woensdag 31 januari 2018

Twee gevaarlijke pseudo-wetenschappers


Laatst bijgewerkt: 31/1/2018 om 23:52.




De titel hierboven heeft het over gevaarlijke pseudo-wetenschappers. Dat klinkt vriendelijker dan fascistische pseudo-wetenschappers, maar het laatste is in feite waar we het over hebben.


Wat is een 'fascist'?

Wat is een 'fascist'? Een fascist is volgens George Orwell een 'bully' (hier). Een bully is iemand die uit is op macht. Hij of zij wil die macht niet als leuk aardigheidje of om er goed mee te doen, maar om nog meer macht te verwerven en er zelf beter van te worden.

Een bully alleen begint niets of weinig. Een bully heeft mensen nodig, die zijn orders uitvoeren. Hoe krijg je als bully mensen zo gek dat ze je orders uitvoeren? Dat blijkt helaas niet zo moeilijk te zijn.

Een belangrijk deel van de moderne mensheid blijkt op een of andere manier, na de uitvinding van de landbouw, niet meer in staat tot kritisch nadenken. Misschien zeg ik het nu verkeerd. Ze kunnen het misschien wel, maar ze doen het niet. Waarom moeilijk doen, met nadenken, als het ook zonder kan.

Het zijn bully-enthousiastelingen. Dankzij de bully hebben ze een goed bestaan of hopen ze dat te krijgen. Dit zijn, wat Hilary Clinton, de 'deplorables' van Trump noemde. Maar wie de hitmen van Hitler aanzag voor 'beklagenswaardig', bleek een ernstige denkfout te maken.

Hannah Ahrendt had het in dit verband over de banaliteit van het Kwaad, waarmee ze bedoelde dat iemand als Adolf Eichman, een heel gewone, onopvallende man was. Het enige opvallende aan hem was zijn oppervlakkigheid, zijn volledig gebrek aan nadenken.

Mensen als de deplorables van Trump en de nazi's van Hitler worden met een moeilijk woord aangeduid als 'autoritaristen'. Ze omarmen hun autoriteit (hun bully) en zijn gevoelig voor zijn 'mooie' verhalen en zijn maar al te graag bereid hem bij zijn kwalijke praktijken te helpen, nadat hij ze met een 'mooi' verhaal heeft ingepalmd.

Hoe weet ik deze zaken? Al tijdens de Tweede Wereldoorlog is er empirisch onderzoek op gang gekomen naar de vraag, hoe iemand als Hitler aan de macht kon komen. Sinds ongeveer het begin van deze eeuw is bekend dat zo'n fascistisch bully-systeem bepaald wordt door drie variabelen: sociale dominantie, autoritarisme en bevooroordeeldheid. (Zie voor een leesbare beschrijving: The Authoritarians van Bob Altemeyer, 2006, gratis downloadbaar als pdf, hier).

Sociale dominantie is een absoluut streven naar macht. Autoritarisme is een streven naar veiligheid en een bestaan in een machtige groep. Bevooroordeeldheid is de mate van agressie die men koestert.

Deze drie variabelen samen leveren voor een moderne samenleving een vaste structuur op (hier). Aan de ene kant is er een machtige groep die de orders uitdeelt, aan de andere kant is er een producerende onderklasse die zorgt dat er brood op de plank komt en dat de problemen worden opgelost. Beide klassen hebben hun eigen cultuur.

De factor die het scherpste en beste beide culturen, de alfacultuur en de bètacultuur, van elkaar scheidt, is: bevooroordeeldheid. De maat die we gebruiken om discriminatie en agressie te meten.

Daarnaast verschillen beide culturen ook op sociale dominantie en op autoritarisme. In de alfacultuur is men sociaal dominant, men wil de baas zijn, en men is autoritaristisch. Men wil in de groep passen, onderwerpt zich aan autoriteit, is bereid tot agressie in opdracht of met toestemming van die autoriteit en men denkt conformistisch en traditionalistisch.

Dankzij het empirische discriminatie/agressie-onderzoek is het mogelijk de alfafactor (bevooroordeeldheid, agressie, fascisme, het onderscheid alfa/bèta) snel te herkennen en goed in de gaten te houden. Op dit moment zijn er van de alfafactor al 22 kenmerken bekend (hier, hier en hier).


Het probleem Gloria Wekker

De eerste gevaarlijke pseudo-wetenschapper die ik vermeld en noem, is Gloria Wekker. Het verhaal dat ze vertelt, is agressief, het is discriminerend. Het verhaal is bedoeld zichzelf als grote autoriteit en deskundige naar voren te schuiven, wat haar bij een bepaald onkritisch publiek ook heel goed lukt. Tenslotte is het ook een verhaal dat een bepaalde groep graag wil horen. Met empirische wetenschap heeft haar verhaal echter niets, maar dan ook helemaal niets, van doen.

Haar verhaal voldoet dus op alle punten aan de drie variabelen van het fascistische systeem: agressie, sociale dominantie en autoritarisme. Men denkt in termen van groep, men wil macht en men is -- in ieder geval verbaal -- agressief. Verder is het een volstrekt fictief verhaal bedoeld om aanhang en macht te verwerven.

Haar verhaal is nepwetenschap. Iemand anders heeft dat keurig en uitgebreid verwoord (hier). Een wat korter en luchtiger verhaal dat op hetzelfde neerkomt, staat hier.

Sietske Bergsma omschreef het op de site van The Post Online (hier) als volgt.
Het is niet alleen Wekker zelf die hier tot de orde geroepen moet worden, maar de academie zelf, de overheid en de handlangers van deze gevaarlijke dwaalleer die slechts teert op de idee van wetenschap, de idee van emancipatie, de idee van ‘verandering’. Maar in werkelijkheid mensen wil beheersen en straks alle lichten uitdoet.

Uit de Volkskrant (hier) citeer ik dit.
Columnist Heleen Mees noemde Wekkers gebruik van de term racisme afgelopen november 'begripsvervuiling'.

Columnist Elma Drayer noemde Wekkers opvattingen 'denkarmoede': 'Dus blanke, pardon, witte wezens kunnen per definitie niet deugen? Ook als zij zich uiterst fatsoenlijk gedragen, gedragen ze zich stiekem toch superieur?'

Baukje Prins waarschuwde voor de weerstand die Gloria Wekker met haar opvattingen opwekt. 'Bondgenoten verkrijg je niet door er telkens maar weer op te hameren dat de ('witte') ander aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat, en dat nog steeds niet begrepen heeft.'

Op de site van De Correspondent (hier) omschreef ik mijn bezwaar tegen haar verhaal zo.
Wekker stelt: 'Want waarom ligt een woord als imperialisme onze politici niet op de lippen bestorven? Ik zoek de verklaring in de mythe van de witte onschuld.'

1. Volgens Wekker bestaat er een mythe, een sprookje, van witte onschuld. Maar zij doet die bewering, dus het is aan haar om die bewering hard te maken. Verschillende, onafhankelijke beoordelaars moeten dus bij dezelfde fenomenen tot dezelfde conclusie komen: wel of niet een voorbeeld van het sprookje van witte onschuld. Tot nu toe, heb ik niets gezien, dat daar ook maar in de verste verte op lijkt.

2. Maar dan is Wekker er nog niet. Want dan moet ze nog laten zien, dat dat sprookje op een of andere manier van invloed is op de frequentie waarmee politici het woord 'imperialisme' gebruiken. Hoe hoopt ze dat te doen?

Conclusie: dit is bullshit waar alfa-studenten misschien intrappen, maar mensen met een normaal gezond verstand niet.

Dat iemand fascistische bullshit verkondigt, is helaas niets nieuws. Dat hoeft op zichzelf geen reden tot ongerustheid te zijn. Wanneer men echter een dergelijk iemand eerst hoogleraar maakt en vervolgens van overheidswege ook nog eens een prijs voor nota bene emancipatie gaat uitreiken, de Joke Smitprijs voor emancipatie, ben je als samenleving en overheid wel heel ver heen.

Kennelijk ziet men fascisme tegenwoordig weer net als in de tijd van voor 1940. Hitler was in die tijd voor veel landgenoten toch maar een flinke kerel, iemand die ook in ons land maar eens orde op zaken moest stellen. Door de daarop volgende 'emancipatie' verloren meer dan honderdduizend landgenoten het leven.

Deze blog gaat over de oorzaken waardoor mensen slachtoffer worden van dit soort fascistische boodschappen. In de voorgaande blogposts is daar inmiddels al veel over te vinden. Op dit punt gaat het me echter even niet om de redenen waarom men dit soort prietpraat omarmt, maar dat men die omarmt. Dat is wat mij zorgen baart.

In het geval van Wekker valt niet te verwachten dat ze met haar aanhang echt de macht zal overnemen. Haar boodschap spreekt slechts een relatief kleine groep Nederlanders aan doordat ze zich richt tegen het 'witte' ras, dat voorlopig in Nederland nog altijd de meerderheid uitmaakt.

Door het uitdragen van haar ideologie ontstaat echter wel een gevaarlijke polarisatie. In dat opzicht doet het denken aan Duitsland in de tijd voor de Tweede Wereldoorlog, toen aan de ene kant de nazi's hun ideologie verkondigden en aan de andere kant de communisten, waarbij beide partijen het geweld niet schuwden.

Ogenschijnlijk leek het toen te gaan om twee totaal tegenovergestelde ideologieën. De ene rechts, de andere links. In werkelijkheid bleek het echter in beide gevallen te gaan om het verwerven van de absolute macht. Beide benaderingen trokken hun eigen leger van levensgevaarlijke 'deplorables' aan en bestreden elkaar uit alle macht.


Het probleem Jordan Peterson

Amper ben je met de ene roeptoeter klaar of de volgende staat al weer op het podium. Vanmiddag (op 30/01/2018) vond ik in de Volkskrant een stuk van David Brooks (hier) waarin Jordan Peterson de hemel werd ingeprezen.

Als de auteur hem daar werkelijk had weten binnen te loodsen, waren wij een probleem armer geweest, maar zou er vermoedelijk binnenkort een Hemelse revolutie uitbreken.

Aan een kant vraag ik me af, waarom je als krant zulke stukken plaatst. Aan de andere kant moet je als krant ook rapporteren over fenomenen als Jordan Peterson.

In feite is dit een duivels dilemma. Wanneer kranten en media voortdurend brengen, wat we klakkeloos kunnen geloven, heeft kritisch lezen niet langer zin. Naarmate kranten en media meer onzin produceren, levert kritisch lezen steeds meer op. Het is dus mogelijk dat het een soort culturele golfbeweging is. In de tijd van Darwin waren de Britten uitzonderlijk scherp. Tegenwoordig kiezen ze vanuit de onderbuik voor een Brexit.

Dit idee is echter niet erg plausibel. Nadenken kost veel tijd en veel energie. In een samenleving van overvloed loont nadenken niet, maar kost het alleen maar. Wie niet nadenkt, maar handelt/spreekt heeft in sociaal opzicht de beste papieren om een behoorlijk deel van de buit binnen te halen. Het probleem wordt dus veroorzaakt door de steeds efficiëntere productie.

Terug naar Jordan Peterson. De Volkskrant publiceerde (volgens hun site) op 19 januari ook al een stuk over hem (hier). 'Vanavond spreekt Peterson in Rijswijk maar liefst tweeduizend Nederlandse fans toe over immigratie. Hier is eindelijk iemand, aldus zijn fans, die met kennis van zaken al die 'praatjes' over wit privilege en genderneutraliteit ontmaskert als pseudowetenschappelijk gezwets.'

Ogenschijnlijk zijn Peterson en ik het dus eens. Dat gepraat over 'wit privilege' is pseudowetenschappelijke bullshit. Waarom heb ik dan toch ernstige bedenkingen tegen de man?

Het Volkskrant-artikel vermeldt: "Zijn critici - onder wie collega's op de Universiteit van Toronto - hebben andere kwalificaties voor hem. 'Racist'. Een 'bullebak' die zijn onlineaanhang inzet om anderen - etnische minderheden en transgenders - te intimideren." Als die geruchten waar zijn, is Peterson dus een typische bully of fascist. Iemand die met een 'mooi' verhaal aanhang probeert te verwerven om macht te krijgen en zichzelf te bevoordelen.

Ik word echter pas echt wakker als ik op Joop.nl (hier) van Gertjan Kleinpaste het volgende lees.
De volgende spreker was Jordan Peterson, de Canadese professor in de Klinische Psychologie. De man werd als ware held onthaald. De zaal werd uitzinnig van vreugde. Nu ken ik maar één andere klinisch psycholoog, omdat ik hem ooit sprak en omdat ik twee van zijn boeken las: Paul Verhaeghe. De plezierige en milde Vlaming die de boeken ‘Autoriteit’ en ‘Identiteit’ schreef. Als we ons Verhaeghe voorstellen [als] Albus Perkamentus (uit de Harry Potter reeks) is deze Petersen ongetwijfeld Voldemort.

Zijn pleidooi was een tirade waarin de boodschap was dat wij in het Vrije Westen goed van kwaad weten te onderscheiden en wereldkampioen ‘Fair Play’ zijn. Van Nietzsche maakte de man en passant een halve apostel en verder is het evident dat wij superieur zijn aan al dat vluchtende volk uit die moslimlanden en dat assimilatie de oplossing is als ze dan toch massaal binnen komen. De zaal hield de adem in en applaudiseerde luid bij iedere kwinkslag, anekdote of stelling waarin het erkenning zag of waardering voor ons eigen krachtige kapitalistische systeem.
De toon van de avond was oorlogszuchtig. Die sufferd van een Babur vergat in zijn tijd te investeren in een leger. Dat zal ons niet overkomen. De zaal waarin ik mij bevond was rijp voor een Derde Wereldoorlog. Liever dat dan dat we de welvaart delen met mensen met cultuur die nu eenmaal de onze niet is. Ik sloop weg richting een schuilkelder. Om Europa moet een muur. Op die muur zal ‘alt right’ zich verdringen met pannen kokende pek om het over de hoofden van de arme sloebers te gieten die het in hun hoofd halen die muren te willen slechten.

Ik keerde ongerust huiswaarts. Er ging ook vanavond weer een geest uit de fles. Zie die maar weer eens terug in de fles te krijgen. Die taak ligt bij de traditionele politieke partijen al lijken die hun handen er niet aan te willen branden. Wat resteert is dat we het pas echt zien als het te laat is.

Nu kan het natuurlijk zijn dat Kleinpaste zich vergist. Hij rapporteert misschien vooral het gevoel dat hij aan de avond overhield. Het blijkt inderdaad dat sommige mensen het verhaal van Peterson best goed vonden, terwijl anderen het niet zagen zitten.

Dat is echter precies overeenkomstig de alfafactor. Op grond van de alfafactor verwacht je dat de bèta's het verhaal van de bully niks vinden, terwijl de alfa's het prachtig vinden. Ik ging me daarom wat uitgebreider verdiepen in de persoon Peterson.

Peterson blijkt een tweetal boeken geschreven te hebben. Mogelijk is het laatste iets beter, dan het eerste. Maar omdat het eerste sterk verwant is met het onderwerp van deze blog, beperk ik me hier even tot dat boek: Maps of Meaning: The Architecture of Belief (hier).

Dit boek staat ook online, maar volgens kritische lezers is het niet de moeite van het lezen waard. Er staat een wat compactere samenvatting van de auteur zelf online (hier) bestaande uit 71 stellingen, dat volgens kritische lezers beter toegankelijk is.

Ik had me door het onderwerp van deze blog al eens eerder in dit boek verdiept en het toen terzijde gelegd als volstrekte prietpraat. Ik geef hier ter illustratie de laatste stelling van zijn samenvatting, die kennelijk als een soort afsluitende conclusie is bedoeld.
This means: the human story is the battle between good and evil, played out against a background of the dynamic interplay of order and chaos, fought for the redemption of fallen and painfully self-conscious man. This is a psychology grounded not merely in one hundred years of experimental science, nor in four hundred years of post-enlightenment rational thought, but in forty or more centuries of dramatic self-analysis, nested in a ritual-centered prehistory, which extends back perhaps to our non-human primate ancestors, and beyond.
Ik blijf de precieze vertaling van deze prietpraat even schuldig. Het verhaal van de mens zou de strijd zijn tussen goed en kwaad. Dat klopt echter niet met wat we inmiddels denken te weten.

Voor de uitvinding van de landbouw was er helemaal geen probleem tussen Goed en Kwaad, als men die termen wil hanteren. Natuurlijk vond er toen soms ook geweld plaats, maar in doorsnee leefde men in evenwicht met de natuur en met elkaar. Als de natuur oplevert, wat je nodig hebt, is er weinig reden om het gebied dat je gebruikt te vergroten. Je kunt niets met dat extra gebied, maar je moet het wel zo nodig verdedigen. Dus, waarom je druk maken en gevaar lopen voor iets dat je niet nodig hebt?

De eerste zin klinkt heel dramatisch en indrukwekkend, maar bevat geen feitelijke informatie. Het is een ontoetsbare bewering. Het is gebakken lucht, bullshit. Het is een 'overweldigend' geheel van dure termen zonder feitelijke betekenis.

Vervolgens wordt gesteld dat 'dit een psychologie' is. Hij bedoelt daarmee kennelijk dat zijn boek een psychologie zou zijn. Maar psychologie is niet een boek. Er bestaan niet een hele reeks verschillende psychologieën. Psychologie is slechts de studie van menselijk gedrag: het is iets dat mensen proberen te doen. Het resultaat van die pogingen resulteert niet in allerhande verschillende 'psychologieën'.

Daarna stelt hij, dat zijn 'psychologie', zijn boek, gebaseerd zou zijn op honderd jaar 'experimental science'. Afgaande op zijn eigen samenvatting, is zijn boek echter vooral gebakken lucht. Het idee dat gebakken lucht gebaseerd is op honderd jaar experimenteel onderzoek, is bullshit. Gebakken lucht komt uit een grote duim.

Wanneer we kijken naar het empirische onderzoek op het gebied van discriminatie/agressie, waar hij kennelijk volstrekt geen kennis van heeft, is dat onderzoek in werkelijkheid pas begonnen in en na de Tweede Wereldoorlog. Het is dus nu zo'n zeventig jaar oud.

Verder was vrijwel al dat onderzoek niet experimenteel, maar observationeel (correlationeel). Een term als 'experimental science' is ook niet standaard. Het doet opnieuw vermoeden dat hij geen flauw benul heeft, waar hij het precies over heeft.

Voor een leek ziet zo'n collectie van hoogdravende termen die Peterson er in deze passage uitkraamt, snel indrukwekkend uit. Als empirisch wetenschapper zit je echter met het probleem dat uiteindelijk ieder begrip, dat je gebruikt, gemeten moet worden. Ieder begrip moet geoperationaliseerd worden.

Het operationaliseren van het begrip 'autoritarisme' dat Erich Fromm in het kader van een bestseller even uit zijn mouw schudde, heeft Bob Altemeyer vervolgens veertig jaar ploeteren gekost. Daarbij kon Altemeyer bouwen op de schouders van enkele wetenschappers die al voor zijn komst een fundament hadden gelegd. Zonder die basis was het hele project nooit van de grond gekomen.

Dan heb je het nog maar over één begrip! Om het hele fascistische systeem te ontrafelen, waren echter uiteindelijk drie begrippen nodig: sociale dominantie, autoritarisme en bevooroordeeldheid. Al die drie begrippen moesten geoperationaliseerd worden, voordat ze daadwerkelijk gebruikt konden worden in onderzoek.

Iemand als Peterson heeft geen flauw idee waar hij het precies over heeft en het interesseert hem ook niet. Het doel is indruk maken op de toehoorder en die verbaal te overweldigen.

Klopt mijn evaluatie van Peterson? Ik citeer hierna uit de reactie van Robert die een van de kritische commentaren op Amazon.com schreef bij het boek van Peterson.
But I soldiered on. I took my time and tried to understand the details Dr. Peterson was presenting. In fact, there were parts of the book that I found genuinely fascinating and well-written. Unfortunately, these parts were overshadowed by a slowly growing feeling that I was having the wool pulled over my eyes.

It was when I reached the middle of the book that this feeling fully crystallized. On page 235, Dr Peterson writes: "A moral system -- a system of culture -- necessarily shares features in common with other systems. The most fundamental of the shared features of systems was identified by Kurt Godel. Godel's Incompleteness Theorem demonstrated that any internally consistent and logical system of propositions must necessarily be predicated upon assumptions that cannot be proved from within the confines of that system."

Whoa. First of all, Kurt Godel was a logician, and his work on his Incompleteness Theorem was related to axiomatic (formal mathematical) systems. Simply extrapolating results on axiomatic systems to "moral systems" or "systems of culture" as a self-evident fact has the whiff of charlatanry. Even worse, the statement of Godel's Incompleteness Theorem given above is completely wrong! I'd like to say that Dr Peterson merely provided a naive oversimplification of the theorem, but that's not even the case. What Dr. Peterson stated is a total misrepresentation of Godel's work. Godel's Incompleteness Theorem has nothing to do with proving the "assumptions" (axioms) of the system from "within the confines of the system."

Dr. Peterson hammers on this mistake a page later when he describes the five postulates of Euclidean geometry. He writes: "What constitutes truth, from within the perspective of this structure, can be established by reference to these initial postulates. However, the postulates themselves must be accepted. Their validity cannot be demonstrated, within the confines of the system."

I can't give a proper exposition of Godel's Incompleteness theorem in one or two paragraphs, so if you're interested in details I direct you to the Stanford Encyclopedia of Philosophy (available online and totally free), which has a fairly readable description of what Godel actually proved.

This is where the book broke down for me. If the text so egregiously misrepresented Godel's Incompleteness theorem, what else had it oversimplified, misrepresented, or gotten plain wrong? And how much of its dense rhetoric was simply fancy word play to hide vacuous arguments?

To quote David Hume, "If we take in our hand any volume; of divinity or school metaphysics, for instance; let us ask, Does it contain any abstract reasoning concerning quantity or number? No. Does it contain any experimental reasoning concerning matter of fact and existence? No. Commit it then to the flames: for it can contain nothing but sophistry and illusion." This is perhaps too harsh a verdict for Maps of Meaning. As I mentioned, there were parts that I found well-written and interesting. But taken as a whole, it's not worth the time investment required.

Hij worstelt zich (als kennelijke bèta) door het boek heen, maar krijgt geleidelijk aan het idee dat er een spel met woorden wordt gespeeld. 'Iemand probeerde me de muts over de ogen te trekken.'

Vervolgens betrapt hij de schrijver op bladzij 235 op een 'indrukwekkende' opmerking die nergens op slaat. Het flirten met de Stelling van Godel, terwijl de schrijver daar niets van begrijpt. Daarna heeft Robert het helemaal met het boek gehad. Hij denkt dat het gebakken lucht is. Het was de tijd van lezen niet waard.


Wat valt er over geloof te zeggen?

Het boek van Peterson gaat over geloof, maar doet dat door zelf nieuw geloof te verzinnen. Hij stort een grote hoeveelheid gebakken lucht uit over de lezer. Hier staat een dominee op de kansel die de gelovigen vertelt, hoe hij gelooft dat geloof werkt.

Wat valt er inmiddels op basis van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek over geloof op te merken?

We moeten onderscheid maken tussen rationele en irrationele geloof. Ook empirische wetenschappers geloven, maar ze proberen dat geloof voortdurend te funderen op feiten, op waarnemingen en op bruikbaarheid.

Wie gelooft dat '2+2=4', omdat de juf of meester dat zegt, heeft een irrationeel geloof. Men gelooft op grond van zijn autoriteit of op grond van wat zijn groep vindt. Irrationeel geloof is de basis van fascisme, totalitaire samenlevingen en geweld.

Wie gelooft dat '2+2=4', omdat twee knikkers met twee andere knikkers, na opnieuw tellen vier knikkers oplevert, heeft een rationeel geloof. Er zijn situaties, zoals met elementaire deeltjes, dat dat geloof niet opgaat, maar dat is geen ramp. Het geloof wordt dan bijgesteld. Men ziet dus de empirie, het experiment, de natuur of de God van Einstein, als hoogste autoriteit.

Hoe kan het dat irrationeel geloof gekoppeld is aan geweld? De basis van irrationeel geloof in landbouw-samenlevingen is autoriteit en groep. Het doel is niet de werkelijkheid te beschrijven, maar het doel is groepsleden te binden en het onderwerpen van andere mensen te rechtvaardigen en daartoe aan te zetten.

Bij een jong en een qua aanhang snel groeiend geloof/religie als de Islam (vanaf ruwweg 600 na Christus) is dat heel duidelijk doordat 'Islam' zoveel betekent als 'onderwerping'.

In het veel oudere Oude Testament (Exodus 20, vermoedelijk ongeveer 600 voor Christus) en in het Christelijke geloof gaat het echter nog over God liefhebben (het tegenovergestelde is: God haten), waarbij 'God' gedefinieerd is als (de bron van) de natuur. Men stond in die tijd kennelijk nog belangrijk dichter bij de natuur.

Een punt dat bij zowel bij Wekker als Peterson opvalt, is dat beiden volstrekt ondeskundig lijken te zijn op het gebied van het empirische onderzoek naar discriminatie/agressie zoals dat na de Tweede Wereldoorlog ontstaan is. Men denkt te weten, hoe het zit, en neemt kennelijk geen enkele moeite zich te verdiepen in wat er bekend is. Men heeft een vast verhaal en doet geen enkele moeite de juistheid van dat verhaal te checken.

Wat verder opvalt in de betogen van Wekker en Peterson is dat ze zichzelf opwerpen als hoogste autoriteit. Zij denken te weten, hoe het allemaal zit en de toehoorder moet dat vervolgens geloven, omdat zij dat als autoriteit beweren.

Ze hebben geen behoefte aan een externe werkelijkheid die hun 'mooie' verhaal onderuit haalt. Zij kunnen de natuur, de God van Einstein, missen als kiespijn. Zij willen in feite zelf voor God spelen. In termen van Exodus 20: het zijn God haters.

Wanneer iemand hun verhaal niet gelooft, omdat men de empirische onderbouwing ontbevredigend vindt, is dat in hun optiek niet een probleem in hun verhaal, maar is het een probleem in de toehoorder, die niet deugt. Het eigen verhaal en de eigen persoon is heilig, de toehoorder dient zich te onderwerpen.

De empirie, de ervaring, leert echter precies het tegenovergestelde. Mensen die vage en 'mooie' verhalen verspreiden waarvan ze stellen volstrekt zeker te zijn, maar die agressief reageren op sceptische toehoorders, deugen zelf niet. Dergelijke verhalen zijn in de loop der wereldgeschiedenis door bully's steeds opnieuw verspreid met als resultaat miljoenen slachtoffers.

Het zou daarom mooi zijn als mensen zouden leren 'mooie' verhalen te wantrouwen in plaats van die blindelings te geloven. Helaas lijkt het momenteel in de samenleving vooral de andere kant uit te gaan.

Het succes van deze twee nep wetenschappers, laat zien dat er in de huidige samenleving een grote markt is voor dit soort 'mooie', maar kwalijke verhalen. Ook dat doet denken aan de jaren dertig van de vorige eeuw.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten