dinsdag 28 maart 2023

Trouw en de dood: diepzinnige lariekoek


In mijn vorige blogpost keek ik naar de voorpagina van de weekend-Trouw en dacht ik alleen maar opinie te zien. Op één punt was dat misschien wat kort door de bocht, want Trouw dacht onderzoek gedaan te hebben, waar ik bij voorbaat al van dacht, dat je dat beter niet al te serieus kon nemen.

Ik dacht mij er dus gemakkelijk van af gemaakt te hebben. Het was vast allemaal niets, het moest dus wel opinie zijn en daarmee was mijn vraag beantwoord.

Deze maandag las ik echter toevallig weer de Trouw. De column van Stevo Akkerman  (27/3/2023) droeg de simpele titel De dood en rakelde het hele onderwerp weer op. Het gevolg bij mij was een zoektocht van enkele uren.

Akkerman citeert in het begin van zijn column het gedicht van Huub Oosterhuis, Wat ik gewild heb. Maar kennelijk omdat zijn column niet te lang mocht worden, liet hij het middenstuk van dat gedicht weg. Het begrijpen van een gedicht is vaak al lastig, maar zonder middenstuk wordt het wel heel lastig. Er zat voor mij dus niets anders op dan op internet het hele gedicht op te zoeken.

"Wat ik gewild heb / wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd / wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef / wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd / wat ongebruikt bleef
al 't beschamende / neem 't van mij
en dat ik dit was / en geen ander
dit overschot van /stof van de aarde:
dit was mijn liefde / Hier ben ik"

Akkerman zoekt er de muziek bij, vindt het prachtig en hoopt te kunnen gebruiken op zijn begrafenis. Die gedachte is mooi, maar die hoop zal ijdel zijn. Op je begrafenis doe je meestal niet zo veel meer, dat zijn allemaal zaken die je aan je nabestaanden moet overlaten. Je mag er het beste van hopen, maar misschien het ergste vrezen.

Akkerman realiseert zich dat ook. Zijn vader had een script gemaakt voor de begrafenis (het zit kennelijk in de familie) met muziek van Bach, maar dat script had men maar niet gevolgd.

Op vrijdag had hij het boek Vertroostingen van psychiater Dirk de Wachter in de bus gekregen. Akkerman leest in de inleiding over de haarspeldbocht waarin Dirk door ziekte terecht was gekomen. "Een bijzondere ervaring: bedreigend, angstwekkend, de dood ademde koud in mijn nek."

Wat vind ik van dat proza? Als 'foute' man had ik een morbide grapje. Als travestiet liep je nooit alleen. De dood liep altijd naast je. Helaas is het grapje wel de bittere realiteit. Voor een travestiet (of transgender) is de dood nooit ver weg. En het is beter om dat akelig goed in je hoofd te houden, dan te geloven dat je in een grote roze snoepwereld bevindt. Want de kunst is niet om jong dood te gaan, maar om gezond zo oud mogelijk te worden. Niets is irritanter voor je tegenstanders dan: just being there.

Kennelijk heeft Dirk de psychiater in zijn leven veel gemist, dat mij allemaal ongevraagd in de schoot geworpen werd.  Heeft die travestie toch nog voordelen gehad.

Akkerman vervolgt dan:

"En toen kwam Trouw zaterdag met het begin van een reeks over hoe wij sterven, een heel goed onderwerp. Er is veel gaande rond dit altijd weer eenmalige gebeuren, het blijkt uit de cijfers die de krant bracht en ook uit het verhaal van de 88-jarige vrouw die haar eigen moment koos, nog voordat de vastgestelde alzheimer haar verder kon aantasten."

Merkwaardig proza. Is er niet een of ander spreekwoord dat zegt: je wordt alleen geboren en je gaat alleen dood. Misschien omringt je hele familie je, maar als het goed is, gaan zij op dat moment nog niet het tijdelijke met het eeuwige verwisselen.

Kun je zeggen: 'hoe wij sterven'? Ik sterf het liefst met vlaggetjes, maar vandaag wil ik het eens totaal anders doen. Dat is toch kul? Eerst komt het idee de begrafenis te plannen, vervolgens komt het idee dat we ook de baas willen zijn over onze eigen dood. Sorry, maar in zo'n witte kamer kan ik echt niet dood gaan. Zo werkt het toch niet?

Dan komt Akkerman met 57 procent van de mensen die euthanasie zouden overwegen, zwaar laten meetellen dat zij geen last willen zijn voor hun naasten of de maatschappij. Dat zou blijken uit de enquête.

Maar die vragenlijst is slechts door 10% van de aangeschrevenen ingevuld. Over de andere 90% van die toch al geselecteerde groep weet je dus helemaal niks. De mensen die de vragenlijst hebben ingevuld, waren dus een heel speciaal soort.  Die 57 procent is dus gebakken lucht.

Verder mag je vragenlijstdata helemaal niet op die manier interpreteren. Mensen weten niet precies, waardoor ze gedreven worden. Wat ze in reactie op zo'n vraag zeggen, mag je dus niet voor waar aannemen. Al weer een gigantische uitglijder met logisch denken.

De column van Akkerman sluit met een citaat uit het te promoten boek van Dirk de Wachter zo. Dirk zit met zijn vrouw op een bankje:

"Gewoon stil, wij tweeën, zonder veel te zeggen. Kunnen spreken over de dood is troostend, en niet over hoeven spreken is dat ook."

Kijk eens wat beter naar die zin. Die loopt niet goed. Zonder discriminatie-onderzoek zou ik denken toeval, maar met dat onderzoek weet je, dat zegt vaak iets over de spreker/schrijver. Want autoritaristen kwekken wel, maar denken niet. Daardoor maken ze veel kleine taalfouten.

Als je stil met zijn tweeën op een bankje zit, kun je niet tegelijkertijd ook nog iets zeggen. Lijkt mij.

Is kunnen spreken over de dood troostend? Dat lijkt me alleen te kunnen, bij iemand die het heerlijk vindt te kunnen babbelen. Als 'foute' man heb ik geleerd, dat erkennen dat de dood naast je loopt, prima is. Dat is de trieste realiteit. Maar het doel is in leven te blijven. Want dat is uiteindelijk het enige dat je echt hebt, en je hebt het maar even. Het laatste wat je behoort te doen, is de dood idealiseren.

Vervolgen krijgen we: er niet over hoeven spreken, is ook troostend. Met andere woorden: alles is troostend. Het regent of het is droog, je hebt altijd gelijk. Met andere woorden: je zegt helemaal niks. Het klinkt allemaal 'mooi', maar meer betekent het ook niet. Het is allemaal kul.

Ook de verdere informatie heb ik nog geraadpleegd. Het onderzoek bleek op internet te staan en was in beginsel niet toegankelijk zonder abonnement. Ik had wel de weekendkrant, maar dus geen toegang tot het onderzoek. Zo belangrijk vond men dat eigen onderzoek.

Met wat digitale handigheid had ik echter even later ook het onderzoek te pakken. Een eerste vraag is dan: is er een fatsoenlijk verslag van een auteur die weet, waar hij het over heeft. Het verslag lag verspreid over een hele reeks artikelen. Met andere woorden: zelfs een fatsoenlijk onderzoeksverslag was er niet.

Wat ik dus denk te zien, is niet alleen dat men voortdurend opinies (geleuter) produceert in plaats van feiten, maar dat ook de manier waarop men taal hanteert niet klopt. Men beweert dingen die leuk klinken, maar niet kunnen. Er zitten slordigheden in zinnen. Men komt met uitspraken die altijd waar zijn en dus niks meer zeggen.

Het doet denken aan gelovigen die je hoort praten. Of sterker nog: soms kun je aan het keurige uiterlijk al zien, dit zijn vermoedelijk gelovigen. 

Aan de ene kant grossiert men in meningen, aan de andere kant is men dol op diepzinnige, emotionele kretologie. Vallen die twee onder een noemer te brengen? Ja, dus. Men grossiert in sociaal gebabbel. Hitler beweerde niet alleen onwaarheden, maar hij bracht die meningen ook op een bepaalde manier. Op dat punt is er vandaag de dag kennelijk nog niets veranderd.






 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten