woensdag 3 januari 2018

Meer wis- en natuurkunde, minder discriminatie?


Laatst aangepast op 5/1/2018 om 13:36.


Het doel van deze blog is discriminatie te begrijpen en er zo mogelijk iets tegen te ontwikkelen.

Discriminatie blijkt in de praktijk gekoppeld te zijn aan negatief gedrag. Het gaat dus om discrimatie in combinatie met agressie. Wie discriminatie bestudeert, krijgt agressie automatisch meegeleverd.

Een tweede punt is dat de geneigdheid tot discrimiantie/agressie per persoon anders kan zijn en eenvoudig gemeten kan worden als de mate van bevooroordeeldheid (prejudice).

Een derde punt is dat bevooroordeeldheid twee 'verklarende' variabelen heeft. Die twee variabelen samen zijn in staat de mate van bevooroordeeldheid vrijwel volledig te voorspellen. Het gaat om sociale dominantie en autoritarisme.

Sociale dominantie is een overweldigend streven naar macht en letterlijk alles willen doen om die te verwerven. Autoritarisme is je toevlucht zoeken in de groep en voor die groep of de leider daarvan alles willen doen, inclusief liegen, stelen, geweld en moord.

De laatste variabele levert een hechte groep op. De eerste variabele levert de leider van die groep en de adjudanten van de leider: zijn elite.

Discriminatie/agressie kan dus niet los gezien worden van groepen. Het is vrijwel altijd het product van groepen. 


Wie volgen de leider?

Dat mensen graag leider willen zijn van een groep, valt wel te begrijpen. Dat levert veel voordelen op. Maar waarom mensen zich achter zo'n leider scharen, leek moeilijker te begrijpen.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog werd de grote vraag daarom: wat drijft mensen om iemand als Hitler te volgen? Waarom helpen bepaalde mensen zo'n man aan de macht? Voor iemand als Trump kan men hetzelfde vragen. Zo zijn er wereldwijd natuurlijk heel veel strongmen en het lijken er zelfs steeds meer te worden.

In werkelijkheid gaat het lang niet altijd om grote dictators. Soms zijn het kleine. Ik lees net een boek over The Family van Charles Manson. De auteur, Ed Sanders, schrijft: 'Jonge mensen moeten de technieken kennen die een guru of een zogenaamde leider kan gebruiken om ze te vangen in een web van onderwerping, zodat ze hier voortdurend alert op zijn' (p. 10).

Manson focuste op knappe, jonge vrouwen. In werkelijkheid raken mannen en vrouwen van alle leeftijden voortdurend in de greep van mannen en vrouwen met een tomeloze lust naar macht. Het gaat dus niet alleen om mensen als Hitler en Trump, het kan ook gaan om je buurman, je buurvrouw, je eigen man, je eigen vrouw, je eigen kind.

De kans dat ze behoren tot de sociaal-dominante helft van de bevolking is 50%. Een van de twee mensen in de samenleving is sociaal-dominant. Misschien niet allemaal in dezelfde extreme mate, maar wel meer dan gemiddeld. (Er zijn iets meer sociaal-dominante mannen, dan vrouwen. Maar ook dan nog blijven er veel sociaal-dominante vrouwen over.)

Dan hebben we het alleen nog maar over de leiders van het kwaad. Zonder volgelingen begint een leider niets. Waar vindt de leider volgelingen die zijn orders blindelings willen uitvoeren?

Op dezelfde manier bekeken, is de helft van de bevolking autoritaristisch. De helft van de bevolking is meer dan gemiddeld geneigd een leider te volgen en zich daaraan te onderwerpen. De apirant leider hoeft niet lang en niet ver te zoeken. De volgelingen liggen voor het oprapen.

Dat druk ik te zwak uit. Volgelingen hoeven niet opgeraapt. Volgelingen voelen zich tot de leider aangetrokken als staal door een magneet. Zodra ze te dicht in de buurt van de leider komen, klikken ze vast. 


Het doel van de mob

En dan? Wat is het nut van zo''n machtige groep? Wat is de brandstof die de machtige groep, kortweg de mob, aandrijft?

The Family van Charles Manson, zijn 'gezinnetje', vormde in de woorden van Ed Sanders: het Dune Buggy Attack Battalion. Het Duin Buggy Aanvals-Bataljon. De duin-buggy's waren gestolen buggy's met vierwiel-aandrijving. Bedoeld om mee door de duinen van Death Valley te crossen. Het aanvalsbataljon viel aan, stal, roofde en moordde.

Zo extreem gaat het niet altijd. Soms gaat het extremer. Vaak gaat het minder extreem. De basis voor de groep, is macht. Als groep vormt men een respectabele macht. Door die macht te gebruiken, krijgt men dingen, diensten en geld. Kan men mensen onderwerpen, mensen afpersen, mensen dwingen, mensen verleiden.

Discriminatie in combinatie met agressie is dus niet iets bijzonders. Het is niet zeldzaam. Het is ongeveer zo oud als dat er mensen zijn.

Niet helemaal. Discriminatie/agressie heeft geen zin in een samenleving waarin niets te halen valt. In een samenleving zonder voorraden, zoals jagers/verzamelaars die vroeger hadden (en soms nog hebben, hoewel er niet veel meer over zijn), komt het niet of amper voor. Discriminatie/agressie is dus iets, dat ontstaan is na de uitvinding van de landbouw zo'n twaalfduizend jaar geleden.

Dat betekent dat sociale dominantie, autoritarisme en bevooroordeeldheid/agressie vroeger niet bestonden. Die kenmerken hadden toen geen nut, want iedereen moest zelf zijn eten uit het oerwoud halen.

Dat verklaart het verschijnsel discriminatie/agressie. Doordat er rijke voorraden zijn in landbouw-samenlevingen, werd het interessant die in te pikken. Boeren waren zo dom om met hard werken veel eten te produceren, maar een handige jongen organiseert een knokploeg en pikt de hele zaak in.

Om een mob te organiseren, zijn slechts twee zaken nodig: een groep en een leider. De overal aanwezige autoritaristen klitten automatisch samen en vormen een groep. De overal aanwezige aspirant-leiders worden lid van de groep en proberen -- koste wat het kost -- de top te bereiken.

In een landbouw-samenleving krijgen we aan de ene kant mensen die de productie verzorgen en de problemen proberen op te lossen. Wat vroeger de boeren en ambachtslieden waren. Deze mensen scoren laag op sociale dominantie en autoritarisme (double-lows of bèta's) en daarmee ook op bevooroordeeldheid/agressie.

Aan de andere kant hebben we, wat je de mobsters zou kunnen noemen. De mensen die niet produceren, maar pakken. Die groepsvorming en strijd zien als middel voor een mooi bestaan. De mensen die machtige groepen vormen, de macht naar zich toe trekken, die discrimineren, geweld plegen en tenslotte oorlogen beginnen en genocides plegen. 


De structuur van de mob

Een machtige groep of mob is altijd hiërarchisch opgebouwd. De mob bestaat uit een leider met zijn elite. Deze mensen scoren hoog op zowel sociale dominantie als op autoritarisme (double-highs of alfa's). Aan de ene kant willen ze met alle geweld de baas zijn, aan de andere kant voelen ze zich alleen veilig in een groep.

Een mob heeft echter ook voetvolk nodig, de soldaten, de aanhang. Er werd altijd aangenomen dat dit puur autoritaristen zouden zijn. Het lijkt echter plausibel dat mensen ook zich kunnen aansluiten in de hoop hogerop te komen. Een mob lijkt dus ook aantrekkelijk voor sociaal-dominanten. Het nog wat schaarse onderzoek op dit punt lijkt daar ook op te wijzen.

De strongman trekt vermoedelijk dubbel: hij trekt beide categorieën aan. Het voetvolk, de gamma's, komt dan in twee smaken. We hebben de 'authoritarian followers' (de volgelingen/gelovigen). Ze hebben alle kenmerken van de alfa's maar missen hun sociale dominantie. Je zou dit de alfa-gamma's kunnen noemen, de onderworpen, maar agressieve gelovigen. De soldaten van de strongman.

Aan de andere kant hebben we de mensen die in beginsel alle eigenschappen van de bèta's hebben, maar ook nog sociaal dominant zijn. Mensen die scherp kunnen denken, maar ook een tomeloze lust hebben hogerop te komen. Dit zou je de bèta-gamma's kunnen noemen. De technici, wiskundigen en raketontwerpers die de top willen bereiken. De generaals die veldslagen winnen. Deze mensen maken de strongman met zijn club nog gevaarlijker.

Een mob bestaat dan uit de leider met zijn elite van alfa's. Vervolgens komen de gamma's. Aan de ene kant de alfa-gamma's, de onderdanige volgelingen/gelovigen. Aan de andere kant de bèta-gamma's, de mensen die uit koele berekening doen alsof ze een gewone volgeling/gelovige zijn. 


De geschiktheid voor de mob

Welke factor bepaalt nu of men wel of niet kiest voor de mob? Voor zover op dit moment bekend, is dat bevooroordeeldheid (prejudice), de maat die we gebruiken om agressie te meten. Wat iemand meetorst aan sociale dominantie en autoritarisme, komt bijelkaar in de mate van bevooroordeeldheid.

Bevooroordeeldheid kun je op drie verschillende manieren opvatten. Allereerst zijn het geuite vooroordelen. Negatieve oordelen over bevolkingsgroepen. Daarom wordt het gezien als maat voor agressie.

Die vooroordelen vormen echter ook een niet op feiten gebaseerd geloof. Bevooroordeeldheid valt daardoor ook op te vatten als maat voor geloof, voor irrationaliteit.

Tenslotte zit er in bevooroordeeldheid ook nog iets van gerichtheid op groepen mensen. Het gaat niet over de eigenschappen van schelpen aan het strand waar men vreemde opvattingen over heeft, maar over andere mensen en dan vooral groepen andere mensen.

Bevooroordeeldheid meet de geschiktheid voor de mob. Als lid van de mob moet je agressief zijn, zodra je leider het signaal geeft. Als lid van de mob moet je doen, wat je opgedragen wordt. Je moet geloven, wat je verteld wordt te geloven. Tenslotte moet je denken in groepen mensen die bestreden moeten worden. Jouw groep, jouw mob is heilig. Het is de basis van je bestaan. Andere groepen deugen niet, ze moeten bestreden en onderworpen worden. Of gewoon vermoord of wegggejaagd. 


Het beteugelen van mobs

Hoe valt discriminatie/agressie te beteugelen? Hoe vallen mobs in te perken? Je zou denken: door te zorgen dat discriminatie/agressie minder oplevert.

Iemand die tegenwoordig geen discriminatie/agressie pleegt, dreigt echter al snel gezien te worden als 'loser'. Hoe beter men is in het graaien, des te hoger de status. De typische manier waarop mobsters denken.

De praktijk is dus dat samenlevingen precies het omgekeerde doen. Het wordt steeds voordeliger om agressief te zijn en discriminatie/agressie te plegen. Discriminatie, geweld en oorlog worden -- misschien niet altijd expliciet, maar wel impliciet -- verheerlijkt. Kijk naar iemand als Trump. Zijn publiek vindt het allemaal prachtig.

Als we zo doorgaan, vechten we elkaar tenslotte de tent uit. In dit geval: de wereld uit. Je hebt kans dat na Wereldoorlog III de mensheid niet langer een bedreiging vormt voor de planeet Aarde.

Einstein beweerde dat Wereldoorlog IV uitgevochten zou worden met stokken en stenen, maar als er echt een Wereldoorlog IV komt, zou die hoop nog wel eens akelig kunnen tegenvallen. Zo lang er mensen zijn, begint alles weer van voren af aan.

Het beteugelen van mobs is geen simpel probleem. Zelfs een Wereldoorlog III, hoe afschuwelijk ook qua de te verwachten aantallen doden, zal dat probleem niet oplossen.

Democratie, democratische controle werd lang verondersteld de oplossing van het probleem te zijn. Zonder overheid gaat het niet, want dan begint iedere strongman zijn eigen mob. Of een buitenlandse strongman komt de zaak hier overnemen.

In theorie is de beste manier om mobs in te perken, een sterke overheid. Streng, maar rechtvaardig. Dank zij zo'n sterke overheid komen de mobsters, waar ze thuishoren: in de cel. De mobsters hebben dan opeens een stuk minder zin in mobbing. Want het moet natuurlijk wel wat opleveren. 


Problemen van democratische controle

De praktijk is echter dat overheden vaak niet zo sterk zijn. En dat de democratische controle door kiezers ook beperkingen heeft. Op die manier kon Hitler aan de macht komen, werd Trump in Amerika verkozen en zo kunnen we nog wel even doorgaan.

De redenen waarom democratie niet zo geweldig werkt, hebben te maken met de twee variabelen die discriminatie/agressie als het ware 'veroorzaken.'

Aan de ene kant vormt de overheid natuurlijk zelf ook een mob. Maar de basis van een mob is juist systematische ongelijkheid en irrationaliteit. Mobs zijn wel ingericht op macht en agressie, gezelligheid en genieten, maar niet op gelijkheid en productie. Overheden zijn daardoor vaak zwak en gevoelig voor allerhande vormen van corruptie.

Aan de andere kant levert het democratische controlesysteem ook veel macht op en trekt daardoor ook mobsters aan. Ook het controlesysteem wordt daardoor zwak en gevoelig voor corruptie.

Tenslotte is een groot deel van de kiezers autoritaristisch en daardoor te manipuleren. Autoritaristen verwerken informatie zwak of passief. Beide manieren van verwerking komen erop neer dat ze informatie uiteindelijk niet echt verwerken, maar het laatste systeem biedt wel de mogelijkheid om ze zonder hun toestemming of medewerking emotioneel te conditioneren.

Dan zijn er nog twee bijkomende problemen. Het eerste grote probleem is dat de productie steeds efficiënter wordt. Steeds minder mensen zijn echt nodig voor de productie. Veel banen bestaan uit vooral niet-productieve taken. Werknemers krijgen het steeds drukker, maar niet met daadwerkelijke productie.

De interactie met de harde natuur vormt echter de voedingsbodem voor het rationele denken. Naarmate steeds meer mensen steeds meer sociaal communiceren, neemt de irrationaliteit toe en daarmee ook de hoeveelheid discriminatie/agressie. Bevooroordeeldheid is immers aan de ene kant een maat voor agressie, maar aan de andere kant voor irrationaliteit. Het is de factor die het verschil maakt tussen de alfa's en de bèta's. Tussen wel en niet discrimineren.

Het tweede probleem is dat landbouw-culturen niet stabiel zijn. Het leven in de club die de macht heeft, is goed. Deze regerende mob trekt daardoor steeds meer mensen aan, die steeds harder moeten vechten om hogerop te komen. Het resultaat is dat de producerende bèta's onder druk komen te staan, terwijl men vanuit de top steeds meer agressie begint te verspreiden. Aan de ene kant uit zich dat in binnenlandse onderdrukking, aan de andere kant in oorlogen en dergelijke. Tenslotte -- leert de geschiedenis -- stort de cultuur in. 


Helpt meer wiskunde?

Zijn er geen andere methodes om iets te doen tegen discriminatie/agressie? Tegen mensen zeggen dat agressie minder belonend moet worden, is wel waar, maar lastig te realiseren.

We meten discriminatie/agressie met bevooroordeeldheid (prejudice). Dat is echter tegelijkertijd de factor die aangeeft of iemand alfa of bèta is. (De alfa's scoren hoog op deze factor.)

Maar een bèta-instelling kun je ook ontwikkelen en moet je ook ontwikkelen. Het komt nooit aanwaaien.

Een simpele methode om discriminatie/agressie te reduceren, is dus minder vrijblijvend onderwijs. Meer harde vakken. Meer wiskunde. Meer natuurkunde. Meer rekenen. Meer oefenen met goed/fout-opgaven. Minder gezellig kletsen. Minder sociale activiteiten. Harder werken. Meer ploeteren.

Maar het hoeft niet allemaal wiskunde te zijn. Uitvoerend artiesten zijn vrijwel zonder uitzondering anti-Trump. Dat is vermoedelijk geen toeval. Uitvoerend kunstenaars zitten in een harde wereld. Wanneer ze een foutje maken, ziet of hoort iedereen het.

In een harde wereld gaat het er niet om, dat je denkt dat je heel geweldig bent, je moet het zijn. Lady Gaga komt er niet, met heel erg overtuigd te zijn van zichzelf. Ze moet het iedere keer weer waarmaken.

Mensen die opgroeien in die harde wereld door te presteren, kijken niet naar wat ze denken te zien, maar naar wat ze werkelijk zien. Wie dat doet, discrimineert niet en is niet geneigd tot het plegen van agressie.

Kan het zo simpel zijn? Waarom niet? Vermoedelijk wel. Een vrijblijvende cultuur waarin alles kan en alles moet kunnen, leidt er toe dat de grootste graaiers er met de grootste buit vandoor gaan. Naarmate een cultuur strakkere regels voor iedereen hanteert -- niet voor sommigen, maar voor iedereen --, wordt de cultuur gelijker en neemt de hoeveelheid discriminatie/agressie af.


Helpt meer taal-onderwijs?

Omdat bevooroordeeldheid aan de ene kant de geneigdheid tot discriminatie/agressie meet, maar aan de andere kant ook de dimensie vormt waarop alfa's zuiver en maximaal verschillen van bèta's, lijkt het goed om meer te oefenen met vakken die helpen bij zindelijk te denken.

Iets soortgelijks kan mogelijk ook bereikt worden met iets als ballet, zingen, dansen, piano spelen. Maar hoe zit het met taal? Alfa's staan er toch om bekend dat ze iets hebben met taal? Schrijvers zou je kunnen zien als uitvoerend artiesten.

Jagers/verzamelaars hanteren taal op twee totaal verschillende manieren. Aan de ene kant is er de jacht. Communicatie moet dan kort en helder zijn en kloppen. Tijdens de jacht is men dus, net als balletdansers en natuurkundigen, heel rationeel.

Bij het consumeren van de buit, wil men zich ontspannen. Het moet gezellig zijn, het doel is de onderlinge band te versterken. De communicatie is niet langer feitelijk, maar sociaal. Wij zouden het borrelpraat noemen.

Tijdens de jacht gebruikt men tacts. Bij het kampvuur gebruikt men mands. De opmerkingen hoeven niet te kloppen met de werkelijkheid, maar moeten het juiste sociale effect opleveren. Men is op zulke moment heel irrationeel.

Mensen hebben dus een rationele en een irrationele kant. In het ene geval moet de taal kloppen met de externe werkelijkheid, in het andere geval focust men op het sociale effect van zijn woorden.

Het probleem zit hem dus niet in de taal, maar in de manier waarop iemand taal gebruikt. Het probleem met het moderne taalonderwijs is dat men zich vaak volledig concentreert op zachte informatieverwerking. Men gebruikt taal uitsluitend irrationeel. Iets dat discriminatie en agressie alleen maar bevordert.


Rationeel en irrationeel taalgebruik

Het onderscheid tussen wiskunde en taal zit niet in de vorm, maar in de betekenis. Een computertaal kan qua vorm dicht bij menselijke taal komen. Het verschil is echter dat in het ene geval een missende komma, leidt tot een niet-werkend programma, terwijl in het andere geval de menselijke lezer de missende komma vaak niets eens opmerkt.

Ook gericht zakelijk taalonderwijs met goed/fout-opgaven, het maken van concrete vertalingen waar ieder woord juist moet zijn, kan dus hetzelfde effect sorteren als oefenen met wiskunde-opgaven.

Sterker nog, wat geldt voor taal-onderwijs, geldt ook voor wiskunde-onderwijs. Wanneer mensen leren wiskundige taal irrationeel te gebruiken, iets dat bijvoorbeeld op een letterenfaculteit niet zeer bijzonder is -- en een verschijnsel dat soms ook waargenomen kan worden bij wiskundigen --, zal ook wiskunde-onderwijs averechts werken.

In feite gaat het dus om het onderscheid tact (beschrijving) of mand (commando). Taal puur beschrijvend gebruiken, is lastig te leren.

Het valt te illustreren aan het voorbeeld van '2 + 2 = 4'. De vraag is: waarom is dat zo? Op die vraag zijn in beginsel twee totaal verschillende antwoorden mogelijk. Het ene antwoord is: 'Omdat de juf dat zegt.' Het andere antwoord is: 'Omdat twee knikkers met nog twee knikkers erbij, bij opnieuw tellen vier knikkers opleveren.'

Het eerste kind heeft een mand geleerd, het tweede kind een tact. Het eerste kind is mogelijk voorgoed verloren voor wiskunde, het tweede kind kan steeds verder komen. Het eerste kind is kandidaat om ooit hoog te scoren op bevooroordeeldheid, het tweede kind kandidaat om ooit laag te scoren.

Met een voorbeeld als '2 + 2 =4' valt wel te illustreren, dat kinderen in beginsel twee totaal verschillende zaken kunnen leren bij dezelfde som, maar het maakt nog niet duidelijk, hoe moeilijk de kwestie voor kinderen in werkelijkheid ligt.

Moderne meesters en juffen zijn namelijk niet zo goed meer in rekenen. Wat er dus gebeurt bij wat ingewikkelder problemen, die zelfstandig nadenken vereisen, is dat de meester of juf het niet meer precies weet en het foute antwoord geeft.

En wat moet je dan als slim kind? Moet je dan het conflict aangaan met de meester of juf en zeggen dat hij/zij zich toch echt vergist? Veel slimme kinderen zien dat niet zo zitten. Ze leggen zich maar neer bij het foute antwoord van de juf of meester.

Wat deze slimme kinderen dankzij het falende Nederlandse Onderwijssysteem geleerd hebben, is dat de natuur er niet toe doet, het gaat erom wat de autoriteiten vinden.

Het Nederlandse Onderwijssysteem is op dit punt niet echt uitzonderlijk. Rond 1900 leerde een Oostenrijks jongetje dezelfde les. Het valt niet meer precies te achterhalen, waar hij deze belangrijke levensles leerde, maar volgens zijn eigen verhaal was het van zijn leraar geschiedenis. Het jongetje heette Adolf.

Onderwijs kan de ene kant uitwerken, waarom zou het niet ook de andere kant kunnen uitwerken?





Geen opmerkingen:

Een reactie posten