donderdag 31 januari 2019

De drie soorten mensen die 'mooie' verhalen geloven. Gewone gelovigen vormen de doelgroep


De vraag waar het over ging, was: waarom geloven mensen 'mooie' verhalen (vooroordelen)? Ik eindigde mijn vorige blogpost met de knokploeg die bij boeren langs ging om beschermingsgeld te eisen. Een bekende maffiapraktijk.

Als boer vind je die praktijk vermoedelijk helemaal niks. Maar als lid van zo'n knokploeg zie je dat heel anders: je haalt geld weg bij rijke stinkerds, dat je vervolgens uitdeelt aan mensen die het echt nodig hebben. In werkelijkheid verdwijnt het meeste van het geld natuurlijk in de zakken van de Grote Leider en zijn aanhang en is het deel dat echt bij de behoeftigen terecht komt, minimaal. Maar het verhaal is prachtig. Je bent geen boef, maar je strijdt voor een nobele zaak.

Mensen lijken 'mooie' verhalen dus vooral te geloven als ze daar zelf voordeel van hebben. Het is leuker om te denken dat de buurman je nog duizend euro schuldig is, dan te denken dat jij de buurman nog duizend euro moet betalen. Zo simpel liggen die dingen. Toch produceert en gelooft niet iedereen even enthousiast 'mooie' verhalen. Wie precies zijn de mensen die 'mooie' verhalen geloven?


Wie geloven 'mooie' verhalen?

Mensen nemen vaak gemakshalve aan dat iedereen discrimineert. Het zou een algemeen menselijk trekje zijn. Iedereen zou 'mooie' verhalen even enthousiast omarmen. Empirisch onderzoek leert echter dat dat idee niet klopt. De mate waarin mensen geneigd zijn 'mooie' verhalen (vooroordelen) te omarmen, verschilt per individu en kunnen we (betrouwbaar) meten als bevooroordeeldheid (generalized prejudice).

Waar komt die bevooroordeeldheid vandaan? Waarom zijn sommige mensen meer bevooroordeeld dan anderen? Dat is lastig met zekerheid te zeggen, omdat mensen nu eenmaal geen (eenvoudige) machines zijn. Onderzoek laat echter zien dat we bevooroordeeldheid kunnen voorspellen via twee kenmerken, die mensen in meer of minder mate bezitten. Wanneer we iemands autoritarisme weten en we weten zijn sociale-dominantie, dan weten we ook zijn bevooroordeeldheid. Autoritarisme levert ruwweg de ene helft van bevooroordeeldheid, sociale-dominantie de andere helft.

Dit betekent dat we vier soorten mensen kunnen onderscheiden. Allereerst hebben we mensen die laag scoren op zowel autoritarisme en sociale-dominantie. Deze bèta's (van origine boeren) voelen geen noodzaak op te gaan in een groep en hoeven niet de top van de sociale piramide te bereiken. Ze hebben geen of amper vooroordelen. Ze moeten niets hebben van 'mooie' verhalen. Praatjes vullen geen gaatjes, vinden ze.

Vervolgens hebben we de mensen die een groep nodig hebben om zich geborgen te voelen. Autoritaristen dus. Maar deze 'gewone gelovigen' hebben, in tegenstelling tot de andere gelovigen (de predikers, de alfa's), geen behoefte om de top te bereiken. Ze zijn tevreden met de bescherming die de groep biedt en hun ondergeschikte positie daarin. Dit is de mensensoort die in de eerste plaats het doelwit is van de 'mooie' verhalenvertellers. Deze mensen geloven domweg wat hun van hogerhand verteld wordt. Vaak weten ze bij navragen niet eens precies, wat hen verteld is, maar is er wel een emotionele koppeling blijven hangen. Ze hebben dan via het 'mooie' verhaal geleerd dat de X niet deugen, terwijl zij en de anderen van hun groep heel erg oké zijn.

De derde mensensoort, de 'doeners',  bestaat uit ongelovige sceptici die koste wat het kost, zo hoog mogelijk willen komen. Ze willen macht. Ze zijn dus niet-autoritaristisch, maar wel sociaal-dominant. Ze zien de groep als een prachtige kans macht te veroveren. Deze mensen geloven 'mooie' verhalen niet echt, maar spelen het sociale spel mee. Ze doen zich uit berekening voor als mensen die het 'mooie' verhaal volledig geloven. Ze proberen naadloos in de groep te passen. Hun voordeel is dat ze helder kunnen denken, hun nadeel is dat ze als pseudo-gelovigen de simpelheid van de gewone gelovigen missen. Ze moeten moeite doen hun doortraptheid te camoufleren.

De vierde soort bestaat uit mensen die specialist zijn in het produceren van 'mooie' verhalen. Wie een 'mooi' verhaal produceert en overtuigend wil brengen, moet dat verhaal zelf onvoorwaardelijk geloven. Verder is het doel van het verhaal zelf in status te stijgen en een of meer anderen te verlagen. Deze predikers of alfa's zijn dus autoritaristisch en sociaal-dominant. Ze scoren op beide variabelen die discriminatie en agressie aansturen hoog en worden daarom ook wel aangeduid als: double-highs. Die dubbele hoge scores betekenen dat ze de meest discriminerende, bevooroordeelde en agressieve mensensoort zijn, die er te vinden is.

Een moderne landbouw-samenleving (discriminatie en agressie werden een probleem na de uitvinding van de landbouw) bestaat dan uit vier verschillende soorten mensen. De qua status laagste laag bestaat uit bèta's. Hun taak is zelfstandig de productie te verzorgen. Ze zijn er wel, maar worden niet gezien als leden van de machtige groep.

Vervolgens komen de gewone gelovigen. Zij geloven wat hun leiders hun vertellen en vormen de dienaren, slaven en soldaten van hun leiders. Dit is qua status de laagste laag van de machtige groep: het plebs. Dan komt de tussenlaag (de middenstand) van doeners ('men of action'). Dit zijn de generaals en uitvoerders die zorgen dat er echt iets gedaan en bereikt wordt. Aan de top vinden we de alfa's: de sterke man met zijn elite (de predikers, 'men of words'). De alfa's produceren de 'mooie' verhalen die de gewone gelovigen geloven en sturen.

Irrationeel geloof is daarmee een groepsding. Het is iets dat niet los gezien kan worden van groepen. Voor de alfa's gaat het om het veilig stellen van hun positie en het bereiken van de top. De doeners (men of action) geloven het 'mooie' verhaal om zelf hoger te komen en machtiger te worden. De gewone gelovigen tenslotte geloven slechts om veiligheid te vinden in de groep.

De redenen waarom mensen een 'mooi' verhaal geloven en omarmen, hebben dus uiteindelijk amper iets te maken met de inhoud van het verhaal. Wanneer de Partij of de Grote Leider zegt dat 2+2=5, dan is het 5. Punt uit. Ook al is de bewering volstrekte onzin. Voor de mensen in een groep maakt het niet uit of zo'n bewering feitelijk klopt of niet. Hun denken wordt bepaald door de groep. Ze zijn onderdeel van de (niet-productieve) groep.

Valt te begrijpen dat mensen in een alfacultuur 'mooie' verhalen niet kritisch ontvangen? Wie lid is van een niet op productie gerichte groep, heeft te maken met die groep en zijn positie in die groep. Kritische opmerkingen over het verhaal dat iemand anders vertelt, zullen normaal niet in dank afgenomen worden. Eerder geldt het omgekeerd: iedere scheet vormt een fantastische prestatie.

Waarom moeten bèta's niets van 'mooie' verhalen hebben? Bèta's waren vroeger vooral boeren en ambachtslieden. Het gaat om zelfstandige, kritisch denkende individuen die dol zijn op getallen en harde informatie. Bèta's zitten in een lastige positie. Om in een landbouw-samenleving te kunnen overleven, moeten ze voldoende produceren. Ze denken daardoor productiegericht. Die productie dient aan de ene kant om zichzelf een bestaan te verschaffen en aan de andere kant om zich de alfa's van het lijf te houden. Iedere misrekening in dit kader kan consequenties hebben voor hun voortbestaan. Ze zijn daardoor sterk gefocust op zindelijk denken. Verhalen moeten kloppen met de waarnemingen, dus feitelijk juist zijn. Verder willen ze verhalen die praktisch bruikbaar zijn. Ze zoeken oplossingen voor concrete problemen.

Uit bovenstaande volgt nog een ander punt. In een moderne samenleving is het aantal mensen dat het 'mooie' verhaal omarmt, ruwweg driemaal zo groot als het aantal mensen dat er niets van moet hebben. Het grootste deel van de bevolking zit zo in elkaar, dat men gelooft, wat men verteld krijgt. Zelfs als het volstrekte onzin is.

Een andere consequentie van het voorgaande is dat bèta's (sceptici, ongelovigen) gevaarlijk zijn voor alfa's. Iedereen in de alfacultuur gelooft de verhalen die de alfa's verspreiden (of doet alsof hij die verhalen gelooft). Alleen de bèta's realiseren zich dat het allemaal gebakken lucht is. Wanneer de keizer geen kleren draagt, heeft hij een probleem op het moment dat een jongetje dat hardop durft te roepen. Alfa's zijn angstige en agressieve mensen die dat probleem liever voorkomen door te zorgen dat alle jongetjes die zouden kunnen roepen, achter slot en grendel zitten of op andere manieren het zwijgen is opgelegd.

De afkeer van alles dat op een of andere manier afwijkt, is bekend voor leden van de alfacultuur. Zodra die afwijking echter betrekking heeft op de manier waarop mensen denken, zodra iets ook maar riekt naar rationeel denken, neemt die afkeer extreme vormen aan.  Dat is niet verwonderlijk, omdat het 'mooie' verhaal het bindmiddel vormt voor de groep. Wie het 'mooie' verhaal bedreigt, bedreigt de groep en dus de Grote Leider. De Jodenvervolging vormt een triest voorbeeld op dit punt.

Het voorgaande laat zich kort samenvatten. Mensen in de alfacultuur omarmen 'mooie' verhalen, maar bèta's moeten er niets van hebben. Wat doen mensen in de alfacultuur anders dan bèta's? Waardoor ontstaat het verschil in reactie precies?

De alfacultuur omvat drie soorten mensen. Dat alfa's 'mooie' verhalen produceren om de top te bereiken, lijkt begrijpelijk. Dat doeners (men of action) die verhalen overnemen om zelf macht te krijgen, valt ook te begrijpen. De meest geschikte soort om bèta's mee te vergelijken zijn daarmee de gewone gelovigen. Deze verschillen slechts op een enkel aspect van de bèta's: hun autoritarisme.

Verder vormen de gewone gelovigen de basis van de machtige groep (lethal union, fascistisch systeem). De gewone gelovigen vormen daarmee de sleutel tot het systeem. De vraag is dus: waar zit tussen bèta's en gewone gelovigen precies het verschil in reactie op een 'mooi' verhaal?












woensdag 30 januari 2019

Waarom geloven mensen 'mooie' verhalen? De functie van vooroordelen


Laatst bijgewerkt 30-01-2019 om 15.35


Abel Herzberg merkte ooit op dat de heksen- en de Jodenvervolging begonnen met een 'mooi' verhaal. Dat 'mooie' verhaal werd geloofd doordat het aan een emotionele behoefte beantwoordde, aldus Herzberg. Het verhaal gaf een goed gevoel, het werd vervolgens door voortdurende herhaling (propaganda) een 'onweersprekelijke' waarheid. Men voelde dat het waar was. Aan de waarheid van het verhaal kon en mocht niet langer getwijfeld worden.

Algemener geformuleerd: discriminatie en vervolging beginnen (wanneer we de persoonlijkheid van de betrokkenen buiten beschouwing laten) met een 'mooi' verhaal. Het lijkt niet mogelijk de meute op te hitsen zonder 'mooi' verhaal. Het is niet mogelijk de strongman man van een groep te worden zonder een 'mooi' verhaal te verkondigen.

Dat 'mooie' verhaal is in werkelijkheid vaak helemaal niet zo mooi. Het is een verhaal dat 'zij' niet deugen, maar dat de spreker en de zijnen heel erg oké zijn. Facisme kan prima zonder God, maar niet zonder Duivel. Het 'mooie' verhaal communiceert in werkelijkheid een vooroordeel. Soms heel subtiel, soms heel openlijk.

Strikt genomen is het 'mooie' verhaal niet het echte probleem. Het echte probleem is dat er mensen zijn die het 'mooie' verhaal geloven. Gelukkig zijn er ook mensen die het niet geloven, helaas is dat meestal een minderheid. Daarover later meer.

Wat zou er gebeuren als de groep mensen die 'mooie' verhalen automatisch gelooft, niet bestond? Zonder gelovigen valt het 'mooie' verhaal van de alfa in onvruchtbare bodem en verwordt het, tot wat het is: bullshit, gebakken lucht. Het 'mooie' verhaal valt dood.

Het 'mooie' verhaal is uiteindelijk slechts een poging van de spreker zichzelf te verkopen als groot en belangrijk. Het is het gekwaak van de kikker die zichzelf groot en belangrijk probeert te maken. Dat klinkt onschuldig, maar is het niet. Een lange reeks slachtoffers is soms het gevolg.

Je kunt in dat verband aan grote dingen denken. De Jodenvervolging is een berucht voorbeeld. Maar het kunnen ook kleine dingen zijn. Een buurvrouw die een gerucht over haar buurman de wereld in helpt. Een zogenaamd terloopse opmerking in een vergadering over een der aanwezigen. Een moeder die haar kinderen opzet tegen hun vader. Een gemompeld scheldwoord zo dat het slachtoffer het niet hoort, maar een ander wel.


Een concreet voorbeeld

Een voorbeeld dat ik vandaag in de krant tegenkwam, is klein, maar niet zo klein dat het leven van de betrokkene niet volledig op zijn kop werd gezet. Interessant is dat de betrokkene bijna werd vermorzeld, maar het gebeurde zelf niet koppelt aan discriminatie en agressie. Het gebeurde gewoon. Ja, het gebeurde gewoon, maar het gebeurt steeds weer.

Het verhaal staat in de Volkskrant (van maandag 21 januari 2019) in de vorm van een interview met het slachtoffer: de orthopedisch arts Piet van Loon. De titel is: 'Ineens was er dat woord: sorry'.  Dat verlossende woord kwam na tien jaar vasthoudend vechten.

Van Loon was, vertelt hij, dertig jaar lang een gewaardeerd arts. Hij zat in een zeskoppige maatschap van orthopeden in het Arnhemse Rijnstate ziekenhuis en publiceerde in vakbladen. In het voorjaar van 2006 kreeg hij tijdens een operatie van zijn assistent te horen: 'Ze praten over je, Piet.'

Er werd gezegd: 'Piet blijft maar schroeven in ruggen zetten.' Vertaald in termen van deze blogpost: iemand in zijn omgeving zat bewust een 'mooi' verhaal te verspreiden, dat voor Piet helemaal niet zo mooi was. We weten niet wie het was, dat meldt het verhaal niet, maar we kennen wel het persoonlijkheidsprofiel van de persoon die het verhaal de wereld inhielp. Een alfa of double-high: de gevaarlijkste en meest onbetrouwbare mensen die er op Gods aardbodem rondlopen.

Een 'moooi' verhaal is één ding. Als het 'mooie' verhaal niet geloofd wordt, valt het dood. Dit 'mooie' verhaal viel echter in de vruchtbare bodem van het Rijnstate Ziekenhuis. Valt daar aan te twijfelen? Nee, want al snel wist men het voor zijn gevoel allemaal zeker. Er was iets goed mis met die Piet van Loon. Die man deugde niet. Die man moest weg.

In 2007 vertrok Piet van Loon na een conflict bij het Rijnstate Ziekenhuis. De verhalenverteller had even moeten wachten op het resultaat van zijn verhaal, maar had toen ook wat hij hebben wilde. Zijn doel was bereikt. Die lastige Van Loon was afgevoerd en de verhalenverteller had zijn omgeving duidelijk gemaakt, dat er met hem niet te spotten viel.

Dankzij het persoonlijkheidsprofiel van de dader dat we hebben, weten we nog iets. De directe reden voor het 'mooie' verhaal was jaloezie. Van Loon had iets, dat de verhalenverteller niet had. Misschien waren het zijn publicaties in vaktijdschriften. Misschien was het zijn technische vaardigheid als specialist die wrevel opwekte. Misschien was het de gezond verstand houding die Van Loon uitstraalde.

Onze onbekende verhalenverteller voelde het als een brandende onrechtvaardigheid, die koste wat het kost, zo snel mogelijk gecorrigeerd moest worden. Niet door zelf beter te worden op het vakgebied, niet door zijn houding bij te stellen, niet door te gaan publiceren, maar veel eenvoudiger: door Van Loon kapot te maken. Sneller en eenvoudiger dan de omgekeerde benadering, zoals een domme bèta's die zou kiezen.

Valt te begrijpen waarom het 'mooie' verhaal vervolgens in vruchtbare bodem viel? Ik ben bang van wel. Zorgverlening trekt een bepaalde mensensoort aan. Een zorgverlener zit in de superieure positie. Degene die zorg ontvangt, zit in de afhankelijke, ondergeschikte positie. Zorg is dus een ideale sector voor sociaal-dominanten. Maar uit onderzoek weten we dat sociaal-dominanten de op één na meest bevooroordeelde en discriminerend mensensoort is, die rondloopt. Alleen alfa's maken het nog bonter.

In dit geval ging het bovendien niet slechts om de sector als geheel, maar om het management van de sector. Waar voelt een sociaal-dominant persoon zich vooral door aangetrokken? Door macht en als manager heb je macht over andere mensen. Management in de zorg is dus opgebouwd rond mensen met een dubbele probleemindicatie.

Maar daar stopt het verhaal niet. Zorg verlenen is iets met een emotionele ondertoon. Je doet iets voor andere mensen. Je doet iets moois voor andere mensen. Je bent met andere mensen bezig, niet met getallen of met dode dingen. Het zijn daardoor vooral 'sociale' mensen die aangetrokken worden door de zorg. Het zijn mensen die werken in een team of een groep prima vinden. Autoritaristen dus, niet de ongelovige, sceptische bèta's.

Ook op het tweede kenmerk dat bevooroordeeldheid aanstuurt, scoren zorgverleners daarmee in doorsnee hoog. Maar bevooroordeeldheid is alleen een ander woord voor . . . irrationeel geloof, babbelen en agressie. We hebben dus niet te maken met een zakelijke en doelgerichte bètacultuur, maar met een op zichzelf betrokken alfacultuur waar iemand van de betrokkenen met opzet een 'mooi' verhaal verspreidt.

Zijn moderne mensen nog in staat onderscheid te maken tussen feiten en 'mooie' verhalen? Ik vraag dus niet of ze gemotiveerd zijn om zich te beperken tot de feiten, maar of ze dat kunnen, wanneer ze daartoe gemotiveerd worden. Recente data afkomstig van een toets onder hbo-studenten, die ik recent mocht analyseren, laten zien dat minder dan ongeveer 20% onderscheid kan maken tussen feit en mening. Die uitkomst is in overeenstemming met eerdere analyses die ik op dit soort data mocht uitvoeren. Die uitkomst is ook in overeenstemming met wat door andere onderzoekers op dit punt gevonden wordt, niet alleen in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld de UK en de VS.

Het antwoord moet dus luiden: nee. Voor moderne mensen en zeker voor mensen in een alfacultuur smelten feiten en opinies ('mooie' verhalen, vooroordelen) samen tot één groot kluwen. Voor hen zijn opinies even waardevol als feiten. Ze zien het verschil niet. Het is toch allemaal gezegd en beweerd? Dan moet het dus wel zo zijn. Men zegt dat toch niet zo maar?' Het lijkt dus moeilijk voorstelbaar dat men op het niveau van management in de zorg in doorsnee in staat zou zijn onderscheid te maken tussen feit en 'mooi' verhaal. Gesteld dat men dat zou willen.

Het 'mooie' verhaal over Piet van Loon dat verspreid werd, was dus niet langer slechts een 'mooi' verhaal, maar het was voor de betrokkenen een onbetwistbaar feit geworden. Iedereen wist het zeker. Die Piet van Loon deugde niet.

Ik denk dat er in het geval van Van Loon nog een andere factor meespeelde. Van Loon is een volhouder, een doorzetter. Iemand die niet bij de pakken neer gaat zitten. Iemand die zijn archief goed op orde heeft. Iemand die goed was in zijn vak. Iemand met een zakelijke en nuchtere instelling. Kortom, een bèta.

Alfa's en bèta's gaan niet goed samen en alfa's zijn daarbij niet bepaald lief en aardig. Iedere bèta in alfagebied verkeert voortdurend in de gevarenzone, ook al realiseert hij zich dat zelf niet altijd. Voor alfa's vormt iedere bèta een gevaar, omdat ze door hun 'mooie' verhalen heen prikken. Wat alfa's betreft, is daardoor uiteindelijk iedere bèta er een te veel.

Het 'mooie' verhaal leidde in het geval van Piet van Loon tot een arbeidsconflict. Daar bleef het niet bij. Er kwam onderzoek naar zijn operaties. Waren die wel terecht geweest? De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd stelde een onderzoek naar hem in, althans dat bericht verspreidde de inspectie. Zijn nieuwe baan ging niet door, omdat zijn nieuwe werkgever bericht kreeg over de verdenkingen tegen hem. Kortom, er werd van alles beweerd, maar er werd niets hard gemaakt. Een verzameling ultieme roeptoeters bij elkaar. Mensen die liever babbelen, dan werken en denken.

Inmiddels zijn we tien jaar verder. Een vaste aanstelling als arts zat er voor Van Loon niet meer in. Zijn huwelijk liep op de klippen. Hij moest zijn vrijstaande woning verkopen en woont nu in een bescheiden huurwoning. Vorige week kreeg hij van de inspectie, na jarenlang voor zijn recht te hebben gevochten, eindelijk te horen: 'Sorry.' Het 'mooie' verhaal was een uiterst effectief verhaal gebleken, maar nu de gelovigen hun irrationele vooroordelen niet langer konden verdedigen, losten ze het probleem op door simpelweg sorry te zeggen.

Toch mag Van Loon niet klagen, vrees ik. Zo'n soort voorval wordt een 'mini-holocaust' genoemd. Het doel is, vergis je niet, iemand kapot te maken. Niet een klein beetje, maar volledig. Voor een deel is dat prima gelukt. Maar Van Loon leeft nog. Vaak loopt dat anders af. En hij is nog redelijk gezond. Ook dat loopt vaak anders af. Kortom: wie een mini-holocaust overleeft, heeft -- hoe onrechtvaardig men ook behandeld is -- niets te klagen. Het klinkt bitter en dat is het ook. Vrij naar Marga Minco: het kruid proeft bitter.


Het doel van het 'mooie' verhaal

'Mooie' verhalen zullen altijd verteld worden, vrees ik. Maar wat beweegt mensen ze te geloven en voor waar aan te nemen? Waaruit bestaat die diepe emotionele behoefte, die Herzberg veronderstelde, precies? Wat drijft de gelovige?

Voor de duidelijkheid: het gaat niet om alle geloof en niet om iedere gelovige. Het gaat niet om het geloof dat '2+2=4'. Het gaat niet om het geloof dat morgen de zon vermoedelijk weer zal opkomen. Het gaat niet om rationeel geloof, maar om irrationeel geloof. Zaken die mensen zeker denken te weten, zonder dat daar duidelijke evidentie en goede redenen voor bestaan.

Een eerste manier om meer duidelijkheid te krijgen over wat de gelovige beweegt, is te kijken naar de functie van het 'mooie' verhaal. Wat is het doel van de kwade geest die het verhaal de sociale ruimte in slingert?

'Mooie' verhalen of vooroordelen, hebben vier kenmerken. Ze missen feitelijke onderbouwing (1). Ze gaan over bepaalde mensen of sterk aan bepaalde mensen gerelateerde zaken (2). Ze bevatten emotie (3) en die emotie is gericht: 'wij zijn oké, zij deugen niet' (4).

In veel gevallen wordt slechts de helft van die boodschap gecommuniceerd. Men is zelf heel erg oké. In andere gevallen wordt de andere helft gecommuniceerd: zij deugen niet, zij zijn gevaarlijk, zij moeten bestreden worden. Vooroordelen kunnen dus zowel positief als negatief geformuleerd zijn. Verder kunnen ze heel expliciet, maar ook heel impliciet geformuleerd zijn.

De bedoeling van het 'mooie' verhaal is of iemand op afstand te zetten of iemand te omarmen om zichzelf op die manier sociaal te verbeteren. 'Iemand' kan in dit geval ook slaan op een hele groep. Er is altijd een benadeelde partij en een partij die profiteert van het 'mooie' verhaal. Het 'mooie' verhaal is dus een middel om zelf qua status in de groep te stijgen en een middel om een of meer anderen te laten dalen.

Wanneer ik dit zo opschrijf, klinkt dat misschien als een open deur. Hele volksstammen psychologen hebben echter jarenlang verkondigd dat vooroordelen slechts als functie hadden de complexe wereld begrijpelijk te maken. Ze zouden noodzakelijk zijn om de wereld beter te kunnen begrijpen.

Ook iemand als Gordon Allport verkondigde rond 1954 in The Nature of Prejudice dat standpunt. De vernietiging van zes miljoen Joden berustte slechts op een cognitief foutje, waar mensen nu eenmaal mee behept waren. Kortom, niets om je druk over te maken. De auteurs en onderzoekers van The Authoritarian Personality dachten daar heel anders over, maar die stonden dan ook duidelijk onder Joodse invloed of het waren zelfs Joden.

De eerste link die Google geeft bij 'functie van vooroordelen' is deze. Deze site vermeldt over de functie van vooroordelen:
=> Functie: wereld die men niet kent, maar waar men toch een oordeel over velt
→ helpen ons om de wereld te leren kennen ook al kent men die niet
→ je weet wat je te doen staat, je weet hoe de anderen zullen reageren
→ Om vaagheid van de wereld te reduceren
Klopt dat verhaal? Stel een Friese boer moest zijn hooi van het land halen. Vroeger duurde het mooie weer kort en was dat allemaal handwerk. Het was dus een klus die zo snel mogelijk geklaard moest worden, voordat er een regenbui kwam. In die tijd trokken Duitse landarbeiders op zoek naar werk zomers door het Friese land. Dat waren natuurlijk Duitsers dus een boer kon gemakkelijk een serie vooroordelen hebben.

Volgens het verhaal hierboven handelde hij dan heel verstandig. Die vooroordelen hielpen hem de wereld te leren kennen, die hij nog niet kende. Hij wist wat hem te doen stond, hij wist hoe die rot Duitsers zouden reageren. Op die manier hielpen zijn vooroordelen hem de vaagheid van de wereld te reduceren.

In werkelijkheid handelde de boer die zich liet leiden door zijn vooroordelen uitermate dom. Want die Duitse rondtrekkende landarbeiders konden hard werken en wat was er nu belangrijker: toegeven aan je vooroordelen of je hooi van het land? Het geloven van vooroordelen kan dus een uitermate kostbare kwestie worden. Wie zijn emoties wil volgen, moet bereid zijn diep in de buidel te tasten.

Mensen en groepen die moeten produceren zullen vooroordelen daarom proberen te mijden als de pest. Voor niet-productieve groepen ligt dat echter totaal anders. Wie met een knokploeg bij de boeren langs gaat om beschermingsgeld te eisen, heeft belang bij een hele reeks vooroordelen die inhouden dat boeren niet deugen en best een kopje kleiner gemaakt mogen worden. Mensen die willen oogsten zonder gezaaid te hebben, hebben belang bij het geloof (vooroordeel, 'mooie' verhaal) dat ze heel bijzonder zijn, dat de Heer ze gestuurd en gemachtigd heeft en dat die gore rotboer nu als de bliksem moet betalen, anders zal hij merken wie hier de baas is.

Vooroordelen zijn dus inderdaad uiterst nuttig, maar slechts voor de mensen die ze koesteren. En verder mag duidelijk zijn, dat lang niet iedereen ze koestert.












maandag 14 januari 2019

Wat is er mis met het Amerikaanse IQ?


Laatst aangepast 15/1/2019 om 0:38


Op de website van The Guardian vind ik een artikel getiteld: DNA discoverer James Watson loses honors over views on race (hier). James Watson geldt als een van de ontdekkers van de structuur van het DNA, een dubbele spiraal, en heeft daar ooit (in 1962) samen met Francis Crick de Nobelprijs Fysiologie/Geneeskunde voor gekregen. Op grond van de titel van het artikel ben je dus geneigd te denken dat die Nobelprijs ingetrokken is, maar dat blijkt niet zo te zijn.

In werkelijkheid blijkt het niet te gaan om de instelling die Nobelprijzen uitreikt, maar om het laboratorium dat onder leiding van Watson op dit gebied groot werd: het Cold Spring Harbor Laboratory. De Engelstalige Wikipedia vermeldt bij hem daarover:
"In 1968, Watson became the Director of the Cold Spring Harbor Laboratory (CSHL). [...] Watson served as the laboratory's director and president for about 35 years, and later he assumed the role of chancellor and then Chancellor Emeritus.

In his roles as director, president, and chancellor, Watson led CSHL to articulate its present-day mission, "dedication to exploring molecular biology and genetics in order to advance the understanding and ability to diagnose and treat cancers, neurological diseases, and other causes of human suffering." [55] CSHL substantially expanded both its research and its science educational programs under Watson's direction. He is credited with 'transforming a small facility into one of the world's great education and research institutions. Initiating a program to study the cause of human cancer, scientists under his direction have made major contributions to understanding the genetic basis of cancer.' [56] In a retrospective summary of Watson's accomplishments there, Bruce Stillman, the laboratory's president, said, 'Jim Watson created a research environment that is unparalleled in the world of science.' [56]

In October 2007, Watson was suspended following criticism of his views on genetic factors relating to intelligence, [57][58] and a week later, on the 25th, he retired at the age of 79 from CSHL from what the lab called "nearly 40 years of distinguished service". [56][59] In a statement, Watson attributed his retirement to his age, and circumstances that he could never have anticipated or desired. [60]"
Hij blijkt dus niet alleen samen met Crick de structuur van het DNA ontraadseld te hebben, maar hij blijkt ook als leider van dat Cold Spring Harbor Lab een belangrijke prestatie te hebben geleverd. Daar lijkt geen twijfel aan mogelijk.

Ik kan me best voorstellen dat je het met iemand oneens bent, maar dat staat natuurlijk volledig los van wat die man of vrouw eerder gepresteerd heeft. Ken je een Nobelprijs toe, omdat iemand iets belangrijks ontdekt heeft, of doe je dat omdat je het zo'n aardig mens vindt? Persoonlijk zou ik gaan voor de eerste optie, maar kennelijk denken ze daar bij het lab dat hij ooit hielp groot worden, inmiddels totaal anders over. En natuurlijk: het lab gaat niet over de Nobelprijs, maar het idee is toch in wezen hetzelfde. Beoordeel je een prestatie of een persoon?

Wat voor vreselijks heeft Watson dan precies beweerd? Het Guardian-artikel verwijst naar een artikel in de New York Times (hier). Afgaande op de titel en de inhoud is het een uiterst vooringenomen artikel. Het kwalijke dat Watson beweerd heeft, is vervat in de volgende passage:
"In a new documentary, American Masters: Decoding Watson, to be broadcast on PBS on Wednesday night, he is asked whether his views about the relationship between race and intelligence have changed.
'No,' Dr. Watson said. 'Not at all. I would like for them to have changed, that there be new knowledge that says that your nurture is much more important than nature. But I haven’t seen any knowledge. And there’s a difference on the average between blacks and whites on I.Q. tests. I would say the difference is, it’s genetic.'
Dr. Watson adds that he takes no pleasure in 'the difference between blacks and whites' and wishes it didn’t exist. 'It’s awful, just like it’s awful for schizophrenics,' he says. (His son Rufus was diagnosed in his teens with schizophrenia.) Dr. Watson continues: 'If the difference exists, we have to ask ourselves, how can we try and make it better?'"
Tja, dat is precies zoals het is. Je mag dat politiek helemaal incorrect vinden, maar die zwart-wit kloof wordt bij IQ-onderzoek voortdurend weer gevonden. Verder weten we, of denken we te weten, dat iets van ongeveer 70% van het IQ door erfelijkheid wordt bepaald. Mensen die dus denken dat het geen erfelijkheid is, moeten iets aantonen en tot nu toe, hebben ze op dat gebied wel heel hard geschreeuwd, maar nog nooit iets concreets geproduceerd.

Dat neersabelen van iemand die zegt, zoals het is, vind ik uitermate zorgwekkend. We leven in een fysische realiteit die zich niets aantrekt van wat we wel of niet politiek correct vinden. Op het moment dat we dat gaan vergeten, krijgen we instortende viaducten en een stad als Venetië, die in zee dreigt te verdwijnen.

Maar als je dit soort artikelen zonder problemen plaatst in een belangrijke krant als de New York Times zegt dat iets over het ontwikkelingsniveau van je bevolking. Kennelijk laat dat ontwikkelingsniveau veel te wensen over. Anders geformuleerd: wat is er mis met het Amerikaanse IQ?

Natuurlijk mag je niet afgaan op een enkel artikel. Maar de Amerikaanse nieuwssites die ik volg, geven eigenlijk voortdurend hetzelfde beeld. Het is allemaal uitermate oppervlakkig. Diepgang schijnt iets te zijn dat uit het verre verleden dateert. Een hele tijd geleden werden Franse wiskundigen daar al ingevlogen om les te geven in wiskunde, omdat men zelf niet meer voldoende mensen van enig niveau op dit gebied kon produceren.

En natuurlijk mag je strikt genomen het ontwikkelingsniveau van een bevolking niet onmiddellijk gelijkstellen aan iets als het IQ. Maar hoe je het ook draait of keert, er lijkt in Amerika op dit punt onmiskenbaar een groot probleem te zijn. Ook het gegeven dat men iemand als Trump president maakt, maakt duidelijk dat er met het Amerikaanse publiek een geestelijk probleem bestaat. Niet Trump is het echte probleem, maar het geestelijke niveau van zijn aanhang.

Is het alleen een Amerikaans probleem? Ik zou zeggen van niet. Een belangrijke website als die van de The Guardian levert in doorsnee betere artikelen dan de Amerikaanse sites, maar ook daar vallen regelmatig artikelen te vinden van een dusdanige belabberde inhoudelijke kwaliteit dat het je angstig te moede wordt. Ook in de UK zie je vreemde politieke problemen, denk aan de Brexit.

Ook in Nederland speelt het probleem. Lees bijvoorbeeld eens wat reacties op Nu.nl bij een van de recente klimaatartikeltjes. Het is alsof je een stel idioten hoort kakelen. Ook de informatie die wij hebben over het niveau van Nederlandse studenten, neem alleen al de taalbeheersing en de beheersing van het rekenen, stemt niet optimistisch.

Ik ben overigens bepaald niet de eerste die dit signaleert. Iemand als A.D. de Groot signaleerde vele jaren terug al het probleem van de nationale 'verdomming'. De onderwijsinspectie stelde recent nog dat de kwaliteit van het onderwijs al twintig jaar daalt (hier). Bastiaan Bommeljé publiceerde in de NRC van 2 februari 2013 een artikel getiteld: De grote verdomming. De generatie Einstein kan niet spellen, niet rekenen en niet lezen (hier).

Hij schrijft: "De desintegratie van het Nederlandse onderwijs is niet van vandaag of gisteren. Het is ook niet simpel te stoppen, door Kamermoties noch door persberichten. Het is een proces dat al decennia duurt en dat ondertussen zijn sporen trekt door het nationale geestesleven. Men hoeft slechts te wijzen op De Wereld Draait Door en Pauw & Witteman om te beseffen hoe immens de middlebrow-zoekende krachten zijn. Wie kijkt naar de televisie, de kranten, het openbare leven, ziet alom intellectuele erosie en culturele infantilisering . . ."

Hij merkt vervolgens op: "De progressieve econoom John Kenneth Galbraith omschreef de moderne mens vlak voor zijn dood in 2006 gedesillusioneerd als fat, dumb, and happy. Wie Nederlands onderwijs heeft genoten, beseft dat de zaak simpeler ligt: wij leven in een onnozele tijd en we zijn te onwetend om ervan te genieten."

De opmerking van Galbraith zou uitgaande van de toenemende alfaïsering beter kunnen luiden: de moderne mens is vet, dom, vooringenomen en agressief. De opmerking van Bommeljé sluit aan bij die van Abel Herzberg dat fascisten innerlijk leeg zijn.

De vraag moet dus niet zijn: wat is er mis met het Amerikaanse IQ? De vraag moet zijn: wat is er mis met het IQ in de westerse wereld? Met IQ bedoel ik dan iets als het vermogen om problemen op te lossen en informatie te verwerken. Wat gaat er mis? Hoe kan dit?

In feite lijkt deze vraag sterk op de vraag van Watson naar de herkomst van die zwart-wit kloof. We weten dat die zwart-wit kloof voor IQ bestaat, maar we weten niet zeker waardoor die veroorzaakt wordt. Die zwart-wit kloof geeft allerhande emotionele reacties van mensen die vinden dat die kloof er eigenlijk niet zou moeten zijn. Dat begrijp ik, maar het vervelende is dat die kloof er wel is. De werkelijkheid is niet zoals wij denken dat die moet zijn, maar wij moeten ons denken aanpassen aan die harde werkelijkheid, althans vanuit de bèta-optiek.

Laten we het daarom omdraaien. Hoe is het mogelijk dat Joden in doorsnee altijd hoger scoren op IQ? Waar komt het Joodse IQ-voordeel vandaan? Zijn er mensen die honderd procent zeker zijn dat dat niets met erfelijkheid te maken heeft? Kunnen ze dat hard maken?

Terug naar Amerika (de USA), Engeland (de UK) en Nederland. Zo dom waren ze in Amerika rond 1950 nu ook weer niet. Hetzelfde lijkt voor Engeland en Nederland te gelden. In ongeveer drie generaties kan dat ontwikkelingsniveau, zou je denken, niet zo kelderen. Dat wil zeggen: die erfelijke component kan in drie generaties nooit volledig instorten. Kennelijk is het dus een soort opleidingskwestie.

Wat bedoel ik in dit verband met IQ? Ik bedoel het vermogen om problemen op te lossen, om in reactie op informatie verstandige dingen te kunnen zeggen. Juist dat laatste, lijkt te ontbreken. Mensen zien informatie staan, reageren daar supersnel op, maar lijken niet meer te beschikken over het vermogen om eerst goed over die informatie na te denken.

Als ik het zo formuleer, gaat het akelig veel lijken op een toename op de alfa-bètafactor. Dat die sterk aan het stijgen is, lijkt op grond van een hele reeks indicatoren onmiskenbaar. Verder is het ook wat je op grond van theorie zou verwachten.

Oplossen van problemen moet je leren. Schaakproblemen oplossen leer je door veel te schaken. Er is geen reden om te denken dat het met andere problemen anders zou gaan. Ons vermogen tot rationeel denken moet ontwikkeld worden in interactie met de harde natuur.

Het vermogen tot irrationeel denken vergt minder ontwikkeling, omdat het sterker verankerd ligt in onze natuur, maar wanneer we het wel willen ontwikkelen, hebben we interactie nodig met de 'zachte' natuur. Met ons medemensen, die volgens de Romeinen leken op wolven.

Dat snelle teruglopen van het ontwikkelingsniveau, dat ik denk te zien in de westerse wereld, kan dus alleen verklaard worden doordat de cultuur niet langer uitdaagt tot rationeel denken. Mensen krijgen steeds minder oefening in rationeel denken en we merken dat, doordat ze irrationeel gaan schrijven en babbelen.

Kennelijk is het dus zo, dat het onderzoek naar intelligentie op dit punt niet klopt. Dat wil zeggen: een foute, misleidende conclusie heeft geleverd. Dat valt ook te begrijpen, doordat men de erfelijkheid van intelligentie bepaalde via tweeling-onderzoek. Het was dus geen echt experimenteel onderzoek, maar correlationeel onderzoek waar men zich op baseerde. Doordat men niets anders had, ging men vervolgens kennelijk veel te ver in zijn conclusies.

Verder lijkt er een probleem te zijn met het meten van intelligentie. De CITO Eindtoets Basisonderwijs correleert vrijwel perfect met IQ-tests. Het is dus een goede maat voor intelligentie. Verder is het een uiterst betrouwbare maat. Alleen blijkt de score voor Verbaal sterk gecorreleerd met die voor Kwantitatief.

Op basis van onze ervaringen met TAVAN blijken er echter twee onderling negatief correlerende factoren gemeten te kunnen worden. De ene is de taalfactor, dus verbale intelligentie, de andere is de snelheid waarmee nieuwe informatie wordt opgepikt. Kennelijk worden deze twee verschillende factoren in de CITO Eindtoets Basisonderwijs niet goed uit elkaar getrokken en meet men met de items een soort mix. In feite weet men daardoor dus niet meer precies wat men meet. Je kunt dat intelligentie noemen (of leerresultaat zoals het CITO doet), maar in werkelijkheid gaat het om twee totaal verschillende zaken.

Is dat relevant? Maakt dat uit? Ja, want het betekent dat je niet precies weet, waar je over praat. Je idee over intelligentie is niet alleen te wollig, maar in feite fundamenteel fout. Het resultaat dat wij twee totaal verschillende factoren vinden voor het niveau van de studenten, kan alleen betekenen dat mensen beschikken over twee totaal verschillende leermechanismen. Kennelijk leren we taal normaal via het ene mechanisme (systeem 1) en rationeel denken via het andere (systeem 2).

Wat wij vinden, is dat de mensen die goed zijn in taal, in verhouding minder goed zijn in informatieverwerking en omgekeerd. Taal leer je normaal door sociale interactie, terwijl je rationeel denken leert door te oefenen met harde problemen. Dat lijken inderdaad twee duidelijk verschillende zaken te zijn. In het onderwijs probeert men echter via systeem 1 de prestaties op systeem 2 te beïnvloeden.

Een onderneming die bij voorbaat gedoemd is te mislukken. Je leert mensen schaken door ze te vertellen hoe ze moeten schaken. Dat werkt niet en daarom ga je nog meer vertellen over het prachtige schaakspel. Dat werkt ook niet, daarom wordt het een klus van jaren. En heel vreemd: na afloop kunnen ze nog steeds niet schaken.

De veronderstelling dat IQ (het gemiddelde van verbale en analytische intelligentie) voor het grootste deel bepaald wordt door erfelijkheid, lijkt dus niet te kloppen. Beide vaardigheden moeten ontwikkeld worden in interactie met de omgeving. Zodra een cultuur het op dit punt laat afweten, stort het opleidingsniveau voor die vaardigheid in. Ongeacht de diploma's en graden die men toekent.

Wat wij intelligentie noemen, is in werkelijkheid voor het analytische deel het resultaat van hard werken en oefenen met harde problemen. Dat komt niet aanwaaien, maar eist ploeteren. Kennelijk is dat laatste, wat tegenwoordig vaak ontbreekt en niet meer wordt gedaan.





























dinsdag 8 januari 2019

Meet de F-schaal inderdaad fascisme? Ja en nee


Laatst bijgewerkt 11/1/2019 om 0.13


Max Pam schrijft in de Volkskrant over het matige vertrouwen in de politiek tijdens de roerige jaren van de Vietnam-oorlog. Hij stelt: "Het weekblad Vrij Nederland beleed onder leiding van Joop van Tijn ‘een laaiend wantrouwen’ en de redactie beschouwde zichzelf als ‘een pantsertrein, die door vijandig landschap reed’. Als redacteur werd je niet geacht bevriend te zijn met figuren van rechtse signatuur. Populair was toen de zogenaamde f-schaal, waarmee je zou kunnen meten of iemand een fascist was. De maatschappij mocht maakbaar zijn, niemand die daar echt naar handelde"  (Volkskrant, 2/1/2019, hier).

Ja, het waren roerige jaren. Maar meet de F-schaal inderdaad fascisme? Indertijd dacht iedereen van wel. En zelf heb ik dat mogelijk ook nog wel eens beweerd op deze blog. De 'F' staat voor 'Fascisme' dus de F-schaal moet fascisme meten, zou je denken.

Ook William Kreml vermeldt in zijn boek The Anti-Authoritarian Personality geschreven in 1977 over de F-schaal: "The F Scale, [ . . .] has become the best known and most widely used of any scales of the study. It delineated nine specific personality variables, all of which the authors considered necessary to an understanding of an authoritarian fascist personality" (p. 2). Het onderzoek waar het om gaat, is dat van de The Authoritarian Personality (1950).

Van de negen variabelen die volgens de auteurs nodig waren om de aanleg voor fascisme te meten, bleven er later, na analyse van de correlaties tussen de items door Bob Altemeyer, slechts drie over. We gebruiken daarom nu liever zijn RWA-schaal. De afkorting 'RWA' staat voor: Right Wing Authoritarianism. Men dacht vroeger dat er ook aan de linkerkant iets als autoritarisme te vinden zou moeten zijn, maar dat is nooit gevonden.

Ook de Wikipedia vermeldt dat een onderzoeker veronderstelde dat de F-schaal fascisme meet. Bijvoorbeeld hier: "Brown, (2004, p. 80) states: '... the Berkley researchers seem to have been correct in their belief that the F-Scale is a measure of fascism.'"

Wie echter de moeite neemt om de opzet van het oorspronkelijke onderzoek in The Authoritarian Personality te analyseren, ziet dat er iets niet klopt. De onderzoekers wilden aantonen dat er een 'fascistische persoonlijkheid' bestond. Voor dat doel moesten ze dus de persoonlijkheid meten met een test (of schaal) en ze moesten een verband aantonen tussen dat persoonlijkheidskenmerk en fascisme. Ze zaten met een dubbel meetprobleem. Aan de ene kant moesten ze de persoonlijkheid meten, aan de andere kant (enthousiasme voor) fascisme.

De fascistische persoonlijkheid bestond voor hun idee uit negen kenmerken (variabelen). Ieder kenmerk vroegen ze af met een stel items. De totale itemcollectie van die negen kenmerken namen ze vervolgens gemakshalve samen. (Het was een tijd dat er nog vrijwel geen computers waren. Correlaties berekenen is dan uitermate tijdrovend.) Dit resulteerde in de F-schaal.

De F-schaal is dus nooit bedoeld geweest fascisme te meten, maar was juist bedoeld een onderliggend iets te meten. Het idee was afkomstig uit de psycho-analyse. Fascisten moesten iets in hun diepere persoon hebben, iets in hun drijfveren, dat hun fascisme verklaarde.

Het andere meetprobleem -- het meten van enthousiasme voor fascisme -- losten de onderzoekers op met drie verschillende instrumenten: de Anti-Semitisme schaal, de Etnocentrisme schaal en de Politiek Economisch Conservatisme (PEC) schaal. De Anti-Semitisme schaal en de Etnocentrisme schaal correleerden hoog. Een duidelijke indicatie dat ze voor een deel dezelfde factor maten.  De correlaties van deze twee schalen met de PEC-schaal waren wel duidelijk positief, maar minder hoog. PEC leek dus wat minder goed bij de andere twee te passen: het leek voor een groot deel iets anders te meten.

In feite loste men het tweede meetprobleem -- het meten van enthousiasme voor fascisme -- dus niet volledig op. Men had alle drie schalen samen kunnen nemen of twee van de drie, maar men liet dat na en bleef daardoor wat hinken op drie verschillende variabelen om hetzelfde concept te meten. Daardoor werden de uitkomsten onnodig vaag.

Inmiddels lijkt via onderzoek onder Trump-aanhangers duidelijk te zijn dat enthousiasme voor de strongman en zijn verhaal het beste wordt voorspeld door bevooroordeeldheid (generalized prejudice). Met de Anti-Semitisme schaal en de Etnocentrisme schaal heeft men dus volledig in de roos geschoten.

Maar wordt bevooroordeeldheid inderdaad bepaald door pre-fascisme (autoritarisme) zoals men dacht? Het antwoord is: ja en nee. Bevooroordeeldheid wordt vrijwel volledig verklaard door aan de ene kant autoritarisme en aan de andere kant door sociale dominantie. Uitgaande van de correlaties verklaart sociale dominantie iets meer dan autoritarisme. Terugvertaald: de F-schaal verklaarde slechts ongeveer de helft van iemands fascisme.

Tegelijkertijd is dat echter een belangrijke meevaller. Wanneer autoritarisme het enthousiasme voor de strongman volledig had verklaard, waren beide variabelen in feite samengevallen. Het zou dan vrijwel onmogelijk zijn geweest om aan te tonen dat het inderdaad om twee verschillende zaken ging. Achteraf gezien is de beperkte (maar behoorlijk hoge) correlatie tussen de voormalige F-schaal en bevooroordeeldheid een meevaller.

Samengevat: fascisme (enthousiasme voor de strongman en zijn boodschap) kunnen we meten via bevooroordeeldheid. Wanneer we echter het autoritarisme en de sociale dominantie van iemand weten, weten we ook zijn mate van bevooroordeeldheid. De F-schaal vormde dus hoogstens de helft van de vergelijking.






Het 'mooie' verhaal bindt de leden van de groep en stuurt de agressie


Laatst bijgewerkt 8/1/2019 om 14.34


Mensen lijken over een unieke eigenschap te beschikken. Ze zijn in staat te geloven. Ik kan dat gemakkelijk beweren, maar beschikken we over harde aanwijzingen waaruit blijkt dat mensen inderdaad kunnen geloven? Op welke waarnemingen baseer ik mijn bewering precies? Wat houdt geloven precies in?

In het kader van deze blog kwamen we eerder de heksenvervolging en de Jodenvervolging tegen. De basis voor die vervolgingen was, wanneer we de persoonseigenschappen van de betrokkenen even buiten beschouwing laten, het geloof in een 'mooi' verhaal. Wanneer we verder teruggaan in de tijd is daar het merkwaardig verschijnsel van de kruistochten. Om het heilige land te bevrijden van de heidenen en de Joden werd op grote schaal gevochten en gemoord.

Van recenter datum is de Vietnam-oorlog. Ook daar speelde het geloof in een verhaal een grote rol. Zuid-Vietnam moest gered worden van het communistische gevaar. Bij de oorlog in Irak was het verhaal dat Saddam beschikte over WMD (weapons of mass destruction). Toen het land veroverd was, bleken die veronderstelde wapens nooit bestaan te hebben.

Wie deze voorbeelden leest, is geneigd te veronderstellen dat er tussen het geloof in 'mooie' verhalen enerzijds en oorlog en geweld anderzijds een koppeling moet bestaan. Het 'mooie' verhaal heeft kennelijk een bepaald doel en dat doel is status en macht.

Is dat plausibel? Wanneer we het omarmen van 'mooie' verhalen (geloof) meten via bevooroordeeldheid (vooroordelen voldoen aan alle vier eisen van een 'mooi' verhaal) dan lijkt de koppeling onmiskenbaar. Bevooroordeeldheid geldt als de standaard maat voor agressie en discriminatie. Daarnaast kun je het ook zien als een maat voor irrationeel geloof.

Van bevooroordeeldheid weten we ook verder nog een groot aantal zaken. Allereerst is het de variabele die het enthousiasme voor de strongman voorspelt. Vervolgens is het ook de alfa-bètafactor: het is de variabele waarop alfa's en bèta's maximaal verschillen. Dat maakt het mogelijk teksten van alfa's en bèta's te vergelijken. Alfa's blijken totaal anders te denken dan bèta's. Ze hanteren een andere vorm van waarheid (subjectieve versus objectieve), ze hanteren taal totaal anders (mands versus tacts) en hun denkrichting is omgekeerd aan die van bèta's (dogmatisch versus inductief). Tenslotte blijken ze informatie niet echt te verwerken: ze hanteren zachte informatieverwerking in plaats van harde (ze reageren op de informatie, maar onderzoeken de informatie niet).

Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, kennen we ook de twee onderliggende variabelen van bevooroordeeldheid: sociale dominantie (het streven naar macht) en autoritarisme (veiligheid zoeken in de groep). Het geloof in 'mooie' verhalen wordt dus bepaald door de behoefte bij een groep te willen horen en in en met die groep te willen scoren.

Het 'mooie' verhaal is het verhaal dat de leden van de groep hanteren als rechtvaardiging voor hun agressie. Het 'mooie' verhaal is dat wat de leden van de groep bindt en wat hun agressie stuurt.












Waarom geloven mensen 'mooie' verhalen? Een groep kan niet nadenken


Laatst bijgewerkt 8/1/2019 om 14.21


Waarom geloven mensen fictieve verhalen? Waarom geloven ze nepnieuws? Waarom geloven ze allerhande onzin? Waarom geloven ze 'mooie' verhalen? Wie Google vraagt, ziet dat het antwoord op die vraag niet echt bekend is.

Eerder noemde ik dit het 'ijsbeerprobleem'. Veronderstel een hongerige ijsbeer. Wanneer die als een modern mens zou handelen, zou je verwachten dat die zich een malse zeehond gaat voorstellen. Die zeehond is er niet echt, maar onze menselijke ijsbeer zou zeker weten dat die er wel was, want hij zag die zeehond toch duidelijk voor zich: geen twijfel mogelijk! Hij wist het absoluut zeker. Vervolgens zou hij deze zeehond smakelijk opeten, wat natuurlijk niet de benodigde calorieën opleverde, zodat hij tenslotte de hongerdood zou sterven.

Mijn ijsbeerverhaal klopt natuurlijk niet. Van hongerige mensen is wel bekend dat ze over voedsel gaan fantaseren, maar meestal is het geloof in de eigen waanvoorstelling niet zo sterk dat ze inderdaad de hongerdood sterven. Als de honger te sterk wordt, komt het gezonde verstand doorgaans weer terug.

Aan de andere kant zit er in dit verhaal een kern van waarheid. Viktor Frankl beschrijft in De zin van het bestaan hoe Joden na aankomst in het concentratiekamp vaak 'Muzelman' werden. De overgang van hun veilige burgerbestaan naar de afschuwelijke omstandigheden in het kamp was zo groot, dat ze voor de wrede werkelijkheid wegvluchtten in zichzelf. Wat je ook probeerde, ze waren niet meer te redden. Ze rookten een laatste sigaret en wierpen zich daarna tegen het prikkeldraad waar hoogspanning op stond.

Wie vertrouwd is met de alfa-bètafactor, ziet wat er gebeurde. Mensen hebben in beginsel de keuze tussen twee totaal verschillende reacties: de rationele en de irrationele. In deze uiterst bedreigende omstandigheden kozen veel mensen de irrationele reactie. Begrijpelijk, maar niet verstandig.

Frankl beschrijft die waarneming niet zo maar. Zijn boek gaat in feite over het kiezen van de bètareactie, terwijl de omstandigheden voor ons idee schreeuwen om de alfareactie. Het leven is lijden, maar door dat lijden zin te geven, wordt het dragelijk. Door iets nuttigs te gaan doen, dwingen we onszelf tot de rationele reactie, waardoor we de valkuil van de alfareactie mijden.

Viktor Frankl was niet de enige Jood die de rationele benadering propageerde. Abel Herzberg gaf zijn boek over nazi's en het kamp de titel Amor fati mee: omarm het noodlot. Heb het noodlot lief. Door niet te vluchten, maar ons juist te verdiepen in onze ellende, leren we tenslotte hoe die ellende werkt en beheerst kan worden. We moeten het monster langdurig in de bek kijken om het bijzondere van het beest te ontdekken.

Terug naar het ijsbeerprobleem. Kennelijk is het zo dat we als mensen twee opties hebben. We kunnen het probleem rationeel onder ogen zien. We hebben honger. Er is geen eten. Waar vinden we iets eetbaars?

Daarnaast beschikken we ook nog over een emotionele, irrationele modus. We kijken het probleem niet rustig onder ogen, maar we beginnen luid te jammeren dat er onmiddellijk een goed maal op tafel moet komen te staan. Geen gelul, we willen eten en we willen het nu! Liefst geven we zelfs nog aan naar welk gerecht onze voorkeur uitgaat en wat we erbij willen drinken.

Toen ik kind was, werkte die irrationele modus vrij goed. Mijn moeder was -- vermoedelijk als veel moeders -- altijd zeer bezorgd dat ik te weinig eten kreeg, dus het communiceren van mijn wensen loste het probleem vaak prima op. Ik ontwikkelde daardoor al op jonge leeftijd een sterke voorkeur voor gevulde koeken. Ik kon die koeken echter alleen bemachtigen door duidelijk te maken, dat ik op het punt van omvallen stond.

Die oplossing -- een dramatisch verhaal ontwikkelen en luidkeels verkondigen -- had een onbedoeld neveneffect. Door de pogingen mijn sociale omgeving ervan te overtuigen dat ik op omvallen stond, ontwikkelde ik anorexia. Een term die we toen nog niet kenden. De irrationele reactie had met een beetje pech gemakkelijk tot een voortijdig einde kunnen leiden. Iets wat bij anorexia nog al eens voorkomt. Dergelijke ongewenste neveneffecten zijn een vast kenmerk van de irrationele reactie.

Mensen die de alfareactie hanteren, focussen aan de ene kant op hun emoties en aan de andere kant op de korte termijn. Hun emoties moeten bevredigd worden en liefst zo snel mogelijk. Daarbij gaat het om automatische, onbewuste processen. Het is dus letterlijk een irrationele reactie. De Natuur lijkt vervolgens de onhebbelijke gewoonte te hebben met een lange termijn effect roet in het eten te gooien. De irrationele reactie leidt tot onbedoelde uitkomsten.

De irrationele reactie is dus bedoeld de sociale omgeving te pushen tot actie, zodat het gevoelde probleem wordt opgelost. Wanneer koning Richard tijdens de veldslag van zijn paard valt, roept hij: 'A horse, a horse. My kingdom for a horse.' (Althans in het toneelstuk Richard III van William Shakespeare.) Hij probeert zijn probleem op te lossen, niet door een ander paard te pakken, maar door luidkeels duidelijk te maken dat hij een paard moet en dat hij het nu moet. Zijn sociale omgeving moet dat probleem maar voor hem oplossen en niet straks, maar nu.

In reactie op probleemsituaties hebben we dus twee verschillende opties. De ene optie is kalm blijven en het probleem bestuderen. Dat was de optie die Viktor Frankl en Abel Herzberg kozen. Het was misschien vreselijk, maar wat ze konden zien en leren, zouden ze ook leren. Dit is wat Daniel Kahneman systeem 2 noemde: 'traag denken'. (Het is systeem 2 omdat deze reactie minder goed in onze natuur verankerd is dan de emotionele babbelreactie van systeem 1.)

De andere optie (systeem 1, 'snel denken') is emotioneel worden en de sociale omgeving duidelijk maken, dat deze het probleem onmiddellijk moet oplossen. Een benadering die in het concentratiekamp natuurlijk niet werkte, waardoor men de blik naar binnen wende. Men vertelde zichzelf een dramatisch verhaal met als strekking dat men het probleem onverwijld diende op te lossen. De conclusie van het verhaal was vervolgens dat het leven ondragelijk was geworden. Een begrijpelijke conclusie, maar feitelijk gezien een voorbarige.

In de omgang met computers zijn beide reacties duidelijk zichtbaar. Programmeurs zien het als een afgang als ze moeten vragen naar de oplossing. Ze willen het probleem zelf oplossen ook al kost het soms meer dan een week prutsen en zoeken. Vragen is je onkunde etaleren en maakt je afhankelijk. Normale gebruikers willen echter snel, worden boos en ongeduldig zodra iets niet lukt en schakelen dan iemand anders in of bellen een hulplijn.

Er is nog een ander punt. De bètareactie gaat uit van een probleem. Het probleem moet precies omschreven worden. Wat beschikbaar is om het probleem op te lossen moet geïnventariseerd worden. Het probleem moet bestudeerd worden. En de oplossing moet tenslotte getest worden.

De alfareactie gaat echter uit van gevoel en sociale relaties. Er is geen formeel probleem, maar er is een gevoeld probleem en er zijn anderen. Die anderen moeten begrijpen dat ze in actie moeten komen om het probleem op te lossen. Ik zou dus verwachten dat geloof een sociale functie heeft. Andere mensen moeten beïnvloed worden zodat die gaan doen, wat ze moeten gaan doen.

De alfareactie wordt ook wel omschreven als de babbelreactie. Men kan het vergelijken met borrelpraat. De een komt met een 'mooi' verhaal dat bij de ander een emotionele reactie oproept. Een prachtig verhaal. De ander maakt zich niet druk over de juistheid of onjuistheid van dat verhaal, want dat is in die situatie niet de bedoeling. Het gevolg is echter wel dat het verhaal plausibel wordt. Men heeft het gehoord. Men zegt het, dus er zal wel iets van waar zijn.

Wie het 'mooie' verhaal kritisch verwerkt, heeft geen probleem. De feitelijke basis ontbreekt. Lang niet iedereen kan informatie echter kritisch verwerken en bovendien kost dat veel tijd en energie. Bij oppervlakkige (of zachte) informatieverwerking worden de termen in het verhaal door klassieke conditionering  aan elkaar gekoppeld. Wanneer we horen dat de X niet deugen, blijft er daardoor van die boodschap altijd iets hangen. Wanneer die boodschap vervolgens maar vaak genoeg herhaald wordt, wordt dat voor de onkritische luisteraar een onbetwistbaar feit. Hij voelt dat het waar moet zijn.

De enige manier om dat probleem op te lossen, is voortdurend dat wat men gelooft, langs de kritische meetlat van de bètabenadering te leggen. Waar is die bewering precies op gebaseerd? Hoe hard is de evidentie? Dit maakt dat alleen mensen die de bètareactie goed beheersen, hun vooroordelen in toom kunnen houden. Slechts een minderheid van de bevolking (vermoedelijk een 20 tot 25 procent) kan zich daardoor actief wapenen tegen de invloed van 'mooie' verhalen.

Ik denk dus dat nepnieuws, 'mooie' verhalen en onzin-verhalen, alsmede het geloof daarin, thuis horen in het babbelsysteem. Het is sociaal geleuter dat de betrokkenen een goed gevoel geeft. Het is het resultaat van wat Daniel Kahneman 'systeem 1 denken' noemde: snel denken (zonder echt na te denken).

Dat is misschien een mooie gedachte, maar valt dit te hard te maken? Kan dit via onderzoek aangetoond worden? De vraag was: waarom geloven mensen 'mooie' verhalen?

'Mooie' verhalen zijn gedefinieerd als verhalen die geen solide feitelijke basis hebben (1), die betrekking hebben op bepaalde mensen of sterk aan bepaalde mensen gerelateerde zaken (2), die een emotionele lading bevatten (3) en die emotie moet gericht zijn: 'wij zijn oké, zij deugen niet' (4). In veel gevallen volstaat men, met de helft van die laatste boodschap.

Het eerste probleem is het meten van het geloof in 'mooie' verhalen. Het tweede probleem is de verklaring van dat geloof. Eerst het meetprobleem.

Vooroordelen voldoen aan alle vier kenmerken van het 'mooie' verhaal. Het geloof in vooroordelen meten we via bevooroordeeldheid. Het gaat dus inderdaad om de alfa-bètafactor. Geloof in 'mooie' verhalen is de specialiteit van alfa's.

Klopt dit met wat we weten over de verschillen tussen alfateksten en bètateksten? De belangrijkste punten waarop teksten van alfa's en bèta's verschillen, heb ik samengevat in de basic five (hier). Het waren:
1. bevooroordeeld zijn / vooringenomen zijn;
2. dogmatisch in plaats van inductief denken;
3. subjectieve waarheid in plaats van objectieve waarheid hanteren;
4. mands (commando's) hanteren in plaats van tacts (beschrijvingen);
5. zachte informatieverwerking hanteren in plaats van harde.

Onze bèta-ijsbeer gaat op zoek naar een malse zeehond in de omgeving. Onze alfa-ijsbeer weet het zeker: hij voelt honger. Er moet een een malse zeehond op tafel komen. En niet straks, maar nu! Zonder malse zeehond is het helemaal mis en is de wereld helemaal fout! 'Mijn ijsberen-koninkrijk voor een zeehond!' Wat onze alfa-ijsbeer precies moet brullen naar zijn ondergeschikte ijsberen, interesseert hem geen snars, als de malse zeehond maar op tafel komt! Alle vijf punten van de basic five worden dus bevestigd. Hij redeneert vanuit een gevoel, hij denkt dogmatisch (van binnen naar buiten), hij hanteert subjectieve waarheid, hij hanteert mands om aan zijn malse zeehond te komen en wat hij er precies uitkraamt, interesseert hem niet, als het maar werkt (zachte informatieverwerking).

Onze alfa-ijsbeer gelooft heilig in de juistheid van zijn eigen verhaal. Waag het als ondergeschikte ijsbeer niet om eraan te twijfelen, want dan krijg je met hem aan de stok. In ons ijsberen-universum geloven de sociale ijsberen dus het verhaal van hun leider. De leider zelf met zijn elite is natuurlijk degene die het meest overtuigd is van de juistheid. Daarna komen zijn generaals en tenslotte komen de gewone ijsberen. Dat is althans wat we kunnen afleiden uit de scores op bevooroordeeldheid.

De bèta-ijsbeer opereert echter alleen en gelooft niets van het 'mooie' verhaal. Hij weet maar al te goed dat zodra de ijsberen-maffia hem met een malse zeehond te pakken krijgt, hij zijn hapje kwijt is.

Geloof in 'mooie' verhalen is dus een groepseffect. In een groep gehoorzamen mensen de groep. Ze verliezen hun zelfstandigheid. Ze stoppen met nadenken. De groep bepaalt hun gedrag. Tegelijkertijd heeft een groep geen bewustzijn. Een groep kan niet nadenken.