zaterdag 20 januari 2018

Hiërarchische relaties en diep denken gaan niet samen


Laatst aangepast op 23/1/2018 om 3:17.


Veel mensen geloven in samenzweringstheorieën en nepnieuws


De vier methodes die ik in de vorige blogpost vermeldde om de alfafactor (de voorkeur voor hiërarchische relaties) te meten, wijzen allemaal naar dezelfde conclusie. We geloven allemaal dat slavernij niet meer bestaat, maar in werkelijkheid zijn we zo ingesteld geraakt op het functioneren in dit soort relaties, dat we meester-slaafrelaties niet meer als bijzonder zien.

De vier methodes om de alfafactor te meten, hebben echter als euvel dat de cijfermatige onderbouwing wel preciezer en/of actueler mocht. In Frankrijk is kort geleden door de Fondation Jean-Jaurès en Conspiracy Watch een onderzoek naar het geloof in samenzweringstheorieën gedaan, dat cijfermatige uitkomsten oplevert (hier).

Mensen die samenzweringstheorieën geloven, evalueren informatie totaal anders dan mensen die dat niet doen. De basis voor het geloof is dat het idee goed van pas komt en in de groep goed valt. Het gaat om geloof en niet om feiten. Men hanteert subjectieve waarheid in plaats van objectieve waarheid.

Uit het onderzoek blijkt, dat slechts een klein deel van de respondenten (21%) in geen enkele van de afgevraagde samenzweringstheorieën gelooft. Wie minder streng rekent en redeneert dat geloof in slechts één samenzweringstheorie toeval kan zijn of een ongelukje, komt op 39% ongelovigen. Van de respondenten gelooft een derde (34%) in zes, zeven, acht of negen samenzweringstheorieën (hoger dan negen ging men niet met afvragen).

Een klein deel van de bevolking lijkt dus niet gevoelig te zijn voor het 'mooie' -- niet op harde feiten gebaseerde -- verhaal van de strongman, maar een meerderheid van de bevolking gelooft in vage verhalen en een derde is zelfs extreem gevoelig voor dat soort verhalen. Dit empirische resultaat wijst op een hoge alfafactor.

Het resultaat van 21% bèta's (double lows), eventueel iets meer door meet-onbetrouwbaarheid, lijkt aardig te kloppen met de ruwweg 25% die op grond van het soortenmodel ongeveer verwacht zouden worden.

Een ander punt dat uit het onderzoek bleek, is dat dit geloof in samenzweringstheorieën sterk gekoppeld blijkt te zijn aan de voorkeur voor ultra-rechtse kandidaten. De mensen die in veel samenzweringstheorieën geloven, blijken ruwweg drie keer zo vaak voorkeur op te geven voor Marine Le Pen dan mensen die niet in deze theorieën geloven. Dit verband bevestigt het idee dat informatieverwerking de basis vormt van de voorkeur voor rechtse kandidaten.

Een laatste en en nogal verontrustend punt is dat de jonge generaties (18-34) viermaal zo vaak geloven in veel samenzweringstheorieën als de oudere generatie (65 en ouder). Dit is een duidelijke indicatie dat de jongere generaties in veel mindere mate harde informatieverwerking toepassen dan de oudere generatie.

De alfafactor is kennelijk in relatief korte tijd sterk gestegen doordat men voortdurend in een sociale omgeving verkeert en niet meer hoeft te interacterenmet harde problemen. Hitler noemde in Mein Kampf zijn geschiedenisleraar als de oorzaak voor zijn kijk op de wereld. Einstein realiseerde zich dat het onderwijs niet deed, wat het zou moeten doen en dat het wel deed, wat het niet zou moeten doen. In dit geval gaat het echter niet slechts om een bewering van iemand, maar om een hard empirisch resultaat: in korte tijd is de alfafactor verviervoudigd!

Waarom die alfafactor verviervoudigd is, is natuurlijk strikt genomen niet zeker. Dat de factor verviervoudigd is in relatief korte tijd door culturele oorzaken of iets dergelijks, lijkt wel zeker. Een genetische verklaring lijkt in zo'n korte periode onzinnig. De enig overblijvende verklaringsgrond is dan de cultuur of eventueel het onderwijs, eventueel een combinatie van beide. (Het doet denken aan het oorlogsenthousiasme aan het begin van de Eerste Wereldoorlog.)

Verder laat dit resultaat zien dat het probleem kennelijk vanaf ongeveer 1960 in deze mate is ontstaan. De periode na de Tweede Wereldoorlog waarin de welvaart sterk toenam en de interactie met de harde werkelijkheid sterk afnam.

Dit empirische resultaat bevestigt ook wat Jan Terlouw dacht te zien (het touwtje uit de brievenbus) en wat ik ook dacht te zien: rond 1960 heerste er een ander cultureel klimaat. Het was een klimaat van aanpakken, samen de schouders eronder en dan was er heel veel mogelijk. Het was ook een uitermate liberaal klimaat: individuele rechten stonden voorop. Het fascisme lag nog vers in ieders geheugen. In dit klimaat kon even later de minirok doorbreken. In dit klimaat durfde ik ook mezelf als 'foute' man te presenteren en gaf dat -- voor zover ik zag -- geen serieuze problemen.

Rond 1995 was dat liberale klimaat echter volledig voorbij. Wat was er precies veranderd? Wat er veranderd was -- in mijn optiek -- was de manier waarop men met geruchten, met vooroordelen omging. Rond 1960 kregen die geen kans, mensen waren te nuchter, na 1990 floreerden geruchten en vooroordelen. Mensen waren graag bereid de gekste dingen te geloven. In feite precies de basis van de Holocaust.

Natuurlijk is Frankrijk niet hetzelfde als Nederland. Vermoedelijk ligt in Nederland de alfafactor lager dan in Frankrijk, men denkt vermoedelijk in Nederland belangrijk minder hiërarchisch, maar voor het overige zal de ontwikkeling in beginsel vergelijkbaar zijn.

Uit de resultaten van een computergestuurd trainingsprogramma voor het onderscheid feit/mening bij hbo-studenten, die ik analyseerde, bleek dat ongeveer de helft van de studenten geuite meningen consequent aanziet als 'feit' of 'waar', terwijl deze groep op feiten en waarnemingen gebaseerde beweringen consequent ziet als 'mening' of 'onwaar'. Ongeveer de helft zag subjectieve waarheid (nepnieuws) dus als echte waarheid en objectieve, feitelijke waarheid als nepnieuws. Men draaide de twee consequent om.

Uitgaande van dit resultaat zou de verhouding alfa's ten opzichte van bèta's in de jongere generaties dan ongeveer één op één zijn. Bèta's zijn dan gedefinieerd als mensen die feitelijke, objectieve waarheid omarmen en alfa's als mensen die subjectieve waarheid omarmen. Vermoedelijk is dat resultaat in verhouding tot landen als Frankrijk en de VS niet slecht, maar het is wel een resultaat dat strongmen gemakkelijk een grote schare volgelingen oplevert.

Daarbij is het goed mogelijk dat, omdat het om een trainingsprogramma ging en de items daarom zo geformuleerd werden dat ze in beginsel moeilijk fout waren te beantwoorden, het werkelijke percentage studenten dat subjectieve waarheid omarmt, belangrijk groter is. Het percentage alfa's in de samenleving bedraagt dan dus minimaal 50% en maximaal tegen de 80%.

Voor een strongman is een aanhang van 40% van de bevolking (of van de mensen binnen een organisatie) al ruim voldoende om de macht te grijpen. Zijn groep is immers hiërarchisch en strak georganiseerd, schuwt geweld niet en heeft slechts één duidelijke doelstelling. Zijn tegenstanders zijn dat echter allemaal niet. Ze zijn het onderling oneens, ze zijn niet strak hiërarchisch georganiseerd, ze schuwen wel geweld en ze missen een centrale doelstelling die iedereen onderschrijft.

Al deze indicatoren wijzen er dus op dat in moderne samenlevingen een groot deel van de bevolking niet in staat is, weerstand te bieden aan de lokroep van een strongman. Een strongman hoeft zijn slaven dus niet te vangen, hij hoeft ze slechts met een 'mooi' verhaal te roepen.


Een foute opvatting over slavernij

Op basis van allerhande verhalen en producties zien we slavernij als iets verwerpelijks. Ik denk dat er ook goede redenen zijn om slavernij een volstrekt slechte zaak te vinden.

De werkelijkheid blijkt zich echter van al die emoties en bezwaren niets aan te trekken. De strongman hoeft slechts te roepen en zijn slaven (volgelingen/gelovigen) komen toegestroomd.

Dat lijkt zo'n bizar idee, dat het bijna niet valt voor te stellen. Toch was dat het idee dat Fromm in 1941 (nogal chaotisch en in een overvloed van begrippen) ventileerde. Vervolgens klopt dat idee ook met vrijwel alles dat bekend is uit onderzoek en uit de historie.

Dat betekent natuurlijk niet, dat de strongman niet met geweld mensen zou kunnen onderwerpen. Strongmen zijn dol op geweld en zullen dat bij gelegenheid zeker niet achterwege laten.

Uitgaande van het volledig op empirisch onderzoek gebaseerde soortenmodel valt te verwachten dat een moderne landbouw-samenleving bestaat uit drie grote maatschappelijke lagen: alfa's, gamma's en bèta's. De alfa's produceren 'mooie' verhalen en orders (mands). De gamma's (of volgelingen/gelovigen/slaven/loonslaven) verlenen diensten en oefenen geweld en agressie uit. Ze verwerken informatie passief of zacht. De bèta's verzorgen de feitelijke productie, die door de gamma's in opdracht van hun alfa's sterk wordt afgeroomd.

Het beslissende onderscheid tussen de gamma's en de bèta's zit in de manier van overleven en de houding tegenover de alfa's. De gamma's buigen voor de strongman en zijn van hem afhankelijk, de bèta's moeten zelf in hun levensonderhoud voorzien en jagen de strongman zodra ze de kans krijgen, het liefste het land uit.

Wat er via de historie en economische gegevens bekend is, bevestigt dit het beeld dat uit onderzoek oprijst. Er is een leider met zijn elite die via orders en propaganda zijn aanhang aanstuurt. Deze aanhang produceert zelf niet of amper, maar oefent wel geweld uit. Een kleine onderlaag realiseert tenslotte de feitelijke productie. 


Hiërarchische relaties en diep denken gaan niet samen

Fromm omschreef in 1941 het vluchten in de machtige groep als: 'Angst voor de vrijheid'. Hij realiseerde zich dat moderne mensen zich in veel gevallen onweerstaanbaar voelen aangetrokken tot de ogenschijnlijke veiligheid van een totalitair regiem. Het gekooide dier verkiest na verloop van tijd de veiligheid van de kooi, boven het zelfstandige bestaan in het oerwoud.

Doordat moderne mensen vaak hoog scoren op de alfafactor, denken ze associatief. 'Slavernij' koppelt men aan sterk negatieve emoties, maar voor de rest is het voor de betrokkene een leeg begrip. Het staat slechts voor een bepaald gevoel dat men koppelt aan een bepaald woord.

'Slavernij' is in de beleving van moderne mensen iets slechts, maar het is vervolgens prima om voor drie euro een t-shirt te kopen dat door bruine kinderhandjes in elkaar is genaaid. Want een t-shirt heeft met slavernij natuurlijk niets te maken.

Zodra men slavernij objectief definieert in termen van 'hiërarchische relaties' is er echter weinig reden om te denken dat het nu niet meer zou voorkomen. Sterker nog: we zijn inmiddels zo gewend geraakt aan hiërarchische relaties, dat we ze niet meer zien.

We zijn hiërarchische relaties als een normaal onderdeel van de samenleving gaan zien. We hebben de meester-slaafmentaliteit geïnternaliseerd. We zijn gaan denken zoals meesters en slaven denken (autoritaristisch en snel).

Het gevolg is dat een groot deel van de bevolking niet langer in staat is tot zelfstandig en zuiver denken. Tot wat Daniel Kahneman 'slow thinking' noemde en wat dolfijn-onderzoekers omschrijven als 'diep denken'. Wat de mens ooit zo uniek maakte in het dierenrijk, is bij een groot deel van de moderne mensheid bezig te verdwijnen of is al verdwenen.


Waarom gaat het voortdurend mis in hiërarchische relaties?

Het zoeken van veiligheid en een goed bestaan bij Hitler resulteerde in ruwweg 65 mijoen doden, een onbekend aantal gewonden en de ineenstorting van Duitsland. Kennelijk leidt het uitschakelen van het gezonde verstand lang niet altijd tot de gouden toekomst die de strongman voorspiegelt.

Dat was bepaald niet de eerste keer dat het misging. Iets eerder had om nogal vage redenen de Eerste Wereldoorlog plaatsgevonden. Ook die was vooral dankzij Duitsland ontstaan en niet helemaal afgelopen zoals men zich dat aanvankelijk had voorgesteld.

Wie zich verdiept in de Tweede Wereldoorlog ziet dat ook Japan op een bepaald moment om nogal romantische redenen gebieden begint te bezetten en te veroveren. Ook dat avontuur liep nogal rampzalig af voor Japan.

Een derde partij in de Tweede Wereldoorlog was Italië. Ook vanuit dat land begon men enthousiast gebied te bezetten, schuwde men geweld niet en ook dat liep uiteindelijk niet goed af voor Italië.

Recenter is het Nederlandse Sebrenica-avontuur. Ook dat liep nogal rampzalig af, terwijl men het zo romantisch begonnen was. De Nederlanders hebben Indonesië beschaving gebracht, leerden we op school, maar in werkelijkheid was het een bestaande landbouw-samenleving met alle voor- en nadelen van dien. Ook dat avontuur liep nogal gewelddadig af.

Men kan ook naar andere gebieden kijken. Automatiseringsprojecten van de overheid hebben de neiging lang te duren, veel te kosten en tenslotte te mislukken. De gezondheidszorg is door de overheid voortvarend ter hand genomen, met het gevolg dat de kosten de pan uitrijzen en dat een foute onzindiagnose regelmatig plaatsvindt.

Tegelijkertijd lukt het wel om mensen op de maan neer te zetten en die levend terug te halen. Het lukt wel om voor een bescheiden bedrag een laptop te bouwen, zoals waarop ik nu schrijf, waarvan de processor met een onvoorstelbare snelheid van 2.5 gigaherz instructies uitvoert. Dat zijn 2,5 miljard instructies per seconde.

De eenvoudige verklaring die zich opdringt, is dat mensen in hiërarchische relaties denken in mands (commando's) in plaats van in tacts (beschrijvingen). Dat men geen objectieve waarheid hanteert, maar subjectieve. Dat men niet inductief denkt, maar dogmatisch. En dat men informatie niet bewust verwerkt, maar slechts emotioneel en associatief.

Daniel Kahneman zou zeggen dat men in hiërarchische relaties kennelijk 'snel denken' toepast in plaats van 'langzaam denken'. Dat is misschien wat voorzichtig uitgedrukt, duidelijker is: men denkt niet, men babbelt. En men ziet dat babbelen vervolgens aan voor denken.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten