woensdag 30 januari 2019

Waarom geloven mensen 'mooie' verhalen? De functie van vooroordelen


Laatst bijgewerkt 30-01-2019 om 15.35


Abel Herzberg merkte ooit op dat de heksen- en de Jodenvervolging begonnen met een 'mooi' verhaal. Dat 'mooie' verhaal werd geloofd doordat het aan een emotionele behoefte beantwoordde, aldus Herzberg. Het verhaal gaf een goed gevoel, het werd vervolgens door voortdurende herhaling (propaganda) een 'onweersprekelijke' waarheid. Men voelde dat het waar was. Aan de waarheid van het verhaal kon en mocht niet langer getwijfeld worden.

Algemener geformuleerd: discriminatie en vervolging beginnen (wanneer we de persoonlijkheid van de betrokkenen buiten beschouwing laten) met een 'mooi' verhaal. Het lijkt niet mogelijk de meute op te hitsen zonder 'mooi' verhaal. Het is niet mogelijk de strongman man van een groep te worden zonder een 'mooi' verhaal te verkondigen.

Dat 'mooie' verhaal is in werkelijkheid vaak helemaal niet zo mooi. Het is een verhaal dat 'zij' niet deugen, maar dat de spreker en de zijnen heel erg oké zijn. Facisme kan prima zonder God, maar niet zonder Duivel. Het 'mooie' verhaal communiceert in werkelijkheid een vooroordeel. Soms heel subtiel, soms heel openlijk.

Strikt genomen is het 'mooie' verhaal niet het echte probleem. Het echte probleem is dat er mensen zijn die het 'mooie' verhaal geloven. Gelukkig zijn er ook mensen die het niet geloven, helaas is dat meestal een minderheid. Daarover later meer.

Wat zou er gebeuren als de groep mensen die 'mooie' verhalen automatisch gelooft, niet bestond? Zonder gelovigen valt het 'mooie' verhaal van de alfa in onvruchtbare bodem en verwordt het, tot wat het is: bullshit, gebakken lucht. Het 'mooie' verhaal valt dood.

Het 'mooie' verhaal is uiteindelijk slechts een poging van de spreker zichzelf te verkopen als groot en belangrijk. Het is het gekwaak van de kikker die zichzelf groot en belangrijk probeert te maken. Dat klinkt onschuldig, maar is het niet. Een lange reeks slachtoffers is soms het gevolg.

Je kunt in dat verband aan grote dingen denken. De Jodenvervolging is een berucht voorbeeld. Maar het kunnen ook kleine dingen zijn. Een buurvrouw die een gerucht over haar buurman de wereld in helpt. Een zogenaamd terloopse opmerking in een vergadering over een der aanwezigen. Een moeder die haar kinderen opzet tegen hun vader. Een gemompeld scheldwoord zo dat het slachtoffer het niet hoort, maar een ander wel.


Een concreet voorbeeld

Een voorbeeld dat ik vandaag in de krant tegenkwam, is klein, maar niet zo klein dat het leven van de betrokkene niet volledig op zijn kop werd gezet. Interessant is dat de betrokkene bijna werd vermorzeld, maar het gebeurde zelf niet koppelt aan discriminatie en agressie. Het gebeurde gewoon. Ja, het gebeurde gewoon, maar het gebeurt steeds weer.

Het verhaal staat in de Volkskrant (van maandag 21 januari 2019) in de vorm van een interview met het slachtoffer: de orthopedisch arts Piet van Loon. De titel is: 'Ineens was er dat woord: sorry'.  Dat verlossende woord kwam na tien jaar vasthoudend vechten.

Van Loon was, vertelt hij, dertig jaar lang een gewaardeerd arts. Hij zat in een zeskoppige maatschap van orthopeden in het Arnhemse Rijnstate ziekenhuis en publiceerde in vakbladen. In het voorjaar van 2006 kreeg hij tijdens een operatie van zijn assistent te horen: 'Ze praten over je, Piet.'

Er werd gezegd: 'Piet blijft maar schroeven in ruggen zetten.' Vertaald in termen van deze blogpost: iemand in zijn omgeving zat bewust een 'mooi' verhaal te verspreiden, dat voor Piet helemaal niet zo mooi was. We weten niet wie het was, dat meldt het verhaal niet, maar we kennen wel het persoonlijkheidsprofiel van de persoon die het verhaal de wereld inhielp. Een alfa of double-high: de gevaarlijkste en meest onbetrouwbare mensen die er op Gods aardbodem rondlopen.

Een 'moooi' verhaal is één ding. Als het 'mooie' verhaal niet geloofd wordt, valt het dood. Dit 'mooie' verhaal viel echter in de vruchtbare bodem van het Rijnstate Ziekenhuis. Valt daar aan te twijfelen? Nee, want al snel wist men het voor zijn gevoel allemaal zeker. Er was iets goed mis met die Piet van Loon. Die man deugde niet. Die man moest weg.

In 2007 vertrok Piet van Loon na een conflict bij het Rijnstate Ziekenhuis. De verhalenverteller had even moeten wachten op het resultaat van zijn verhaal, maar had toen ook wat hij hebben wilde. Zijn doel was bereikt. Die lastige Van Loon was afgevoerd en de verhalenverteller had zijn omgeving duidelijk gemaakt, dat er met hem niet te spotten viel.

Dankzij het persoonlijkheidsprofiel van de dader dat we hebben, weten we nog iets. De directe reden voor het 'mooie' verhaal was jaloezie. Van Loon had iets, dat de verhalenverteller niet had. Misschien waren het zijn publicaties in vaktijdschriften. Misschien was het zijn technische vaardigheid als specialist die wrevel opwekte. Misschien was het de gezond verstand houding die Van Loon uitstraalde.

Onze onbekende verhalenverteller voelde het als een brandende onrechtvaardigheid, die koste wat het kost, zo snel mogelijk gecorrigeerd moest worden. Niet door zelf beter te worden op het vakgebied, niet door zijn houding bij te stellen, niet door te gaan publiceren, maar veel eenvoudiger: door Van Loon kapot te maken. Sneller en eenvoudiger dan de omgekeerde benadering, zoals een domme bèta's die zou kiezen.

Valt te begrijpen waarom het 'mooie' verhaal vervolgens in vruchtbare bodem viel? Ik ben bang van wel. Zorgverlening trekt een bepaalde mensensoort aan. Een zorgverlener zit in de superieure positie. Degene die zorg ontvangt, zit in de afhankelijke, ondergeschikte positie. Zorg is dus een ideale sector voor sociaal-dominanten. Maar uit onderzoek weten we dat sociaal-dominanten de op één na meest bevooroordeelde en discriminerend mensensoort is, die rondloopt. Alleen alfa's maken het nog bonter.

In dit geval ging het bovendien niet slechts om de sector als geheel, maar om het management van de sector. Waar voelt een sociaal-dominant persoon zich vooral door aangetrokken? Door macht en als manager heb je macht over andere mensen. Management in de zorg is dus opgebouwd rond mensen met een dubbele probleemindicatie.

Maar daar stopt het verhaal niet. Zorg verlenen is iets met een emotionele ondertoon. Je doet iets voor andere mensen. Je doet iets moois voor andere mensen. Je bent met andere mensen bezig, niet met getallen of met dode dingen. Het zijn daardoor vooral 'sociale' mensen die aangetrokken worden door de zorg. Het zijn mensen die werken in een team of een groep prima vinden. Autoritaristen dus, niet de ongelovige, sceptische bèta's.

Ook op het tweede kenmerk dat bevooroordeeldheid aanstuurt, scoren zorgverleners daarmee in doorsnee hoog. Maar bevooroordeeldheid is alleen een ander woord voor . . . irrationeel geloof, babbelen en agressie. We hebben dus niet te maken met een zakelijke en doelgerichte bètacultuur, maar met een op zichzelf betrokken alfacultuur waar iemand van de betrokkenen met opzet een 'mooi' verhaal verspreidt.

Zijn moderne mensen nog in staat onderscheid te maken tussen feiten en 'mooie' verhalen? Ik vraag dus niet of ze gemotiveerd zijn om zich te beperken tot de feiten, maar of ze dat kunnen, wanneer ze daartoe gemotiveerd worden. Recente data afkomstig van een toets onder hbo-studenten, die ik recent mocht analyseren, laten zien dat minder dan ongeveer 20% onderscheid kan maken tussen feit en mening. Die uitkomst is in overeenstemming met eerdere analyses die ik op dit soort data mocht uitvoeren. Die uitkomst is ook in overeenstemming met wat door andere onderzoekers op dit punt gevonden wordt, niet alleen in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld de UK en de VS.

Het antwoord moet dus luiden: nee. Voor moderne mensen en zeker voor mensen in een alfacultuur smelten feiten en opinies ('mooie' verhalen, vooroordelen) samen tot één groot kluwen. Voor hen zijn opinies even waardevol als feiten. Ze zien het verschil niet. Het is toch allemaal gezegd en beweerd? Dan moet het dus wel zo zijn. Men zegt dat toch niet zo maar?' Het lijkt dus moeilijk voorstelbaar dat men op het niveau van management in de zorg in doorsnee in staat zou zijn onderscheid te maken tussen feit en 'mooi' verhaal. Gesteld dat men dat zou willen.

Het 'mooie' verhaal over Piet van Loon dat verspreid werd, was dus niet langer slechts een 'mooi' verhaal, maar het was voor de betrokkenen een onbetwistbaar feit geworden. Iedereen wist het zeker. Die Piet van Loon deugde niet.

Ik denk dat er in het geval van Van Loon nog een andere factor meespeelde. Van Loon is een volhouder, een doorzetter. Iemand die niet bij de pakken neer gaat zitten. Iemand die zijn archief goed op orde heeft. Iemand die goed was in zijn vak. Iemand met een zakelijke en nuchtere instelling. Kortom, een bèta.

Alfa's en bèta's gaan niet goed samen en alfa's zijn daarbij niet bepaald lief en aardig. Iedere bèta in alfagebied verkeert voortdurend in de gevarenzone, ook al realiseert hij zich dat zelf niet altijd. Voor alfa's vormt iedere bèta een gevaar, omdat ze door hun 'mooie' verhalen heen prikken. Wat alfa's betreft, is daardoor uiteindelijk iedere bèta er een te veel.

Het 'mooie' verhaal leidde in het geval van Piet van Loon tot een arbeidsconflict. Daar bleef het niet bij. Er kwam onderzoek naar zijn operaties. Waren die wel terecht geweest? De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd stelde een onderzoek naar hem in, althans dat bericht verspreidde de inspectie. Zijn nieuwe baan ging niet door, omdat zijn nieuwe werkgever bericht kreeg over de verdenkingen tegen hem. Kortom, er werd van alles beweerd, maar er werd niets hard gemaakt. Een verzameling ultieme roeptoeters bij elkaar. Mensen die liever babbelen, dan werken en denken.

Inmiddels zijn we tien jaar verder. Een vaste aanstelling als arts zat er voor Van Loon niet meer in. Zijn huwelijk liep op de klippen. Hij moest zijn vrijstaande woning verkopen en woont nu in een bescheiden huurwoning. Vorige week kreeg hij van de inspectie, na jarenlang voor zijn recht te hebben gevochten, eindelijk te horen: 'Sorry.' Het 'mooie' verhaal was een uiterst effectief verhaal gebleken, maar nu de gelovigen hun irrationele vooroordelen niet langer konden verdedigen, losten ze het probleem op door simpelweg sorry te zeggen.

Toch mag Van Loon niet klagen, vrees ik. Zo'n soort voorval wordt een 'mini-holocaust' genoemd. Het doel is, vergis je niet, iemand kapot te maken. Niet een klein beetje, maar volledig. Voor een deel is dat prima gelukt. Maar Van Loon leeft nog. Vaak loopt dat anders af. En hij is nog redelijk gezond. Ook dat loopt vaak anders af. Kortom: wie een mini-holocaust overleeft, heeft -- hoe onrechtvaardig men ook behandeld is -- niets te klagen. Het klinkt bitter en dat is het ook. Vrij naar Marga Minco: het kruid proeft bitter.


Het doel van het 'mooie' verhaal

'Mooie' verhalen zullen altijd verteld worden, vrees ik. Maar wat beweegt mensen ze te geloven en voor waar aan te nemen? Waaruit bestaat die diepe emotionele behoefte, die Herzberg veronderstelde, precies? Wat drijft de gelovige?

Voor de duidelijkheid: het gaat niet om alle geloof en niet om iedere gelovige. Het gaat niet om het geloof dat '2+2=4'. Het gaat niet om het geloof dat morgen de zon vermoedelijk weer zal opkomen. Het gaat niet om rationeel geloof, maar om irrationeel geloof. Zaken die mensen zeker denken te weten, zonder dat daar duidelijke evidentie en goede redenen voor bestaan.

Een eerste manier om meer duidelijkheid te krijgen over wat de gelovige beweegt, is te kijken naar de functie van het 'mooie' verhaal. Wat is het doel van de kwade geest die het verhaal de sociale ruimte in slingert?

'Mooie' verhalen of vooroordelen, hebben vier kenmerken. Ze missen feitelijke onderbouwing (1). Ze gaan over bepaalde mensen of sterk aan bepaalde mensen gerelateerde zaken (2). Ze bevatten emotie (3) en die emotie is gericht: 'wij zijn oké, zij deugen niet' (4).

In veel gevallen wordt slechts de helft van die boodschap gecommuniceerd. Men is zelf heel erg oké. In andere gevallen wordt de andere helft gecommuniceerd: zij deugen niet, zij zijn gevaarlijk, zij moeten bestreden worden. Vooroordelen kunnen dus zowel positief als negatief geformuleerd zijn. Verder kunnen ze heel expliciet, maar ook heel impliciet geformuleerd zijn.

De bedoeling van het 'mooie' verhaal is of iemand op afstand te zetten of iemand te omarmen om zichzelf op die manier sociaal te verbeteren. 'Iemand' kan in dit geval ook slaan op een hele groep. Er is altijd een benadeelde partij en een partij die profiteert van het 'mooie' verhaal. Het 'mooie' verhaal is dus een middel om zelf qua status in de groep te stijgen en een middel om een of meer anderen te laten dalen.

Wanneer ik dit zo opschrijf, klinkt dat misschien als een open deur. Hele volksstammen psychologen hebben echter jarenlang verkondigd dat vooroordelen slechts als functie hadden de complexe wereld begrijpelijk te maken. Ze zouden noodzakelijk zijn om de wereld beter te kunnen begrijpen.

Ook iemand als Gordon Allport verkondigde rond 1954 in The Nature of Prejudice dat standpunt. De vernietiging van zes miljoen Joden berustte slechts op een cognitief foutje, waar mensen nu eenmaal mee behept waren. Kortom, niets om je druk over te maken. De auteurs en onderzoekers van The Authoritarian Personality dachten daar heel anders over, maar die stonden dan ook duidelijk onder Joodse invloed of het waren zelfs Joden.

De eerste link die Google geeft bij 'functie van vooroordelen' is deze. Deze site vermeldt over de functie van vooroordelen:
=> Functie: wereld die men niet kent, maar waar men toch een oordeel over velt
→ helpen ons om de wereld te leren kennen ook al kent men die niet
→ je weet wat je te doen staat, je weet hoe de anderen zullen reageren
→ Om vaagheid van de wereld te reduceren
Klopt dat verhaal? Stel een Friese boer moest zijn hooi van het land halen. Vroeger duurde het mooie weer kort en was dat allemaal handwerk. Het was dus een klus die zo snel mogelijk geklaard moest worden, voordat er een regenbui kwam. In die tijd trokken Duitse landarbeiders op zoek naar werk zomers door het Friese land. Dat waren natuurlijk Duitsers dus een boer kon gemakkelijk een serie vooroordelen hebben.

Volgens het verhaal hierboven handelde hij dan heel verstandig. Die vooroordelen hielpen hem de wereld te leren kennen, die hij nog niet kende. Hij wist wat hem te doen stond, hij wist hoe die rot Duitsers zouden reageren. Op die manier hielpen zijn vooroordelen hem de vaagheid van de wereld te reduceren.

In werkelijkheid handelde de boer die zich liet leiden door zijn vooroordelen uitermate dom. Want die Duitse rondtrekkende landarbeiders konden hard werken en wat was er nu belangrijker: toegeven aan je vooroordelen of je hooi van het land? Het geloven van vooroordelen kan dus een uitermate kostbare kwestie worden. Wie zijn emoties wil volgen, moet bereid zijn diep in de buidel te tasten.

Mensen en groepen die moeten produceren zullen vooroordelen daarom proberen te mijden als de pest. Voor niet-productieve groepen ligt dat echter totaal anders. Wie met een knokploeg bij de boeren langs gaat om beschermingsgeld te eisen, heeft belang bij een hele reeks vooroordelen die inhouden dat boeren niet deugen en best een kopje kleiner gemaakt mogen worden. Mensen die willen oogsten zonder gezaaid te hebben, hebben belang bij het geloof (vooroordeel, 'mooie' verhaal) dat ze heel bijzonder zijn, dat de Heer ze gestuurd en gemachtigd heeft en dat die gore rotboer nu als de bliksem moet betalen, anders zal hij merken wie hier de baas is.

Vooroordelen zijn dus inderdaad uiterst nuttig, maar slechts voor de mensen die ze koesteren. En verder mag duidelijk zijn, dat lang niet iedereen ze koestert.












Geen opmerkingen:

Een reactie posten