woensdag 29 juni 2016

Hoe werkt discriminatie? Deel 1: wat er bekend is


Kan ik, zo kort mogelijk, uitleggen hoe discriminatie werkt? Laat ik beginnen met uit te leggen hoe discriminatie volgens mij niet werkt.


Foute verklaringen

De meest populaire verklaring voor discriminatie is vermoedelijk dat discriminatie veroorzaakt wordt door een vooroordeel. Door foute voorlichting heeft een vooroordeel zich bij iemand naar binnen gewerkt en omdat diegene denkt dat het vooroordeel waar is, handelt hij daarnaar. Haal het vooroordeel weg en hij is genezen.

Op deze manier bekeken zou Hitler het slachtoffer van foute voorlichting zijn. Wel, dat lijkt me een omdraaiing van de werkelijkheid.

Wie de moeite neemt, dit na te zoeken in Mein Kampf, kan lezen dat Hitler wel bekend was met antisemitisme, maar dat hij daar in eerste instantie wat op neerkeek. Er was dus kennelijk een bepaalde reden om opeens totaal anders tegen dat vooroordeel aan te gaan kijken. Die reden was heel praktisch: het leverde leden voor de partij op. Het vooroordeel kon dus opeens ten eigen bate benut worden.

Ik denk dus dat eerst de motivatie aanwezig moet zijn om te discrimineren en dat pas daarna het vooroordeel geselecteerd of geconstrueerd wordt. Met andere woorden: het vooroordeel wordt gebruikt om andere mensen op te hitsen en het eigen gedrag goed te praten.

Een tweede verklaring voor discriminatie die vaak gegeven wordt, is dat discriminatie zou komen door onbekendheid. Iemand is niet bekend met homoseksualiteit, vindt homoseksuelen maar vreemd en begint daardoor te discrimineren. Als we die persoon nu maar vaak genoeg confronteren met homoseksuelen, verdwijnt zijn tegenstand tegen homoseksualiteit wel en daarmee de discriminatie, denkt men.

Onbekend zijn met iets of iemand, lijkt me iets anders dan discriminatie. Het is normaal dat we ons in een onbekende situatie niet helemaal op ons gemak voelen. Dat betekent echter nog niet automatisch dat we die persoon zullen discrimineren of dat we een vooroordeel hebben. Pas op het moment dat die homoseksualiteit leidt tot een negatieve beoordeling en een andere behandeling, wordt het discriminatie.

Ik heb zelf als transgender wel eens zo iets meegemaakt op de dansvloer. Aan de ene kant is dat vrij pijnlijk (voor beide partijen), aan de andere kant was het wel verhelderend. De negatieve reactie was er eerst niet, maar kwam nadat iemand de man in kwestie indringend had toegesproken over zijn 'foute' gedrag. De negatieve reactie ontstond dus door groepsdruk. Je moet wel heel stevig in je schoenen staan als je je daar niets van wilt aantrekken, lijkt mij. Verder zag ik hier heel concreet gedemonstreerd dat een leidersfiguur de normen in de groep bewaakt en zichzelf daardoor profileert. Hij toont zijn macht. We zullen hierna zien dat beide elementen typerende bestanddelen van racisme en discriminatie zijn.

Helpt het in zo'n geval om iemand te confronteren met personen uit de desbetreffende minderheidsgroep? Natuurlijk niet. De reden om mij opeens af te wijzen, als je het zo mag noemen, was niet dat ik kenmerk X had. De reden was dat in de groep van de desbetreffende persoon kenmerk X als reden werd gezien om iedereen met kenmerk X te veroordelen als slecht en minderwaardig.

Het probleem zat dus niet in mij, maar in de desbetreffende groep. De beoogde slachtoffers zijn vaak geneigd te denken dat het probleem bij hen ligt. Zij hebben toch kenmerk X. Maar wie de discriminerende groep beter observeert zal zien dat ook kenmerk Y tot discriminatie leidt en kenmerk Z en ga zo maar door. Het confronteren van de desbetreffende groep met meer X leidt er niet toe dat men X gemakkelijker gaat accepteren, maar dat de weerstand van de groep tegen X juist aangemoedigd wordt.

Als onbekendheid inderdaad de oorzaak van discriminatie zou zijn, zouden zwarte mensen in Amerika al lang geen last meer hebben van discriminatie. Het tegendeel is echter het geval.

Overspoelen en confronteren is dus een oplossing niet werkt. Mensen zitten in een bepaalde groep en je kunt ze daar niet naar believen uithalen en in een totaal andere groep plaatsen.

Een derde verklaring voor discriminatie die vaak gegeven wordt, is de morele verklaring. Ik liep ooit met een groep studenten door het voormalige Kamp Westerbork. Een van de studentes merkt op dat de commandant van het kamp wel een vreselijk slecht mens geweest moet zijn. De rest van de studenten beaamde dat.

Wat is er mis met die verklaring? De impliciete boodschap van die verklaring is: de commandant was heel erg slecht, maar ik zou zoiets nooit doen, dus ik ben goed. Wel, uit het beschikbare onderzoek komt naar voren dat zo'n 80 tot 90 procent van alle mensen hetzelfde zou doen als de Duitse commandant. Die verklaring klopt dus niet erg.

Er is nog een ander probleem met die verklaring. Die verklaring is racistisch, dat wil zeggen: de spreekster discrimineert. Waarom? De spreekster ordent andere mensen op een schaal van goed naar slecht en plaatst zichzelf daarbij boven iemand anders. Dat gedrag is typerend voor racisme en discriminatie. De kampcommandant werkte uiteraard mee aan discriminatie, maar de spreekster doet met haar verklaring in beginsel hetzelfde.

Wanneer we deze oplossing wel kiezen, komen we in de situatie dat degene met de meeste macht, die het hardste kan roepen dat hij het beste is, heeft gewonnen. Die handelswijze is typerend voor discriminatie.

Ook de morele verklaring van discriminatie levert dus geen echte oplossing van het probleem en vormt in feite zelf een discriminerende uitspraak.

Samenvattend, discriminatie begint niet met een vooroordeel, maar met de motivatie om te discrimineren. Onbekendheid met een bepaalde minderheidsgroepering leidt ertoe dat men eerst wat terughoudend reageert, dat is echter nog geen discriminatie. Het overspoelen en confronteren van mensen met leden van een bepaalde minderheidsgroepering om hun attitude te wijzigen, werkt niet en leidt vooral tot gevoelens van onveiligheid. Tenslotte is het voor mensen uiterst verleidelijk te stellen dat discriminatie fout en verwerpelijk is, en dat dus degene die discrimineert slecht is, maar in feite is dat vaak het begin van nieuwe discriminatie. In ieder geval werkt in de praktijk ook die oplossing niet echt.


Twee variabelen die discriminatie aansturen

Hoe moeten we discriminatie dan wel verklaren? Uit het discriminatie-onderzoek blijkt dat discriminatie aangestuurd wordt door twee verschillende variabelen. De ene variabele heeft te maken met macht willen hebben. Men wil liefst leider van de groep worden of zijn. De andere variabele heeft te maken met bij de groep willen horen en de leider willen volgen en gehoorzamen. De eerste variabele wordt benoemd als 'sociale dominantie', de tweede als 'autoritarisme'.

Laten we nu opnieuw naar de voorbeelden kijken. Waarom werd Adolf Hitler opeens antisemiet? Omdat hij merkte dat dat vooroordeel bij zijn volgelingen goed viel en omdat hij op die manier zijn aantal volgelingen kon vergroten en daarmee zijn macht. Hitler scoorde vermoedelijk op beide aansturende variabelen hoog. Hij wilde macht en bij de groep horen.

Iemand vindt het moeilijk een homoseksueel te accepteren. Waarom? Omdat zijn relevante groep vindt dat homoseksualiteit niet hoort. Wil hij bij zijn groep blijven en daarin passen, dan moet hij de norm van zijn groep naleven of het risico lopen uit de groep gestoten te worden. Wanneer hij zich niets van die norm aantrekt, zullen mensen die zich als leider van de groep willen profileren, in actie komen en laten zien dat ze zijn gedrag niet tolereren.

Bij de schietpartij in Orlando, in de VS, waarbij Omar Mateen 49 LGBT'ers dood schoot, spelen duidelijk beide aansturende variabelen een rol bij de discriminatie. Mateen was om te beginnen religieus zeer actief, dat betekent dat hij groepsnormen omarmde, traditioneel dacht en dus vrijwel zeker hoog scoorde op autoritarisme. Verder bleek uit verklaringen van zijn eerste vrouw dat hij sociaal uiterst dominant was. Hij scoorde dus vrijwel zeker hoog op sociale dominantie. Hij wilde dus en bij de groep horen en zich profileren als leider.

Het doodschieten van de LGBT'ers was zijn manier om aan te tonen dat hij op een onvoorstelbaar hoger niveau stond. Hij kon beschikken over de levens van deze, in zijn ogen, minderwaardige mensen. Daarbij valt bepaald niet uit te sluiten dat hij zelf mogelijk ook LGBT'er was. Je zou immers nooit mensen uit die groep doden als je er zelf toe behoorde, zal vrijwel iedereen denken. Dat is echter vermoedelijk precies de boodschap die de dader probeerde te communiceren. In werkelijkheid zijn 'double highs' heel goed in staat mensen van hun eigen soort te vermoorden als dat zo uitkomt.

Waarom handelde de kampcommandant zoals hij deed? De meest eenvoudige verklaring is dat hij als militair gewoon niet uit zijn groep wilde vallen. Mogelijk was hij daarnaast, net als Mateen, ook nog iemand die zich graag wilde profileren als leider. Dat weet ik niet, ik heb me verder niet in de man verdiept.

En hoe zit het nu met onze studente? Ik denk dat ze om te beginnen beslist niet uit de groep wilde vallen, maar dat ze daarnaast ook streefde naar een hoge status binnen de groep. Beide variabelen stuurden in dat geval haar opmerking aan.

Bij onderzoek blijkt sociale dominantie meer geneigdheid tot discriminatie te verklaren dan autoritarisme. Samen blijken deze twee variabelen echter de geneigdheid tot discrimineren vrijwel volledig te verklaren. Verder werken beide variabelen additief, dat wil zeggen, hun effecten tellen op. Mensen die hoog scoren op autoritarisme en op sociale dominantie, de zogenaamde 'double highs', zijn daardoor extreem geneigd tot discrimineren.

Deze verklaring van discriminatie via de twee aansturende variabelen legt de oorzaak voor de discriminatie dus niet bij het beoogde slachtoffer. De reden om dat niet te doen, is dat mensen die discrimineren vaak geneigd zijn allerhande minderheidsgroeperingen te discrimineren. We moeten discriminatie dus loskoppelen van de eigenschappen van het beoogde slachtoffer en ons juist richten op de eigenschappen van de mensen die discrimineren.

Het is niet het slachtoffer dat de discriminatie uitlokt, maar de dader die bewust een geschikt slachtoffer zoekt. Het is niet de foute vrouw die verantwoordelijk is voor haar eigen verkrachting, maar de foute man. Deze omgekeerde manier van denken, 'blaming the victim', is en lijkt heel onlogisch, maar is typerend voor mensen die hoog scoren op autoritarisme of RWA. Ze kunnen heel onlogisch redeneren.

Een tweede belangrijk uitgangspunt voor deze verklaring vanuit twee aansturende variabelen is dat mensen sterk verschillen in hun geneigdheid tot discrimineren. Vaak werd aangenomen dat iedereen ongeveer evenveel zou discrimineren. In werkelijkheid is een klein deel van de bevolking amper geneigd tot discrimineren en een klein deel extreem geneigd tot discrimineren.


Het onderzoek naar discriminatie

Hoe weten we deze zaken? Wel, terugkijkend heeft het even, 60 jaar of zo, geduurd. In eerste instantie was autoritarisme een nogal wollig begrip dat na 1945 bedacht werd door Theodor Adorno, Else Frenkel-Brunswik, Daniel Levinson en Nevitt Sanford (hier) om te verklaren waarom gewone Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog zo probleemloos de orders van hoger hand uitvoerden.

Vervolgens reduceerde Bob Altemeyer in het kader van een studieopdracht psychologie het boek van Adorno c.s. tot 9 toetsbare voorspellingen. Dit leverde negen meetbare begrippen op, waarvan er bij verder onderzoek slechts drie onderling bleken samen te hangen (slechts drie leverden soortgelijke resultaten op). Deze drie kenmerken, conventionalisme, onderwerping aan gezag en autoriteiten en agressie jegens afwijkende minderheden mits goedgekeurd door de autoriteiten, leverden vervolgens de basis voor zijn RWA vragenlijst, die nu algemeen als uitgangspunt voor het meten van autoritarisme gebruikt wordt.

Verder onderzoek van Altemeyer leverde ook veel gegevens op over de validiteit van die RWA-schaal en die waren vaak vrij beangstigend. Mensen die hoog scoren op autoritarisme hebben problemen met logisch denken, zijn goedgelovig, traditioneel ingesteld, denken in hokjes, meten met twee maten, draaien zaken als het zo uitkomt volledig om en ga zo maar door. Het zijn aan de ene kant mensen die hun toevlucht en veiligheid zoeken in de groep en aan de andere kant de ideale volgelingen van een dictatoriale leider. Het boek Authoritarians van Bob Altemeyer geeft een goed leesbaar overzicht van het onderzoek. Het boek kan  gratis als pdf van internet gedownload worden (hier); het bestand is 2 MB groot, dus het downloaden kan even duren.

Na de constructie van de RWA-schaal ontstond er vervolgens aandacht voor de rol van de leiders in het discriminerende systeem. Dankzij Jim Sidanius en Felicia Pratto leidde dit rond 1994 tot de Social Dominance Theory. De basis van deze theorie is dat in moderne samenlevingen, zoals die na de uitvinding van de landbouw ontstonden, de beschikbare rijkdom verdeeld wordt op basis van arbitraire criteria. De machtigste groepering gaat er dus met de buit vandoor. Macht is dus binnen een sociaal systeem ongeveer hetzelfde als geld, voedsel en seks. Sommige mensen in een moderne samenleving zijn daarom volledig gefocust op het verwerven van macht en zijn voor dat doel bereid alle mogelijke morele normen te overtreden. Door het vertalen van het begrip 'sociale dominantie' in een vragenlijst, de SDO-schaal, werd dit begrip meetbaar en kon de validiteit onderzocht worden en het verband met autoritarisme.

Tenslotte moest de geneigdheid tot discrimineren ook nog bepaald worden via een vragenlijst. In eerste instantie had ik vroeger gedacht dat zoiets volstrekt onmogelijk zou zijn, maar dat zou ik ook gedacht hebben voor autoritarisme en sociale dominantie. Er blijkt met vragenlijsten veel meer te kunnen dan we ons rond 1960 realiseerden. Alle drie begrippen, autoritarisme, sociale dominantie en geneigdheid tot discriminatie, kunnen betrouwbaar en valide gemeten worden.

Hoe hard is de verklaring van de twee variabelen die discriminatie aansturen? Alle drie variabelen zijn met een behoorlijk hoge betrouwbaarheid meetbaar. Verder heb ik onlangs nog een replicatie-onderzoek gezien met soortgelijke resultaten (Duriez en Van Hiel, 2002). Het model dat discriminatie verklaart via deze twee aansturende variabelen valt dus moeilijk te betwisten of te ontkennen. De verklaring is vrij hard en laat weinig ruimte voor twijfel.

Dat SDO iets als discriminatie meet, is op zich niet zo verwonderlijk, wanneer men de items van de SDO-schaal bekijkt. Het zijn vooral vragen die gaan over sociale ongelijkheid. Mensen die hoog scoren op SDO denken als het ware in termen van macht, status en groepsverschillen. Er zijn maar beperkte middelen en die moeten vooral hen te goede komen. Mensen die hoog scoren op sociale dominantie hebben een dog-eat-dog attitude, wordt wel gesteld. Ik pak jou of jij pakt mij. Ze zijn dus in wezen zeer agressief, maar kunnen dat goed camoufleren.

Dat de RWA-schaal ook een fors deel, maar een ander deel, van de geneigdheid tot discriminatie verklaart, valt minder gemakkelijk te begrijpen. Bij mensen die hoog scoren op RWA is vooral alles dat afwijkt van de traditie en van de groepsnormen fout en bedreigend en iets dat snel gewelddadig bestreden moet worden. De motivatie om te discrimineren verschilt dus volledig bij beide variabelen.


Wat betekent dit?

Eigenlijk is het aantal van die twee variabelen die de geneigdheid tot discrimineren aansturen, nogal vreemd. Als geneigdheid tot discrimineren op een of andere manier belangrijk is voor mensen zou je in eerste instantie een enkele variabele als verklaring verwachten. Wat we vinden, zijn echter twee aansturende variabelen.

Je zou je ook nog kunnen voorstellen dat je misschien drie aansturende variabelen zou hebben, maar nee, het zijn er precies twee. Die twee variabelen samen blijken de geneigdheid tot discrimineren vrijwel volledig te verklaren, voor een derde variabele is geen ruimte.

De vraag die blijft, is dus: waarom hebben we precies twee variabelen nodig om die geneigdheid tot discrimineren te verklaren? Wat is de 'logica' achter die twee aansturende variabelen? Hoe valt dit vreemde verband te begrijpen?

Ik ga in de volgende posting op die vraag in.