteousness'? Natuurlijk probeert Haidt ook nu zijn verhaal weer wollig te maken. Hij heeft het niet over een eigenschap van mensen, maar een eigenschap van hun 'mind'. En hij heeft het ogenschijnlijk niet over een variabele (iets dat mensen in meer of mindere mate bezitten), maar alle mensen zouden volledig 'righteous' zijn. Een stelling die hij zelf blijkens de rest van zijn boek ook niet echt gelooft. (De NERDS zouden op een vreemde en zieke manier afwijken van het 'normale'.) Vervolgens is er die vreemde twist: het hele begrip wordt opeens omgebogen naar 'self-righteous'. In feite precies het tegenovergestelde. Waarom al die verbale woordkunstenarij?

Haidt is van huis uit moraal-filosoof. Het idee van moraliteit had op hem als filosoof een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Wat is het idee van moraliteit? Mensen hebben ideeën over goed en slecht. Hoe komen ze aan die ideeën? Dat is inderdaad een vraag die Haidt in zijn boek nadrukkelijk probeert te beantwoorden.

Filosofen, en moraal-filosofen vermoedelijk in het bijzonder, hebben echter ook een boodschap voor de wereld. Haidt wil dus aan de ene kant uitdragen, wat hij geleerd denkt te hebben. Terwijl het aan de andere kant voor hem van belang is, zijn boodschap zo relevant mogelijk te maken. Hij koppelt dus het onderscheid tussen goed en kwaad aan factor X, die grote civilisaties mogelijk maakt.

Op zich is die koppeling niet nieuw. In het Oude Testament wordt al de koppeling gelegd tussen kennis van goed en kwaad en het vertrek uit het paradijs (de uitvinding van de landbouw). Wie de Bijbel leest, ziet echter ook al dat het probleem na het vertrek uit het paradijs niet is, dat mensen zo uitermate goed willen zijn, maar dat ze om volstrekt irrationele redenen kwaad bedrijven. Het probleem na de uitvinding van de landbouw is niet, dat mensen opeens veel te aardig worden, maar dat ze irrationeel agressief worden.

We moeten het doen met wat Haidt ons in zijn paragraaf levert. Het enig harde punt is die factor X, waardoor grote civilisaties ontstaan. Als lezers van deze blog weten we, wat factor X is en dat die betrouwbaar, valide en op meerdere manieren gemeten kan worden. Een punt waar Haidt vermoedelijk onkundig van was, hoewel hij kennelijk het nodige vermoedt.

De enige vraag die dan overblijft is: kun je factor X omschrijven als 'righteousness'? Dat lijkt me een verwarrende term voor de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid). Maar als je die zou benoemen als de factor die loopt van 'righteousness' (goed handelen) naar 'self-righteousness' (anderen vertellen dat je goed gehandeld hebt, hoewel dat misschien helemaal niet zo was), dan sla je de spijker behoorlijk op zijn kop. Dat is inderdaad de essentie van bevooroordeeldheid.

In de opvatting van Haidt moeten we vooral onze emotionele alfakant accepteren, versterken en omarmen. Op die manier zullen door onderlinge strijd de sterkste groepen overblijven, gelooft hij. In mijn opvatting is het verstandiger om onze rationele bètakant te versterken. Door elkaar uit te moorden en dwars te zitten, scheppen we uiteindelijk meer problemen dan dat we oplossen.

Vormt het accepteren en idealiseren van onze alfakant daadwerkelijk een oplossing voor het geweldsprobleem? Zelfs Haidt gelooft dat niet. Hij schrijft: "Some degree of conflicts among groups may even be necessary for the health and development of any society." Met andere woorden: conflicten zijn noodzakelijk en houden groepen sterk en gezond. Hij komt dus helemaal niet met een oplossing voor het geweldsprobleem, maar suggereert juist dat geweld een nuttige functie heeft.

Het is leuk bedacht, het klinkt aardig, maar -- empirisch gezien -- lijkt het me volstrekte onzin. Gezonde en rijke samenlevingen vallen niet op doordat ze voortdurend elkaar en anderen de tent uitvechten. Landen als Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken en ook Nederland scoren internationaal gezien zo gunstig, doordat ze het niet zoeken in strijd, maar in productie en oplossingen.