dinsdag 2 oktober 2018

Waarom verkondigen mensen nepnieuws, vooroordelen en andere 'mooie' verhalen?


Laatst bijgewerkt 3-10-2018 om 0:41


Waarom zeggen mensen dingen die niet kloppen en doen ze dat vaak zo handig en overtuigend dat veel mensen die verhalen geloven?  De luisteraars worden als het ware door het 'mooie' verhaal op sleeptouw genomen en lijken zich niet meer goed te realiseren waar het werkelijk om gaat.  Ze zijn als het ware niet in staat om door het verhaal heen te kijken en de onderliggende werkelijkheid te zien.

Ik veronderstel hierboven dat mensen die nepverhalen verzinnen, dat zo handig doen, dat veel van hun luisteraars erin trappen.  Misschien klopt die veronderstelling niet.  Is het niet mogelijk dat de luisteraars zo goedgelovig zijn, dat ze bij voorbaat vrijwel alles geloven dat hen verteld wordt?  In dat geval is er helemaal geen bijzonder handige spreker nodig voor het misleidende verhaal.  Mijn vraag kan dan dus eenvoudiger geformuleerd worden: waarom beweren mensen zaken die niet kloppen met de waarneembare werkelijkheid?  Waarom produceren mensen misleidende verhalen?


Het verzoek rustig te gaan slapen van Colijn

Minister-president Hendrikus Colijn hield op 11 maart 1936 een beroemde radiotoespraak.  Duitse troepen hadden net het Rijnland bezet.  Het was een teken aan de wand van de dingen die gingen komen.  Maar Colijn had voor zijn luisteraars een totaal andere boodschap.  Er was volgens hem geen enkele reden voor ongerustheid.

Hij zei tegen zijn luisteraars: "Daarom maan ik nog eens aan om zich niet te laten verontrusten."  En hij eindigde: "Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn.  En daarmee, geachte luisteraars, laat ik u over aan de verpozing die de radio u pleegt te bieden. Goedenavond."

Waarom kwam Colijn met deze misleidende tekst?  Colijn was een politicus die, zoals veel politici, voor alles macht wilde.  Hij wilde iemand zijn.  Hij wilde leiding geven.  Hij had er dus belang bij, om te doen alsof hij de situatie volledig meester was.  Er was niets aan de hand.  Hij had het allemaal volledig onder controle.  Men kon rustig gaan slapen.  Hij waakte over de veiligheid van het land.

Zijn doel was dus niet om de situatie serieus in te schatten en na te gaan, wat er moest gebeuren om nazi-Duitsland in toom te houden.  Nee, zijn doel was bij zijn publiek over te komen als de grote leider waar men volledig op kon vertrouwen en die de situatie volledig onder controle had.  Hij wilde zijn gelovigen graag vertellen, wat ze wilden horen.  Hij babbelde er vrolijk op los.

Iets meer dan vier jaar later zouden de Duitse troepen Nederland binnen marcheren.  Door de Tweede Wereldoorlog verloren ongeveer tweehonderd duizend landgenoten het leven.  Wanneer Colijn als premier op 11 maart 1936 de alarmklok geluid had en men massaal de beschikbare tijd gebruikt had om de defensie op orde te krijgen, was de Tweede Wereldoorlog totaal anders verlopen.  De snelle bezetting van Nederland speelde in de Duitse verovering van West-Europa een sleutelrol.

Als politicus in die tijd was Colijn niet uitzonderlijk.  Belangrijke politici in andere landen van Europa handelden vergelijkbaar.  Men produceerde een fraai verhaal, was trots op zichzelf vanwege dat fraaie verhaal en ging over tot de orde van de dag.

Beroemd in dit verband is de toespraak van de Britse premier Neville Chamberlain op 30 september 1938.  Hitler was Tsjecho-Slowakije binnengetrokken, maar Chamberlain had daarna met Herr Hitler mogen spreken en een overeenkomst mogen sluiten.  Na zijn terugkeer uit München gaf hij op de stoep van Downing Street nummer 10 een toespraak, die hij besloot met:
"My good friends, for the second time in our history, a British Prime Minister has returned from Germany bringing peace with honour.  I believe it is peace for our time.  We thank you from the bottom of our hearts.  Go home and get a nice quiet sleep."
Hij geloofde dat het voor hun tijd vrede zou zijn.  Men kon rustig gaan slapen.  Minder dan een jaar later, op 3 september 1939, maakte Chamberlain via de BBC bekend dat Engeland in staat van oorlog verkeerde met Duitsland.  Van de 'peace' en 'honour' was weinig overgebleven; het werd nu toch echt tijd om wakker te worden.  Door zijn slappe houding tegenover Hitler had hij niet de vrede gered, maar de Tweede Wereldoorlog aangezwengeld.

Ik beweerde in de vorige blogpost over Colijn dat hij zich niet druk maakte over die tweehonderdduizend doden die alleen al in Nederland uiteindelijk het resultaat waren van zijn optimisme en lichtzinnigheid.  Misschien laat ik me dan onnodig meeslepen door mijn emoties.  Je moet proberen te begrijpen, hoe zijn verhaal tot stand kwam.  Hoe valt het verhaal van Colijn te begrijpen en te verklaren?


We focussen òf op de feitelijke, òf op de sociale component

De ellende waar de Tweede Wereldoorlog toe zou leiden, was er nog niet.  Het was ook iets wat Colijn vrijwel zeker niet zag aankomen.  Ter vergelijking: iemand als de historicus Johan Huizinga had die ellende wel voorzien en die op dat moment ook al met de nodige woorden beschreven in zijn boek: In de schaduw van morgen (1935).

Het punt waar het om draait, is waar je in een situatie op focust.  Je ziet bijvoorbeeld een indrukwekkende brug.  De ene persoon zal net als vrijwel ieder ander, uitroepen dat het een prachtige brug is.  Sommige personen, die wel vaker wat sociaal onaangepast gedrag vertonen, zullen opmerken dat het misschien wel een mooie brug is, maar dat het ook een onveilige brug is en dat het ding ieder moment kan instorten.  In die specifieke situatie zijn beide responsen mogelijk en begrijpelijk.  Maar de ene persoon focust op een ander aspect van de situatie, dan de andere persoon.

Vergelijk het met de mensen in de experimenten van Solomon Asch (1956) die er heilig van overtuigd waren, nooit een fout gemaakt te hebben (hier).   Ze hadden zo automatisch het groepsoordeel gevolgd dat ze zich de discrepantie tussen de feitelijke werkelijkheid en hun gedrag niet bewust waren en hun falen ook niet konden en wilden geloven en dat vaak volledig verwierpen.  Colijn focuste niet op de feitelijk te verwachten effecten van de Duitse invasie, maar op het geruststellen van zijn publiek, daardoor viel voor hem de problematische toekomst weg.

Een soortgelijk  verschijnsel, maar dan in omgekeerde vorm, valt te zien in de beruchte scene uit de film Der Untergang waarin Hitler een enorme woede-aanval krijgt als de Russische tanks voor Berlijn staan en hij te horen krijgt, dat de Duitse verdediging is ingestort.  Die woede-aanval maakt grote indruk op zijn ondergeschikten, maar helpt niet echt om de Russische tanks tegen te houden, die iedereen al lang zag aankomen, alleen Hitler niet.  Door zijn voortdurende focus op indruk maken op zijn publiek is hij al veel eerder het contact met de realiteit kwijtgeraakt.  Hij leeft in een virtuele ideeënwereld van denkbeeldige leger-eenheden die door hem aangestuurd worden.  Zijn ondergeschikten durven normaal niet te vertellen dat die legereenheden al lang niet meer bestaan.

Vallen er andere voorbeelden te vinden?  Iemand als Dwight D. Eisenhower had de naam zorgvuldig en uitgebreid te plannen.  Hij realiseerde zich goed het belang van de landing in Normandië en realiseerde zich ook dat er akelig veel mis kon gaan.  Hij was dus kennelijk meer gefocust op het (verwachte) werkelijke verloop van de strijd dan op het bij zijn ondergeschikten overkomen als de geniale generaal.

Het ging met Eisenhower mis, toen hij aardig gevonden wilde worden en zijn zakelijke kant liet varen.  Bernard Montgomery zeurde hem de oren van het hoofd om een luchtlanding bij Arnhem te mogen uitvoeren.  Uiteindelijk bezweek hij onder die sociale druk, waardoor hij de feitelijke situatie uit het oog verloor.  Als opperbevelhebber had hij uiteindelijk de eindverantwoordelijkheid.

Toen Montgomery door eindeloos te zeuren tenslotte toestemming van Eisenhower had, maakte hij vervolgens van de landing bij Arnhem een volstrekte knoeiboel door zaken als ontbrekende jeeps, uitgelekte plannen, niet kloppende inlichtingen en niet functionerende radio's.  Hij was echter zeer bedreven in het bij zijn meerderen, ondergeschikten en het grote publiek overkomen als de geniale generaal die het allemaal wel even zou oplossen.  Op het moment dat de zaken mis liepen, was dat nooit zijn schuld, maar altijd de schuld van anderen.

Ik denk dus dat Colijn in 1936 volledig focuste op zijn publiek.  Hij wilde bij zijn publiek overkomen als de grote en wijze staatsman, die ze volledig konden vertrouwen.  Hij stemde daardoor zijn verhaal volledig af op zijn publiek.  Voor een politicus misschien een begrijpelijke handelswijze.  Een politicus wil macht, zonder macht begin je niets.  Om die macht te krijgen en te houden heb je een aansprekend verhaal nodig.  Een verhaal waarvan de mensen denken: wow!  Die man weet wat hij wil!  In die man heb ik vertrouwen!  Wat een geweldige kerel!  Mensen als Donald Trump nu en Adolf Hitler vroeger, doen en deden precies hetzelfde.

Het gevolg van die focus op het publiek is echter dat het verhaal niet meer afgestemd wordt op de harde realiteit.  Bij Colijn leidde dat ertoe dat Nederland zich niet maximaal inspande om de defensie op orde te krijgen.  Bij iemand als Adolf Hitler leidde die focus op zijn publiek en wat dat publiek graag wilde horen, aan de ene kant tot de Holocaust, maar aan de andere kant tot een afnemende effectiviteit van de Duitse Wehrmacht en het verliezen van de Tweede Wereldoorlog.  Hij maakte zijn publiek lekker door het een 'groot Duitsland' te beloven, maar door zijn focus op dat publiek werd het uiteindelijk een Duitsland dat in puin lag.  Dankzij die focus van Eisenhouwer op planning en harde feiten slaagde de beslissende landing bij Normandië, terwijl door de focus van Montgomery op het 'mooie' verhaal de landing bij Arnhem een volledige mislukking werd.


Twee soorten betekenis

Situaties hebben een feitelijke en een sociale component.  Mensen die focussen op de sociale component (hoe kom ik over bij mijn publiek?), focussen niet meer op de feitelijke component (wat is de feitelijke situatie en wat zegt die?) en missen die daardoor.  Mensen die focussen op de feitelijke component, focussen niet meer op de sociale component en missen die daardoor.  Dit levert twee totaal verschillende verhalen op, uitgaande van dezelfde situatie.  Het ene verhaal is een schreeuw om aandacht en erkenning, het andere verhaal is een dorre en vaak akelige opsomming van wat er vermoedelijk zal gaan gebeuren.

Van bèta wordt wel gesteld dat ze een sociale antenne missen.  Van alfa's wordt wel gesteld dat ze een probleem hebben met feiten en getallen.  Strikt genomen is dat echter een volgend punt.  Waar het mij op dit moment om gaat, is of het onderscheid hard valt te maken.  Valt inderdaad hard te maken dat situaties als het ware twee totaal verschillende componenten bevatten?

Als mijn veronderstelling klopt, kan een verhaal nooit bij voorbaat opgevat worden als puur 'feitelijk'.  Het is dan immers in beginsel even goed mogelijk dat het verhaal sociaal bedoeld is.  De consequentie is dat verhalen twee verschillende betekenissen hebben.  Het oordeel kan feitelijk onzin zijn, maar sociaal het gewenste effect opleveren.  Het oordeel kan feitelijk juist zijn, maar sociaal fout uitwerken.

De stelling van Galilei dat de zon het middelpunt van ons planetenstelsel was, was feitelijk gezien niet zo gek, maar leverde sociaal voor hem veel problemen op.

Het boek Mein Kampf leverde Hitler status, inkomsten en publiciteit opSociaal gezien was het voor hem dus een groot succes.  Feitelijk gezien was het een plan en filosofie die tot de ondergang van Duitsland zou leiden.

Het verhaal van Colijn had vermoedelijk het door hem gewenste effect.  Zijn publiek werd gerustgesteld en hij was weer de grote staatsman.  De feitelijke uitwerking was echter dat Nederland vrijwel onvoorbereid de Tweede Wereldoorlog in gemanoeuvreerd werd.

Het nepartikel van Sokal was feitelijk gezien volstrekte onzin.  Het had echter wel het door hem gewenste sociale effect.  De redactie van Social Text zag het als een mooie bijdrage.

Het verhaal van de dijkgraaf die gelooft dat het allemaal zo'n vaart niet loopt met de stijging van de zeespiegel, is geruststellend, maar zal in werkelijkheid het wassende water niet tegen houden.  Het is sociaal gezien een mooi verhaal, maar feitelijk gezien onzin.

In het Nieuwe Testament valt het verhaal te vinden van Ananias en Safira (Handelingen 5:1-6, hier).   Ze verkochten hun boerderij en zeiden de volledige opbrengst ter beschikking te stellen aan de apostelen.  In werkelijkheid stelden ze echter slechts een deel van de opbrengst ter beschikking.  Ze produceerden een 'mooi' verhaal, maar hun verhaal klopte niet met de harde werkelijkheid.  Die misleiding werd hen niet in dank afgenomen.  Volgens het Bijbelverhaal overleefden ze hun 'mooie' verhaal niet.


'Mooie' verhalen en feitelijk juiste verhalen

De stelling is dus dat twee verschillende factoren het verhaal bepalen.  Aan de ene kant zijn er de harde feiten (de situatie), aan de andere kant is er het publiek dat de spreker (of schrijver) probeert te beïnvloeden.  Wanneer het verhaal bepaald wordt door de harde feiten, is het vaak geen 'mooi' verhaal.  Wanneer het verhaal bepaald wordt door het publiek, is het vaak geen feitelijk juist verhaal.  Beide factoren tegelijkertijd prioriteit geven wil niet.  Dit betekent dus dat er 'mooie' verhalen bestaan en 'feitelijk juiste', maar dat een verhaal normaal nooit allebei tegelijk kan zijn.  Men kan geen twee Heren dienen.

De verklaring voor het verkondigen van nepnieuws, vooroordelen en andere 'mooie' verhalen is dus simpel.  De spreker (of schrijver) probeert met zijn verhaal zijn publiek te beïnvloeden in de door hem gewenste richting.  Het is reclame, propaganda, bullshit, 'gebakken lucht' (hot air), desinformatie, nepnieuws.  De spreker probeert met zijn 'mooie' verhaal zichzelf te verhogen in de sociale rangorde.


---------------------------------------------

De verklaring voor het verkondigen van nepnieuws, vooroordelen en andere 'mooie' verhalen is dus simpel.  De spreker, of schrijver, probeert met zijn verhaal zijn publiek te beïnvloeden in de door hem gewenste richting.

---------------------------------------------


Merkwaardig is dat veel mensen die dubbele functie van taal niet meer lijken te zien.  De jagers/verzamelaars waar ik indertijd een ooggetuige-verslag van las, leken op dit punt nadrukkelijk en automatisch onderscheid te maken.  Taal tijdens de jacht was totaal anders dan tijdens het chatten en het gezellig bij elkaar zijn.

Van bèta's is bekend dat ze het onderscheid wel hanteren.  C.P. Snow gebruikt bijvoorbeeld de term 'hot air' in zijn oorspronkelijke essay The Two Cultures om de producten van bepaalde alfa's te omschrijvenAlfa's lijken al het mogelijke te doen om het onderscheid te ontkennen, te negeren en als irrelevant af te doenEr van uitgaande dat alfa's taal vooral voor dat specifieke doel gebruiken (zichzelf sociaal proberen te verbeteren), zijn die pogingen misschien niet zo vreemd.

Er is echter een nog eenvoudiger verklaring.  Alfa's zien het probleem niet.  Doordat ze informatie passief verwerken, zeggen bèta-teksten hun weinig tot niets.  In hun ogen zijn die niet 'inspirerend'.  Ze beperken zich dus vooral tot alfa-teksten.  Daarbij lezen ze niet of amper, ze stellen vooral te lezen.

Een heel concreet punt is dat bèta's lezen voor de informatie en alfa's de tekst als het ware niet kunnen loskoppelen van de auteur (hier) en het gedrukte boek.  Een ander punt van verschil dat ik wel eens ben tegengekomen is dat alfa's een dure gedrukte publicatie willen, terwijl bèta's een gratis online publicatie prima vinden.  Interessant in dit verband is misschien ook dat Bob Altemeyer, 'de vader van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek', zijn boek gratis als pdf online zette.

Uitgaande van het soortenmodel (dat de resultaten van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek beknopt probeert samen te vatten) zou ik verwachten ik dat de alfacultuur het produceren van 'mooie' verhalen ziet als norm.  Voor de bètacultuur zou ik verwachten dat men 'mooie' verhalen ziet als precies dat.  Of zoals Snow het uitdrukte: het is allemaal gebakken lucht ('hot air').  Men kijkt er doorheen, men laat zich er niet door misleiden en men haalt er -- misschien ten onrechte -- zijn schouders erover op.  Als 'mooie' verhalen inderdaad het specialisme vormen van de alfacultuur zou je verwachten dat er een duidelijke koppeling moet zijn met de alfa-bètafactor, met bevooroordeeldheid.

Het verkondigen van een 'mooi' verhaal is alleen zinvol bij een publiek dat niet door dat 'mooie' verhaal heen kijkt.  'Mooie' verhalen hebben dus alleen zin bij een alfa-publiek.  Het probleem bij Ananias en Safira was niet, dat hun verhaal niet 'mooi' was.  Het probleem was dat God het verhaal feitelijk evalueerde en concludeerde dat het bullshit was.  Hij of het kon er weinig waardering voor opbrengen beetgenomen te worden.  In een omgeving van (kritische) bèta's is het produceren van 'mooie' verhalen dus niet een lonende bezigheid.

Door deze gerichtheid op een bepaald publiek vallen 'mooie' verhalen vaak gemakkelijk te herkennen, althans voor bèta's.  Wat betekent dit voor de informatieverwerking?  Bèta's verwerken informatie bij voorkeur (indien mogelijk) via systeem 2: gericht, kritisch nadenken. Alfa's verwerken informatie normaal via het automatisch werkende systeem 1: men hoort termen die vervolgens door klassieke conditionering automatisch elkaars gevoelswaarde gaan oproepen.  Dit verklaart ook de term 'mooie' verhalen.  Het zijn verhalen die emoties oproepen en vervolgens koppelen aan voorheen neutrale termen.


Vijf punten van verschil

In totaal zie ik dan vijf punten waarop het 'mooie' verhaal afwijkt van het feitelijk juiste verhaal.  Allereerst moet de spreker/schrijver in beginsel hoog scoren op bevooroordeeldheid. Het is een alfa, een 'man of words', een prediker.  Iemand die hoog scoort op bevooroordeeldheid, autoritarisme en sociale dominantie.

Ten tweede moet het verhaal bestemd zijn en succes hebben bij een publiek van 'gelovigen' ('fanatics', autoritaristen).

Ten derde moet het verhaal uitgaan van passieve informatieverwerking via systeem 1: klassieke conditionering.  De gelovige wordt zonder dat hij er bewust iets voor doet, door te luisteren naar de woorden van de spreker, emotioneel geconditioneerd.  Het verhaal is normaal niet geschikt voor verwerking via systeem 2: het kritische, gerichte, langzame denken van de bèta's.

Ten vierde zou je verwachten dat een 'mooi' verhaal doorgaans veel kenmerken zal bezitten van alfa-teksten: de Basic Five (hier).   De vijf punten van onderscheid waren: bevooroordeeld in plaats van onbevooroordeeld, dogmatisch denken in plaats van inductief denken, subjectieve waarheid gebruiken in plaats van objectieve, het gebruik van mands in plaats van tacts (men gebruikt taal niet om zaken te beschrijven, maar om mensen te beïnvloeden) en uitgaan van passieve, automatische informatieverwerking in plaats van harde.

Dan blijft als vijfde punt nog het antwoord op de vraag, waarom mensen zo'n 'mooi', misleidend verhaal ophangen.  Uitgaande van het soortenmodel zijn daar slechts twee antwoorden op mogelijk: het streven naar macht en status enerzijds en de behoefte bij de groep te horen en in de groep veiligheid te vinden anderzijds.

Het valt te verwachten dat vooral de 'men of words', de predikers, de 'mooie' verhalen zullen ophangen, omdat ze als alfa's of double-highs en sociaal dominant zijn en autoritaristisch (dus niet kritisch en niet zelfstandig denkend).

De groep die daarna komt, de 'men of action', zullen wel verhalen ophangen om vooruit te komen, maar zullen dat doorgaans wat kritischer aanpakken doordat ze laag scoren op autoritarisme.  Hun verhalen zijn dus voor een bèta vermoedelijk lastiger om door te prikken.

Ik zou verwachten dat de 'fanatics', de ware gelovigen (wel autoritaristisch, maar niet sociaal dominant) vooral de verhalen die hen verteld worden, na zullen praten.  Bij dat napraten is opvallend dat ze zich de betekenis doorgaans niet echt realiseren.  Het zijn een soort magische bezweringsformules die ze uitspreken, los van iedere empirische betekenis.

Valt dit produceren van nepverhalen empirisch aan te tonen onder gecontroleerde omstandigheden?  Ik hoop in een volgende blogpost op die vraag in te gaan.





















donderdag 27 september 2018

Het mooie van nepnieuws


Laatst bijgewerkt 30-09-2018 om 13.53


De column in de Volkskrant is getiteld: Droge of natte voeten. Ik zou geneigd zijn daar een vraagteken achter te zetten, want dat is de vraag waar het stuk om draait.

De column is van Marjon Bolwijn en stond in de krant van 25 september 2018. Voor alle duidelijkheid, met die column lijkt me weinig mis. In het kader van de rap stijgende zeespiegel (althans daar heeft de subkop het over) is Bolwijn gaan praten met dijkgraaf Luc Kohsiek. Het gebied waarvoor de dijkgraaf verantwoordelijk is, is alles in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. Dat is een leuk lapje grond.

Bolwijn is met hem gaan praten, heeft opgeschreven wat haar verteld werd en dat leverde een leesbaar stukje in de krant op over een vraag die ons ondertussen allemaal een beetje bezig zou moeten houden. Houden we nog droge voeten of moeten we in de toekomst rekenen met overstromingen?

Wanneer je de column van Bolwijn als 'nepnieuws' gaat betitelen, draaf je door. Er is niets mis mee. Maar als ik haar column lees, wordt het me toch wat ongemakkelijk.

Bolwijn heeft misschien met opzet het einde wat dubbelzinnig gekozen. De dijkgraaf zegt: "We zijn geen Bangladesh. Nederland heeft expertise en geld genoeg om watersnoodrampen te voorkomen. Wij zijn ook geen Amerika, dat liever eerst mensen in veiligheid brengt en dan pas gaat kijken hoe een overstroming te voorkomen. We denken ver vooruit." Bolwijn vervolgt en eindigt dan haar column zelf met: "Oftewel: gaat u maar rustig slapen."

Dat is, voor mensen die de historie wat kennen, een nogal macabere uitspraak en het zou me niet verbazen wanneer Bolwijn die ook zo bedoelde. Ogenschijnlijk schrijft ze keurig op wat de dijkgraaf haar vertelt. Maar bijna stiekem en heel terloops roept ze iets op, dat de dijkgraaf juist niet wilde zeggen.

De Nederlandse Wikipedia vermeldt over die beruchte 'ga maar rustig slapen' uitspraak van Colijn het volgende.
"Na de Duitse bezetting van het Rijnland, die een schending was van het Verdrag van Locarno, hield Colijn op 11 maart 1936 een befaamde radiotoespraak. Hij wees op de internationale spanningen en kondigde aan dat winterlichting '35 langer onder de wapenen zou blijven. Dit was, aldus Colijn, slechts voorzorg. 'Daarom maan ik nog eens aan om zich niet te laten verontrusten.' Hij beëindigde zijn radiorede zo: 'Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn. En daarmee, geachte luisteraars, laat ik u over aan de verpozing die de radio u pleegt te bieden. Goedenavond.'"

Ruim vier jaar later zouden de troepen van Hitler Nederland binnen marcheren. Er zijn op internet allerhande mensen te vinden, die geloven dat vier jaar een eeuwigheid is. Wie echter in het zicht van een naderend conflict zijn leger moet opbouwen, moet oefenen en op sterkte moet brengen, heeft aan vier jaar niet genoeg. Hitler kwam begin 1933 aan de macht en was in mei 1940 in feite nog steeds niet op volle oorlogssterkte. Zelfs met een leider die volstrekt doelgericht is op dat ene punt en die volstrekt totalitair denkt en regeert, is zeven en een half jaar eigenlijk te kort.

Wanneer Nederland echter vanaf 11 maart 1936 de hand aan de ploeg had geslagen en gedaan had, wat men had moeten doen, was er nooit een Tweede Wereldoorlog geweest in de vorm zoals die er nu geweest is. Het verhaal van Colijn was nepnieuws van het ergste soort, dat uiteindelijk aan bijna twee honderdduizend landgenoten het leven zou kosten.

Wat bedoel ik hier met 'nepnieuws'? Ik bedoel ermee dat het verhaal van Colijn vermoedelijk bij veel mensen de suggestie wekte, dat er geen enkele reden was voor ongerustheid. In werkelijkheid was die reden er wel, want wie zich enigszins verdiept had in Hitler en wist dat hij inmiddels het Rijnland bezet had, begreep ook dat dit succes voor Hitler ongetwijfeld zou leiden tot verdere pogingen het Duitse gebied uit te breiden. Met de term 'nepnieuws' bedoel ik dus een verhaal dat vermoedelijk veel mensen een idee geeft, dat niet klopt met de feitelijke werkelijkheid.

Wanneer je 'nepnieuws' op die manier definieert, zie je ook dat nepnieuws nooit volledig objectief valt vast te stellen. Op het moment dat iemand zich immers realiseert dat het om nepnieuws gaat, is het -- strikt genomen -- geen nepnieuws meer. Iemand die het verhaal van een oplichter herkent als een poging hem bij de neus te nemen, haalt er zijn schouders over op. Nepnieuws kan dus alleen bestaan in combinatie met een publiek van goedgelovigen.

Is er geen neutralere term te vinden dan 'nepnieuws'? Inlichtingendiensten gebruiken de term 'intelligence' voor informatie die nuttig en gebruiksklaar is en 'desinformatie' voor informatie die bedoeld is de tegenstander te misleiden. Maar wie een telegram onderschept van de tegenpartij waarin ze laten weten op plaats X op tijd Y een opstand uit te lokken en doorheeft dat het desinformatie is, weet dan dus zeker dat hij zijn troepen op dat moment elders hard nodig heeft. Ook nepnieuws kan dus heel informatief zijn.

Achteraf gezien is het verleidelijk, je af te vragen, hoe Colijn zo 'idioot' kwam en hoe het mogelijk was dat zo'n 'halve gare' premier kon worden. Diezelfde vraag kan men echter ook over andere politici stellen, denk aan mensen als Hitler en Trump. Kennelijk was hij gefocust op macht en wilde alles doen om die macht te verwerven en te behouden. In dat kader vertelde hij de gelovigen wat ze graag wilden horen.

Dit verklaart ook dat Colijn in juli 1940 via een brochure enthousiast opriep om de Duitse leiding te accepteren. Hij wilde horen bij de mensen die de macht hadden, ook al ging het in dit geval om buitenlandse bezetters. Het pluche trok en het pluche trok onweerstaanbaar, in dat kader waren tweehonderdduizend doden niet relevant. Dat klinkt misschien wat cru, maar daar komt het uiteindelijk op neer, vrees ik. Ik kom in een volgende blogpost op dit punt terug.

Terug naar het verhaal over de dijkgraaf en het wassende water. Allereerst valt me een slordigheid in de column op. De subkop luidt: ''Zouden we wakker moeten liggen van de rap stijgende zeespiegel?" Het klinkt plausibel, maar het klopt niet. Op dit moment valt het met die stijging van de zeespiegel nog wel mee. Als de zeespiegel in het huidige tempo bleef stijgen, was het probleem heel wat beter beheersbaar. Het probleem is niet dat de zeespiegel nu al in een fors tempo omhoog schiet, het probleem is dat dat rond 2100 vermoedelijk wel gebeurt.

De redenen daarvoor zijn simpel. Op Groenland en Antarctica ligt een forse hoeveelheid ijs. Als het warmer wordt, gaat dat ijs smelten. In feite smelt dat ijs nu al en gaat dat smelten steeds sneller. Is dat erg? Ach, wat is erg? Maar het gaat wel om bijna 70 meter water. Misschien valt het mee en is het uiteindelijk slechts 65 meter, maar ook dat is een forse zeespiegel-stijging. Gaat die stijging in duizend jaar? Dan kom je op 7 meter gemiddeld per honderd jaar. Zo'n getal maakt een beetje voorstelbaar waar we hier precies over praten. Tegen zo'n stijging vallen geen dijken te bouwen.

Op dit punt heb ik misschien een voordeel dat de dijkgraaf niet heeft. Als kind had ik de gewoonte om dijkjes te bouwen om water te keren en daar ook meerdere keren de gelegenheid toe. Op het strand doet vrijwel iedereen dat, maar ik kon het ook elders uitgebreid oefenen. Wat ik daarvan geleerd heb, is dat het vrij gemakkelijk is om bijvoorbeeld 10 centimeter water tegen te houden. Maar 20 centimeter is opeens heel veel lastiger. En veertig centimeter is bijna een onmogelijke klus, althans met een schep. Ik dacht dat mijn maximum lag bij 50 of 60 centimeter en dat waren forse ondernemingen die je niet meer alleen kon uitvoeren.

Het diepste punt van Nederland ligt volgens Wikipedia op nog geen zeven meter beneden NAP (Nieuw Amsterdams Peil). Uitgaande van het NAP kunnen we dus bijna zeven meter water tegenhouden. Maar kunnen we ook tien meter tegenhouden? Dat is dus niet een beetje lastiger, maar onvoorstelbaar veel lastiger.

Nog niet zo lang geleden dachten waterbouwkundigen dat ze hooguit een verhoging van anderhalve meter aankonden. Daarna hield het op. In de column valt me dan nog iets op. De dijkgraaf is bestuurder en fysisch geograaf. Van waterbouwkunde heeft de man dus vermoedelijk amper verstand. Bestuurders hebben nooit veel inhoudelijke kennis, omdat ze vooral willen besturen en leiden. Fysisch geografen zijn misschien begaafde mensen, denk aan Willem Frederik Hermans, maar doorgaans geen technici.

Wie de column oppervlakkig leest, is geneigd te denken dat het met die natte voeten wel meevalt. Hier spreekt een deskundige die met zoveel woorden zegt dat we rustig kunnen gaan slapen. Maar wie beter leest, ziet dat aanbevelingen om rustig te gaan slapen, vaak het voorspel vormden van onvoorstelbare ellende. En vervolgens zie je dan dat de zogenaamde deskundige, op dit specifieke gebied vermoedelijk helemaal niet zo deskundig is en zich slechts baseert op emoties.

Er is geen enkele reden om de column als nepnieuws te betitelen, want de dijkgraaf heeft vast wel ongeveer gezegd, wat de column stelt. Althans, daar ga ik gemakshalve even van uit. Mag je het verhaal van de dijkgraaf als 'nepnieuws' betitelen? Dat lijkt me ook wat overdreven, want de dijkgraaf geeft vrijwel zeker 'zijn eerlijke mening'. Volgens hem loopt het zo'n vaart niet en dat is wat hij zegt. Je kunt de man moeilijk het recht ontzeggen zijn mening te verwoorden. Maar wie vervolgens uit het verhaal van de dijkgraaf concludeert dat er geen probleem is, maakt een interpretatiefout. Want de zeespiegel trekt zich van de mening van de dijkgraaf niets aan.


---------------------------------------------------------

We hebben nepnieuws nodig om beter te worden in informatie-analyse.

---------------------------------------------------------


Wie dus beter wil worden in informatie-analyse, heeft verhalen als die van Colijn en de dijkgraaf broodnodig. Misleidende verhalen zijn voor de informatie-analist, wat kaas is voor een muis. Wij moeten misleidende verhalen dus niet verbieden, maar juist waarderen en omarmen. Het zijn puzzels die uitdagen de juiste oplossing te vinden.

Mijn vader leerde vroeger aanstaande landbouwers om te gaan met verbrandingsmotortjes. Dat deed hij niet door ze te confronteren met een lekker lopend dieseltje, maar door ze te confronteren met een dieseltje dat niet liep. De vraag was: waarom loopt het ding niet? De opdracht was: zorg dat het wel gaat lopen. Je leert dus niet door om te gaan met dingen die al helemaal perfect zijn, maar je leert door dingen die niet perfect zijn, om te vormen tot iets dat wel werkt.

Die negatieve, emotionele reactie op nepnieuws is overigens niet iets van de laatste tijd. In de Bijbel vallen al passages te vinden dat 'valse profeten', mensen die misleidende boodschappen verspreidden, verbrand moesten worden. Men dacht op die manier het probleem op te kunnen lossen. In werkelijkheid lukte dat ook toen niet. Een negatieve, emotionele reactie op nepnieuws is begrijpelijk, maar helpt niet echt.

Laten we daarom de waardevolle kanten van nepnieuws proberen te ontdekken. Een belangrijke toepassing heb ik hiervoor al genoemd: we hebben nepnieuws nodig om beter te kunnen worden in informatie-analyse. De basis van discriminatie, agressie en fascisme zit in goedgelovigheid: het klakkeloos accepteren van vooroordelen (foute uitspraken) als absolute waarheden. Naarmate mensen gerichter en kritischer denken, neemt de geneigdheid tot discriminatie, agressie en fascisme af. (Dat verband, die correlatie, lijkt duidelijk te zijn, of het verband ook causaal is, is bij mijn weten op dit moment nog niet duidelijk.)

Aan nepnieuws zit echter nog een tweede interessante kant. Waarom produceert iemand het? Wat drijft iemand tot het vertellen en geloven van zo'n -- in beginsel -- levensgevaarlijk verhaal? Op die vraag probeer ik in een volgende blogpost in te gaan.



















zaterdag 22 september 2018

De oplossing van het nepnieuws-probleem


Wat me opvalt in de artikelen die de NRC tot nu toe gepubliceerd heeft in het kader van De week van het nepnieuws, is dat men het begrip niet definieert. Het woord 'nepnieuws' bestaat, dat hoor je, dat zie je, dat roept een bepaald gevoel bij je op, dus het ding nepnieuws moet ook bestaan. Geen twijfel mogelijk!

We hebben het woord 'facisme'. Iedereen gebruikt dat woord. Dat woord roept sterkte gevoelens op. En dat woord roept associaties op. We denken bijvoorbeeld aan Adolf Hitler. Fascisme bestaat dus, geen twijfel mogelijk!

Empirische wetenschappers, bèta's, willen fascisme echter kunnen zien en het liefst kunnen manipuleren. Ze willen het het liefst kunnen bestuderen in een laboratorium. En dan wordt het lastig, want: wat is 'fascisme' precies?

Toen men tijdens de Tweede Wereldoorlog begon aan de empirische bestudering van fascisme, wilde men snel resultaten. Het ging dus niet over de vraag: wat is fascisme precies? Maar het ging over de vraag: wat is de oorzaak van fascisme? Wie snel wil, neemt vaak een sprongetje en slaat de eerste stap over.

Het gevolg was dat de publicatie die uit dat onderzoek vloeide één groot onontwarbaar kluwen van ideeën, begrippen, woorden en waarnemingen werd. Ik heb het over het boek The Authoritarian Personality (1950).

Dat kluwen van begrippen (woorden dus) werd uiteindelijk ontward door Bob Altemeyer via een eindeloze hoeveelheid empirisch onderzoek. Dit resulteerde in 2006 in zijn boek: The Authoritarians. Het ontwarren van het kluwen kostte uiteindelijk meer dan vijftig jaar vasthoudend onderzoek en piekeren. Altemeyer drukte dat uit door te zeggen dat hij in deze periode geleerd heeft dat 'research' betekent 're-search'. Onderzoek doen is steeds opnieuw zoeken net zo lang tot je de heilige graal gevonden hebt.

Strikt genomen waren we er na het boek van Altemeyer nog niet helemaal. Een 'fascistisch systeem' ontleent zijn bestaan aan drie samenwerkende variabelen: sociale dominantie, autoritarisme en bevooroordeeldheid. Dat leek tenslotte wel duidelijk te zijn. Maar hoe die drie variabelen werkelijk in elkaar grijpen, werd pas kort geleden duidelijk (althans mij en de lezers van deze blog). De strongman trekt met bevooroordeeldheid. 'Facisme' kun je dus gelijk stellen aan bevooroordeeldheid, terwijl de 'oorzaken' (de bronnen) voor dat fascisme zitten in de twee andere variabelen: sociale dominantie en autoritarisme.

Door maar in het wilde weg met woorden en termen te gooien, hield men zichzelf meer dan zestig jaar bezig met het ontwarren van het kluwen dat men zelf gemaakt had. Het is dus handig om eerst begrippen duidelijk te definiëren en pas daarna allerhande uitspraken de wereld in te slingeren. Als men rustig, systematisch en rationeel gewerkt had, was men misschien in 6 jaar geweest waar we nu na meer dan 60 jaar zijn aangekomen.

In het geval van 'facisme' en 'nepnieuws' is er nog een bijkomende reden om woorden te wantrouwen. Bepaalde mensen nemen een woord op face-value. Het ziet er indrukwekkend uit, het klinkt goed, dan moet het dus wel goed zijn. Andere mensen willen dat dat woord een precies omschreven betekenis krijgt, die dat woord koppelt aan de waarneembare werkelijkheid. Het woord 'eenhoorn' bestaat, dus bestaan eenhoorns ook, vindt de eerste groep. De tweede groep gelooft pas in het bestaan van die 'eenhoorns' al ze die beesten ook kunnen waarnemen. Dit conflict over wat een woord precies betekent, is al duizenden jaren oud.

Nu blijkt er iets merkwaardigs. We hebben goede redenen om aan te nemen dat mensen die woorden op face-value nemen, hoog scoren op bevooroordeeldheid en mensen die dat niet doen, laag. De neiging om woorden precies operationeel te willen definiëren, is dus een eigenschap van bèta's. De neiging om woorden als kanonskogels de ruimte in te slingeren en met die woorden de tegenstander te bestoken, is een eigenschap van alfa's.

Mensen die dus 'nepnieuws' hanteren, zonder dat eerst deugdelijk te omschrijven, laden de verdenking op zich hoog op bevooroordeeldheid te scoren. Men babbelt gezellig en sociaal handig, maar wat men zegt, koppelt niet aan de waarneembare realiteit.

We moeten dus eerst het begrip 'nepnieuws' duidelijk definiëren. Op zo'n manier dat verschillende beoordelaars bij dezelfde tekst tot hetzelfde oordeel komen: wel/niet nepnieuws. We moeten dus in feite een handleiding schrijven voor beoordelaars om een tekst te beoordelen als wel of niet nepnieuws. Simpel toch?

Dat zou wel eens wat tegen kunnen vallen. Je hebt een collectie teksten en je vraagt beoordelaars hun oordeel over die teksten. Daar komt de procedure in het kort op neer. Natuurlijk probeer je de beoordelaars wat te sturen met je instructie, maar in de praktijk blijkt dat niet zo geweldig te lukken. Veel beoordelaars lezen niet of slecht. Als ze wel lezen, vinden ze een instructie al snel te ingewikkeld en doen ze de klus op de manier zoals ze die gewend zijn te doen. Wanneer je dat probleem probeert op te vangen met een uitgebreidere instructie, wordt het probleem nog groter. De ene beoordelaar selecteert uit die uitgebreide instructie andere informatie dan de andere. Het gevolg is dat de beoordelaars niet meer gelijk gaan beoordelen, maar juist minder gelijk. De enige oplossing is dus een korte instructie.

Een volgend probleem is dat een beoordelaar die bijvoorbeeld dertig teksten moet beoordelen, maar weinig tijd per tekst kan uittrekken, als hij die klus ten minste in een redelijke tijd achter de rug wil hebben. Een normale beoordelaar kan dus aan één tekst normaal niet enkele dagen besteden. Als hij 10 minuten per tekst uittrekt, is hij al 300 minuten of vijf uur continu bezig. Na vijf uur teksten beoordelen zie je door de bomen het bos niet meer en heb je hoofdpijn.

Beoordelaars trekken zich dus weinig aan van instructies en zijn niet in staat lang achter elkaar te beoordelen. Ze hebben daardoor dus de neiging nogal snel te beoordelen. Waarop beoordelen die beoordelaars de teksten precies als ze zich niet of amper laten sturen door instructies? Op dit punt hebben mijn vrouw en ik het een en ander onderzocht (hier).

Een eerste punt dat opvalt, wanneer men beoordelaars een aantal teksten laat beoordelen, is dat ze het onderling vooral oneens zijn. Wie echter met behulp van statistiek en correlaties gaat kijken, ziet dat ze het onderling een heel klein beetje eens zijn. De gemiddelde onderlinge correlatie is bijvoorbeeld 0,20. Op het blote oog valt er in het scatterdiagram dan amper verband te ontdekken, maar statistisch kan aangetoond worden dat het verband er wel is.

Dankzij die onderlinge positieve correlatie is het echter toch mogelijk teksten betrouwbaar te beoordelen. Wanneer we namelijk maar voldoende beoordelaars inzetten, wordt het gemiddelde oordeel uiteindelijk betrouwbaar. Dat klinkt als goed nieuws: we zijn in staat teksten te beoordelen.

Wie echter verder kijkt, ziet dat die oordelen vooral de FOC-factor meten. FOC staat voor 'Fouten Opsporen en Corrigeren'. Het oordeel over de tekst komt tot stand op basis van het aantal fouten in de tekst. Teksten die per honderd woorden veel fouten bevatten, worden negatiever beoordeeld dan teksten die vrijwel foutloos zijn. Het oordeel zegt dus niets of vrijwel niets over de inhoud van het stuk.

Tot nu toe is het -- bij mijn weten -- nog nooit gelukt teksten inhoudelijk betrouwbaar te beoordelen.  Hoe kan dat? Het eerste probleem is dat de FOC-factor roet in het eten gooit. Fouten in een tekst hebben zo'n groot effect, dat ze kennelijk het effect van de inhoud vrijwel volledig teniet doen. Dat betekent dus ook dat menselijke lezers zich normaal sterk laten leiden door oppervlakkigheden. Ze kijken niet door de fouten heen, maar laten zich er diepgaand door beïnvloeden. Normale lezers zijn dus kennelijk vooral oppervlakkige lezers.

Maar ons nepnieuws-oordeel willen we natuurlijk vooral baseren op de inhoud. Kennelijk kunnen we dan dus geen 'normale' lezers gebruiken. Maar als we alleen 'abnormale' lezers mogen gebruiken als beoordelaars, wordt het wel lastig. Allereerst zitten we met het probleem: hoe vinden we die 'abnormale' lezers? Maar stel dat we op een of andere manier een aantal 'abnormale' lezers gevonden hebben om onze teksten te beoordelen. Wat hebben we aan die oordelen als de bulk van de lezers, gewone lezers zijn, die die hele inhoud kennelijk niet of amper lezen?

Het vaststellen van wat precies wel en niet nepnieuws vormt, is dus een netelig probleem, waar we misschien beter ver vandaan kunnen blijven. Toch ligt er wel een echt probleem. Wat is dat probleem precies?


---------------------------------------------------------

Het probleem is niet dat er nepnieuws bestaat, het probleem is dat veel mensen bij voorbaat alles geloven dat hun op de juiste manier wordt verteld.

---------------------------------------------------------


In de Bijbel heet dat het probleem van de 'valse profeet'. Een valse profeet heeft een mooie babbel, maar het verhaal dat hij vertelt, klopt niet en is uiteindelijk alleen bedoeld de toehoorder te misleiden en voor zijn karretje te spannen. Goedgelovige mensen worden daardoor op sleeptouw genomen en worden op die manier een willoos werktuig van de valse profeet of strongman. De minder goedgelovige mensen realiseren zich meestal dat er iets niet klopt, maar zitten dan met het probleem dat de bulk van de bevolking achter de valse profeet aanloopt.

Nepnieuws is dus niet het probleem, maar het probleem is dat meer dan de helft van de bevolking oppervlakkig leest en luistert en zich gemakkelijk door valse profeten laat misleiden en laat verleiden tot acties waar veel mensen het slachtoffer van worden.

Hoe valt daar iets tegen te doen? Niet door nepnieuws te verbieden, maar door nepnieuws te omarmen en ermee te laten oefenen. Het probleem is niet dat er nepnieuws bestaat, het probleem is dat veel mensen bij voorbaat alles geloven dat hun op de juiste manier wordt verteld.



























vrijdag 21 september 2018

Het probleem van nepnieuws begint bij de beheersing van de eigen taal


Laatst bijgewerkt 21-9-2018 om 13.53


Voor de NRC is dit De week van het nepnieuws. Vandaag (20 september 2018) verscheen het zesde artikel in deze reeks. Verder maakt men nog een nepvideo. Na het (gedeeltelijke) nepartikel van gisteren niet meer echt nodig, ben ik geneigd te denken.

Dit zesde artikel is getiteld: Meer woorden óver dan daden tégen nepnieuws in Den Haag. Ik geef hier het begin van het artikel. "Aan het Binnenhof wordt al bijna een jaar op hoge toon gedebatteerd over de aanpak van desinformatie, maar harde actie blijft uit. Duitsland heeft al een strenge internetwet, Frankrijk bespreekt wettelijke maatregelen en de Europese Commissie wil een gedragscode voor digitale platformen als Facebook en Twitter. Maar in Nederland is het, onder druk van een kritische Tweede Kamer, vooral gebleven bij een discussie over hoe groot het probleem is en of er wel een rol voor de overheid is."

De opwinding blijkt gestart te zijn door minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken, D66) vlak na haar aantreden 'op grootse wijze'. Volgens haar waren maatregelen tegen Russische manipulatie van het publieke debat nodig, maar ze kon vervolgens amper voorbeelden geven van dergelijke manipulatie. Ze wilde inzetten op een Europese aanpak.

Vervolgens was er de ellende met de website EU vs Disinfo. Deze EU-website merkte ten onrechte vier Nederlandse publicaties aan als 'nepnieuws'. Thierry Baudet, leider van het Forum voor Democratie, scoorde vervolgens met: "Als de overheid gaat zeggen wat waar is en wat nepfeiten zijn, gaat dat in tegen alle beginselen van een vrije samenleving." Hij gaf Ollongren de bijnaam 'Orwellongren'.

Wanneer je het artikel in de NRC leest, krijg je de indruk dat het een nogal emotionele, ondoordachte discussie was. Mijn conclusie is dat de Tweede Kamer die in dit geval toch tot een goed einde heeft weten te brengen.

Het begon met 'Russische manipulatie' en 'nepnieuws'. Via onze onderbuik weten we dat dat helemaal verkeerd is. Als het 'fout' is, dan moet het dus 'verboden' worden. Ik krijg nu associaties met: 'Achtung! Verboten!'

Vervolgens bleek de nieuwe minister eigenlijk niet precies te weten, waar ze het over had. Daarna bleek dat het onderscheid tussen 'goed' nieuws en 'fout' nieuws ook niet altijd even gemakkelijk is. En tenslotte trapte Baudet de bal in het open doel. Het resultaat is dat de politiek zich voorlopig even rustig houdt. Dat lijkt me alleen maar winst, het zal echter vermoedelijk wel tijdelijke winst zijn.

Is er een nepnieuws-probleem? Is er een probleem met Mein Kampf? Mogen gelovigen zelf de Bijbel lezen? Intrigerende vragen. Mogen mensen Das Kapital van Marx lezen? Mogen mensen de informatie op deze website lezen?

Het idee dat er 'foute' informatie bestaat, is een idee uit de alfacultuur. Het is een idee van autoritaristen en double-highs. De gelovigen mogen alleen horen, wat de top heeft goedgekeurd. Er zijn 'goede' boeken en er zijn 'slechte' boeken. Lees alleen 'goede' boeken, dan word je een beter mens en lees geen 'slechte' boeken.

Wat het beschikbare onderzoek echter vertelt, is dat juist double-highs of alfa's mensen zijn die zich van normen niets aantrekken, die gewelddadig zijn, die liegen, die frauderen, die verzinnen, fabuleren en fantaseren (zonder dat er altijd duidelijk bij aan te geven). Kennelijk werkt die strategie dus niet echt.

Het idee van de bèta's is dat er informatie bestaat en dat het hun taak is zelf de juistheid en bruikbaarheid daarvan te bepalen. Bèta's gaan er dus al vanuit dat de meeste informatie wel eens niet zou kunnen kloppen. Je zou kunnen zeggen, een soort vooroordeel, maar vermoedelijk wel een vooroordeel dat gebaseerd is op lange ervaring.

Ik druk me nu eigenlijk te voorzichtig uit. Extreme bèta's gaan er vanuit dat de meeste informatie niet klopt en dat wat mensen beweren en geloven bij onderzoek bijna altijd onwaar blijkt te zijn. Een concreet voorbeeld van iemand die dit wel eens beweerd heeft, is bijvoorbeeld Feynman. Ook Einstein was berucht om zijn vermogen de meest vanzelfsprekend lijkende uitspraken onderuit te halen.

Het probleem is dus niet, dat er nepnieuws bestaat. Het probleem is dat er steeds meer mensen komen die niet de moeite nemen informatie actief te checken en dat vaak ook niet meer kunnen. Het probleem is dat er steeds meer alfa's komen die informatie niet meer actief verwerken, maar slechts passief en emotioneel via hun automatisch werkende systeem 1 (snel denken of babbelen). Korter geformuleerd: mensen worden steeds irrationeler. De alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid) loopt steeds verder op. Het probleem is dus niet 'foute' informatie, maar passieve, niet-denkende toehoorders. Valt daar iets aan te doen?

Natuurlijk wel, ben ik geneigd te zeggen. Informatieverwerking kun je leren. Informatieverwerking kun je trainen. Dat zul je dan echter wel moeten doen.

------------------------------------------------------------------

Informatieverwerking kun je leren.
Informatieverwerking kun je trainen.
Dat zul je dan echter wel moeten doen.


------------------------------------------------------------------


Dat betekent allereerst dat je een effectieve methode moet ontwikkelen, die liefst geautomatiseerd werkt. (Onderwijsmethodes zijn vaak niet goed overdraagbaar. Het resultaat dat de ene docent haalt, zegt vaak niets over het resultaat van een volgende docent. Bij geautomatiseerde methodes is dit probleem minder groot, doordat de computer veel van het werk doet.) Vervolgens moet je de effectiviteit van die methode ook nog eens daadwerkelijk aantonen via empirisch onderzoek.

En dan komt het moeilijkste. Die methode moet dan ook nog daadwerkelijk toegepast worden in de onderwijspraktijk, zodat het niveau van de totale bevolking op de alfa-bètafactor daalt. Men moet beter worden in bèta-denken.

Maar misschien loop ik dan wel te hard van stapel. Om kritisch en gericht te kunnen denken, moeten mensen hun eigen taal op een redelijk niveau beheersen. Je moet goed lopende zinnen kunnen schrijven voordat je je in de precieze betekenis van die zin kunt gaan verdiepen. Dat is een basis-voorwaarde die aan kritisch nadenken vooraf gaat.

Voor de elementaire beheersing van het Nederlands heb ik een aantal jaren geleden samen met mijn vrouw het online programma TAVAN ontwikkeld. De effectiviteit van dat programma hebben we via empirisch onderzoek aangetoond. Daarna is die effectiviteit ook in de onderwijspraktijk nog vele malen bevestigd. Om de basale beheersing van het Nederlands te verbeteren bestaat er dus al een online-programma dat aangetoond effectief is. Als bonus blijkt het programma ook nog heel efficiënt te zijn: in korte tijd wordt een groot leereffect gerealiseerd.

Via dit programma valt echter ook het niveau te zien van de hbo-studenten in het eerste jaar. En natuurlijk zijn enkelen bij de start in verhouding al best goed. Voor een groot deel van de studenten gaat dat echter niet op. Het doorsnee beginniveau is dusdanig laag, dat het niet realistisch lijkt om te veronderstellen dat men op dit niveau al met succes de informatieverwerking kan verbeteren. Men zal dus naar verwachting eerst de beheersing van de eigen taal op een redelijk niveau moeten brengen, voordat men zich met succes kan richten op het verbeteren van de informatieverwerking.


























donderdag 20 september 2018

Nepnieuws in een artikel over nepnieuws


Laatst bijgewerkt 20-9-2018 om 23.24


Het artikel in de NRC over nepnieuws (19 september 2018, Nederlandse twitteraars dankbaar doorgeefluik voor Russische trollen) begint zo:
"'Ik verleen geen medewerking aan de jihad tegen de vrijheid van meningsuiting of de propagandaoorlog tegen de Russen', twittert KassandraTroy. Nee, Nederlandse twitteraars die honderden berichten van Russische trollen hebben verspreid, praten daarover niet graag met de pers. NRC benaderde er tientallen."

Wie echter het twitter-account van KassandraTroy opzoekt, ziet een Russische letter staan in "Kassandra" (hier). Waar ik de 'r' vermeld, vermeldt haar account een omgekeerde 'R'.  Kennelijk hebben we dus te maken met een Russisch account.

Wie de berichten op haar account bekijkt, ziet dat die behoorlijk professioneel in elkaar gezet zijn met leuke illustraties en pakkende teksten. Ook de openingszin die het artikel aanhaalde, is behoorlijk effectief geformuleerd.

We hebben hier dus kennelijk te maken met het account van een Russische 'troll', dat door de NRC wordt opgevoerd als een Nederlandse twitteraarster. Wie echter heel precies leest, ziet dat die suggestie wel gewekt wordt, maar dat dat er net niet helemaal staat. Misleidend is het echter wel.

Een artikel schrijven over nepnieuws en dan zelf wat erg slordig en gemakkelijk met de waarheid omspringen, waar duidt dat op? Het wordt eentonig, maar ik zou denken een hoge alfa-bètafactor. Het gaat meer om het 'mooie' verhaal dan om de feitelijke juistheid.

Is het overnemen van zo'n Russische propaganda-tweet door de NRC als serieus bericht kwalijk? De auteurs van het artikel hebben daar een duidelijke mening over, die groot gedrukt in de tekst vermeld staat. Ik probeer hem hier op soortgelijke wijze te vermelden. Wat men de twitteraars verwijt, doet men als belangrijke Nederlandse krant zelf. Ik denk dat de betrokken Russen wel even getoast hebben op dit succesje.

------------------------------------------------------------------------------------

Wie een tweet deelt van een Russische trol,
is deel van de propagandamachine

------------------------------------------------------------------------------------



Aan de ene kant kampen we met instortende parkeergarages, aan de andere kant met artikelen waarin dingen vaak 'helemaal niet' en soms 'niet helemaal' kloppen. Beide verschijnselen hebben echter uiteindelijk vermoedelijk dezelfde oorzaak.





















Instortende gebouwen en de alfa-bètafactor


De NRC vermeldt vandaag (19 september 2018) in een kop: Ook de kanaalplaat komt nu in de garage naar beneden. De subkop luidt: "Vorig jaar stortte een parkeergarage in Eindhoven in, dinsdag was het Wormerveer. Een bollenvloer kan dit keer de oorzaak niet zijn. Het vergroot de zorgen over gebrekkig bouwtoezicht."

Instortende bruggen en gebouwen lijken me een duidelijke indicatie dat er met de alfa-bètafactor iets mis is. Die wordt dan te hoog. Duitsers staan bijvoorbeeld bekend om hun solide techniek, maar het was ook een bevolking die tot voor kort erg veel vluchtelingen opnam.

In een eerder blogpost luisterde de ballon niet naar iemand met een overtuigende babbel. Naarmate mensen dus meer problemen vertonen met de harde feiten is dat een indicatie dat de alfa-bètafactor te hoog stijgt. Men denkt dat het wel los zal lopen.
























''We hebben niets geleerd"


Volgens een bericht in de NRC van vandaag (19 september 2018) overleed dinsdag de filmmaakster Marceline Loridan-Ivens. Ze werd geboren als Marceline Rozenberg, maar gebruikte de namen van de mannen waarmee ze getrouwd was als achternaam.

Het bijzondere van Loridan-Ivens was dat ze kampoverlevende was en dat ze ook op hoge leeftijd zich daarover liet interviewen. Ze probeerde op scholen, aan de hand van haar film over Auschwitz-Birkenau (La petite prairie aux bouleaux) daar ook over te spreken. Ze stopte daarmee, niet omdat ze te oud werd, maar omdat leerlingen steeds vaker uit protest met hun vingers begonnen te knippen als ze over de Holocaust wilde vertellen.

Het NRC-artikel van Peter Vermaas (Kampoverlevende wilde waarschuwen) vermeldt de volgende passage: "'We hebben niets geleerd', herhaalde ze een paar keer in het loodzware gesprek. Ze had toen net het boekje En je kwam niet terug gepubliceerd. In de vorm van een brief aan haar vader beschreef de weduwe van de Nederlandse filmmaker Joris Iven daarin haar leven."

Ik vind die uitspraak van haar interessant en die uitspraak lijkt me in doorsnee ook wel waar. Het is ook een uitspraak die andere teruggekeerden wel gemaakt hebben. Wat toen gebeurde, zou opnieuw kunnen gebeuren. Er is in die zin nog niets veranderd. Dus wanneer je die uitspraak feitelijk bekijkt, zit er ogenschijnlijk veel waars in.

In die uitspraak zit echter ook iets van negatieve emotie. We hadden moeten leren, maar dat hebben we niet gedaan. In het citaat hierboven heeft de schrijver het over het 'loodzware gesprek'. Hij vindt het belangrijk om de lezer te laten weten, dat het bepaald geen opwekkend gesprek was.

Wanneer ik me verder in haar verdiep, blijkt dat boekje dat ze geschreven heeft, al even weinig opwekkend te zijn volgens lezers die daarop reageerden met een review. Ze heeft dus een boodschap voor de wereld, maar het is geen vrolijke boodschap. De wereld deugt niet en dat moeten we goed weten.

Dan is er dat milieu dat ze voortdurend opzoekt. Een beroemd filmmaker. Een belangrijke politica. Ze was lid van het Franse verzet, ze werd later lid van de Franse communistische partij en zocht vervolgens het gezelschap van oud-communisten. Ze schreef manuscripten voor Franse intellectuelen (die daar zelf kennelijk niet toe in staat waren of daar te lui voor waren). Ze verleende hand- en spandiensten voor het Algerijnse Bevrijdingsfront. Ze filmde samen met haar man in Noord-Vietnam de verwoestingen van de Amerikaanse bombardementen. Daarna zochten ze samen Ho Chi Minh, de Chinese strongman op dat moment, op. Ze maakt na de dood van haar man ruzie met het Nederlandse Filmmuseum.

Het lijkt dus onmiskenbaar dat ze hoog gescoord moet hebben op de alfa-bètafactor. Alfa's hebben de neiging sterk emotioneel te reageren op oorlog en ellende. Strijd wordt beantwoord met strijd. Ellende wordt beantwoord met depressieve gevoelens en verontwaardiging. Die gevoelens worden vervolgens de wereld in geslingerd. Die gevoelens motiveren, men heeft een boodschap voor de wereld.

Maar hoe moet je als wereld iets leren van die gecommuniceerde negatieve gevoelens? Als kampoverlevende heeft ze ongetwijfeld vreselijke dingen meegemaakt. Maar wat moeten andere mensen met die informatie beginnen? Moeten we allemaal depressief worden? Wat voor nut zou dat hebben?

Als je dus wilt dat de wereld iets leert op dit punt, zul je eerst moet zorgen dat de wereld iets kan leren. Je zult eerst de gebeurtenissen moeten bestuderen, analyseren en in kaart brengen. Je moet op een of andere manier die gebeurtenissen gebruiken om er een wijze les uit te trekken. En die wijze les, moet dusdanig simpel zijn, dat die ook uitvoerbaar is.

Dat is niet zo simpel. Dat betekent eindeloos veel gepieker, veel gezoek, veel onderzoek. Dat betekent het eindeloos ingaan van gangetjes die uiteindelijk dood blijken te lopen. En dat is dus niet leuk, althans de meeste mensen zullen dat niet leuk vinden. Veel leuker is het dan om praatjes te houden over wat je allemaal hebt meegemaakt en met een geheven vingertje plechtig te beweren: dat mag nooit weer gebeuren!

Kortom, ik vind haar boodschap moralistisch geleuter dat tot niets leidt. De strekking is kennelijk: luister naar mij, ik ben heel bijzonder. Maar in werkelijkheid heeft ze helemaal niets te vertellen, behalve dat ze heel bijzonder is.

Is het probleem simpel? Wie de Bijbel leest, ziet dat het probleem kennelijk na het vertrek uit het paradijs (de 'Hof van Eden') is ontstaan. Dat lijkt te kloppen met wat we inmiddels via onderzoek denken te weten. Na de uitvinding van de landbouw begint de ellende: de ene broer slaat de andere broer dood uit jaloezie. Een typische double-high reactie. Als jij meer hebt, dan ik, dan maak ik jou kapot.

De oude Joden probeerden het probleem vervolgens op te lossen met de Tien Geboden en vervolgens met nog heel meer voorschriften en wetten. Dat heeft allemaal niet gewerkt. Tegen de tijd dat Jezus als rechtzinnige Jood op het toneel verscheen, hadden de alfa's de macht stevig in handen. Zijn idee dat men terug moest naar de basis, werd hem dus niet in dank afgenomen.

De torenhoge alfa-bètafactor in zijn tijd, die hij kennelijk ook zag en wilde bestrijden, leidde vervolgens tot de opstand tegen de Romeinen die voor de Joden fataal afliep. Het probleem waar het om gaat, is dus niet simpel en is al minstens vijfduizend jaar oud.

Laten we nu eens wat kritischer naar de stelling van Loridan-Ivens kijken. Hebben we inderdaad niets geleerd? Wanneer je natuurlijk de grote grijze massa gaat interviewen over Hitler en de Holocaust kom je van een koude kermis thuis. 'Holocaust, wat is dat?' 'Wie was Hitler?' Dat soort reacties kom je dan ook tegen.

Maar je moet naar het totaal kijken. Allereerst is er dan als duidelijke mijlpaal het boek van Bob Altemeyer uit 2006: The Authoritarians. Dat boek is belangrijk, omdat het de basis van het fascistische systeem bloot legt en dat op zo'n manier doet, dat het voor iedereen te volgen is, die er wat moeite voor wil doen.

Wat Loridan-Ivens echter doet, is de gemakkelijke weg volgen. Ze verdiept zich in niets, ze weet niets, maar ze heeft ondertussen wel een grote babbel met een air alsof ze alles weet.  Ze wil wel scoren, maar ze vindt het niet relevant om verder te komen qua kennis.

Inmiddels schrijven we 2018. Wie deze blog leest, ziet dat het sinds kort duidelijk lijkt te zijn dat bevooroordeeldheid de variabele is die het fascistische systeem beschrijft. Is de bevooroordeeldheid laag, dan lukt het de strongman niet aan de macht te komen. Is de bevooroordeeldheid maximaal, dan staat het fascistische systeem op het punt van instorten.

Vervolgens begint ook duidelijk te worden wat bevooroordeeldheid precies is. Het is het verschil tussen alfa's en bèta's. Vervolgens beschikken we inmiddels over veel meer methodes om het vast te stellen. Op die manier valt te reconstrueren dat Loridan-Ivens kennelijk alfa was en blijkt vervolgens dat ze inderdaad ook die typische alfareactie vertoont.

De stelling 'we hebben niets geleerd' is dus, strikt genomen, volstrekte onzin. In de bijna 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft een klein aantal nerds inmiddels heel veel geleerd over het probleem.