dinsdag 4 december 2018

Nepnieuws, 'mooie' verhalen, vooroordelen en genocide



Abel Herzberg realiseerde zich het verband tussen 'mooie' verhalen en vervolging en genocide (hier). Hij schreef:
"Het verhaal van de kindermoord te Bethlehem wordt door miljoenen mensen als waarheid aanvaard, omdat zij daarvoor ontvankelijk zijn. Wij vinden een verhaal 'mooi', ja wij geloven aan een verhaal, indien het in spanningen, welke in ons leven, weerklank vindt. Een goed gerichte propaganda kan er daardoor in slagen, als onweersprekelijke waarheid ingang te doen vinden, wat volkomen uit de lucht gegrepen, of zelfs in strijd is met het objectief waarneembare. De heksenvervolging, die miljoenen mensen het leven gekost heeft, of de Jodenvervolging van Hitler, zijn daarvan de meest bekende voorbeelden. En de hemel mag weten, aan welke 'waarheden' wij geloven, zonder er ook maar de flauwste notie van te hebben dat hier slechts van subjectieve, niet van objectieve waarheid sprake is. In elk geval doen wij er goed aan jegens onszelf en onze zekerheden enigszins wantrouwend te staan."

Als uitgangspunt neemt Herzberg het Bijbels verhaal over de kindermoord te Bethlehem door koning Herodus. Dat verhaal is een heel verschrikkelijk verhaal. Herzberg veronderstelt door die diep emotionele lading, dat het om een 'mooi' verhaal moet gaan. Het is een verhaal gemaakt om de toehoorder diep te raken.

Voldoet het verhaal van de kindermoord aan mijn omschrijving van 'mooi' verhaal? Het verhaal is volgens historici vermoedelijk niet echt gebeurd. Verder heeft het verhaal betrekking op koning Herodus. Het gaat dus inderdaad over een mens en niet over een dood ding. Ook het volgende punt wordt bevestigd: het bevat emotie en niet zo'n klein beetje ook. Ook het vierde punt klopt: de emotie is gericht. Herodus deugt niet! Het is een vreselijke man! Weg met Herodus! Het verhaal bezit dus inderdaad alle kenmerken van een 'mooi' verhaal.

Wie de passage van Herzberg zorgvuldig naloopt, ziet dat deze een aantal belangrijke elementen bevat:
1. Het 'mooie' verhaal wordt verspreid als propaganda, dus door een propagandist. Iemand die belang heeft de massa op te jutten, een alfa dus.
2. Het 'mooie' verhaal is met opzet zo geconstrueerd dat het de massa diep raakt. Het roept veel emotie op en koppelt die aan de foute X.
3. Veel mensen geloven het 'mooie' verhaal, maar sommigen trappen er niet in.
4. Het resultaat van het 'mooie' verhaal is vervolging en genocide.
5. Het verschil tussen de gelovigen en de ongelovigen is het soort waarheid dat men hanteert. De gelovigen hanteren subjectieve waarheid, de ongelovigen objectieve waarheid.

Herzberg heeft kennelijk uitgebreid nagedacht over de gang van zaken bij iets als de Holocaust en de heksenvervolging. In het tekstfragment komen vrijwel alle belangrijke bestanddelen van het 'fascistische systeem' aan bod: de propagandist of alfa, de gelovigen die zijn verhaal blindelings voor waar aannemen, de ongelovigen die er doorheen kijken en het resultaat: vervolging van de slachtoffers. Het middel voor de alfa om dat allemaal te realiseren is het 'mooie' verhaal. Maar zonder 'gelovigen' die er blindelings intrappen, zou zijn verhaal geen zin hebben.

Het probleem, de wortel van het kwaad, is dus de bereidheid 'mooie' verhalen te geloven. Het probleem is niet dat de patiënt komt met het verhaal dat hij Napoleon is. Het probleem is dat andere mensen dat verhaal geloven -- hoe onvoorstelbaar dat misschien ook klinkt -- en vervolgens vanuit dat geloof gaan handelen. Nu is dit specifieke verhaal toevallig niet een verhaal, dat we graag geloven. We geloven immers liever dat iemand heel slecht is, dan heel bijzonder. De 'patiënt' die het wat handiger aanpakt, wordt echter door veel mensen wel geloofd.

Met betrekking tot dat probleem -- mensen geloven verhalen die ze rationeel gezien niet zouden moeten geloven -- heeft het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie enkele resultaten opgeleverd:
1. het gaat niet om een specifiek 'mooi' verhaal, maar om 'mooie' verhalen in het algemeen;
2. het gaat niet om alle mensen, maar om een bepaalde groep mensen, die geneigd zijn dit soort verhalen te geloven;
3. de mensen die deze neiging bezitten scoren hoog op bevooroordeeldheid (de alfa-bètafactor): het zijn alfa's;
4. behalve dat alfa's hoog scoren op de alfa-bètafactor scoren ze ook hoog op autoritarisme en sociale dominantie. Ze willen en moeten lid van een machtige groep zijn en ze willen in die groep -- koste wat het kost -- qua status zo hoog mogelijk komen. Ze willen tot iedere prijs de top van de piramide bereiken.

De wortel van het kwaad meten we door een vragenlijst te laten invullen. We meten goedgelovigheid als (algemene) bevooroordeeldheid (generalized prejudice). De bereidheid om vooroordelen ten opzichte van verschillende minderheidsgroepen te omarmen. Het gaat er niet om, wie je gelooft te zijn, maar het gaat erom, hoe je reageert op irrationele, emotioneel geladen uitspraken over mensen behorend tot minderheidsgroepen.

Een aspirant 'sterke man' op een zeepkist in Hyde Park, is slechts een roeptoeter op een kist, zoals je er daar wel meer hebt. Zo lang iedereen rustig doorloopt, is er geen enkel probleem. De man schreeuwt maar wat. We leven in een vrije samenleving: dat moet kunnen. Helaas blijkt het niet te kunnen. Sommige mensen in het publiek worden geraakt door de woorden die de man schreeuwt. Wat hij zegt, klinkt goed voor hun gevoel. Hij belooft een betere toekomst. Wie wil dat nu niet. Hij geeft aan waar alle problemen vandaan komen. Dat zijn de slechte en gevaarlijke X. Hij vertelt zijn publiek dat het behoort tot een superieur ras. Stel dat dat nu eens waar zou zijn. Dat zou toch best leuk zijn.

Willen we dus verder komen, dan moeten we duidelijk krijgen waarom alfa's de neiging hebben voor het verhaal van de sterke man te vallen, terwijl bèta's er niets van moeten hebben. Wat maakt dat bèta's hun schouders ophalen bij het verhaal van de sterke man, terwijl alfa's de roep van de sterke man vaak niet kunnen weerstaan? Wat drijft de gelovige?


De opbrengst van het Comprova-artikel tot nu toe

Toen kwam in de Volkskrant het artikel over de strijd van Comprova tegen nepnieuws langs (hier). Waarom geloven mensen nepnieuws? Konden we uit het Comprova-verhaal  iets leren over nepnieuws?

Wat me na bestudering van het verhaal opviel, was dat het verhaal zelf ook weer een 'mooi' verhaal was. De feitelijke basis ontbrak. Men streed tegen 'mooie' verhalen, stelde men, maar produceerde vervolgens zelf een nieuw 'mooi' verhaal. Het ene 'mooie' verhaal zag men als goed, het andere 'mooie' verhaal als fout.

Maar bèta's zouden al die 'mooie' verhalen gewoon beschouwen als 'mooie' verhalen. De feitelijke basis is niet in orde waardoor het uiteindelijk allemaal gebakken lucht is. Kennelijk hadden we hier dus van doen met alfa's en het bijzondere was dat die onderscheid zagen tussen twee verhalen, waar bèta's dat onderscheid niet zagen.

Wat het Comprova-verhaal duidelijk leek te maken, was dat alfa's verhalen op een totaal ander criterium beoordelen dan bèta's. Bèta's focussen op de feitelijke juistheid van een verhaal, terwijl alfa's focussen op het sociale effect van het verhaal.

Een tweede punt dat naar voren kwam, was dat alfa's verhalen onderverdelen in 'goed' en 'fout'. Een verhaal dat voor alfa's bijdraagt aan een betere plaats in de rangorde is goed. Omgekeerd zal een verhaal dat die plaats bedreigt, fout zijn. Verder kunnen ook verhalen bestreden worden om zichzelf op die manier te profileren. De nadruk in dat geval ligt echter steeds op verhaalproductie en strijd, niet op informatie en onderzoek.

Deze dubbele tweedeling leidt in totaal tot het bestaan van vier soorten verhalen:
1. 'goede' feitelijk kloppende verhalen (ware verhalen die een alfa niet bestrijdt);
2. 'foute' feitelijk kloppende verhalen (ware verhalen die een alfa bestrijdt);
3. 'goede' 'mooie' verhalen (onware verhalen die een alfa uitdraagt);
4. 'foute' 'mooie' verhalen (onware verhalen die een alfa bestrijdt).
Bij deze indeling is het voor bèta's verleidelijk zich vooral te richten op categorie 1. Op die manier voorkomt men problemen met alfa's. Alfa's zullen zich vooral richten op categorie 3: 'mooie' verhalen om uit te dragen. In deze twee categorieën zullen dus naar verwachting de meeste verhalen zitten.

Verhalen in categorie 2 zien we later als wetenschappelijke doorbraken. De empirie dwong de alfa's uiteindelijk het 'foute' idee toch te accepteren. In het geval van Galilei en de Kerk zijn er nog steeds alfa's te vinden, die geloven dat de man toch ongelijk had. Acceptatie door alfa's moeten we dus meer zien als het geleidelijk uitsterven van de desbetreffende alfa's. De jongere alfa's zien het probleem tenslotte niet meer.

De clash tussen verhalen in categorie 3 en categorie 4 bestaat vooral voor de betrokken alfa's. Het gaat om de strijd tussen geloven, religies, ideologieën. Een bekend voorbeeld is de strijd tussen het fascisme en het communisme. De ene groep bestrijdt de andere groep en daarmee ook het verhaal van die groep. Beide verhalen ogen belangrijk anders, maar leveren in de praktijk hetzelfde op: een totalitaire samenleving.

Het gegeven dat alfa's verhalen onderverdelen in 'goed' en 'fout' leidde vervolgens tot het bijstellen van de definitie van vooroordeel en 'mooi' verhaal (hier). Een 'mooi' verhaal of vooroordeel heeft in de nieuwe formulering vier bestanddelen:
1. het is niet goed gebaseerd op feiten (irrationeel geloof);
2. het gaat over mensen of sterk aan mensen gerelateerde zaken;
3. het bevat emotie;
4. de emotie is gericht ('wij zijn goed', 'zij zijn slecht').

Maar wanneer vooroordelen zowel positief ('wij zijn goed') als negatief kunnen zijn ('zij zijn slecht'), zijn positieve vooroordelen ook een vorm van discriminatie en agressie. Zaken als medailles en het toekennen van prijzen zijn daar voorbeelden van (hier).

Het reduceren van informatie tot emoties verklaart ook waarom alfa's hun eigen vooroordelen niet zien. Het vooroordeel heeft voor de alfa een positieve lading, terwijl de term 'vooroordeel' een negatieve lading heeft. De positieve emotie is niet verenigbaar met de negatieve emotie (hier).

Al met al lijkt dat geen slechte opbrengst voor een enkel artikel. Ik denk echter dat het Comprova-artikel misschien ook kan verduidelijken, hoe nepnieuws werkt, doordat het een aantal voorbeelden geeft en een aantal kenmerken noemt. Ik ga daar in de volgende post verder op in.





Twee verschillende problemen door elkaar


Wanneer ik de vorige blogpost herlees (hier), denk ik te zien dat er twee verschillende problemen door elkaar lopen. Aan de ene kant is er het probleem van de probleemomschrijving. Welke vraag probeer je precies te beantwoorden? Aan de andere kant is er het probleem van de toetsbaarheid. Een antwoord op de vraagstelling moet getoetst kunnen worden om zekerheid te krijgen over de juistheid.

Hoe moet je in algemene bewoordingen de vraag formuleren die we in het 'empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' proberen te beantwoorden? Op basis van wat we nu denken te weten, draait het allemaal om bevooroordeeldheid. Mensen lijken twee verschillende gedragssystemen te beschikken, een rationeel systeem en een irrationeel systeem, waarbij bevooroordeeldheid lijkt te meten in welke mate men geneigd is het irrationele systeem te hanteren.

In de vorige blogpost noemde ik dat het Kaïn-probleem naar het verhaal in de Bijbel over Kaïn die zijn broer Abel doodde. Kennelijk zag men dat in die tijd niet als een toevallige geweldsdaad, maar als iets dat karakteristiek was voor de nieuwe tijd. Het voorval paste kennelijk niet bij de oude tijd (het verblijf in het paradijs, de hof van Eden, de tijd voordat de landbouw was uitgevonden), maar zag men als typerend voor de nieuwe tijd.

In overeenstemming met dat verhaal lijken moderne mensen twee opties te hebben om te overleven. In het ene geval ontwikkelen ze hun productieve kant verder, het rationele systeem 2. In het andere geval beperken zich tot het toch al aanwezige irrationele systeem 1 en ontwikkelen ze hun manipulatieve kant verder.

Je verwacht dat in een samenleving met rijke voorraden het irrationele systeem, wat Kahneman 'fast thinking' noemde of 'systeem 1', steeds verder de overhand krijgt. Het bemachtigen van bekrachtiging wordt steeds meer afhankelijk van andere mensen in plaats van de harde natuur. Daardoor wordt het rationele systeem, wat Kahneman 'slow thinking' en 'systeeem 2' noemde, niet langer getraind en ontwikkeld.

Ik omschreef dat eerder als 'alfaïsering'. Doordat bevooroordeeldheid de variabele is die het best onderscheid maakt tussen alfa's en bèta's kan men dat ook aanduiden als de alfa-bètafactor. Het probleem is dan dat moderne landbouw-samenlevingen geleidelijk aan steeds verder opschuiven in de alfarichting. Men is steeds minder geneigd tot productie en steeds eerder geneigd tot corruptie, geweld en 'mooie' verhalen. Men gaat steeds minder denken in wat feitelijk is en steeds meer in wat men zelf wil hebben.

'Alfaïsering' klinkt nog wat abstract. Je kunt het echter ook het Kaïn-probleem noemen. Geleidelijk aan krijgen we steeds meer Kaïns en steeds minder Abels, precies zoals in het Bijbelverhaal al beschreven werd.

Als wat we op basis van het beschikbare onderzoek denken te weten, dus klopt, is bevooroordeeldheid de variabele die het verschil aangeeft tussen de productieve Abels en de opvliegende en gewelddadige Kaïns. Algemener geformuleerd: bevooroordeeldheid is de alfa-bètafactor.

Over bevooroordeeldheid weten we ondertussen vrij veel. Ik noem een paar punten.
1. Het is de standaard maat voor geneigdheid tot discriminatie en agressie.
2. Het meet de geneigdheid tot irrationeel geloof en het omarmen van 'mooie' verhalen.
3. Het meet emotionaliteit (systeem 1).
4. Het indiceert gerichtheid op (het imponeren en onderwerpen van) mensen.
5. Het meet de geneigdheid zich achter een strongman op te stellen.
6. Het meet het verschil tussen alfa's en bèta's.
7. Het meet de manier van denken: inductief of dogmatisch.
8. Het bepaalt de manier van taalgebruik: beschrijvend of propagandistisch (tacts of mands).
9. Het bepaalt het soort waarheid dat men hanteert: objectief of subjectief.
10. Het bepaalt de manier waarop informatie verwerkt wordt (diepgaand of oppervlakkig). 
11. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met autoritarisme: bij de groep willen horen, de leider willen gehoorzamen.
12. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met sociale dominantie: de baas willen zijn, de sociale top willen bereiken.

Het meten van bevooroordeeldheid lijkt niet meer echt het probleem te zijn. Allereerst is er de standaard manier via het voorleggen van een behoorlijke reeks vooroordelen (generalized prejudice). Een tweede mogelijkheid is via de twee variabelen die samen bevooroordeeldheid vrijwel volledig voorspellen: autoritarisme en sociale dominantie.

Een derde manier die soms uitermate handig is, is door wat iemand geschreven heeft, te analyseren op de punten van de basic five. Bèta's schrijven totaal anders dan alfa's. Ik zou me kunnen voorstellen dat die analysemethode voor alfa's misschien problemen oplevert, maar bèta's lijken die methode ook zonder dat ze er formeel mee op de hoogte zijn, zelf al vaak toe te passen. Ze hebben een soort ingebouwde bullshit-detector, lijkt het vaak. Dit klopt met wat we weten over hun lage scores op bevooroordeeldheid. Ze zien de 'mooie' verhalen wel, maar trappen er niet in.

Een andere manier die in ieder geval voor groepen lijkt te werken, is het gebruiken van de verschilscore op kwantitatief en verbaal (hier). Studierichting als geschiedenis, filosofie, theologie en antropologie scoren dan hoog op de alfa-bètafactor, studies als natuur- en wiskunde en computerwetenschappen laag.

Wat in dit verband ook opviel, was dat het niet om kleine verschillen gaat, maar om uiterst grote. Het verschil op de alfa-bètafactor bedraagt vaak meer dan 1.5 standaarddeviatie en loopt soms op tot bijna 2. Het gaat dus om zeer grote verschillen die er bestaan tussen alfa's en bèta's.

In algemene termen zou je het probleem dat opgelost moet worden, kunnen omschrijven als: mensen gaan steeds minder rationeel denken en steeds irrationeler, hoe valt dat tij te keren? Hoe valt dat tegen te gaan? Voor dat doel zou je een overdraagbare methode willen hebben die aangetoond effectief is, om mensen rationeler te leren denken. Een methode die hun bevooroordeeldheid aantoonbaar doet afnemen. Eerder omschreef ik dat als: het openbreken van bevooroordeeldheid.

Maar stel dat je zo'n methode zou hebben, de vraag waar het dan uiteindelijk om gaat, is of die afgenomen bevooroordeeldheid ook inderdaad vertaald wordt in minder discriminatie en agressie. Leidt zo'n methode op dat punt inderdaad tot verbetering? Alleen hard empirisch onderzoek kan die vraag uiteindelijk overtuigend beantwoorden.






zaterdag 1 december 2018

Een probleem ouder en groter dan de Holocaust



Wat is het probleem precies en waar zijn we? Alleen deze blog telt op het moment aan tekst al een 440 bladzijden A4 (met ieder 500 woorden). Dat is meer dan je als normaal mens nog goed kunt overzien. Wie zeker wil weten of een computerprogramma van 440 bladzijden klopt, zal het gaan testen. Maar hoe moet je een blog van die lengte testen? Als mens en onderzoeker heb je de neiging gemakshalve veel te veronderstellen en vervolgens ijlings verder te gaan. In de praktijk zit er dan meestal wel een veronderstelling tussen die net niet helemaal klopt, waardoor het hele verhaal verandert in gebakken lucht. Laten we proberen in een soort helikopterview het geheel te overzien.

Het basisprobleem dat het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie probeert op te lossen, is een heel 'fout' probleem. Het basisprobleem is de Holocaust en dat is een 'fout' probleem, omdat het zo'n emotioneel geladen onderwerp is. Dat maakt een zakelijke bestudering lastig. Mensen verliezen zich dan snel in emotionele reacties.

Bèta's hebben op dat punt vermoedelijk een voordeel. Iemand als Bob Altemeyer is merkwaardig nuchter. Hij beperkt zich graag tot de feiten en cijfers. Maar ook een schrijver als Abel Herzberg analyseert het wezen van het fascisme mijns inziens opmerkelijk scherp, terwijl het tegelijkertijd iemand is die zich voortdurend van emotionele waardeoordelen probeert te onthouden. Dit terzijde.

Hoewel de Holocaust fungeert als het centrale probleem in het onderzoek, is het bepaald niet het enige probleem waar het om gaat. Discriminatie en agressie zijn zo oud als de uitvinding van de landbouw. Ook daarvoor sloegen mensen elkaar natuurlijk wel eens de kop in, maar niet zo massaal en zo gemakkelijk als na de uitvinding van de landbouw. Althans uitgaande van wat er tot nu toe bekend is.


Het verhaal van Kaïn en Abel

In het eerste Bijbelboek wordt het probleem al beschreven. Na de vlucht uit het paradijs (de hof van Eden), de uitvinding van de landbouw, sloeg de ene broer de andere broer uit jaloezie dood. Dat het Abel goed ging, is voor de driftige en lichtgeraakte Kaïn voldoende om hem te vermoorden, aldus het Bijbelverhaal (Genesis 4, hier).

Dat is precies het probleem waar het in het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie om draait, maar dan op een schaal die we als mens nog kunnen begrijpen en overzien. De een heeft succes, de ander voelt zich benadeeld en lost vervolgens het probleem op door de persoon die succes heeft, uit de weg te ruimen. Wie wat thuis is in het discriminatie-onderzoek ziet hier een helder en simpel voorbeeld van hoe de dingen kunnen gaan.

Als er vervolgens voorzichtig van hogerhand gevraagd wordt, waar Abel gebleven is, wordt er brutaalweg opgemerkt: 'Weet ik niet, moet ik op mijn broer passen?' Behalve dat Kaïn uiterst lichtgeraakt is (Genesis 4:5), blijkt nu ook nog dat hij liegt, zelfs tegenover God. Hij ziet dat kennelijk niet als iets doms. Meer in de trant van: lukt me vermoedelijk wel en anders lul ik me er wel uit. Verder blijkt uit dit verhaal dat Kaïn zich al bij voorbaat beroept op zijn rechten. Het is niet zijn taak op zijn broer te passen, dus God moet weten: hem valt niets te verwijten.

Aan de ene kant, door te moorden en te liegen, de rechten van anderen vertrappen, aan de andere kant zich bij voorbaat beroepen op de eigen rechten. Kaïn meet dus duidelijk met twee maten. In zijn opvatting hebben God en andere mensen geen rechten, maar mogen zijn rechten in geen geval geschonden worden. Opvliegend, leugenachtig, oneerlijk, gewelddadig en meten met twee maten zijn typerende kenmerken van double-highs (alfa's).

Een voorbeeld dat ik net tegenkwam was Hanns Rauter. Hij was tijdens de bezetting in Nederland 'Generalkommissar für das Sicherheitswesen' (iets als hoofd van de politie en BvD) en na rijkscommissaris Seyss-Inquart de machtigste man in ons land. Een aanslag op zijn auto bij Woeste Hoeve overleefde hij, waarna als vergelding ongeveer 300 gevangen Nederlanders werden gefusilleerd. Op grond van zijn hoge positie en ook op grond van zijn verdere gedrag lijkt onmiskenbaar dat hij hoog gescoord moet hebben op sociale dominantie. Maar was hij als militair wel of niet autoritaristisch? Met andere woorden: was hij een echte double-high (alfa) of alleen sociaal dominant, dus een 'man of action'. In het laatste geval gaat het om iemand die wel gevaarlijk is, maar ook scherp analytisch kan denken. In het eerste geval is de man nog gevaarlijker, maar denkt hij irrationeel en 'sociaal'. Hij babbelt en is daardoor niet goed in staat de toekomst te voorspellen.

Rauter was een hartstochtelijk Jodenhater. Hij zag de Holocaust als een morele opdracht. Dit suggereert dus dat hij volgeling/gelovige was: autoritaristisch. Ogenschijnlijk deed hij een technische studie, maar in werkelijkheid was dat bouwkunde en lijkt hij als technicus weinig neergezet te hebben. Wat verder opvalt, is dat hij grote verhalen rondstrooide over zijn verdiensten als soldaat en vrijkorps-lid, die echter na onderzoek vooral verzonnen bleken te zijn. Hij lijkt dus inderdaad duidelijk een alfa geweest te zijn of een 'man of words'.

Wat me opviel was dat hij bij zijn proces na de oorlog een totaal misleidend en laf verhaal ophing. Tijdens de oorlog wierp hij zich op als meedogenloze Jodenjager, na de oorlog had hij als 'fiere SS-militair' opeens een totaal ander verhaal. Presser schreef over zijn interview met hem (volgens de Nederlandstalige Wikipedia): "In hartstochtelijke bewoordingen, min of meer een herhaling van de betuigingen tijdens zijn proces, verwierp hij alle medewetenschap; ook toen riep hij uit, dat hij als generaal liever de epauletten van zijn schouders had gerukt dan tot die massamoord mede te werken; tijdens dit proces had hij zich maar één straf voor zulk een misdaad kunnen indenken: 'auf dem Scheiterhaufen lebendig verbrannt zu werden' (op de brandstapel levend te worden verbrand)." De sociale situatie was veranderd, daarmee was zijn verhaal ook veranderd. Hij paste zijn verhaal aan bij zijn publiek.

Terug naar Kaïn. Wie het Bijbelverhaal naleest, ziet dat Kaïn van origine akkerbouwer was, maar dat de opbrengsten bij hem voortdurend tegenvielen. In het Bijbelverhaal wordt dat voorgesteld als de straf van God, maar het lijkt logischer om te denken dat 'Dat wat is' (God, de Natuur) zich over die moord niet echt druk kon maken. Kaïn had door zijn karakter het boeren niet in zich. Wie snel wil en ongeduldig is, moet geen akkerbouwer worden, want plantjes laten groeien, schiet niet echt op en is vooral een zaak van ploeteren en lange adem.

Maar wat moest je dan doen in die tijd (vermoedelijk zo'n 1000 tot 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling) als je niet kon boeren en ook geen ambacht wilde uitoefenen? Het enige alternatief was dan in dienst treden bij een machtig Heer met een eigen legertje of zelf zo'n machtig Heer proberen te worden. Volgens het Bijbelverhaal deed Kaïn het laatste, want hij stichtte later een stad. Een stad kan niet bestaan zonder een omringend landbouwgebied en een strongman of vorst die zorgt dat de omringende boeren belasting afdragen. Kaïn was dus inderdaad een bully, een double-high, een alfa. Het Bijbelverhaal klopt hier met wat we uit onderzoek weten (met het soortenmodel).


Alfa's geloven alfa's

Wat me verder in dit Bijbelverhaal opvalt, is de reactie op de moord. In plaats van te zorgen dat een levensgevaarlijk persoon als Kaïn geen verder onheil kan aanrichten, komt hij -- nadat God heeft laten weten niet in zijn leugen te trappen -- met een zielig verhaal. 'Mijn misdrijf is zo groot, dat het niet vergeven kan worden.' Het klinkt alsof hij berouw heeft. Maar het punt waar het echt om gaat, komt daarna. 'Iedereen die mij tegenkomt, zal mij doodslaan.' Hij is bang gedood te worden. Iemand anders doden moet kunnen, maar zelf gedood worden, is niet de bedoeling en jaagt hem angst aan. Ook dat punt klopt met wat bekend is over alfa's. Het zijn vaak mensen die zeer bezorgd zijn over hun eigen veiligheid en gezondheid.

Dat doet, in het Bijbelverhaal, het hart van God smelten en hij krijgt een soort Goddelijk vrijgeleide: wie hem iets doet, zal 'zevenvoudig' gewroken worden. Die stad die hij later stichtte, kwam er echter niet zo maar en is alleen mogelijk door voldoende omringende boeren (bèta's) te onderwerpen. Hij heeft dus kennelijk zijn gewelddadige loopbaan enthousiast voortgezet.

Wie moet je dat in dit geval aanrekenen? 'God' is in het eerste Bijbelboek vooral gedefinieerd als 'Dat wat is' (Jahweh). Je mag van de Natuur natuurlijk niet verwachten dat die actief een bully te pakken neemt. Dat zullen de betrokkenen toch echt zelf moeten doen.

Het probleem van discriminatie en agressie zoals dat in Genesis al  beschreven wordt, lijkt dus uiteindelijk mogelijk gemaakt te zijn door de lakse reacties van de bèta's en overige alfa's. Vermoedelijk was men op het moment van de moord al behoorlijk bang voor de opvliegende Kaïn, die als eerste kind door zijn ouders vermoedelijk mateloos verwend was. Hij had dus alle kans om te leren dat extreme drift loonde.

Verder is het plausibel, dat de samenleving op dat moment al behoorlijk wat alfa's telde. Alfa's hebben de neiging te klitten en elkaar de bal toe te spelen. Wanneer Kaïn dus een boer (een bèta) als Abel vermoordde, zullen de alfa's in actie komen met verhalen dat Kaïn zo wel genoeg gestraft is. En dat hij er eigenlijk niets aan kon doen, omdat dat hij nu eenmaal erg opvliegend is. In hun hart zullen ze denken: die stomme boeren zijn ook irritant, opgeruimd staat netjes.

Is een dergelijk scenario realistisch? De moord op Anne Faber kon alleen plaatsvinden doordat de ene alfa de andere alfa de hand boven het hoofd hield (hier). Een ander voorbeeld van kennelijk hetzelfde: een corpslid dat een ander corpslid mishandelt en daarvoor bestraft wordt met een geldboete van duizend euro. Een groep alfa's, die een andere alfa moest bestraffen. In de praktijk wil dat dus niet echt. In de tijd van het Bijbelverhaal was het kennelijk al niet anders.

Abel Herzberg geeft in Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945 een prachtige beschrijving van dit mechanisme. Overigens zonder met het mechanisme bekend te zijn, het is dus uitgesloten dat hij op dit punt bevooroordeeld zou kunnen zijn. Hij beschrijft de Weinreb-affaire in een bijlage achterin (p. 339-347). In het boek zelf had hij ook al aandacht aan de man besteed (p. 233-237). Weinreb had duidelijk alle kenmerken van een double-high en wist in de oorlog in nood verkerende Joden veel geld te ontfutselen door ze op zijn bijzondere lijst te zetten, waardoor ze aan deportatie zouden kunnen ontkomen. De man was diep gelovig (orthodox Joods), welbespraakt, intelligent, charmant, volstrekt normloos en een uiterst handige oplichter. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Op dat moment was echter nog niet bekend wat hij allemaal had uitgespookt.

Zijn geloofsgenoten konden en wilden echter niet geloven dat die veroordeling terecht was. Ze konden hem niet zien als 'oplichter' en 'collaborateur'. Iemand die het zeer nadrukkelijk voor hem opnam was de historicus professor J. Presser in zijn in 1965 verschenen boek: Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Dit boek geldt als het meest gedetailleerde overzichtswerk van de Holocaust in Nederland. Presser schrijft hierin (aldus Herzberg): "De veroordeelde had zich aan geen enkel misdrijf schuldig gemaakt, maar was integendeel -- hij moge dan geen held geweest zijn en menselijke zwakheden mogen hem niet vreemd zijn geweest -- als redder en helper van tallozen opgetreden. En nu had men hem, in plaats van hem daarvoor te eren en te belonen, als een oplichter, bedrieger en verrader te zamen met ander gespuis in de nor gestopt. Dat kon geen zuivere koffie zijn. Hier was niet op objectieve wijze recht gesproken. Er moest iets anders achter zitten." Presser stelt vervolgens dat Weinreb zondebok is geworden, die moest boeten voor het tekort schieten van talloze niet-joden.

Kennelijk door deze bijval overmoedig geworden, schreef Weinreb om zich te rehabiliteren een boek van 1900 bladzijden dat door de omvang in drie delen verscheen: Collaboratie en Verzet 1940-1945. In dit boek kwam Weinreb uiteraard met een prachtig verhaal dat inhield dat men zijn rol in de oorlog volledig verkeerd had ingeschat. Presser schreef een uiterst lovend Ten geleide in het boek. Hij prees de kwaliteiten van het boek als 'historisch document'. Tegelijkertijd vond hij dat Weinreb 'een literaire prijs' toegekend moest worden. Hij zag kennelijk geen tegenstelling tussen die twee termen. "Andere overtuigde Weinrebianen waren de bekende journaliste Renate Rubinstein, en drs. A. Nuis", schrijft Herzberg.

Er ontstond dus in de pers een uiterst invloedrijke lobby om Weinreb te rehabiliteren. Een rechterlijke uitspraak kan echter in Nederland niet zo maar ongedaan worden gemaakt. De minister loste dat op door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te verzoeken de zaak te onderzoeken en zo mogelijk met een novum te komen, zodat de zaak opnieuw in behandeling zou kunnen worden genomen. Bijna zeven jaar later verscheen het omvangrijke onderzoeksrapport bestaande uit tachtig hoofdstukken. Veel kon natuurlijk niet meer worden bewezen. Een geval dat wel vast kwam te staan, was 'de zaak Reinkenstraat'. Een mevrouw had 25 Joodse onderduikers, waaronder een baby, in haar flat opgenomen. Weinreb gaf haar adres door aan de SIPO. Het resultaat kan men zelf invullen.

Waarom geloofden deze invloedrijke mensen na de oorlog klakkeloos het verhaal van Weinreb? Waarom geloven mensen klakkeloos het verhaal van Trump? Waarom geloofden mensen klakkeloos het verhaal van Adolf Hitler? Terwijl andere mensen niets, maar dan ook niets, van die verhalen moesten hebben. Wat we aan empirisch onderzoek hebben, wijst heel stellig naar de alfa-bètafactor.

Is dat in dit geval plausibel? Ik heb niet een nieuwe check uitgevoerd door van ieder der betrokkenen een tekst te achterhalen en die te beoordelen op de punten van de basic five. Mijn voorspelling is dat het hier inderdaad om alfa's zal gaan. Het gaat om schrijvers, het gaat om opinieleiders. Ik denk dat er behalve via de basic five nog wel meer aanwijzingen op dit punt te vinden zullen zijn.

Aan de andere kant is het natuurlijk niet zo dat iedere schrijver automatisch alfa is (hoog scoort op bevooroordeeldheid). Iemand als Herzberg valt op door zijn diepgaande analytische vermogen. Ook iemand als Willem Frederik Hermans schreef wel, maar bezat onmiskenbaar een sterk analytisch vermogen. Hij geloofde het Weinreb-verhaal dan ook bepaald niet.

Het feit dat Presser zo volledig in het verhaal van Weinreb trapte, heeft wel vergaande implicaties. Het betekent dat Presser niet goed in staat was onderscheid te maken tussen feit en fictie. In dat geval valt echter de bodem onder zijn Ondergang voor een deel weg. Natuurlijk zal een belangrijk deel nog steeds kloppen, maar een ander deel mogelijk niet meer. Als buitenstaander is het ondoenlijk om aan te geven welk deel wel klopt en welk deel niet. Ik weet niet of Herzberg zich deze implicatie realiseerde. Hij vond het vermoedelijk niet op zijn weg liggen dit punt te benadrukken.


Het Kaïn-probleem

Wat is het probleem nu precies dat we willen oplossen? Laat ik recapituleren. Het 'empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' (zoals ik het pleeg aan te duiden) is historisch gezien begonnen met de Holocaust. Door de Jodenvervolging in nazi-Duitsland ontstond de vraag: hoe is dit mogelijk? Bezitten de aanhangers van Hitler misschien een bepaalde persoonlijkheid waardoor ze zich tot hem aangetrokken voelen?

Aan een kant is dat dus een heel concrete vraag, aan de andere kant is het echter ook een vraag die terug gaat op een specifieke historische gebeurtenis. Als wetenschapper wil je graag een algemeen geformuleerde vraag. Aan die eis voldoet deze omschrijving niet. Een volgend probleem is dat het onderwerp veel te emotioneel geladen is, wat een zakelijke bestudering tegenwerkt. Je moet dus op een of andere manier los zien te komen van dat Holocaust-verleden.

Iemand als Bob Altemeyer omschrijft het probleem anders: hij heeft het over onderzoek naar 'autoritarisme'. Dat klinkt echter volstrekt abstract. Kennelijk is hij daar zelf inmiddels ook wat achter. Ik hoorde hem nu ook hanteren (hier): 'authoritarian followers'. Dat klopt echter ook niet, omdat de helft van de autoritaristen, sociaal dominant zijn. Het zijn dan dus geen 'followers', maar 'leaders'. Verder speelt sociale dominantie en dus bevooroordeeldheid ook een belangrijke rol in het totale systeem. Die omschrijving is dus en te beperkt en niet geformuleerd als probleem.

De politiek ponerologen uit het Oostblok hadden het wel over: 'the study of evil'. De bestudering van het Kwaad. Dat klinkt fraai, maar die omschrijving helpt niet echt verder.  Het doet een beetje denken aan termen als 'zonde' en 'Satan' uit de Bijbel. Wanneer we verder willen komen, moeten we de zaak juist concreet en waarneembaar maken. We moeten het kunnen meten. Door er indrukwekkende, vage termen op te plakken, gaan we alleen maar de mist in.

Ook mijn term 'het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' helpt niet echt. Dat geeft nog steeds niet duidelijk aan om welk probleem het precies gaat. Je hebt het dan over onderzoek in plaats van over een concreet probleem.

Kun je zeggen dat het gaat om het Kaïn en Abel-probleem? Het verhaal in Genesis van Kaïn en Abel schetst waar het om gaat. Er is een slachtoffer, de dader is een sterkere partij, er is een (ogenschijnlijk) irrationeel motief en de moordpartij levert de dader sociaal voordeel op. De concurrent is uitgeschakeld en de naam van de dader als gevaarlijk mens is gevestigd.

Ik ben overigens niet de eerste die deze koppeling legt. Abel Herzberg zag in Kroniek der Jodenvervolging, 1940-1945 dit ook al. Hij zag een verband tussen de Holocaust en Kaïn en Abel en realiseerde zich, dat het in wezen om hetzelfde probleem ging.

Wat is het verschil tussen Kaïn en Abel? Abel is nuttig bezig als herder, Kaïn mislukt als boer, maar lost dat probleem op door Kaïn de kop in te slaan en vervolgens een landbouwgebied te onderwerpen. De ene zoekt het in moeizame productie, de andere zoekt het in het uitoefenen van macht. Geef hier een deel van je oogst of je gaat eraan! In een rijke landbouw-samenleving levert geweld en macht dus vaak meer op dan moeizame productie. Wie slim is, produceert niet, maar onderwerpt. Dat is ongeveer het motto van Kaïn.

In zekere zin is er dus geen probleem. Sommige mensen zullen de ene route kiezen, andere mensen de andere route. Maar in dit geval interacteren de beide groepen op een vervelende manier. De alfa's kunnen niet bestaan zonder de bèta's, maar zijn tegelijkertijd weinig rationeel. Ze handelen dus niet als een Nederlandse boer die zijn koeien vertroetelt om de melkproductie te maximaliseren, maar handelen als vrij rondlopende psychopaten. Met een 'mooi' verhaal en veel geweld proberen ze hun zin door te drijven en te krijgen wat ze willen hebben.

Het verhaal handelt over Kaïn en Abel, maar het probleem in dat verhaal is Kaïn en niet Abel. De laatste is nuttig bezig, de eerste kiest de weg van geweld, macht en het 'mooie' verhaal. Het probleem zou je dan kunnen omschrijven als: waarom kiezen mensen de Kaïn-route? Waarom kiest men voor agressie, macht en het 'mooie' verhaal?

Strikt genomen is dat vermoedelijk niet zo'n moeilijke vraag. Die route levert in de praktijk vaak grote voordelen op. Je kunt beter heerser zijn over een stad met omringend landbouwgebied dan eerzaam schaapherder. Het eerste schiet sneller op dan het tweede. In dat geval kun je mensen dus moeilijk kwalijk nemen dat ze de Kaïn-route kiezen. Op een of andere manier zul je moeten overleven en als dat op die manier de beste kansen biedt, zou je gek zijn, als je die optie niet kiest.

Verder verwacht je dat door evolutie mensen zich zullen specialiseren in één van die twee opties. Aan de ene kant zijn er bèta's nodig, aan de andere kant levert alfa zijn vaak een riant bestaan op. Hoe die specialisatie precies tot stand komt, is even een vraag (genen of omgeving), maar wanneer die specialisatie inderdaad tot stand komt, zou je dat moeten kunnen meten. En dat is inderdaad wat het onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Via bevooroordeeldheid kunnen we de alfa-bètafactor rechtstreeks meten.

Een probleem dat zo'n vierduizend jaar geleden de mensen al zeer bezig hield, kunnen we dan nu -- het heeft even geduurd -- meten. Dat wil zeggen: we kunnen het aspect waar het om gaat, observeren en kwantificeren. Als psychometrisch geschoold psycholoog zou ik denken: niet slecht. Kwantificeren is vaak de lastigste stap voor het vinden van een oplossing: een methode om de maat te minimaliseren.

We zijn dus nu de koppeling met de Holocaust kwijt en we zijn de bijbehorende emotionele lading kwijt. Het gaat nu nog slechts om het vinden van een methode om bevooroordeeldheid gericht te minimaliseren. Ompolen van die variabele levert dan misschien een beter klinkende formulering op. Je zou kunnen zeggen: we zoeken een methode om gericht en kritisch denken aan te leren.

Wanneer we het probleem op deze manier formuleren, valt de effectiviteit van mogelijke oplossingen te testen. Het probleem is zo vertaald dat we via onderzoek kunnen nagaan of onze oplossingen echt werken. We kunnen de blog van 440 bladzijden A4 op die manier reduceren tot iets dat toetsbaar is.

Het is daarbij even de vraag of bevooroordeeldheid inderdaad volledig overeenkomt met gericht en kritisch denken, maar dat er een duidelijk verband moet bestaan, lijkt vrij zeker. Verder is het nog even de vraag of leren denken voldoende is om een aantrekkelijke optie af te sluiten. Zo lang de Kaïn-route loont, zal die ook massaal genomen worden, ongeacht wat men geleerd heeft. Aan de andere kant betekent een kritischer publiek wel dat de strongman zijn aanhang van volgelingen/gelovigen verliest en zou dus inderdaad het ontwikkelen van vaardigheid in gericht en kritisch denken al belangrijke effecten kunnen opleveren.


Een massaal probleem

Het Kaïn-probleem is niet alleen een oud probleem, het is ook een massaal probleem. Het omvat niet alleen de Holocaust, maar alle genocides. En niet alleen alle genocides, maar ook vrijwel alle oorlogen. En daar houdt het niet op. Aan de andere kant van het geweldsspectrum hebben we de bully op het schoolplein en in de klas. Of de bully als baas. We hebben het gepest en de agressie op Twitter. We hebben agressie op straat, maar zeker ook in onze relaties. Relaties tussen ouders onderling, maar ook tussen ouders en kinderen zijn in doorsnee totaal anders dan wat je in samenlevingen van jagers/verzamelaars aantreft. (Ik heb op dit punt natuurlijk slechts beperkte informatie, maar inmiddels wel over twee totaal verschillende volken/groepen.)

Wanneer je erop let, zie je het probleem zelfs bij hondenbezitters terug. Hoe ga je met je hond om? Is de relatie gebaseerd op negativiteit of positiviteit? Ook op dit punt speelt de persoonlijkheid van de baas kennelijk een belangrijke rol.

Sinds de uitvinding van de landbouw is macht iets geworden, dat vaak meer oplevert dan productie. Ook die gevolgen vallen in de Bijbel na te lezen. Eerst waren de Joden slaven of horigen in Egypte. Daarna volgt een eindeloze reeks oorlogen. Vervolgens is er de ballingschap. Het vervolg staat niet in de Bijbel, maar kennen we wel. De mislukte opstand tegen de Romeinen, de talloze pogroms in Europa en tenslotte de Holocaust.

Daarbij is het niet zo dat macht en geweld beperkt zijn tot Joden. Macht en geweld lijken de basis te zijn van alle moderne landbouwsamenlevingen. Ik schrijf 'lijken', want in werkelijkheid zijn landbouw en productie de onderliggende basis en produceert dat geweld en die macht doorgaans bitter weinig, behalve veel ellende en mateloze rijkdom voor een kleine elite.

Het Kaïn-probleem is dat we in een moderne landbouwsamenleving door de succesvolle productie rijke voorraden bezitten. Het gevecht om die rijke voorraden beheerst de samenlevingen al duizenden jaren en heeft geleid tot een mensentype dat irrationeel geweld niet schuwt, maar omarmt en ziet als het hoogste doel.

De vraag waar het om gaat, is niet of dat mensentype gewijzigd kan worden. De vraag is of de voedingsbodem waarop dat mensentype gedijt, gewijzigd kan worden. Zonder zijn aanhang van volgelingen/gelovigen is de strongman slechts iemand die op een kist staat te schreeuwen. De vraag waar het om draait, is of het mogelijk is volgelingen/gelovigen rationeler te leren denken op zo'n manier dat ze het blijven doen.



















vrijdag 16 november 2018

Waarom mensen hun vooroordelen niet zien


In het algemeen geldt dat alfa's verhalen op emotionele gronden zien als 'goed' of als 'fout'. De 'goede' vooroordelen zijn een mooi verhaal dat ze graag geloven, omdat het uiteindelijk neerkomt op de boodschap: wij zijn goed, maar zij deugen niet.

Dit verklaart ook, waarom mensen die vooroordelen koesteren (alfa's), dat zelf niet zo zien. De term 'vooroordeel' staat voor iets negatiefs. De term roept een negatief gevoel op. Een vooroordeel is fout! Maar voor de mensen die het vooroordeel koesteren, voelt het idee ('ik ben superieur, maar zij deugen niet') juist heel goed. Het is voor hun gevoel dus volstrekt onmogelijk dat dat 'mooie' verhaal, dat zo'n goed gevoel oproept, een vooroordeel zou kunnen zijn. Je voelt gewoon dat dat niet zo is. Het is volstrekt ondenkbaar, geloven ze.

Doordat alfa's uitgaan van subjectieve en sociale waarheid voelt het 'mooie' verhaal dat ze produceren of geloven, goed. Het is dus geen fout idee, maar iets dat echt waar moet zijn.

------------------------------
Doordat alfa's uitgaan van subjectieve en sociale waarheid voelt het 'mooie' verhaal dat ze produceren of geloven, goed. Het is dus geen fout idee, maar iets dat echt waar moet zijn.
------------------------------

De 'foute' verhalen en vooroordelen die alfa's wel zien, zijn verhalen van andere mensen die voor hen niet positief zijn. Het zijn verhalen, die bij hen geen positief gevoel oproepen, maar een negatief. Het zijn dus 'foute' verhalen, waarvan ze voelen dat die niet kunnen kloppen en niet waar zouden moeten zijn. Het zijn verhalen die in strijd zijn met hoe zij denken dat de wereld moet zijn. Of het zijn verhalen die hun status of groep bedreigen. Het zijn verhalen die de 'foute' tegenstander verspreidt.

Het gevoel wordt vervolgens onmiddellijk vertaald in snelle actie. Het 'foute' verhaal en de verkondiger daarvan, moeten worden aangevallen. Het gevoel was meer dan voldoende bewijs. Men handelt als de anekdotische motorbootvaarder in een moeilijke situatie: ogen dicht en volle kracht vooruit! Niet denken, maar doen!









donderdag 15 november 2018

Positieve vooroordelen leveren ook discriminatie op



Met betrekking tot vooroordelen is nog een ander punt van belang. Vaak wordt aangenomen dat vooroordelen negatief zijn. 'De X deugen niet.' Het gaat in ons idee vooral over haat zaaien en agressie. Maar er is geen enkele reden om te denken dat vooroordelen niet ook positief zouden kunnen zijn.

Een voorbeeld is: 'Wij, de Y, vormen een superieur ras dat voorbestemd is om over de Aarde te heersen.' Wie de heilsleer van het fascisme kent, ziet dat zowel het negatieve als het positieve vooroordeel daarin een belangrijke rol spelen.

De stelling dat vooroordelen overwegend negatief zouden zijn, berust dus kennelijk op selectieve waarneming. We focussen eerder op agressie, dan op lof. Agressie kan eerder irriteren en onze aandacht vangen, terwijl we eerder geneigd zijn lof als oké en goed te zien. De negatieve dingen wekken onze verontwaardiging, de positieve zaken zien we als iets waar we recht op hebben. Waar we niet moeilijk over hoeven te doen.

Discriminatie heeft dus ook een 'positieve' kant. Het gaat niet alleen over agressie, het gaat ook over het bevoordelen van de eigen mensen en de eigen persoon.

Het medische team dat achteloos in het onderdeel van een seconde een volstrekt foute diagnose uit de mouw schudt, benadeelt niet alleen de patiënt, maar zit ook zichzelf een extraatje toe te spelen. 'Wij hoeven geen serieus onderzoek te doen. Wij zien gewoon wat het probleem is. Wij zijn zo onvoorstelbaar goed!' Men bespaart zichzelf lastig nadenken en verkoopt aan de medische leken in de omgeving het verhaal dat men medisch gezien een superieur team vormt. Men is vooral bezig zichzelf te verkopen aan zijn sociale omgeving. Iets dat kwakzalvers overigens vaak nog handiger, effectiever en overtuigender weten te doen.

Het idee dat het bij discriminatie gaat om zichzelf voordelen toekennen, klopt met wat er bekend is over double-highs of alfa's. Een volstrekte focus op macht, het eigen belang, volstrekt normloos en bereid tot alles om de top van de piramide te bereiken. Topsalarissen zijn in dit verband een voorbeeld. Op irrationele gronden weet men voor zichzelf met handig kletsen een topsalaris los te praten.

De keerzijde van dit punt, is dat zaken als prijzen uitreiken ook een vorm van discriminatie vertegenwoordigen. Bij de toekenning van 'cum laudes' voor academische proefschriften is dat zichtbaar. De meeste mensen die een cum laude krijgen hebben doorgaans nooit iets ontdekt en zullen doorgaans ook nooit iets ontdekken. Het zijn handige babbelaars die precies weten, wat ze moeten zeggen om in de groep maximaal te scoren.

------------------------------
Het uitreiken van prijzen is ook een vorm van discriminatie.
------------------------------

Op dit punt zijn ook de nodige historische voorbeelden te vinden, waarbij het proefschrift van de natuurkundige Svante August Arrhenius, waarin hij de ionentheorie (elektrolyse) ontwikkelde, een van de bekendste is. De Engelstalige Wikipedia vermeldt daarover:
"His work focused on the conductivities of electrolytes. In 1884, based on this work, he submitted a 150-page dissertation on electrolytic conductivity to Uppsala for the doctorate. It did not impress the professors, among whom was Cleve, and he received a fourth-class degree, but upon his defense it was reclassified as third-class. Later, extensions of this very work would earn him the 1903 Nobel Prize in Chemistry."

Dat de negatieve beoordeling van zijn proefschrift onterecht was, zal duidelijk zijn. Wie zich echter verdiept in Arrhenius, ziet dat hij later ook de nodige connecties onderhield met de mensen die de Nobelprijs toekenden. Het valt dus bepaald niet uit te sluiten, dat hij op dit punt enige aandrang heeft uitgeoefend.

Dat zijn ionentheorie de Nobelprijs waardig was, lijkt me overigens buiten kijf. Het was en is een belangrijke doorbraak. Maar iemand als Albert Einstein ontving voor zijn relativiteitstheorieën (de Speciale en de Algemene) nooit een Nobelprijs. Wel voor het foto-elektrische effect.

Onze landgenoot Veltman (1931) deed samen met 't Hooft zijn belangrijke ontdekking dat de Yangs-Mills ijktheorie kon worden gerenormaliseerd in 1971, toen hij rond de 40 was, maar ontving de Nobelprijs voor die ontdekking pas in 1999, toen hij de 70 naderde (aldus de Wikipedia). Met wat pech had hij dus nooit een Nobelprijs voor zijn prestatie ontvangen. Nu kwam die prijs een beetje als mosterd na de maaltijd. Voor zijn wetenschappelijke loopbaan had hij er weinig meer aan.

Het toekennen van prijzen wordt dus snel een subjectieve kwestie waarin allerhande persoonlijke belangen en groepsbelangen een rol spelen. Prijzen en discriminatie zijn twee zijden van dezelfde medaille, tenzij de prijs volledig objectief wordt toegekend via een vast en bekend mechanisme. Iets dat normaal niet realiseerbaar is.
















De definitie van 'mooie' verhalen of vooroordelen


Laatst bijgewerkt 16-11-2018 om 1.04


Wanneer alfa's verhalen onderverdelen in 'goede' en 'foute' verhalen, klopt dit dan nog met de definitie die ik eerder gaf van 'mooie' verhalen (vooroordelen)? Ik had dit begrip eerder als volgt omschreven:

---
"Wat zijn de minimale vereisten voor een 'mooi' verhaal? Het gaat in beginsel om uitspraken als: de X deugen niet. Zo'n uitspraak heeft drie kenmerken:
1. er wordt een gevoel gecommuniceerd (de uitspraak is verbale agressie die betrekking heeft op 'hun' of het is vleierij die betrekking heeft op 'ons');
2. het gaat over mensen (over specifieke mensen of over groepen mensen);
3. de uitspraak is niet gebaseerd op feiten (het gaat om irrationeel geloof)."
---

Deze omschrijving stelt dat er een gevoel gecommuniceerd wordt en geeft aan dat dat gevoel positief (vleierij) of negatief (agressie) kan zijn. Volgens de definitie kunnen er dus inderdaad twee soorten 'mooie' verhalen bestaan. Het ene type is: wij zijn goed, zij zijn slecht. Het andere type komt van de tegenpartij en heeft de strekking: wij zijn slecht, zij zijn goed. Het eerste verhaal horen we graag, het laatste verhaal zal niemand leuk vinden om te horen.

Een 'mooi' verhaal kan dus zowel 'goed' als 'fout' zijn afhankelijk van de strekking voor de groep waar het betrekking op heeft. Het kan positief zijn over ons soort mensen, maar negatief over 'niet ons soort mensen'.

'Wat zie je er leuk uit,' is een voorbeeld van een verhaal waarvan de feitelijke juistheid lastig is vast te stellen, maar dat door de ontvanger toch wordt geïnterpreteerd als 'goed'. Zelfs indien hij zich realiseert dat het om vleierij moet gaan.

In de eerdere omschrijving van 'mooi' verhaal staat deze tweedeling ('wij zijn oké' versus 'zij deugen niet') wat impliciet, tussen haakjes, vermeld. Beter lijkt me in dit verband de volgende omschrijving.

Een 'mooi' verhaal of vooroordeel:
1.  is niet op feiten gebaseerd (irrationeel);
2.  gaat over mensen (of zaken die aan die mensen gekoppeld zijn) in plaats van over zaken of de natuur;
3.  is emotioneel geladen;
4.  is positief over 'ons' of negatief over 'hen'.

------------------------------
Een 'mooi' verhaal of vooroordeel:
1.  is niet op feiten gebaseerd (irrationeel);
2.  gaat over mensen of zaken die aan die mensen gekoppeld zijn in plaats van over zaken of de natuur;
3.  is emotioneel geladen;
4.  is positief over 'ons' of negatief over 'hen'.
------------------------------

Deze aanpassing lijkt me belangrijk, omdat op deze manier de functie van een 'mooi' verhaal (vooroordeel) duidelijker naar voren komt. Het gaat over de strijd tussen twee groepen, waarbij 'wij' heel erg oké zijn, maar 'zij' absoluut niet deugen.

De bedoeling van een 'mooi' verhaal (of het uiten van een vooroordeel) is dus iemand of een groep zwart te maken. Of wanneer het om iemand van de eigen groep gaat: die persoon of groep lelieblank af te schilderen. Een 'mooi' verhaal heeft dus niets van doen met beschrijvend taalgebruik. Het is geen tact, maar een mand. Het is een oproep tot agressieve actie of een oproep aan de volgelingen/gelovigen de zijde van de strongman te kiezen, waarna men samen de X kan overwinnen en kan onderwerpen.

















Twee soorten 'mooie' verhalen


Laatst bijgewerkt 15-11-2018 om 23.51


In de vorige blogpost beloofde ik een verklaring voor postmodernisme. Die blijf ik even schuldig, omdat ik eerst een ander punt aan de orde wil stellen.

Wat me in het Comprova-verhaal opvalt, is dat men verhalen lijkt te verdelen in twee groepen: goede en foute. Kennelijk is het dus zo dat alfa's aan de ene kant geneigd zijn sommige 'mooie' verhalen te omarmen, maar deze aan de andere kant soms ook bestrijden. Er lijken voor alfa's dus kennelijk goede 'mooie' verhalen en foute 'mooie' verhalen te bestaan.

Als je bevooroordeeldheid meet via het omarmen van  'mooie' verhalen, kan dat dus uitmaken. Sommige 'mooie' verhalen zullen immers omarmd worden, maar andere bestreden. Als dat effect op grote schaal optreedt, valt bevooroordeeldheid niet meer betrouwbaar te meten. Hoe zit dit?

Mogelijk treedt dit effect wel op, waardoor de betrouwbaarheid gedrukt wordt, maar wordt dat gecompenseerd door extra items en uitspraken over een behoorlijk aantal minderheidsgroepen te gebruiken. In ieder geval is het mogelijk bevooroordeeldheid (generalized prejudice) behoorlijk betrouwbaar te meten, dat wil zeggen: ruim voldoende voor onderzoeksdoeleinden. Wie een aantal soorten bevooroordeeldheid (vooroordelen over verschillende minderheidsgroepen) meet, vindt doorgaans altijd een sterke gemeenschappelijke factor.

Als er voor alfa's goede 'mooie' verhalen bestaan en foute, dan rijst de vraag: wat maakt dat alfa's een 'mooi' verhaal omarmen of juist bestrijden? Voordat we die vraag proberen te beantwoorden, is het goed om na te gaan of de veronderstelling waar de vraag van uitgaat,klopt. Valt er nog een ander voorbeeld te vinden dat alfa's 'mooie' verhalen op twee verschillende manieren beoordelen?

De boodschap van Hitler werd voor 1940 door velen enthousiast omarmd. Zijn verhaal klonk hun goed in de oren. Het was een simpel verhaal, maar tegelijkertijd ook een aantrekkelijk verhaal, dat gebracht werd op een manier die gelovigen (autoritaristen) aansprak. Na 1945 was het verhaal van Hitler voor vermoedelijk precies hetzelfde soort mensen echter helemaal fout. Het was zelfs zo fout dat Mein Kampf in de ban gedaan werd en verboden werd.

Wat eerst een 'goed' verhaal was, was nu een 'fout' verhaal geworden in de ogen van de gelovigen. Het verhaal dat eerst op alle mogelijke manieren omarmd werd, moest nu op alle mogelijke manieren bestreden worden. Even fanatiek als dat men voor 1940 bij de nieuwe machthebber wilde horen, wilde men na 1945 duidelijk maken de verliezer volledig te verafschuwen. Het verschijnsel van goede en foute 'mooie' verhalen is dus kennelijk niet beperkt tot Comprova.

De stelling dat er voor alfa's goede en foute 'mooie' verhalen bestaan, klinkt misschien wat verwarrend. De term 'fout' botst met de term 'mooi'. Wanneer je ernaar gaat zoeken, blijkt de term 'mooie' verhalen vooral een bètaterm te zijn. Bèta's en mensen in bètaculturen blijken die term wat spottend te gebruiken voor een verhaal dat goed klinkt, maar dat je niet moet geloven.

We kunnen dat probleem vermijden door het te hebben over 'feitelijk juiste' verhalen en 'feitelijk niet juiste' verhalen. Bèta's willen dat verhalen kloppen met de bekende waarnemingen. Het moeten dus 'feitelijk juiste' verhalen zijn. Alle overige verhalen zijn ze geneigd in te delen in een grote restcategorie, die we kunnen omschrijven als de 'feitelijk niet juiste' verhalen.

Eigenlijk zitten we dan twee verschillende manieren van onderscheid maken door elkaar te hutselen. Bèta's verdelen verhalen in feitelijk kloppende en in feitelijk niet-kloppende. Alfa's verdelen verhalen in 'goede' die we moeten geloven en in 'slechte' die we, wat hun betreft, vooral niet moeten geloven, maar moeten bestrijden.

------------------------------
Bèta's verdelen verhalen in feitelijk kloppende en in feitelijk niet-kloppende. Alfa's verdelen verhalen in 'goede' die we moeten geloven en in 'slechte' die we, wat hun betreft, vooral niet moeten geloven, maar moeten bestrijden.
------------------------------

Doordat alfa's doorgaans gefocust zijn op feitelijk niet-kloppende verhalen, zijn die (gegeven een bepaalde alfagroep) onder te verdelen in 'goede' en 'foute' feitelijk niet-kloppende verhalen. In de optiek van de bèta's is het allemaal bullshit, maar in de optiek van de alfa's ligt dat genuanceerder. De ene bullshit is de andere bullshit niet.

------------------------------
De ene bullshit is de andere bullshit niet.
------------------------------

Verder is het mogelijk dat een feitelijk kloppend verhaal in de ogen van een groep alfa's volledig 'fout' is. Iets wat bijvoorbeeld Galilei overkwam met zijn verhaal dat de Zon in het middelpunt moest staan en niet de Aarde.

Een ander voorbeeld is de opwarming van de Aarde. Dit is voor mensen een akelig, vervelend en bedreigend verhaal. Het is (of was) dus in de ogen van veel alfa's een heel 'fout' verhaal.

De alfa-bètafactor verklaart dus kennelijk ook, hoe mensen omgaan met de klimaatopwarming. Bèta's proberen het probleem te onderzoeken en op te lossen. Alfa's proberen de 'foute' informatie te bestrijden of deze te vermijden.

Arrhenius voorspelde al in 1896 al dat een verdubbeling van het CO2-gehalte zou leiden tot een temperatuurstijging van tussen de 4 en 6 graden Celsius, aldus de Nederlandstalige Wikipedia. Het is dus bepaald geen nieuw verhaal. Maar doordat alfa's focussen op 'mooie' verhalen, werd het verhaal van Arrhenius tot voor kort genegeerd. (Inmiddels ligt het CO2-gehalte meer dan anderhalf maal zo hoog als rond 1700 (toen was het ongeveer 270 ppm) en stijgt het steeds sneller (hier). Ondanks alle 'mooie' verhalen om de uitstoot te beperken.)

Doordat de bèta's verhalen beoordelen op totaal andere gronden dan de alfa's vallen er in totaal vier categorieën verhalen te onderscheiden:
1. feitelijk kloppend en fout;
2. feitelijk kloppend en goed;
3. feitelijk niet-kloppend en fout;
4. feitelijk niet-kloppend en goed.

Doordat bèta's focussen op feitelijk kloppende verhalen, die alfa's zien als vervelend en dus 'fout' (categorie 1), terwijl zij focussen op goede 'mooie' verhalen (categorie 4) zullen naar verwachting de meeste verhalen zich in die twee categorieën bevinden. Alfa's geloven in de macht van verhalen en ideeën, terwijl bèta's geloven in de macht van kille feiten.

Je verwacht dan dat de meeste verhalen of typisch alfa (ideologie) of typisch bèta (feitenrelaas) zijn. Dat lijkt te kloppen met wat er op dit punt bekend is. Alfa's focussen bijvoorbeeld vaak sterk op Literatuur, wat dat ook precies mag zijn. Verder is er vaak een focus op esoterie, filosofie en religie. Van bèta's lijkt bekend te zijn dat ze een zwak hebben voor cijfers, feiten en informatie-verslaafd zijn.

Verder is bekend dat alfa's zich met betrekking tot literatuur erg druk maken over de kwaliteit daarvan, hoewel ze dat begrip op geen enkele manier objectief weten hard te maken. Ook hier valt dus weer die neiging te zien 'mooie' verhalen onder te verdelen in goede en foute.

Een categorie verhalen die tegenwoordig ook steeds vaker voorkomt, zijn de ogenschijnlijk feitelijk kloppende verhalen die door alfa's goed worden gevonden. Wetenschappers in dienst van universiteiten, onderzoeksinstellingen en de overheid proberen aan de ene kant niet in conflict te raken met hun bèta-collega's. Ze proberen zich dus te beperken tot de feiten. Aan de andere kant worden de gelden en de promoties geregeld door alfa's. Men probeert dus een 'mooi' verhaal te produceren zonder duidelijke onwaarheid te verkondigen. Met andere woorden: men laat na vervelende conclusies duidelijk te verwoorden. Men brengt iets van de feiten, overgoten met een sausje van indrukwekkende woorden.

In het geval van het klimaat heeft deze strategie meer dan honderd jaar lang tot een struisvogelpolitiek geleid. Men wist het of kon het weten, maar hield uit sociale overwegingen zijn mond. Men wilde niet fungeren als de brenger van het slechte nieuws.

De stelling dat alfa's verhalen via een totaal ander criterium beoordelen dan bèta's klopt met de stelling dat alfa's en bèta's informatie verschillend verwerken. Dit impliceert ook dat bevooroordeeldheid aangeeft via welk criterium men verhalen beoordeelt. De benaming alfa-bètafactor geeft in dat verband beter aan, waar het om gaat. Het gaat om de manier van reageren. Hanteert men een alfa-response of een bèta-response? Handelt men snel, emotioneel en zonder nadenken, of probeert men scherp waar te nemen en rustig te analyseren?

In dit verband heb ik eerder het voorbeeld van onze Duitse herder vermeld. Als ze een kat ziet, schiet ze in de alfamodus. Niet denken, maar aanvallen! Bij de voerbak gaat het echter niet om de lol, maar om de hoeveelheid en kwaliteit. Vlees is lekkerder dan brokken. Zaak is dus de hoeveelheid en de kwaliteit te maximaliseren. Hoe kun je dat als hond doen? In dit geval werkt domweg aanvallen niet echt productief.

Zij lost dit probleem op door rustig te gaan zitten en aandachtig de situatie op te nemen. De oren gespitst, de blik gericht. Opvallend is dan de kalmte en het geduld. Er is geen enkele haast. Verder probeert ze dingen uit. Wat gebeurt er als ik nu eens niet ga eten? Wat gebeurt er als ik het baasje diep in de ogen kijk? Wat gebeurt er als ik een geluidje maak?

Ook voor mensen lijkt te gelden dat de alfamodus gekoppeld is aan onmiddellijk reageren, agressie en niet nadenken, terwijl de bètamodus gekoppeld is aan scherp waarnemen, diep analyseren (langzaam denken) en (voedsel)productie.

De vraag die nu nog rest, is: welk criterium hanteren alfa's voor het beoordelen van verhalen als 'fout' of 'goed'? Het verschil in beoordeling kan niet ontstaan door het verhaal zelf. In dat geval zou immers het verhaal van Hitler na 1945 precies gelijk beoordeeld moeten zijn als voor 1940. Iets dat duidelijk niet het geval lijkt te zijn.

Bèta's focussen op feitelijke juistheid. Alfa's doen dat dus duidelijk niet. Het enige alternatief dat dan over blijft is 'sociale juistheid'. Voor alfa's of double-highs is via het empirische discriminatie/agressie-onderzoek bekend dat ze twee bijzondere eigenschappen bezitten. Ze scoren hoog op autoritarisme (bij de groep willen horen) en hoog op sociale dominantie (in de groep zo hoog mogelijk willen komen, streven naar macht). De alfareactie wordt dus niet bepaald door de (feitelijke) inhoud van het verhaal, maar door het publiek. De reactie is bedoeld een maximaal effect bij het publiek op te leveren.

Wat men zegt in reactie op het verhaal, heeft niets van doen met de inhoud van het verhaal, maar alles met willen scoren in de groep. Men probeert dus die reactie te produceren, die naar verwachting de meeste populariteit (status) oplevert in de groep. Men heeft geen interesse in de informatie die het verhaal mogelijk bevat, maar gaat volledig voor het scoren in de groep.

Na 1945 was het sociaal handiger om zichzelf op te werpen als grote bestrijder van het fascisme, terwijl het voor 1945 in bezet gebied handiger was zijn geloof in de Führer te belijden, wanneer men tenminste hoog wilde scoren bij de machtige groep van dat moment.

------------------------------
Bèta's focussen op de feitelijke juistheid van een verhaal. Alfa's focussen met hun reactie op scoren bij hun publiek.
------------------------------

Het Comprova-verhaal illustreert dit principe ook. De strekking van het Comprova-verhaal is dat Comprova een gigantische inspanning levert bij de bestrijding van het foute nepnieuws. In werkelijkheid valt die inspanning nogal mee en was van de methode bij voorbaat duidelijk dat die niet echt effectief zou zijn.

Een goed (alfa)verhaal heeft dus de strekking: wij zijn oké, maar zij deugen niet. Een volledig fout verhaal van de tegenpartij heeft de strekking: wij deugen niet, maar zij zijn oké. Een verhaal dat niemand graag hoort en dus op alle mogelijke manieren bestreden moet worden.

Daarbij is het heel goed mogelijk, dat beide verhalen volledig uit de lucht gegrepen zijn. In dat geval gaat het dus om een goed 'mooi' verhaal en een fout 'mooi' verhaal. Het onderscheid goed/fout heeft dus betrekking op de implicaties voor de spreker, voor 'ons'. De spreker ziet de wereld vanuit zijn standpunt. Wat voor hem goed is, is goed. Wat voor hem fout is, is fout. Wie een voorbeeld zoekt, kan naar Trump kijken.

In totaal bestaan er dus twee verschillende manieren om verhalen te beoordelen. Bèta's zullen focussen op feitelijke juistheid. Alfa's zullen focussen op het sociale effect van hun oordeel. Het oordeel wordt niet bepaald door de (feitelijke) inhoud van het verhaal, maar is bedoeld zichzelf te verkopen aan hun publiek. Een 'goed' verhaal is dus een verhaal dat vertelt dat de alfa heel erg oké is. Een 'fout' verhaal is dat de alfa in kwestie niet deugt.

Dit dubbele mechanisme om verhalen te beoordelen, stemt volledig overeen met wat men zou verwachten op grond van het -- volledig op empirisch onderzoek gebaseerde -- soortenmodel. Bèta's zien verhalen als iets dat moet bijdragen aan de productie en/of veiligheid. De verhalen moeten feitelijk juist zijn. Alfa's zien verhalen als een middel om hoger te komen in de hiërarchie van hun groep. Verhalen die dat doel dienen zijn 'goed', verhalen die dat doel tegenwerken zijn 'fout'.











dinsdag 6 november 2018

Alfa's en bèta's zien nepnieuws heel verschillend


Laatst bijgewerkt 14-11-2018 om 3:06


Op zondag 28 oktober gingen de Brazilianen naar de stembus voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. De strijd ging tussen de extreem rechtse Jair Bolsonaro en de linkse kandidaat: Fernando Haddad. De eerste lag aan kop. Inmiddels is bekend dat hij inderdaad gewonnen heeft. In de verkiezingscampage lijkt nepnieuws via vooral WhatsApp een grote rol gespeeld te hebben.

Enige dagen eerder (op dinsdag 23-10-2018) berichtte Marjolein van de Water in de Volkskrant over de Braziliaanse strijd tegen dit nepnieuws. De titel van het artikel in de krant luidde: Brazilië in campagne overspoeld met nepnieuws. De internet-versie is hier te vinden.

Het artikel bevat twee centrale stellingen. De ene stelling wordt in de titel verwoord: Brazilië wordt overspoeld met nepnieuws. De andere stelling wordt verwoord in de eerste zin na de intro: "Braziliaanse media hebben de oorlog tegen nepnieuws verloren." Dat klinkt allemaal vrij stevig en duidelijk, maar blijkt het toch niet te zijn.


De duizend-dollar-vraag

Waarom aandacht besteden aan een artikel over nepnieuws? Welke informatie hoop je te vinden? Wat wil je precies weten? Mijn ervaring is dat je voortdurend de vraag die je beantwoord wilt hebben, moet herhalen. Het eerste dat bij onderzoek verdwijnt is meestal de vraagstelling.

Het gaat om het (empirische) onderzoek naar discriminatie en agressie. Veel lijkt inmiddels al duidelijk te zijn, althans voor het kleine aantal mensen dat zich actief met dit impopulaire onderwerp bezig houdt. We weten inmiddels welk kenmerk (welke eigenschap) de 'daders' onderscheidt van de 'niet-daders'.

Ik stel het dan wat te populair en te zwart-wit. De eigenschap die het verschil maakt, bevooroordeeldheid, bezitten we in beginsel allemaal, maar niet in dezelfde mate. Allemaal accepteren we soms te gemakkelijk onwaarheden die ons indringend en overtuigend worden verteld. Van tijd tot tijd laten we ons allemaal op sleeptouw nemen door een 'mooi' verhaal.

Wanneer we verder willen komen, met het begrijpen van de eigenschap waar het uiteindelijk allemaal om draait, dan moeten we helder krijgen waarom sommige mensen zich wel door een 'mooi' verhaal op sleeptouw laten nemen, terwijl anderen dat niet doen of zelfs briesend op dat 'mooie' verhaal kunnen reageren. Waarom omarmt de een doorgaans het 'mooie' verhaal en verwerpt de ander het vrijwel voortdurend? Dat is de duizend-dollar-vraag.

En dan komt in de Volkskrant een prachtig verhaal langs over Braziliaans nepnieuws. Eigenlijk dus: over Braziliaanse 'mooie' verhalen. Wat kunnen we uit het Volkskrant-verhaal leren? Welke les valt er te trekken uit de Braziliaanse strijd tegen nepnieuws?

Voor mijn gevoel moest het artikel relevante informatie bevatten over nepnieuws. Alleen welke informatie precies? Dat bleek nog niet zo simpel. Allereerst bevatte het artikel een emotionele component. Dat maakt het leesbaar, leuk om te lezen, maar maakte het er niet gemakkelijker op om de informatie die er inzat, eruit te halen.

Laat ik een voorbeeld geven. "Brazilië in campagne overspoeld met nepnieuws. De Braziliaanse presidentsverkiezingen worden vergiftigd met nepnieuws. [...] Het kwaad is bijna niet meer te bestrijden. Braziliaanse media hebben de oorlog tegen nepnieuws verloren. Hun factcheckers draaien overuren, maar kunnen niet op tegen de leugens die in honderdduizenden WhatsApp-groepen circuleren." Dat zijn heel een hele reeks emotioneel geladen termen achterelkaar.

Wat me bij het cursiveren van die emotionele termen opvalt, is: 'nepnieuws'. Strikt genomen is dat onmiskenbaar een emotioneel geladen term. In het citaat hierboven heb ik het eenmaal gecursiveerd, maar het staat er driemaal in. Het draagt dus stevig bij aan de emotionele lading van het citaat. Wie probeert neutrale taal te gebruiken, moet 'nepnieuws' dus mijden.

Ook iemand als Trump gebruikt het Engelse 'fake news' maar al te graag. De betekenis is daardoor dus niet meer echt duidelijk. Bedoelt iemand er 'ongewenst' nieuws mee, of bedoelt iemand nieuws dat feitelijk gezien niet klopt? Iedereen die de term gebruikt, loopt dus kans per ongeluk die twee door elkaar te halen. Een verwarrende term dus, toch ontkom ik er niet aan om de term hier te gebruiken. De term '''mooi' verhaal" vind ik duidelijker. Voor de toehoorder gaat het niet om nepnieuws, maar om een mooi verhaal. 


Het geloof in het belang van nepnieuws

Laat ik beginnen met de stortvloed van nepnieuws in Brazilië die via vooral WhatsApp wordt verspreid en in mindere mate via Facebook. Op grond van de titel zou je denken dat het artikel daar vooral over gaat.

Wanneer je echter beter gaat kijken en verder gaat zoeken (bijvoorbeeld hier en hier), kom je tot de ontdekking dat er eigenlijk weinig harde evidentie is voor die stortvloed van nepnieuws. Vrijwel alle meldingen zijn afkomstig van de club die zich opwerpt als de grote bestrijder van dat nepnieuws: het samenwerkingsverband Comprova (Bewijs het). Niet echt een objectieve bron dus, maar een bron die er belang bij heeft de invloed van dat nepnieuws te overdrijven.

Dan is er nog een reden om de stelling sceptisch te bekijken. Het samenwerkingsverband is door Facebook (ook de eigenaar van WhatsApp) opgericht en gefinancierd. De club die in Brazilië dus de twee belangrijkste kanalen voor nepnieuws beheert (Facebook en WhatsApp), is ook de club die de pers overlaadt met verhalen over de moeizame strijd die zij daartegen voert.

De benaming voor die propaganda-tactiek, de Grote Leugen is bedacht door Adolf Hitler. Hij schreef die techniek toe aan de Joden, maar de nazi's pasten de techniek zelf graag toe in hun propaganda. Het idee is dat als je liegt, je dat zo kolossaal moet doen, dat niemand meer wil geloven dat je aan het liegen bent.

Ik geloof graag dat er veel nepnieuws circuleerde en dat dat een belangrijke rol heeft gespeeld bij de Braziliaanse verkiezingen, maar dat is geloof. Je zou graag harde gegevens willen zien, waaruit duidelijk het belang blijkt. Dat is in dit geval niet zo simpel, omdat WhatsApp de berichten tussen haar gebruikers volledig versleuteld. Niemand weet dus, ook WhatsApp zelf niet, wat er allemaal precies aan berichten tussen de gebruikers wordt uitgewisseld en in welke mate die berichten invloed hebben gehad.

Een reden om te denken dat nepnieuws via WhatsApp een grote rol gespeeld zou kunnen hebben, is het grote aantal gebruikers van WhatsApp in Brazilië. Volgens een artikel in de Guardian (hier) heeft WhatsApp in Brazilië het enorme aantal van 120 miljoen gebruikers.

Dat levert op een totale bevolking van ongeveer 210 miljoen een dekkingsgraad op van bijna 60%. Omdat de gemiddelde leeftijd in Brazilië vermoedelijk niet echt hoog ligt, zou je verwachten dat een kleine 25% van de bevolking 15 jaar of jonger moet zijn. Verder is er ook nog eens meer dan 10% van de bevolking die niet kan lezen en schrijven. Vrijwel iedereen die ouder is dan 15 en kan lezen en schrijven zou dan een smartphone moeten hebben en WhatsApp moeten gebruiken. Dat lijkt me moeilijk te geloven.

Het Volkskrant-artikel geeft op dit punt andere informatie: bijna de helft van de Braziliaanse kiesgerechtigden zou WhatsApp-groepen als nieuwsbron gebruiken. Dat lijkt me een realistischer schatting.

Hoe komt dat getal van 120 miljoen in het Guardian-artikel terecht? De kennelijke bron is Sérgio Lüdtke, de 'executive editor' van het door Facebook opgerichte en betaalde Comprova. Kennelijk was hij tegenover de Guardian even al te enthousiast over de populariteit van WhatsApp in Brazilië.

In het Guardian-artikel valt me nog iets op. Comprova heeft in tien weken tijd 110 nepberichten doorgestuurd. Dat zijn elf artikelen per week of ongeveer twee per werkdag. Aan de ene kant misschien niet slecht. Aan de andere kant is het een totaal ander getal dan de anderhalf miljoen tweets die de Russen geproduceerd hebben om de verkiezingen in de VS te beïnvloeden.

Comprova zou slechts nepberichten doorsturen naar de aangesloten redacties. Per werkdag stuurt men dan dus kennelijk ongeveer twee artikelen rond naar de 24 meewerkende redacties. Dat betekent dat per meewerkende redactie slechts ongeveer vier weerleggingen zijn geproduceerd in tien weken tijd. Per twee en een halve week produceert een meewerkende redactie slechts één weerlegging. Kennelijk hanteert men in Brazilië een gemoedelijk tempo. Wanneer het nepnieuws daar inderdaad zo'n grote rol speelt, zou je verwachten dat een doorsnee krant daar actief bovenop zou zitten, maar in werkelijkheid lijkt men het dus allemaal niet zo relevant te vinden.

Ik geloof graag dat nepnieuws in Brazilië inderdaad een belangrijke rol heeft gespeeld. Als dat het geval is, zou je verwachten dat de mensen daar in doorsnee extreem hoog moeten scoren op bevooroordeeldheid. Bevooroordeeldheid (of de alfa-bètafactor) is immers de maat die aangeeft of we 'mooie' verhalen omarmen. Wanneer Brazilianen dus dol zijn op nepnieuws ('mooie' verhalen), moet dat betekenen dat de alfa-bètafactor extreem hoog ligt.

Voor die veronderstelling zijn inderdaad veel aanwijzingen. Er bestaan grote inkomensverschillen in Brazilië volgens Wikipedia. Iets dat eigenlijk al genoeg zegt. Inkomens- en vermogensverschillen zijn een andere manier om de alfa-bètafactor van een land te meten. Verder is er net een sterke man tot president gekozen. Op het moment dat het VK-artikel geschreven werd, was hij nog niet verkozen, maar had hij al wel een stevige voorsprong. Ook dat bevestigt dus die extreem hoge alfa-bètafactor in het land. Dan staat Brazilië op LGBT-gebied uitermate slecht aangeschreven. Jaarlijks vinden bijvoorbeeld talloze moorden op transgenders (en alles dat afwijkt) plaats. Minderheidsgroepen zijn hun leven in het land dus niet veilig. Discriminatie is een soort nationale volkssport.

Wie zich verdiept in de cultuur van het land (kijk op de Engelstalige Wikipedia), ziet dat men wel een aantal beroemdheden op alfagebied heeft voortgebracht, maar geen enkele Nobelprijs-winnaar op empirisch wetenschappelijk gebied. (Iemand als Peter Medawar is er wel geboren, maar was door en door Brits.)

Er zijn dus goede redenen om te denken dat de alfa-bètafactor torenhoog moet zijn en dat impliceert dat 'mooie' verhalen een grote rol moeten hebben gespeeld. Maar dat laatste leiden we dan af uit wat we al denken te weten en vormt geen nieuwe informatie. Het VK-artikel bevat uitspraken van mensen die dat (mogelijk op andere gronden) ook geloven, maar ik kon op dit punt weinig aan harde informatie ontdekken.

Wat ik wel kon vinden is het volgende. Op WhatsApp bevinden zich honderdduizenden openbare, politieke groepen, gelooft men. Hoe men dat laatste zo 'precies' weet, blijft onduidelijk. Het klinkt als een globale schatting. Men zegt bijvoorbeeld niet: we hebben 268.354 groepen geteld.  Het zou dan dus kunnen dat een belangrijk deel van de stemgerechtigden de boodschappen van één of meer van die groepen krijgt. Lezen ze die of klikken ze die weg? Niemand weet het zeker.

Agentschap Lupa, een bedrijf dat tegen betaling voor mediabedrijven factchecks produceert, heeft onderzoek gedaan naar de vijftig meest gedeelde berichten tussen die groepen. Maar als je honderdduizenden groepen hebt, waar je eerst lid van moet zien te worden, hoe weet je dan zo zeker wat de meest gedeelde berichten zijn? Lupa stelt vervolgens dat van die vijftig berichten er slechts vier feitelijk klopten. Het gaat dus kennelijk vooral om nepnieuws dat uitgewisseld wordt, is de conclusie.

Maar Lupa is een bedrijf dat zich opwerpt als factchecker. Men heeft in dit geval dus belang bij een bepaalde uitkomst van een onderzoek. Als je iemand geld geeft voor een onderzoek dat een bepaalde uitkomst moet leveren, zal geen mens die uitkomst nog echt vertrouwen. Ook dit gegeven vormt dus geen harde evidentie.

Het is dus goed mogelijk en wat mij betreft ook heel waarschijnlijk dat nepnieuws bij de Braziliaanse presidentsverkiezingen een belangrijke rol heeft gespeeld vanwege die hoge alfa-bètafactor. Alleen hebben we op dit punt tot nu toe verder geen harde gegevens. We denken het. We geloven het.


Het geloof in het niet werken van weerleggingen

Laten we nu naar de tweede stelling van het artikel kijken. De bestrijding van nepnieuws door het publiceren van weerleggingen werkt niet. Dat is ook precies wat je zou verwachten bij mensen die in een 'mooi' verhaal geloven. Het probleem is niet het 'mooie' verhaal, maar dat sommige mensen klakkeloos dat 'mooie' verhaal omarmen en geloven.

Bekend uit de sociale psychologie is het voorbeeld van de sekte die dacht dat op tijdstip X de wereld zou vergaan, maar dat alleen zij zouden worden gered door ingrijpen van buitenaardse wezens. Toen de wereld op tijdstip X niet verging, vielen ze niet van hun geloof af, maar werden ze alleen nog fanatieker en maakten ze daardoor nog meer bekeerlingen. Feiten werken dus op een gelovige als een rode lap op een stier. Het kalmeert ze niet, maar maakt ze alleen nog agressiever en overtuigder van hun eigen waarheid.

Bij de Trump-aanhang valt precies hetzelfde te zien. Trump produceert bijna onwaarheden aan de lopende band, maar zijn aanhang ziet dat op geen enkele manier als een probleem.

De conclusie -- weerleggingen werken niet -- lijkt me dus wel te kloppen. Alleen: waar is de nieuwe evidentie voor die conclusie? Hoe weet men zo zeker dat de weerleggingen die men gepubliceerd heeft, geen of amper effect hebben?

Volgens het VK-artikel zegt Amanda Lemos van 'kwaliteitskrant' Folha de São Paulo daarover: "'Onze artikelen worden best goed gelezen, maar ze worden veel minder vaak gedeeld dan de leugens die anderen verspreiden.'" In verhouding tot andere artikelen op de homepage van de Folha worden de weerleggingen dus goed gelezen, maar de lezers sturen deze berichten niet door naar anderen. Terwijl het bijzondere van nepnieuws natuurlijk is, dat de 'geslaagde items' heel vaak worden doorgestuurd (of gelinkt). 


Alfa's zien nepnieuws als iets dat bestreden moeten worden

Ik vind dit een interessant punt. Lemos gebruikt het criterium dat nepnieuws-producenten gebruiken als maat voor succes, ook als criterium voor haar eigen berichten. Ze is journalist, maar ziet kennelijk niet het wezenlijke verschil tussen een feitelijk juist verhaal en een 'mooi' verhaal.

Vergelijk het met een brug. Je kunt een mooie brug bouwen, die na vijftig jaar instort. Je kunt ook een lelijke brug bouwen, die na duizend jaar nog steeds staat. Dat zijn twee totaal verschillende criteria. Een bouwmeester uit de Romeinse tijd bouwde afhankelijk van het doel een brug die een paar duizend jaar bleef staan. Maar in andere gevallen bouwde men in korte tijd een brug over de Rijn, die men vervolgens weer afbrak, zodat men de onderdelen opnieuw kon gebruiken. Men dacht dus eerst na, voordat men iets deed, zou je kunnen zeggen.

Maar voor Lemos lijkt dat wat een probleem te zijn. Ze wil tegelijkertijd een feitelijk juist verhaal produceren en een heel populair verhaal schrijven. Die combinatie lukt echter alleen als mensen 'feitelijk juiste' verhalen ook altijd als 'prachtige' verhalen zien. En dat lijkt me vaak niet het geval.

Ik denk dat je moet kiezen. Je kunt geen twee Heren dienen. Of je probeert het publiek optimaal te raken en je produceert een 'mooi' verhaal. Of je probeert de werkelijkheid optimaal te beschrijven en te begrijpen en je produceert een feitelijk juist verhaal. En die zijn helaas lang niet altijd 'mooi'.

Voor spionnen, journalisten en wetenschappers is dit een bekend probleem. Van een Russische agent die tijdens de Blokkade van Berlijn het aantal startende en landende vliegtuigen waarheidsgetrouw doorgaf, is bekend dat zijn superieuren dachten dat hij de kluit belazerde. De gerapporteerde aantallen waren onmogelijk hoog in hun ogen. Zijn publiek vond de feiten maar irritant en werd toen kwaad op de bron.

Wat je als journalist moet rapporteren over het klimaat is dat de boel gierend misgaat. Veel lezers horen dat echter niet graag en dus rapporteerde de NRC dat er niets was om je echt druk over te maken (hier). Wie echter de moeite nam het afgedrukte grafiekje te bekijken, schrok zich wezenloos. De journalist zag de bui hangen en besloot de feiten te vervangen door meningen. Alleen het grafiekje glipte er per ongeluk tussendoor.

Darwin durfde zijn evolutietheorie niet te publiceren, omdat hij was bang voor de reactie van verontwaardigde gelovigen. Merkwaardig genoeg bleek die vervolgens eigenlijk heel erg mee te vallen. Men was in die tijd in Engeland kennelijk behoorlijk rationeel. (Zijn daar meer aanwijzingen voor?)

Peter Medawar, een hele tijd later, besteedde aandacht aan het omgekeerde probleem: doe je onderzoek om erkenning te krijgen (of geld te verdienen) of doe je het uit je drang om te weten. Zijn antwoord was duidelijk: een wetenschapper die het doet om erkenning te krijgen, is geen echte wetenschapper. Erkenning is leuk, maar daar mag het nooit om gaan. Een principe dat in de moderne 'wetenschap' nogal in de vergetelheid lijkt te zijn geraakt.

Maar wanneer Lemos het verschil niet begrijpt tussen een 'mooi' verhaal en een feitelijk juist verhaal, doen de andere zegslieden in het artikel dat dan wel? Lüdtke van Comprova, maakt in dit verband een interessante opmerking. Hij wijst erop dat veel mediabedrijven in Brazilië de afgelopen jaren betaalmuren hebben opgeworpen. Hun artikelen zijn daardoor niet meer gratis via internet opvraagbaar. Hij stelt dan: "'Brazilianen consumeren daardoor minder kwaliteitsjournalistiek.'"

Hij gaat er vanuit dat lezers van een kwaliteitskrant een artikel 'consumeren'. Hij ziet 'kwaliteitsjournalistiek' als het produceren van iets dat lekker smaakt en dat zonder moeite kan worden doorgeslikt. In zijn visie bestaat kwaliteitsjournalistiek uit het produceren van 'mooie' verhalen. Tegelijkertijd wil hij de 'mooie' verhalen van anderen bestrijden.

Aan het einde van het VK-artikel stelt Lüdtke: "'We zouden kinderen op school moeten onderwijzen over nepnieuws en desinformatie. Maar dan nog werpt dat pas op de lange termijn vruchten af. Wij doen echt ons best de waarheid aantrekkelijk te maken. Maar leugens blijken sexyer.'"

Het idee om kinderen op school te leren dat een 'mooi' verhaal iets totaal anders is dan een feitelijk juist verhaal, lijkt me prima. Alleen wat bedoel je daar precies mee? Ik bedoel daarmee dat je kinderen traint in het onderscheid 'klopt wel / klopt niet'. De enige manier om dat te leren, is het heel vaak te doen. Je moet eindeloos oefenen.

Lüdtke heeft het echter over iets totaal anders. Hij heeft het over 'onderwijzen over'. Hij bedoelt dat de onderwijzer vertelt wat nepnieuws is en dat dat slecht is en wat feitelijk juist nieuws is en dat dat goed is. Die benadering werkt natuurlijk niet. Je leert niet te zwemmen door naar een verhaal te luisteren, maar door het daadwerkelijk te doen. Ook hier gaatt Lüdtke dus weer uit van een alfabenadering. De sterke man stuurt zijn volgelingen door emotioneel geladen adjectieven betreffende de X rond te strooien in 'mooie' verhalen. Voor zaken als het richten van agressie werkt dat prima, maar voor het leren van vaardigheden niet.

Ook het laatste deel van het citaat bevestigt zijn alfa-instelling. Lüdtke doet zijn best de waarheid aantrekkelijker te maken. Maar het bijzondere van de waarheid is niet dat ze aantrekkelijk is, of dat ze opgesierd moet worden, maar dat het de waarheid is. In de strijd met de harde natuur kan juiste of foute informatie het verschil betekenen tussen leven en dood. Dat maakt waarheid niet leuk, maar soms wel heel handig en nuttig.

Aan het einde van het artikel volgt een citaat van Lemos: "'Ik ben erg pessimistisch over de toekomst. We doen wat we kunnen, maar ik weet niet of de invloed van nepnieuws nog is in te dammen.'" Ze ziet nepnieuws zoals Nederlanders de zee zien: het moet vooral worden tegengehouden. Maar dat is een standpunt dat sterk doet denken aan het verbieden van Mein Kampf. Een beperkt en dom standpunt, omdat Mein Kampf essentiële informatie bevat over de manier waarop Hitler dacht. Het probleem is niet het nepnieuws, maar het omarmen van het nepnieuws. Het probleem zit niet in het nepnieuws, maar in de consumenten van dat nepnieuws. Niemand verplicht je toch nepnieuws te geloven?

Wanneer Lemos en Lüdtke zich allebei niet los kunnen maken van de alfamanier van denken, zou je verwachten dat ze nepnieuws zien als iets dat bestreden moet worden. Het artikel geeft daarvoor ook ettelijke aanwijzingen.

Alfa's denken in termen van strijd. Een woordenstrijd -- 'discussie' in hun termen -- zien ze als de ideale weg naar de absolute waarheid. Het aantal tanden en kiezen in de bek van een paard bepaal je niet door te kijken en te tellen, maar door er net zo lang over te discussiëren tot iedereen het er tenslotte over eens is. In hun idee is waarheid wat de leider of de groep bepaalt. De grootste bully, de grootste roeptoeter heeft automatisch gelijk. De natuur trekt zich uiteraard niets van dit soort waarheid aan, maar dat onttrekt zich normaal aan hun waarneming.

Doordat de Brazilianen vooral focussen op nepnieuws en feitelijk juiste verhalen minder vaak doorsturen, zien Lemos en Lüdtke hun 'strijd' als 'verloren'. In werkelijkheid is altijd slechts een klein deel van de bevolking van moderne landbouw-samenlevingen bèta. Het grootste deel van de bevolking zal dus altijd een sterke neiging hebben om 'mooie' verhalen te omarmen. Een verschijnsel waar Feynman al op wees en dat hem zeer intrigeerde. Het is heel goed mogelijk dat het deel van de bevolking in Brazilië dat alfa is, geleidelijk groter is geworden, alleen blijkt dat nergens overtuigend uit hun verhaal.

Volgens hun criterium wordt de strijd tegen nepnieuws dus vermoedelijk al duizenden jaren verloren. Toch hebben we inmiddels ook auto's, vliegtuigen, computers en dergelijke. Kennelijk is er dus ook een markt voor feitelijk juiste verhalen, ook al zijn die misschien belangrijk minder populair.


Bèta's zien nepnieuws als bullshit of als probleem dat bestudering vereist

Wanneer alfa's nepnieuws zien als iets dat bestreden moet worden, hoe zien bèta's het dan? Ik denk dat de omschrijving die C.P. Snow in zijn column The Two Cultures (hier) hanteerde, het basis idee aardig weergeeft. Hij citeert daarin Rutherford die een filosoof, Samuel Alexander, vraagt naar zijn productie en dan opmerkt, dat het allemaal slechts 'hot air' is. Gebakken lucht.

Ik laat hier die passage volgen. De cursivering is van Snow.
"Philosophy the scientific culture views with indifference, especially metaphysics. As Rutherford said cheerfully to Samuel Alexander: 'When you think of all the years you’ve been talking about those things, Alexander, and what does it all add up to? Hot air, nothing but hot air.'"

Ik denk dat dit citaat interessant is. Allereerst stond Samuel Alexander hoog aangeschreven als filosoof. In de optiek van Rutherford is het echter allemaal slechts gebazel, wat hij geschreven heeft. Vervolgens is de sociale interactie interessant. Normaal denken mensen zoiets of zeggen ze het tegen elkaar, terwijl het slachtoffer niet aanwezig is, maar Rutherford wil kennelijk van Alexander het weerwoord horen en geeft daarom openlijk zijn onverbloemde mening.

Klopt het idee van Snow of gaat het slechts om een toevallige waarneming? Ik kreeg vandaag een indrukwekkend psychologisch testrapport ter inzage en mocht mijn mening geven. Het rapport was meer dan tien bladzijden, zag er uitermate indrukwekkend uit, en stond vol dure woorden en diepzinnige uitspraken. Voor een testpsycholoog (of psychometricus) is de zaak echter simpel. Wat is de gehanteerde test? Wat was de score? Waar is het betrouwbaarheidsonderzoek? Waar is het valideringsonderzoek? Welke voorspelling wordt precies gedaan?  De score bleef onduidelijk, de test ook. Het betrouwbaarheidsonderzoek was er niet, het valideringsonderzoek ook niet. Een exacte voorspelling werd niet gedaan. Bullshit dus.

Heeft het zin dergelijke bullshit te bestrijden? Ik denk van niet. Het probleem is niet de bullshit, maar de mensen die zich laten imponeren door de dure woorden en niet in staat zijn daar doorheen te kijken. De normale reactie is dus je erover te verwonderen en de schouders op te halen. Bèta's zien nepnieuws en dergelijke dus liefst als wat het in hun ogen is: gebakken lucht.

Dat verandert echter vermoedelijk wanneer die bullshit leidt tot concrete problemen. Bèta's hebben de neiging problemen te zien als uitdagingen. Als iets waarin ze zich moeten verdiepen. Het zijn zaken die schreeuwen om een oplossing en niets is mooier dan die oplossing vinden.

Nadat mijn vrouw en ik gepromoveerd waren op een gemeenschappelijk proefschrift naar het meten en maximaliseren van schrijfvaardigheid bij studenten, meende de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) onder aanvoering van haar voormalige college-voorzitter, beschadigend nepnieuws over ons onderzoek en ons te moeten verspreiden. Natuurlijk is zoiets niet iets dat je emotioneel onberoerd laat.

Uit de gang van zaken kwam een aantal punten naar voren, die niet meer verklaard leken te kunnen worden door puur toeval. Er was een groot aantal betrokkenen, maar het waren zonder uitzondering alfa's. De betrokkenen leken vrijwel allemaal een abonnement op fraude en liegen te hebben. Verder beschikte ik dankzij de gebeurtenissen over een groot aantal mails en brieven, die opvielen door extreme irrationaliteit. Het was alsof je met patiënten communiceerde: de betekenis en logica leken vaak zoek, maar de agressie was onmiskenbaar. Het leek kortom alsof er een bepaald systeem in de gebeurtenissen moest zitten. (Later bleken al deze punten door systematisch onderzoek bevestigd te worden. Double-highs of alfa's gelden als extreem agressief, volstrekt normloos, verregaand irrationeel en hebben problemen met logica en betekenis.)

Na enige tijd heb ik zo nauwkeurig mogelijk beschreven wat er precies had plaatsgevonden en kon ik verder, dankzij toevallig beschikbare data en enige basale statistiek, aantonen dat de oorzaak voor de agressie kennelijk lag in mijn 'niet deugen' als man. Ik placht het in mijn jongere jaren nog wel eens leuk te vinden een ultra vrouwelijk uiterlijk neer te zetten. In mijn optiek zou dat moeten kunnen, maar de collega's zagen dat toch wat anders.

Het essentiële punt werd mij echter aangereikt door een mede transgender. Zij informeerde naar de gang van zaken en merkte toen op, de combinatie van hoogleraren en discriminatie uitermate vreemd te vinden. Je zou verwachten dat hoogleraren relatief ruimdenkende mensen zijn, die niet erg geneigd zijn tot discriminatie. Dat was ook mijn idee, maar tegelijkertijd waren er de onbetwistbare data. De werkelijkheid leek daar dus belangrijk anders over te denken.

Ik beleefde toen, wat je een Fitch-moment zou kunnen noemen. Hier gebeurde iets, dat voor je idee niet kon, maar dat toch echt gebeurde. De daarop volgende zoektocht naar de wortels van discriminatie leidde vervolgens tot het ontstaan van deze blog.
--------------------------------
Het Val Fitch-principe: 'the delights of unexpected results'

Val Fitch ontving in 1980 samen met James Cronin de Nobelprijs Natuurkunde voor de ontdekking van CP-violation. Kort samengevat: materie en antimaterie volgen niet precies dezelfde natuurkundige wetten. Hij schrijft hierover: "I had learned from my work at Columbia the delights of unexpected results [...] The ultimate in unexpected results was that which was recognized by the Nobel Foundation in 1980, the discovery of CP-violation."

"At any one time there is a natural tendency among physicists to believe that we already know the essential ingredients of a comprehensive theory. But each time a new frontier of observation is broached we inevitably discover new phenomena which force us to modify substantially our previous conceptions. I believe this process to be unending, that the delights and challenges of unexpected discovery will continue always" (hier).
--------------------------------

Op grond van deze ervaring denk ik dat bèta's in eerste instantie ook emotioneel zullen reageren op nepnieuws, zeker wanneer ze zelf het slachtoffer zijn, maar vervolgens geneigd zullen zijn zich te verdiepen in de gang van zaken. Wat gebeurt er precies, wie zijn er bij betrokken, wat zijn hun kenmerken, wat is er over dit soort zaken bekend? Wat is het mechanisme erachter?

In dit verband mag ook niet vergeten worden, dat de basis voor het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie is gelegd door de American Jewisch Committee (AJC). De AJC maakte zich ernstig zorgen over de gang van zaken in bezet Europa. De informatie die men kreeg was uiterst verontrustend. Wat doe je dan? De AJC wendde zich tot wetenschappers. Men had een praktisch probleem dat opgelost diende te worden. Enerzijds gaf men de opdracht, anderzijds verschafte men de benodigde gelden. Dit leidde in 1950 tot de publicatie van The Authoritarian Personality (hier).

Wie de moeite neemt de verslagen van de AJC uit die beginperiode door te nemen, wordt getroffen door de extreme rationaliteit en zakelijkheid. Kennelijk zijn er bij discriminatie en agressie twee totaal verschillende responsen mogelijk. De normale reactie is een emotionele. Men wordt woedend en kwaad of verdrietig en passief. De andere reactie zou je kunnen omschrijven als: ijskoude observatie en koele berekening. Men probeert zijn emoties te onderdrukken en laat de perceptie en het brein overuren maken.

Een voorbeeld van een bèta die geconfronteerd werd met nepnieuws, was Richard Feynman. Hij benoemde het anders, namelijk als 'cargo cult science', maar in wezen gaat het om het zelfde. Ook hij koos niet de weg van de aanval, maar probeerde zich in het fenomeen te verdiepen en dat te bestuderen, waarbij zijn resultaten nog steeds overeind staan (hier).

Ook mensen als Abel Herzberg en Viktor Frankl volgden deze benadering nadat ze de concentratiekampen hadden overleefd. Herzberg gebruikte het motto Amor fati (Omarm het noodlot) als titel voor zijn boek. Het idee is dat je het noodlot niet moet mijden, maar juist moet bestuderen. Op die manier krijg je er greep op.

Frankl gebruikte zijn ervaringen in het kamp om zijn ideeën over zingeving te verduidelijken. In moeilijke omstandigheden zijn er twee opties. De emotionele route. Mensen worden of boos en agressief, of depressief. En de rationele route. Je stelt een zinnig probleem en probeert dat op te lossen. Door iets zinnigs te gaan doen, komen de problemen in een ander perspectief te staan. In feite omschrijft Frankl de twee uiteinden van de alfa-bètafactor zonder ooit van die term gehoord te hebben (hier).

Interessant in dit verband is ook de poging van Gerhard Durlacher een verklaring te vinden voor de Holocaust in zijn boek: Strepen aan de hemel. Blijkens de slotpassage stelt hij zich die vraag wel, hij ziet dus het belang van de vraag, maar blijkens het boek lukt het hem niet de kille blik van een bèta te ontwikkelen. De emoties en de wrok voeren de boventoon, waarna hij zich verliest in de schuldvraag. Terwijl iemand als Frankl onmiddellijk, nog in het kamp, het bijzondere van de situatie verwoordt en dat als een bijzondere kans interpreteert om menselijk gedrag te kunnen bestuderen. Kennelijk is de alfa-bètafactor dus inderdaad zeer bepalend op dit punt. De bètabenadering vereist een bepaalde manier van kijken, die voor alfa's lastig is.

Je kunt ervaringen met discriminatie en beschadigende verhalen ('mooie' verhalen en nepwetenschap) dus ook proberen te zien als iets interessants. Als iets dat informatie bevat over de ons omringende wereld. Waarom produceren mensen nepnieuws? Waarom geloven mensen nepnieuws? Wie die vragen kan beantwoorden, heeft ook de verklaring voor bijvoorbeeld de Holocaust geformuleerd. Dat zou ruim zeventig jaar na dato toch enige voldoening moeten geven.


Keeping up appearances

Wanneer alfa's nepnieuws zien als iets dat bestreden moet worden, terwijl bèta's nepnieuws zien als een fenomeen dat mogelijke belangrijke informatie over de wereld bevat en bestudeerd moet worden, kan dat alleen als alfa's een totaal andere benadering van informatie hebben dan bèta's.

In het ene geval wordt de 'foute' informatie gezien als iets dat bestreden moet worden. Als iets dat extreme maatregelen en eventueel geweld rechtvaardigt. In het andere geval wordt de 'foute' informatie gezien als iets dat mogelijk waarde bevat.

In feite wees Abel Herzberg daar ook al op, door op te merken dat nazi's (alfa's dus) vrijwel zonder uitzondering geestelijk leeg zijn. Ze missen inhoud. Ze zenden wel, maar nemen kennelijk niet of slechts beperkt op. Ze omarmen informatie of ze bestrijden die, maar ze nemen informatie niet echt op.

De intrigerende vraag is dan: wat is het verschil precies en waardoor ontstaat dat verschil? Wat me bijvoorbeeld opvalt in het verhaal over 'de strijd tegen het nepnieuws' is dat men heel veel gelooft, maar zich geen moment schijnt af te vragen, waarop men al dat geloof precies baseert. In zekere zin is dat de definitie van de alfa-bètafactor.

Een ander punt dat opvalt, is een bepaalde oppervlakkigheid. Men bestrijdt nepnieuws, maar men denkt verder geen seconde over dat begrip na. Men vraagt zich ook niet af, wat men precies wil bereiken. Nee, men strijdt tegen iets. Punt uit!

Een belangrijk punt is dat men binnen no time een prachtig verhaal geconstrueerd heeft en dat op grote schaal weet te verkopen. De analyse ontbreekt, de data ontbreken, van de cijfers maakt men een zootje, maar het verhaal is prachtig.

Dan is er die verbluffende snelheid. Men hoeft niets na te zoeken. Men hoeft niets te onderzoeken. Men produceert amper weerleggingen. Men geeft amper nepnieuws-berichten door. Maar ondanks dat, weet men bij voorbaat alles al zeker. Zo en zo zit het.

Een niet te missen punt, lijkt me ook, dat men zichzelf opwerpt als de grote bestrijders van nepnieuws. Dit zijn mensen met een missie, weliswaar een hopeloze missie, maar ze hebben toch zeker recht op respect voor hun dappere strijd! In werkelijkheid maakt men deel uit van de club die de troep doorgeeft.

Herzberg maakt in Amor fati nog een opmerking over nazi's. Hun glimmend gepoetste laarzen, hun smetteloze uiterlijk. Van binnen leeg, maar van buiten indrukwekkend. Het klinkt allemaal prachtig, maar wie de moeite neemt om te prikken, prikt er doorheen. Een prachtige bolster om een lege huls. In het Nederlands heet dat: schone schijn. In het Engels: keeping up appearances. Misschien is het beter om de alfa-reactie voortaan de 'Hyacinth-Bucket-reactie' te noemen.

In de volgende blogpost probeer ik verder in te gaan op de informatie die het VK-artikel over nepnieuws geeft. Ik kom dan ook terug op de duizend-dollar-vraag. Als toegift volgt een verklaring voor het postmodernisme.