dinsdag 26 maart 2019

Mijn 'ernstige psychose'


Laatst bijgewerkt 27-3-2019 om 0.33


Iedere dag dat je opstaat, begint de rest van je leven. Hoe lang je nog hebt, weet je niet, als je dus iets wilt doen, is het goed om het niet uit te stellen. Mijn goede voornemens krijgen vandaag echter al snel een stevige domper. Ik blijk een 'ernstige psychose' te hebben.

Ik weet, althans ik denk te weten, dat ik PTSD (Post Traumatic Stress Disorder) heb gehad. Ook niet helemaal niks. PTSD heeft een hoge mortaliteit, ondanks het gegeven dat het 'helemaal tussen de oren' zit. Verder heeft PTSD nog iets vreemds: het is objectief aantoonbaar. De symptomen en verschijnselen zijn objectief vaststelbaar.

Zo kon het ooit gebeuren, dat ik iemand die een PTSD-persoon (patiënt is een onnodig geladen uitdrukking) belachelijk maakte, kon geruststellen: hij had het zelf ook. Daarop kreeg ik de vraag, hoe ik dat wist, en begon de veteraan te huilen. Hoe wist ik dat? Door te kijken en te luisteren. Iemand die weet waarop hij moet letten, kan zich moeilijk vergissen in dit geval.

Hoe weet ik dat ik niet meer PTSD heb? Voor dat doel hebben we betrouwbare en gevalideerde vragenlijsten. Ik kwam tot de conclusie dat ik geen PTSD meer had, na het invullen van zo'n vragenlijst.

Het was mijn tweede (zelfhulp)boek en de uitkomst van de vragenlijst was duidelijk. En voor mijn idee klopte dat ook wel. Mijn eerste boek op dit gebied was van Albert Ellis: Rational Emotive Behavioral Therapy (hier).

Dat boek viel bij mij in vruchtbare aarde. Nadat ik het uit Amerika had laten komen, las ik er die zelfde avond een paar uurtjes in. Daarna gaf ik mezelf een klap voor de kop en begon ik mijn gedrag (pardon: mijn denken) bij te stellen. Dat laatste vergt natuurlijk een lange adem en gaat niet van de ene dag op de andere. Maar het idee was duidelijk. Door mijn theoretische en praktische ondergrond in gedragsanalyse viel het voor mij relatief gemakkelijk toe te passen.

Dus je zou denken: mooi. De PTSD overwonnen, althans zo weten te beteugelen dat het je functioneren niet langer inperkt. Integendeel, zou ik bijna zeggen. En dan krijg je impliciet meegedeeld dat je leidt aan een 'ernstige psychose'.

Wie zeggen dat? Niet Jan met de Pet. Het verhaal is afkomstig van Jean-Paul Selten (GGZ en Universiteit Maastricht), Lieuwe de Haan (AUMC) en Jim van Os (UMC Utrecht). Alle drie 'psychiater' en 'hoogleraar'. Dat ik dat tussen aanhalingstekens plaats, betekent dat het etiketten zijn die ze zelf hanteren. Bepaald niet niks dus.

'Jaarlijks ontwikkelen 3.000-4.000 Nederlanders een ernstige psychotische stoornis. De kans om ooit in je leven een ernstige psychose te krijgen bedraagt ongeveer 1 procent.' Dat schrijven ze in hun opinie-stuk in de Volkskrant van dinsdag, 26 maart 2019: Waarschuwing op zakje nederwiet.

Als iemand met een 'ernstige psychose' ben ik natuurlijk nogal achterdochtig. Klopt die uitspraak? Als we per jaar gemiddeld een 3.500 Nederlanders hebben met een psychose en je hebt een bevolking van 17 miljoen, dan zou ik ongeveer 1,6% verwachten (uitgaande van een groot leeftijdscohort dat 80 jaar leeft). Sommige mensen zullen vermoedelijk wel wat vaker een psychose ontwikkelen. Die ene procent kan dus prima kloppen.

Wanneer heb je een psychose? 'De patiënt meent bijvoorbeeld dat zijn computer wordt gehackt, dat er op de televisie over hem wordt gepraat en hoort stemmen van niet-aanwezige personen.' Duidelijk. Maar aan die criteria voldoe ik globaal.

Mijn blog is gehackt en dat is ook nog officieel vastgesteld door Google. We weten zelfs behoorlijk zeker welke overheidsinstantie daarvoor verantwoordelijk is. (Maar omdat die jongens in het buitenland soms ook wel goed werk doen, zullen we het ze maar niet al te zwaar aanrekenen.) Onze server is inmiddels tweemaal gehackt. En ook in een van die gevallen denk ik wel te weten, wie het was.

In de krant is uitgebreid en negatief geschreven over mij en mijn vrouw naar aanleiding van ons volledig 'foute' proefschrift, waarin wij het bestonden het aantal taalfouten in teksten van studenten objectief, valide en betrouwbaar te meten.

En ik ben in staat de stemmen te horen van mensen die in de andere kamer aanwezig zijn, dus niet hier. Mijn vrouw en mijn zoon hebben een nog aanmerkelijk beter gehoor. Soms denk je dat ze bijna door muren heen kunnen luisteren. Onze Duitse Herder verslaat echter vermoedelijk iedereen op dat punt. Ze hoort het al, als ik iets op grote afstand fluister. Ik vind dat vermogen om stemmen te horen van niet (in de kamer) aanwezige personen dus niet zo bijzonder. Maar goed, als psychiaters dat willen zien als bewijs voor een psychose, het zij zo.

Het enige punt in de omschrijving waar ik nog niet aan voldoe, is dat 'patiënt'. Maar als het enige verschil tussen de psychoticus en mij, is dat de ene bij de psychiater zit, en de andere niet, dan is de basis voor het onderscheid dus niet, wat men zegt dat het is. Sterker nog: wat men denkt, klopt kennelijk niet met de realiteit.

Nu kan men tegenwerpen, dat ik dat horen van stemmen, nogal anders zit te interpreteren dan men vermoedelijk bedoeld heeft. Daar zit wel iets in, maar ik meen mij ook te herinneren dat iemand een tijd geleden heeft uitgevogeld dat heel veel mensen (innerlijke) stemmen horen, terwijl die mensen verder normaal functioneren en niet bij de psychiater lopen.

In dat geval blijft mijn punt dus overeind staan. Wat is precies de objectieve evidentie voor het bestaan van die zogenaamde 'psychosen'? Ik begrijp dat het voor psychiaters een reuze handige term is. Plak er een etiket op en niemand stelt nog lastige vragen. Maar als empirisch wetenschapper heb je tot taak die vragen juist wel te stellen. Wat is de objectieve onderbouwing voor 'psychose'?

Het opinie-stuk stelt: 'Ernstige psychosen beginnen meestal tussen het 18de en 35ste jaar en gaan gepaard met aanzienlijke problemen.' Kennelijk is het dus zo, dat als er voor de psychiater 'aanzienlijke problemen' zijn, hij concludeert tot het bestaan van een 'psychose'. Met andere woorden: de problemen zijn er het eerst en daarna concludeert men tot een veronderstelde oorzaak.

De volgende zin in het stuk bevestig dat ook: 'De oorzaak is een combinatie van erfelijke en omgevingsfactoren.' We de zin kritisch leest, ziet dat de taal niet helemaal klopt. Mensen die slordig schrijven, zijn slordige denkers. Tussen slordig taalgebruik en autoritarisme lijkt een duidelijke koppeling te bestaan. Kennelijk zit men dus niet te 'denken', maar te 'babbelen'.

In ieder geval past die verklaring op alle mogelijke gedrag. Het is dus een volstrekt lege verklaring. Ontoetsbaar. Geleuter! Ook dat bevestigt dus de veronderstelling dat het kennelijk om gebabbel gaat.

Het stuk bevat echter wel een aanduiding voor de signalen op grond waarvan men concludeert tot 'psychose'. Namelijk deze: 'Aangezien de stemming en het functioneren in de jaren voor de eerste psychotische episode al achteruitgaan ...'  Men heeft het dus over de stemming waarin de persoon is en zijn functioneren. Dat zijn kennelijk de doorslaggevende determinanten om het etiket 'psychose' op iemand te plakken.

Maar stemming heeft te maken met emoties. En functioneren heeft te maken met de manier waarop iemand denkt. Beide criteria lijken duidelijk gekoppeld te zijn aan de alfa-bètafactor. 'En de boer (of bèta), die ploegde voort,' heet het. Terwijl alfa's focussen op emoties, strijd en overwinning. Verder zijn boeren (bèta's) in doorsnee behoorlijk nuchter, beweert men. Een gebrek aan nuchterheid lijkt echter juist typerend voor de psychoticus te zijn.

Het opinie-stuk gaat over het verband tussen wietgebruik en psychose. Dat verband lijkt er onmiskenbaar te zijn. Dat betekent echter nog niet automatisch dat het een oorzakelijk verband moet zijn. Lange mensen zijn zwaarder, maar als je meer gaat eten, word je wel zwaarder, maar niet langer. Het zou dus kunnen zijn dat mensen die al jong wiet (cannabis) gebruiken, dat vooral doen doordat ze een persoonlijkheid bezitten die autoritaristisch is en mogelijk ook nog sociaal-dominant. Wiet is gezellig en ontspant. Dat is precies wat autoritaristen zoeken.

De auteurs wijzen ook nadrukkelijk en terecht op dit punt. Alleen concluderen ze vervolgens dat minimaal beide verklaringen juist moet zijn. Misschien is het oorzakelijke verband niet alles bepalend, maar het zou wel bestaan. Mogelijk, maar hoe weet men dat zo zeker? Dat vermelden de auteurs niet.

De auteurs springen dus naar een conclusie zonder evidentie. Wie had het ook al weer over het horen van stemmen? Over verward zijn? Over dingen waarnemen die er niet zijn? Ik ben dus geneigd te denken, dat zaken beweren, zonder dat daar deugdelijke empirische evidentie voor bestaat, helemaal niet zo zeldzaam is. Ook psychiaters die schrijven over psychose lukt het niet, die valkuil te vermijden. Vermoedelijk is gewoon een groot deel van de bevolking volgens dat criterium 'psychotisch'. Men gelooft en denkt dingen, die er niet werkelijk zijn.

Ik denk dus dat we twee zaken duidelijk van elkaar moeten onderscheiden. Het eerste zijn de signalen waarop psychiaters het etiket 'psychose' gaan plakken. Zelf geloven ze, dat ze dat vooral doen, als iemand het contact met de realiteit kwijt is. Het beschikbare onderzoek ondersteunt volgens mij die conclusie niet echt. Ze denken dat ze focussen op factor A, maar in werkelijkheid laten ze zich leiden door factor B. Met andere woorden: ze weten zelf niet helemaal wat hun diagnose drijft. Over dit punt een andere keer meer.

Het tweede punt is dat een groot deel van de bevolking zaken gelooft en denkt, die niet gerelateerd zijn aan de harde werkelijkheid. Dat is verklaarbaar, logisch en volgt volledig uit het soortenmodel. Mensen in de alfacultuur leven in een groep, die hun gedrag en hun denken bepaalt. Hun denken is daardoor niet meer gerelateerd aan de objectieve werkelijkheid, maar wordt bepaald door de sociale werkelijkheid. Ze leven in een sociaal virtuele werkelijkheid.

Daarbij bestaat er een belangrijk verschil in de manier van denken tussen mensen die in de harde werkelijkheid leven en de mensen die in de sociale werkelijkheid leven. Om de sociale werkelijkheid te manipuleren, moeten we 'babbelen'. We moeten systeem 1 hanteren. We moeten via onze woorden andere mensen naar onze hand zetten. Het gaat er niet om, of het klopt wat we zeggen, het gaat erom, dat de ander in door ons in de gewenste richting worden geduwd.

Om de objectieve werkelijkheid te begrijpen, te voorspellen en te manipuleren, moeten we echter echt 'denken'. We moeten systeem 2 hanteren. We moeten langzaam en kritisch denken. We moeten focussen op: klopt alles nog steeds met de harde, objectieve werkelijkheid? Dat is iets totaal anders.





















maandag 25 maart 2019

Wat is een 'fascist'?



Laatst bijgewerkt 25-3-2019 om 23.01


Via een bericht in de mail werd ik geattendeerd op een stuk dat verscheel op de site Saltmines.nl. Het is getiteld: Noem Thierry Baudet geen fascist, en is geschreven door 'Repelsteeltje' (hier).

Omdat het stuk een heel aantal links geeft, naar mensen die precies het tegenovergestelde beweren, vond ik het de moeite waard te lezen. Helaas vond ik het stuk niet echt overtuigend. Het stuk dat men probeerde te weerleggen (dat Baudet wel een fascist is) vond ik zo mogelijk nog minder overtuigend.

Je zou denken dat Baudet of wel, of niet een fascist moet zijn. In dat geval zou dus in ieder geval één van beide auteurs zijn gelijk moet kunnen halen, maar kennelijk lukte dat op een of andere manier beiden niet.

Vervolgens liet ik me tot een reactie op de site van het artikel verleiden. Die reactie laat ik in bewerkte vorm met wat aanvullingen hier volgen.

-----

Wat is een ‘fascist’? Wanneer mag je iemand ‘fascist’ noemen? Over een (operationele) definitie van het woord ‘fascist’ bestaat geen overeenstemming. De een kan er dus dit onder verstaan, de ander dat.

Wanneer je echter uitgaat van het empirische onderzoek dat tijdens de Tweede Wereldoorlog is gestart naar nazi’s en de Holocaust, zie je dat we sinds kort weten dat ‘bevooroordeeldheid’ (het omarmen van vooroordelen) de variabele is, die het enthousiasme voor de strongman voorspelt. (Zie daarvoor mijn blogpost: https://stopdiscriminatie.blogspot.com/2017/12/wat-is-het-essentiele-verschil-tussen.html .) Bevooroordeeldheid is dus de maat om ‘fascisme’ te meten.

Verder heeft dat empirische onderzoek de twee onderliggende variabelen voor bevooroordeeldheid opgeleverd: autoritarisme en sociale dominantie. Die twee variabelen blijken samen de mate van bevooroordeeldheid vrijwel volledig te kunnen voorspellen. We weten dus ook wat mensen bevooroordeeld maakt. Wat ze drijft tot het omarmen van vooroordelen. Autoritarisme is de motivatie om veiligheid te vinden in een machtige groep. Sociale dominantie is de drijfveer om ten koste van alles in die groep zo hoog mogelijk te komen.

Van mensen die hoog scoren op die twee onderliggende variabelen, de zogenaamde double-highs, heeft het empirische onderzoek duidelijke eigenschappen opgeleverd. We weten dus vrij precies om wat voor soort gasten het gaat. Andere benamingen voor double-highs zijn: alfa’s en ‘men of words’.

De vraag waar het dus eigenlijk om gaat, is of Baudet zo’n double-high is. Is het iemand met een ‘mooi’ verhaal, die graag leider wil zijn van een machtige club en om dat doel te bereiken discriminerende uitspraken niet schuwt? Wel, wie een beetje thuis in het onderzoek naar discriminatie en agressie, zal daar niet aan twijfelen. Baudet is onmiskenbaar een double-high of alfa.

Wanneer je toch twijfelt, kun je zijn interviews en toespraken analyseren. Double-highs hebben een totaal ander taalgebruik dan hun tegenhangers, de double-lows (of bèta’s). Een belangrijk verschilpunt is de manier van de redeneren. Bevooroordeelde mensen redeneren vanuit hun geloof, hun overtuiging. De mensen aan de andere kant van het discriminatie--spectrum, de double-lows of bèta's, redeneren normaal vooral inductief. Vanuit waarnemingen naar een conclusie.

Mocht je inderdaad de interviews en toespraken van Baudet willen analyseren, dan geeft mijn blog een vijftal duidelijke punten waar je op moet letten (https://stopdiscriminatie.blogspot.com/2018/01/de-basic-five-van-discriminatieagressie.html).

Dit betekent dus dat Baudet graag strongman (dictator) wil zijn en dat hij extreem bevooroordeeld (racistisch) is.

Nu naar het betoog van Repelsteeltje. Op dat punt ben ik het eens met de reacties van Floris en Johan. Zijn verhaal overtuigt me niet echt, hoewel ik zijn conclusie wel deel. Het verhaal van Bram Ieven dat hij probeert te weerleggen, is mijns inziens nog minder overtuigend (hoewel ik dus tot dezelfde conclusie als Ieven kom).

Ieven definieert niet duidelijk wat hij precies onder ‘fascisme’ verstaat en kan daardoor ook nooit overtuigend aantonen dat Baudet inderdaad duidelijk ‘fascistische’ kenmerken heeft. Beide verhalen overtuigen me dus helaas niet.

Ik denk dat het probleem is, dat beide verhalen vooral uitgaan van wat de auteurs willen aantonen. Als dat inderdaad zo is, zou je verwachten dat beide auteurs last hebben van ‘bevooroordeeldheid’.

In het geval van Repelsteeltje verklaart dat, waarom hij op de partij van Baudet gestemd heeft. Dat klopt dan dus met de theorie. Het zijn bevooroordeelde mensen die op de strongman stemmen.

Maar het leuke is dan, dat Bram Ieven iemand anders verwijt ‘fascist’ te zijn, terwijl hij zelf kennelijk ook behoorlijk hoog op die factor scoort. De pot verwijt de ketel dat hij zwart kijkt.

Maar als je dan doordenkt, lijkt er iets mis te zijn met de theorie. Het zijn bevooroordeelde mensen die op de strongman stemmen. Maar Ieven bestrijdt de strongman juist. Hoe zit dat?

Bevooroordeelde mensen hebben drie eigenschappen. Allereerst zijn ze natuurlijk vooringenomen. Hun geloof bepaalt hun praten en hun acties. Ten tweede zijn ze autoritaristisch. Ze zoeken dus de bescherming van een machtige groep. Ten derde proberen ze in die groep zo hoog mogelijk te komen. Het zijn dus status-zoekers.

Ieven zit in een andere groep dan Baudet en zijn volgelingen. Zijn groep gelooft dat Baudet niet deugt. Daar zit mogelijk iets in, maar voor hem is dat slechts een geloofsovertuiging. Hij kan zijn overtuiging dus niet baseren op harde feiten. Het is voor hem slechts opinie.

Vervolgens wil hij graag hogerop komen. Dat is de reden om publiekelijk Baudet aan te vallen. De ene alfa bestrijdt de andere alfa. Tja, zo gaan die dingen.














dinsdag 19 maart 2019

De houding tegenover informatie verraadt de alfa


De vorige blogpost was getiteld: Fout pulpnieuws? De blogpost was naar aanleiding van een column in de Volkskrant waarbij de Volkskrant een soort gesprek aanging met twee makers van 'pulpnieuws', maar tegelijkertijd het commentaar opdiste van vermeende onderzoekers. In mijn opinie kloppen er in dat verhaal een aantal zaken niet en ik heb getracht die te verwoorden.

Het wordt dan snel een botsing van meningen. De een heeft deze opvatting, de ander die opvatting. De bedoeling is echter iets te leren, geleidelijk aan verder te komen op het gebied van het ontstaan van geloof. Valt er iets te leren uit die botsing van meningen?

Wat mij opvalt, is dat er twee totaal verschillende standpunten vallen te herkennen. Aan de ene kant denkt men in termen van 'goede' en 'foute' informatie. Daarbij is wat onduidelijk wanneer men informatie precies 'goed' of 'fout' vindt.

Standpunten die kennelijk niet overeen komen met het groepsstandpunt worden als 'fout' gezien. Standpunten waarvan men denkt, dat die overeenkomen met het groepsstandpunt worden als 'goed' gezien. Waarheid is een sociaal construct, gelooft men kennelijk. Men bepaalt samen wat wel en niet waar is. Informatie die 'fout' is, moet bestreden worden en uitgebannen. Het brengt mensen maar op 'foute' ideeën.

Het andere standpunt is dat mensen zelf moeten leren nadenken. Onzin moet kunnen, het is de taak van de lezer zelf zich te realiseren dat het om onzin (of fictie) gaat. In deze opvatting bestaat er geen foute informatie, maar is alle informatie welkom. De taak voor de lezer is die informatie eruit te destilleren.

Een soortgelijke tweedeling in standpunten viel ook al te zien bij de reacties op Mein Kampf. Autoritaristen willen dat boek verbieden, sceptici zien er geen probleem in, maar zien het juist als een belangrijke bron van informatie.

Dat lijkt in overeenstemming te zijn met wat uit het soortenmodel volgt. Mensen in de alfacultuur zijn geneigd teksten te zien als opdrachten. Als die opdracht van hun leiders komen, is die oké, als die van de tegenpartij komt, is die helemaal fout en moet die bestreden worden. Bèta's daarentegen zien informatie niet als opdracht, maar als informatie. De kunst is wat die informatie aan bruikbaars bevat, eruit te halen en te benutten.

Gaat het in het geval van deze tweedeling inderdaad om autoritarisme of is de variabele die het verschil uitmaakt in feite bevooroordeeldheid? Het gaat om het omarmen van onzinnige beweringen. Autoritaristen hebben het probleem dat ze het onzinnige van beweringen niet zien. Ik zou verwachten dat sociaal-dominanten (doeners) het verschil wel zien, maar indien het om een groepsstandpunt gaat, zich bliksemsnel aanpassen aan het groepsoordeel.

We moeten dus kennelijk onderscheid maken tussen neutrale onzin en onzin die door de groep geaccepteerd is als diepe (gevoelde) waarheid. Ik zou verwachten dat voor het omarmen van neutrale onzin autoritarisme de beste voorspeller zal zijn, terwijl voor door de groep geaccepteerde onzin (vooroordelen) bevooroordeeldheid de beste maat is.

Deze tweedeling verklaart ook waarom het vermogen tot zelf denken in het onderwijs vaak niet geleerd wordt, terwijl het tegenovergestelde wel wordt geleerd. Leerlingen leren niet om zelfstandig te denken of leren dat zelfs af, terwijl ze wel leren om klakkeloos na te praten.

De verklaring is dat docenten vaak alfa's zijn, afgaande op de resultaten van de Amerikaanse toelatingstests: ze zijn beter in taal, dan in zaken als rekenen en wiskunde. Maar alfa's denken associatief en geloven in prediking. Het idee is: zij vertellen het juiste verhaal, dat hoeven de leerlingen slechts te geloven om zalig te worden. De opvatting van Plato.

Zij denken dus niet zoals bèta's in termen van eindeloos oefenen en doen, maar in termen van goed en fout. Dit verklaart ook waarom onderwijs in het kader van agressie zo'n belangrijke en kwalijke rol speelt. Onderwijs trekt alfa's aan, die vervolgens de alfa-cultuur uitdragen en propageren. De basis voor discriminatie, agressie, oorlog en genocide.

Kennelijk is het dus zo, dat de houding tegenover informatie in beginsel verraadt met wat voor soort mens (alfa of bèta?) we te maken hebben. Klopt dat met wat we weten over bevooroordeeldheid? Bevooroordeeldheid is gedefinieerd als het omarmen van emotioneel geladen informatie die betrekking heeft op mensen en op niets gebaseerd is, behalve geklets en geroddel. Het klopt dus precies met wat men op grond van de definitie zou verwachten.

Dan zit er in de desbetreffende column een tweede interessant punt. De basis van de column is het geloof (het vooroordeel) dat producenten van nepnieuws (in dit geval betiteld als 'pulpnieuws') slecht zouden zijn. Nepnieuws deugt niet en dus deugen de producenten ook niet, is de onderliggende gedachte.

Dat is echter associatief gedacht en te kort door de bocht. Het hangt natuurlijk af van de vraag, wat men precies met dat nepnieuws probeert te realiseren. Wanneer de Geallieerden rond juni 1944 het gerucht verspreidden dat de echte invasie bij het Nauw van Calais plaats zou vinden, kan men dat moeilijks veroordelen, lijkt me. Hoe moet een leerling leren omgaan met nepnieuws als hij nooit met nepnieuws geoefend heeft?

Een derde interessant punt is dat de column illustreert, dat wie eenmaal een vooroordeel heeft binnengelaten, daar vaak (en zeker als men alfa is) niet meer vanaf komt. Dat lijkt ook begrijpelijk. Wie in een sociale context een heel verhaal ophangt van zo en zo zit het, beleeft sociaal gezien moeilijke momenten als men vervolgens moet zeggen: wat ik stelde, klopte niet. Ik heb me vergist. Het doel is juist over te komen als de alwetende expert, die men zonder nadenken absoluut kan vertrouwen.











donderdag 14 maart 2019

Fout pulpnieuws?


De Volkskrant van maandag, 11 maart 2019, biedt nog meer interessants voor deze blog. Op pagina 17 doet de krant verslag van een gesprek met twee 'makers van pulpnieuws'.

Wanneer je even daarvoor in dezelfde krant een groot interview tegengekomen bent dat thuis hoort in de categorie 'mooie' verhalen, wekt die term 'pulpnieuws' bij mij enige bevreemding. Het idee is kennelijk dat de verhalen die de krant brengt 'waar' nieuws vormen, terwijl verhalen die andere media brengen 'fout' nieuws zijn. Geloof ons, maar niet die foute anderen!

Als sceptische lezer geloof ik echter liever niet, maar hoor ik graag wat iedereen te vertellen heeft. Wat ik vervolgens op grond van het vertelde geloof, bepaal ik graag zelf. Ik geloof dus niet bij voorbaat al die verhalen. Het hanteren van emotioneel geladen termen als 'pulpnieuws' maakt het er daarbij niet beter op.

De eerste zin van de column overwint echter al mijn bezwaren: "'Mensen in groepsverband', zegt Bob, 'kunnen heel dom zijn.'" (Het eerste enkele aanhalingsteken in de krant is bij de opmaak weggelaten, ik heb het toegevoegd.)

Dat is precies zoals het is, denk ik. Het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie levert de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid) op. De essentie van die factor is dat de mensen in de alfacultuur onderdeel uitmaken van de machtige groep, die in hun veiligheid en bestaan voorziet, terwijl de bèta's zelf hun kostje bij elkaar moeten scharrelen in een gevaarlijke wereld. Mensen in de alfacultuur leven in de groep, worden onderdeel van die groep en verliezen daardoor hun verstand, hun ratio. Ze denken zelf niet meer na, maar zijn onderdeel geworden van de groep. Ze worden daardoor uitermate dom. Misschien niet in beginsel, maar wel in de praktijk.

De tweede zin van de column is al even waar. "'Daar helpen geen wetten tegen of algoritmes', zegt Dennis. 'Het begint ermee dat ze zelf [moeten] leren denken.'" Daar komt het inderdaad op neer, denk ik. Zo simpel is het. Het medicijn tegen irrationeel geloof is leren zelfstandig na te denken.

De Volkskrant praat met de mensen van Texelvrienden.nl (hier), een sociaal platform. Dennis omschrijft hun vak als bereik maken. Zijn kennis komt niet uit boeken, maar het is: "'doen, doen, doen'".

Vervolgens wordt 'pulpnieuws' ter sprake gebracht. De column meldt: ''Pulpnieuws is zo groot geworden constateerden de Leidse onderzoekers Alexander Pleijter en Peter Burger, dat het serieuze journalistiek wegdrukt uit de sociale media en berooft van advertentiegeld."

Als je die zin oppervlakkig leest, staat er: pulpnieuws is fout nieuws. Als je die zin sceptisch leest, staat er: de auteur hanteert een emotioneel geladen term en beroept zich vervolgens op dubieuze autoriteiten. Vervolgens komt er een emotioneel geladen adjectief en een emotioneel geladen werkwoord en alsof dat allemaal nog niet genoeg is, volgt er dan nog: 'berooft van advertentiegeld'. Er wordt dus een forse uitspraak gedaan, die sterke emoties oproept, zonder feitelijke onderbouwing. Wie had het ook alweer over 'pulpnieuws'?

Dennis reageert met: wij maken geen pulpnieuws, maar wij maken entertainment. Wow, nu zitten we in een meningsverschil over termen. Dat komt ervan, als je in het wilde weg met emotioneel geladen termen begint te smijten.

De Nederlandstalige Wikipedia vermeldt: "Pulp (ook wel pulp fiction of triviaallectuur genoemd) is de benaming voor een reeks goedkope fictie-tijdschriften die werden gepubliceerd van de jaren 20 tot de jaren 50 van de 20e eeuw. Tegenwoordig wordt de term ook gebruikt voor de massale print van paperbacks in de jaren 50." De term 'pulpnieuws' betekent dus kennelijk zoveel als: goedkoop nieuws, dat bedoeld is als entertainment. Verder suggereert de term 'pulp' dat dat nieuws ook fictie mag zijn.

Wie dus kijkt naar de gebruikelijke betekenis van de termen, moet concluderen dat Dennis gelijk heeft en de zogenaamde onderzoekers er een potje van gemaakt hebben. Ze wilden kennelijk vooral een 'mooi' verhaal produceren om zichzelf te promoten en bedachten in dat kader een nieuwe term voor nepnieuws: 'pulpnieuws'. Kennelijk bedoelde men 'nepnieuws', maar wilde men daar een nieuw onbekend woord voor hanteren.

Dit steeds weer bedenken van nieuwe termen is een bekend verschijnsel in autoritaristische kringen. Door het hanteren van een term roept die geleidelijk minder emoties op. In gedragstheoretische termen: er treedt extinctie op. Het emotionele effect van de term gaat verloren. Maar 'men of words' willen via taal juist sterke emoties oproepen. Verder moeten ze aandacht, want zonder aandacht van hun publiek heeft hun propaganda geen effect. Dat probleem wordt opgelost door steeds weer nieuwe termen voor hetzelfde begrip te bedenken.

Een hedendaags voorbeeld op het gebied van discriminatie/agressie is het vervangen van de term 'fascisme' door 'populisme'. Fascisme heeft een sterk negatieve gevoelswaarde. Iemand die het woord hanteert, komt daardoor gemakkelijk negatief over. Het is een fout woord geworden. De nieuwe term 'populisme' mist die negatieve lading en heeft als voordeel dat niemand precies weet wat het betekent. Dat wekt interesse, want andere mensen in de groep willen wel graag mee kunnen blijven kletsen. Pardon: discussiëren.

Waarom produceren 'onderzoekers' liever een 'mooi' verhaal dan een feitelijk verhaal? Het produceren van 'mooie' verhalen gaat vele malen sneller dan het produceren van goed en degelijk onderzoek. Of zoals Bob Altemeyer ooit opmerkte tijdens zijn veertigjarige zoektocht naar een deugdelijke operationalisatie voor autoritarisme: toen pas leerde ik de betekenis van het woord 're-search'. Het is letterlijk: 'opnieuw zoeken'.

Maar sociaal gezien levert dat eindeloze zoeken doorgaans weinig erkenning op. Altemeyer kan met smaak vertellen over de voortdurend brieven van de universiteit die hij kreeg met voorstellen voor 'early retirement'. Ook vermeldt hij dat al zijn promovendi inmiddels belangrijk meer carrière hebben gemaakt dan hij. Serieus onderzoek doen in de sociale wetenschappen vergt dus een hoge tol. Al die problemen vermijdt men, door zich te beperken tot de productie van 'mooie' verhalen. Het doel is niet langer uit te zoeken, hoe iets precies werkt, maar het doel is te scoren met een indrukwekkend artikel of een 'mooi' verhaal.

Terug naar pulpnieuws. Dennis omschrijft de activiteiten van Texelvrienden.nl. als volgt. De berichten schrijf jezelf of laat je schrijven door ingehuurde freelancers. Of door eigen personeel. Vervolgens gaat het erom, hoe je die berichten onder de aandacht krijgt. Je bent de hele tijd op zoek naar proppers, mensen die op een pleintje staan en mensen het restaurant induwen. Facebook is zo'n propper. Zo zoek je voortdurend proppers. Vervolgens maken de kliks die het bericht genereert, het mogelijk advertenties te slijten en onder de aandacht te brengen.

Deze handelswijze lijkt me precies overeen te komen met wat kranten doen. Vroeger vormden de advertentie-inkomsten een groot deel van hun omzet. Tegenwoordig hebben ze op die manier veel minder advertenties en gaat het dus om een kleiner deel van de totale inkomsten. Daarbij valt me op dat moderne kranten wel erg vaak redactionele artikelen plaatsen, die in feite advertorials zijn. Boekbesprekingen zijn een voorbeeld, ronkende interviews met auteurs, maar ik ken ook voorbeelden dat instellingen ronkend in het zonnetje worden gezet. De normen zijn in dit opzicht bepaald niet meer, wat ze vroeger waren.

Verder geldt voor de verhalen die de krant wel plaatst, dat tegenwoordig een zeer groot deel opinie is. Men beperkt zich dus al lang niet meer tot harde informatie, maar produceert hele verhalen over wat men allemaal denkt, gelooft en vindt. Een groot deel van de moderne kranten bestaat uit gebabbel. Wanneer men harde informatie brengt, klopt die ook nog eens vaak niet, maar zelf schijnt men daar een blinde vlek voor te hebben.

Terug naar de column. De auteur kan het idee dat 'pulpnieuws' fout nieuws is, echter niet meer uit zijn hoofd krijgen. Dat idee (of 'mooie' verhaal) zit er nu eenmaal in, en zoals bekend, laat het zich dan vrijwel niet meer verwijderen. Hij belt de 'Leidse onderzoeker' Peter Burger om een weerwoord te horen op dit relaas.

"Alles wat pulpnieuwsmakers doen is het maximaliseren van clicks, zegt Peter Burger als ik hem bel, en hoe dat precies gaat blijft duister. 'Wij zien een onderscheid tussen de echte nare types, en types als Dennis, die vrij open is. Maar hij heeft zich wel verrijkt door werk van anderen te gebruiken.'"

Wow, er blijft iets 'duister' voor deze zogenaamde onderzoeker. Mijn idee als onderzoeker is dat we maar heel weinig weten. We leven dus in grote duisternis, maar om het etiket 'duister' te koppelen aan een persoon, heeft niets meer met onderzoek te maken. Wel, met leuteren, babbelen en kletsen. Allemaal dingen die haaks staan op serieus onderzoek doen.

De VK voert vervolgens 'de minister van desinformatie' op. Ik moet bekennen dat dat voor mij ook nieuw was. Ik wist niet dat we al een speciale minister voor dat 'probleem' hadden. Hij blijkt Kasja Ollongren (D66) te bedoelen, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Iemand die niet altijd even doordachte standpunten ventileert, naar ik mij meen te herinneren.

Is het inderdaad de taak van de minister van Binnenlandse Zaken om iets te doen aan het nepnieuwsprobleem, voor zover dat bestaat? Is het de bedoeling de binnenlandse pers volledig aan banden te leggen? In Rusland schijnt men op dit punt al belangrijk verder te zijn, dus mogelijk kan Ollongren daar horen, hoe dat moet.

Wat zouden de mensen van Texelvrienden.nl de minister adviseren? "Dennis: 'Begin op de basisschool. Wat leren de kinderen daar nou over internet? Leer ze onderscheid maken, bronnen herkennen.' Bob: 'Dan kunnen mensen zelf besluiten: geloof ik dit, of niet.'"

Dat lijkt me opnieuw een verstandige uitspraak. Het probleem is niet nepnieuws, maar het feit dat mensen niet langer kunnen omgaan met nepnieuws. En dat probleem moet niet opgelost worden door de minister van Binnenlandse Zaken, maar vormt een taak voor het onderwijs.

Dus een taak waar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de voorzet voor zou moeten geven. En dan formuleer ik het aardig, want strikt genomen had het natuurlijk nooit zover mogen komen met het Nederlandse Onderwijs-Systeem. Dat het wel zover gekomen is, suggereert dat opeenvolgende ministers van Onderwijs uit hun neus hebben zitten eten. Ze zijn kennelijk vooral politiek druk geweest, maar hebben het Nederlandse Onderwijs-Systeem op dit punt vergaand laten versloffen.









dinsdag 12 maart 2019

Opnieuw precies hetzelfde verhaal



Laatst bijgewerkt 13-3-2019 om 2.23


In de Volkskrant van vanochtend (11 maart 2019) zie ik op pagina 12 en 13 een 'prachtig' verhaal staan van Fokke Obbema. Ik twijfel bij de voorgaande zin even: moet 'prachtig' nu wel of niet tussen aanhalingstekens. Het is een prachtig verhaal, denk ik als schrijvende blogger, maar het is tegelijkertijd ook een 'prachtig' verhaal om te geloven. Beter geformuleerd: het is een verhaal dat bedoeld is voor gelovigen, maar niet voor sceptici. Die maken er, vrees ik, gehakt van en dat gehakt ruikt.

Het interview is getiteld: 'Het nut van de dood is dat je 's ochtends opstaat'. Prachtige titel, toch? Die verhalen over de zin van het leven lees ik niet altijd. Maar in dit geval word ik het verhaal ingetrokken door de eerste zin: 'Yfke Metz heeft jeuk, 24 uur per dag.' De hele dag jeuk hebben is niet niks, maar in dit geval roept die melding bij mij een herinnering op.

Ruim vijftig jaar geleden was ik aanwezig bij een urenlang gesprek tussen mijn vader en een vrouw. Eigenlijk was het geen gesprek, maar meer een monoloog. Ik denk achteraf, dat mijn vader niet goed wist, hoe hij moest omgaan met deze situatie. Hij wilde niet onfatsoenlijk zijn, hij wilde niet bot zijn, iets dat hij onbedoeld vaak wel was, en daarom luisterde hij maar. En ik zat er toevallig bij als jong mens en deed, wat ik geacht werd te doen. Ik luisterde geduldig. Het was een vreemd verhaal en daarom zoog ik de informatie zo goed mogelijk op.

Wat mij intrigeerde aan het urenlange verhaal dat ik toen aanhoorde, was dat ik het niet goed kon plaatsen. Het was alsof ik het niet begreep. Het was alsof ik de pointe miste.

Maar wat ik toen niet miste, en ook moeilijk kon missen, was de jeuk. Die vreselijke jeuk. Die jeuk die de hele dag doorging. Die jeuk waar de dokters geen oplossing voor hadden. Die jeuk die je leven bepaalde. Dat levenslange lijden dat je kennelijk om een of andere reden door een hogere macht is opgelegd.

Het verhaal dat ik toen, meer dan vijftig jaar geleden, hoorde, lees ik vandaag opnieuw in de Volkskrant. Precies hetzelfde verhaal. Natuurlijk zijn de bewoordingen niet exact gelijk, maar het verhaal is in wezen niet veranderd.

Wanneer je tweemaal precies hetzelfde verhaal denkt te horen, met een tussenperiode van meer dan vijftig jaar, en dan verteld door totaal verschillende mensen, is dat interessant. Hoe is het mogelijk dat die twee verhalen zo precies hetzelfde lijken te zijn? Komt het door die jeuk?

Dan is er nog iets, dat ik in dit geval moeilijk kan missen. Het lijkt ook om soortgelijke persoonlijkheden te gaan. Het gaat in beide gevallen kennelijk om sociaal-dominante vrouwen met een sterk 'gelovige' (autoritaristische) inslag. Om vrouwelijke alfa's dus. Om vrouwelijke 'men of words'.

Gaat het in dit geval inderdaad om een 'mooi' verhaal (vooroordeel)? Het verhaal is niet gebaseerd op harde feiten of deugdelijke evidentie. Het verhaal gaat niet over zaken, maar over mensen, namelijk de persoon die het brengt. Het verhaal bevat emotie: het diepe lijden door de voortdurende jeuk. En die emotie is gericht: de vertelster moet heel erg lijden, maar is ondanks dat toch ook heel erg flink. In beide gevallen gaat het dus om de productie van vooroordelen.

Dat klinkt vrij hard, maar het zijn vooral alfa's die weinig consideratie hebben met zwakkere medemensen. Het is dus goed om de zaken niet, zoals alfa's graag doen, om te draaien. Zij zijn de mensen die leuterverhalen vertellen en dat doen ze niet, omdat ze het beste met de wereld voor hebben.

Zijn er inderdaad meer aanwijzingen dat het in het geval van Y.M. om een alfa gaat? Haar vader was beroepsmilitair. Over haar moeder wordt vermeld: "behorend tot de 'Gereformeerde Kerken vrijgemaakt', een orthodoxe stroming.'"

In haar jeugd stond Y.M. weleens met haar hoofd tegen de muur te bonken, vertelt ze. Haar moeder was dan bang dat ze een einde aan haar leven zou maken, maar zelf heeft ze die gedachte nooit gehad. Volgens Y.M geeft dat aan, hoeveel jeuk ze toen had, maar voor die stelling is geen objectieve evidentie. Meer jonge dames proberen zichzelf te beschadigingen mits de omgeving daar sterk genoeg op reageert.

Artsen konden niets anders aanbieden tegen de jeuk dan hormoonzalf. Maar het aanbrengen deed ontzettende pijn. Dat lijkt me een vreemd verhaal. Je kunt je nog voorstellen dat een zalf niet goed uitwerkt. Maar het is moeilijk voorstelbaar dat het aanbrengen van een zalf ontzettende pijn kan doen. De pijnsensaties van Y.M. moeten dus niet al te letterlijk worden opgevat. En dan klopt het: voor dat soort problemen hebben artsen geen echte oplossingen.

Y.M. leed echter bepaald niet in stilte. Bij het aanbrengen van de hormoonzalf krijste ze het hele huis bij elkaar. Iedereen moest en zou weten, dat ze vreselijke pijn leed.

Interessant is ook het terug redeneren. Ze krijste het hele huis bij elkaar, en de oorzaak was natuurlijk het aanbrengen van die kwalijke hormoonzalf. Van Skinner, operant gedrag en het ABC-model heeft ze kennelijk nog nooit gehoord.

Ze heeft volgens eigen zeggen darmproblemen en vervolgens stelt de dermatoloog (?): "'Je moet er maar mee leren leven'." Zij vindt dat een "'een wrange grap'", want juist dat kon zij niet meer. Pardon? Heeft Obbema met haar geest gesproken? Ik zou veronderstellen dat ze er nog steeds is, dus kennelijk heeft ze inderdaad gedaan, wat de dermatoloog stelde.

Ze bedoelt met andere woorden: de dermatoloog had haar probleem serieus moeten nemen en duidelijk moeten maken, dat je zo eigenlijk niet kon verder leven.

Ik stelde eerder dat het een prachtige titel is: 'Het nut van de dood is dat je 's ochtends opstaat'. Maar als je er langer naar kijkt, zie je dat het een zin is die qua betekenis niet klopt. Ik sta iedere ochtend op, maar zonder dat ik daarvoor dood hoef te gaan. Stel dat ik besluit om in bed te blijven liggen. Op een bepaald moment wil je koffie, je wilt iets eten, je wilt afleiding. Kortom: het is een volstrekte onzin-bewering. Slechts bedoeld om emoties op te roepen.

De interviews van Obbema bevatten ook altijd een leestip: een boek dat de geïnterviewde mag aanbevelen. Y.M. beveelt De kracht van kwetsbaarheid van Brené Brown aan. Ze zegt daarover: "Ik heb van haar geleerd dat schaamte in het donker groeit. Door erover te vertellen en het dus in het licht te zetten, kan het verdwijnen. Dat is bij mij gebeurd."

Dat is weer een 'prachtig' verhaal. Het beeld dat onderzoek oplevert over double-highs (over alfa's) roept echter het beeld op van mensen die geen schaamte kennen. Anders geformuleerd: het zijn mensen zonder geweten. Voor hen telt slechts het resultaat voor het eigen ik. De consequenties van hun handelen voor anderen, bestaan in hun optiek niet. Ze vinden die consequenties irrelevant. Het idee is: na ons de zondvloed. Het 'mooie' verhaal is voor hen het instrument om de wereld naar hun hand te zetten. Dat lukt niet bij iedereen, maar wel bij de 'gelovigen', het autoritaristische deel van de samenleving.

Wat moet je nu concluderen uit zo'n verhaal? Is het verkeerd dat de Volkskrant zo'n verhaal over maar liefst twee pagina's brengt? Deze blogpost zou zonder dat artikel in de Volkskrant niet mogelijk zijn geweest. Gezien vanuit deze blog was het dus een informatief artikel.

Is het verkeerd om dit soort verhalen te vertellen? Alfa's zullen er zijn zo lang we de zegeningen van de landbouw plukken. En dat betekent ook, dat dit soort verhalen er altijd zullen blijven.

Het probleem met dit verhaal is de interpretatie. Het verhaal valt op twee totaal verschillende manieren te interpreteren. We kunnen het kritiekloos geloven, maar we kunnen het ook sceptisch analyseren en vragen naar de feitelijke onderbouwing. De vraag waar het om gaat, is dus: accepteert men het verhaal of verwerpt men de strekking? Je zou misschien ook kunnen zeggen: hanteert men systeem 1 of hanteert men systeem 2 voor de interpretatie?

Wat is het antwoord? Hoe ligt die verhouding? Op dit punt heb ik natuurlijk geen harde data. Mijn inschatting is echter dat veel mensen zo'n verhaal kritiekloos accepteren.

Waarom denk ik dat? Allereerst is er het gegeven dat de krant dit soort verhalen prominent brengt. Dat doet men vast niet om de sceptische lezers tevreden te houden. Dat wijst er ook op, dat de betrokken journalisten en redacteuren zelf het probleem niet meer zien. Dan is er de overweldigende populariteit van dit soort verhalen op de tv en in de boeken die verkocht worden. Er is dus kennelijk een grote markt voor.

En het lijkt alsof die markt steeds groter wordt. Wanneer dit soort verhalen op grote schaal probleemloos geaccepteerd worden in een samenleving, suggereert dat, dat het percentage 'gelovigen' steeds groter wordt, en het percentage 'sceptici' steeds kleiner. In dat geval wordt het percentage mensen dat systeem 2 nog kan hanteren, geleidelijk aan steeds kleiner. De irrationaliteit in de samenleving wordt steeds minder afgeremd in dat geval door het gezonde verstand. Dat voorspelt weinig goeds. Het zou mooi zijn als ik ongelijk had of als we het tij konden keren.














vrijdag 8 maart 2019

Hoe onstaat een jihadist of gelovige?


In de Volkskrant van vandaag (7 maart 2019) breekt Keyvan Shahbazi zich het hoofd over de vraag: hoe ontstaat een jihadist? Shahbazi is cultureel psycholoog, werkt bij de Politie-academie en moest ooit zelf vluchten voor een totalitair regiem. Wat zegt Shahbazi?

De titel van zijn artikel luidt: Waar ging het mis met jihadi's? Ik citeer: "Waar ging het mis met de jihadisten die de vrijheid, veiligheid en rechtsstatelijkheid van de westerse samenlevingen hebben ingeruild voor de kwaadaardigheid van de gangs als Al Qaida of IS? Wat zochten ze bij hen dat ze bij ons niet hadden?" Het antwoord dat het om het 'ware geloof' zou gaan, vindt hij niet overtuigend. Het geloof is slechts een vehikel, stelt hij. Een scootmobiel om de gekneusde zielen van A naar B te brengen. Een scootmobiel om de gekneusde zielen daar te brengen, waar ze willen zijn. Maar wat maakt dat iemand zich aangetrokken voelt tot het 'ware geloof'?

Hij merkt dan op dat de behoefte aan zingeving slechts een deel van het antwoord is. Ik denk dat hij hier te voorzichtig is. Zingeving is een methode die Viktor Frankl aanbeveelt om lijden dragelijk te maken. Wie bezig is iets nuttigs te volbrengen, kan veel meer verdragen, dan iemand die alle ellende ontvlucht door te vluchten in zijn droomwereld. Dat was, wat Frankl gezien dacht te hebben en op die observatie bouwde hij vervolgens zijn 'therapie'. Bovendien kon hij zijn wijsheid in het concentratiekamp op zichzelf toepassen en zo vrij overtuigend demonstreren.

Maar inmiddels weten we meer, we hebben het soortenmodel. Het basisonderscheid in het soortenmodel is tussen alfa's en bèta's. De alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid, agressie) is de centrale variabele van het soortenmodel. De meest agressieve personen komen in beginsel in de alfacultuur het hoogst, als ze geluk hebben, wat natuurlijk niet altijd het geval is.

Tussen alfa's en bèta's bestaan belangrijke verschillen. Een belangrijk verschil is dat bèta's gewend zijn om te gaan met stress (moeilijke en bedreigende omstandigheden) en dat hun methode om te overleven bestaat uit iets nuttigs gaan doen. Ze maken zichzelf als het ware onmisbaar. Je kunt de tuinman wel een mens van niks vinden, maar zo lang hij zorgt voor een prachtige tuin, zou je gek zijn om hem af te maken.

Mensen in de alfacultuur reageren echter emotioneel op stress. Hun basisreactie is strijd en verbaliseren. Bij stress praten alfa's zichzelf en anderen dus de hemel of de hel in. In dat verband is de opmerking die volgens het verhaal Herodus gemaakt zou hebben tegen een leider van de op handen zijnde Joodse opstand me bijgebleven. Ze keken vanaf het dak van het paleis uit over de Middellandse Zee. Hij zegt dan: waar is uw vloot, waar zijn uw legioenen? De aspirant-opstandelingen hebben niets van dat alles, maar geloven heilig dat hun tomeloze inzet en enthousiasme de overwinning zullen brengen. Het zou -- als zo vaak -- anders lopen.

Mensen in een alfacultuur zoeken het dus in strijd en niet in productie. Verder is in moderne landbouwsamenlevingen al snel drie vierde of meer van de bevolking onderdeel van de alfacultuur. Mensen worden dus niet strijder, omdat ze zo graag boer willen zijn. Nee, in beginsel zijn ze voorbestemd voor de strijd. En het is hun om het even: welke strijd.

Shahbazi merkt vervolgens mijns inziens terecht op, dat deze jongeren gelokt worden door te anticiperen op hun verlangens: geborgenheid, verbondenheid en warme, affectieve verwantschap. In feite: broederschap. Ja, gewone gelovigen (strijders, slaven) zoeken geborgenheid in de groep.

De doeners willen echter in het leven ten koste van alles iets belangrijks worden. Die geborgenheid zal hun worst zijn. En de alfa's willen beide: ze willen de geborgenheid van de groep en ze willen de almachtige heerser zijn. Het idee dat het alleen om de geborgenheid van de groep zou gaan, is dus niet in alle gevallen correct.

Maar waarom zoekt een 'gewone gelovige' de geborgenheid van de groep? Shahbazi veronderstelt dan het volgende. "Ze bieden een balsem voor de verwondingen die ze hebben opgelopen door een problematische emotionele hechting in hun vormingsjaren. Gemis van een warm nest is het meest opvallende kenmerk van veel jihadisten zoals de broers Kouachi. Zo zijn velen van de Nederlandse jihadisten opgegroeid, als het zoveelste kind, in een disfunctionerend of gebroken gezin met een (geestelijk) afwezige vader; eerst uitgewrongen achter een lopende band, en daarna uitgespuugd in het isolement van werkeloosheid."

Opgroeien in een warm gezin is voor een kind natuurlijk belangrijk. Ik wil dat niet bestrijden. Maar Kaïn en Abel groeiden op in hetzelfde gezin, terwijl -- volgens het Bijbelverhaal -- toch echt Kaïn was, die Abel doodsloeg. Het ene kind was een succesvolle boer, het andere kind draaide zijn hand niet om voor moord als hem dat zo uitkwam.

Nu is deze vergelijking niet helemaal eerlijk, want afgaande op het Bijbelverhaal was Kaïn een duidelijke alfa, terwijl het bij jihadisten in het simpelste geval ook kan gaan om 'gewone gelovigen'. Ik ben er echter niet bij voorbaat van overtuigd dat de opvoeding op dit punt alles bepaalt. Zelfs niet als we ons beperken tot de gelovigen, tot de autoritaristen. Ik wil graag geloven dat erfelijkheid op dit punt geen enkele rol speelt, maar pas nadat ik overtuigende data gezien heb. En tot nu toe, zijn die er bij mijn weten niet.

Het is dus niet zo, dat ik die hypothese van 'ze misten als kind een veilige en positieve omgeving' bij voorbaat afwijs. Nee, het zal vast wel een factor zijn, die meespeelt. Maar het is vermoedelijk niet de enige factor.

De vraag echter, waar het eigenlijk om gaat, is: hoe kun je iemand behoeden om dat pad van het 'ware geloof' op te gaan? Hoe kun je mensen leren wat minder gemakkelijk allerhande onzin te omarmen?

Bij jagers/verzamelaars speelt de harde natuur een belangrijke rol. Maar zonder die harde natuur, in een rijke samenleving, is er geen enkele reden om niet in allerhande onzin te geloven. We ontwikkelen ons rationele denken pas na eindeloze interactie met de harde natuur. Een manier om dat te simuleren, is bijvoorbeeld schaak te gaan spelen. Of te gamen tegen de computer. Of wiskunde-sommen te maken. Of rekensommen. Of puzzels op te lossen.

Nog effectiever is vermoedelijk: gericht oefenen met het analyseren van informatie. Iets wat men tot nu toe in het onderwijs overwegend als overbodig ziet. Teksten bevatten echter informatie en het is de kunst die eruit te halen. Er is tot nu toe geen enkele reden om te veronderstellen dat mensen met oefenen zich die kunst niet eigen zouden kunnen maken.

In ieder geval is dat een benadering die geprobeerd kan worden en waarvan de effectiviteit in beginsel vrij eenvoudig vastgesteld kan worden. Je wilt een verschuiving bereiken op de alfa-bètafactor. Een factor die op heel veel verschillende manieren bepaald kan worden.

Wie naar het huidige onderwijs kijkt, ziet dat dat vaak precies tegenovergesteld werkt. Onderwijs is vooral luisteren naar een verhaal en daar wat kreten uit oppikken. En vermoedelijk heeft onderwijs altijd al op die foute manier gewerkt. Het leidt mensen niet op tot kritisch en rationeel denkende mensen, maar tot napratende robots, die absoluut niet weten, wat ze precies aan het doen zijn. Het accent in het onderwijs ligt niet op nadenken, maar op napraten. De opzet van de Heidelbergse catechismus was ook de opzet van het onderwijs, zoals dat ontstaan is na de uitvinding van de landbouw.















dinsdag 5 maart 2019

De schuldige jihadist en de falende overheid


In de Volkskrant van vandaag (4/3/2019) kom ik een interview tegen met Yago R. Op de voorpagina heb ik dan al kunnen lezen: IS-strijder krijgt geen hulp uit Nederland. Kennelijk was het budget van het Ministerie van Buitenlandse Zaken even op: geen geld om van die handige Toyota pickup-trucks te sturen, zoals men even eerder nog wel meende te moeten doen.

Waarom zal de Nederlandse overheid niets ondernemen om deze Arnhemse Syriëganger terug te halen naar Nederland, terwijl men even eerder voor vele miljoenen hulpgoederen afgleverde aan dubieuze organisaties in het Midden-Oosten? Het verschil is het verhaal. Die vele miljoenen hulpgoederen werden afgeleverd, omdat men de democratie in het Midden-Oosten wilde versterken. Een nobel doel, maar om dat doel te bereiken moest men beide ogen potdicht knijpen en heel lang stijf dicht houden. En toen men ze tenslotte opendeed, bleken de hulpgoederen wel afgeleverd te zijn, maar de democratie nergens te bekennen.

Het verhaal van Yago R. is echter marketing-technisch gezien veel minder aansprekend. Hij is een 'foute' Syriëganger. Iemand die willens en wetens lid is geworden van de terreurorganisatie IS. Dat een minister terreurorganisaties met vele miljoenen steunt, is geen terreur, maar beleid. De simpele ziel die het echter in zijn hoofd haalt op een of andere manier in IS-gebied verzeild te raken, is onmiskenbaar een gevaarlijke terrorist. Geen twijfel mogelijk!

Wat vertelt het interview? De titel luidt: 'Op internet maakte IS er een mooi plaatje van. Ze boden het hele pakket'. Het verhaal van Yago R. is vrij simpel. Hij is opgegroeid in een doorsnee Nederlands gezin in Arnhem.

Zijn ouders waren geen moslim. Vervolgens krijgt hij een lange relatie met een moslima. Hij wil met haar trouwen, maar zij wil alleen als hij eerst moslim wordt. Hij verdiept zich vervolgens op internet in de Islam en denkt, dat het een mooi geloof is. Vervolgens is hij moslim geworden. Daarna liep de relatie met de moslima kapot, maar inmiddels is hij wel moslim geworden.

In Arnhem, bij de Marokkaanse moskee vindt hij vriendschap. Hij gaat bijna dagelijks naar de moskee. Als moslim-Nederlander word je in Nederland nooit volledig geaccepteerd. Nederlanders vinden zoiets toch wat vreemd. De moskee-groep vormde vermoedelijk een warm bad, denk ik (MvE).

Na de Syrische opstand ziet de moskee-groep de mensen lijden. Ze schreeuwden om hulp. 'Wij wilden ze helpen, als moslimbroeders.' En: 'Op internet maken ze er een mooi plaatje van. Uiteindelijk bleek dat dus niet waar te zijn.'

Het is alsof je de minister hoort praten. Het leek allemaal zo mooi: de democratie in het Midden-Oosten met Nederlands geld tot leven brengen. Uiteindelijk bleek het dus niet zo te gaan. Voor sommige mensen zijn dit zaken die ze niet aan zien komen. Mijn vader had het vroeger bij NSB'ers over: 'mensen met een vreemde kronkel in de hersens'. Ze waren niet in staat rechtlijnig te denken. Het waren mensen waarbij '1+1' niet automatisch '2' leverde. Vreemd, vond mijn vader, maar dat was nu eenmaal, hoe het was.

De Volkskrant vraagt: 'Jij reisde eind 2014 naar IS-gebied. Toen was al van alles bekend over gruwelijke executies, onthoofdingen van hulpverleners en journalisten?' Yago R. antwoordt: 'Daar had ik geen idee van. Maar journalisten onthoofden . . . Ja, het is oorlog. In een oorlog gebeuren er dingen die niet horen te gebeuren. Bloedvergieten van onschuldigen en dergelijke, daar had ik geen benul van.'

In IS-gebied had Yago geen keuze meer. Hij is in Kobani strijder geweest. 'Je hebt geen keuze. Wat moet je doen? Kijk, als jij niet voor de Staat werkt? Geen geld. Geen eten. De gevangenis. Zelfs de doodstraf. Je hebt gewoon geen keuze behalve voor de Staat te werken.'

In Raqqa is Yago R. door IS aangeklaagd, omdat hij een spion zou zijn voor de Nederlandse overheid. 'Wat natuurlijk niet waar is.' Hij heeft ongeveer zeven maanden vastgezeten in de gevangenis onder het voetbalstadion in Raqqa. 'Daar denk ik liever niet aan terug. Maar het heeft maanden geduurd voordat mijn armen weer werkten. En ik kon amper lopen.'

Deze blog gaat over discriminatie en agressie. IS is een typisch voorbeeld van een machtige groep, een fascistische club. Klopt wat Yago R. vertelt met het soortenmodel?

Volgens het soortenmodel zijn er slechts vier mogelijkheden. Yago R. is: bèta, gewoon gelovige, doener, of alfa. Als bèta heb je niks met clubs en zeker niet met fascistische clubs. Yago R. hoort dus typisch thuis in de alfacultuur. Uit de relatie met de moslima blijkt dat hij niet sociaal-dominant is. Zij verplichtte hem om zich te bekeren, wat hij vervolgens braaf deed. De enige mogelijkheid die dan overblijft is die van gewone gelovige.

Yago R. is qua persoonlijkheidsstructuur een volgzame gelovige, een strijder. (Je zou zelfs kunnen zeggen: een slaaf.) Iemand die zelf niet nadenkt, maar gelooft, wat hem verteld en opgedragen wordt. Dat klopt ook met de rest van het interview. Hij hanteert de taal slordig. Hij denkt associatief: aan de moeilijke periode in de gevangenis denkt hij liever niet terug. Hij gelooft bij voorbaat het IS-promotiemateriaal. Zijn ambitie is beperkt. Hij wil rustig leven. Geef hem zijn brood en vertel hem, wat hij moet doen, en hij is tevreden.

Wat is het verschil met onze minister? Ministers zijn politici: men of words. Ze hebben een prachtig verhaal en doen -- net als andere gelovigen -- doorgaans geen donder. Yago R. heeft niet een prachtig verhaal en als je hem opdraagt, iets te doen, doet hij dat gewoon. Verder is er misschien geen duidelijk verschil. Toch wel. Alfa's of 'men of words' scoren veel hoger op bevooroordeeldheid, agressie dus. Ze zijn vele malen gevaarlijker dan gewone gelovigen.

Een belangrijke overeenkomst in het verhaal van beiden, lijkt me dat vage en 'mooie' doel. Een bèta wil een concreet probleem. Maar in dit geval hebben beiden een of ander vaag en gigantisch doel, dat neerkomt op het helpen van andere mensen, die daar helemaal niet rechtstreeks om gevraagd hebben. Het is niet een lekker concreet doel in de trant van je buurman even een middag helpen. Nee, het is een groots doel. De minister wil democratie brengen in een wereld waar die niet bestond. Yago R. wil zijn hulpbehoevende geloofsgenoten in een ver land te hulp schieten. Hier in Nederland is alles perfect en valt voor hem niets meer te doen. Op naar het Midden-Oosten!

Vervolgens viel het helpen wat tegen. Het doet denken aan de kruistochten lang geleden. We wilden het Heilige Land redden van de Heidenen, maar uiteindelijk liep het allemaal uit op vooral veel bloedvergieten en viel het allemaal wat tegen.

Yago R. is in Nederland bij verstek veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie. Is dat terecht? Misschien wel, maar de Nederlandse politici die zorgden dat het Srebrenica-debacle kon plaatsvinden, zijn tot nu toe nooit veroordeeld. Waarom zij niet en Yago R. wel? En wat te denken van de Nederlandse regering in de jaren dertig, die bewust niets deed, toen het nog wel kon en op die manier de moord op ongeveer 100.000 Joodse landgenoten mogelijk maakte?

Deze blog gaat echter niet over iets vaags als de schuldvraag, maar over -- in beginsel -- toetsbare antwoorden op vragen naar discriminatie en agressie. Hoe zou je kunnen voorkomen dat dit soort zaken gebeurt? Een minister kun je in toom houden door te zorgen dat zijn onkritische achterban wat kritischer wordt.  De strijders en gelovigen in die onkritische achterban, zouden we dus moeten proberen wat kritischer te maken. Zo dat ze niet meer in ieder leuk ogend reclamefilmpje tuinen.

Is dat bij Yago R. inderdaad gebeurd? Yago R. heeft in Nederland jarenlang onderwijs genoten. Heeft men in die periode serieus geprobeerd te zorgen voor ontwikkeling van het kritische denken? De verhalen uit onderwijsland zijn prachtig, maar wie naar de feiten (de metingen, de toetsresultaten) kijkt, slaat de schrik om het hart. Er is geen enkele evidentie dat de Nederlandse overheid, die wel het onderwijs van Yago R. volledig naar zich toe heeft getrokken en daar dus verantwoordelijk voor was, inderdaad enige bewuste inspanning geleverd heeft om te zorgen dat zijn kritische denken ontwikkeld werd.

De autoriteiten vinden het al te veel moeite om te zorgen dat leerlingen de eigen moedertaal op een redelijk niveau beheersen. Als je je moedertaal niet beheerst en niet eens nauwkeurig kunt lezen (iets wat bij herhaling gevonden wordt bij eerstejaars studenten), hoe kun je dan verwachten dat iemand kritisch leert denken? Men heeft op dit punt dus geen enkele inspanning geleverd, hoewel men die wel had moeten leveren.

De evidentie die in deze blog tot nu toe naar voren is gekomen, is dat we met de alfa-reactie geen problemen hebben. De samenleving zit zo in elkaar dat die automatisch geoefend wordt. Verder is er voor die reactie ook niet veel oefening nodig. Het is een reactie die sterk in ons verankerd ligt. Het is een ingebouwde, automatische reactie.

Voor de bèta-reactie, het kritische denken, geldt dat echter niet. Kritisch en rationeel denken moet moeizaam geleerd worden in eindeloze interactie met de harde natuur. Een land dat te beroerd is om te zorgen dat zijn jonge mensen kritisch denken leren, zegt in feite: wij zijn rijp voor een dictatuur. Wat is er mis met een dictator?

Wanneer ik me dus wat verdiep in het geval van Yago R., dan denk ik dat het beter is om kinderen bewust en gericht te trainen in kritisch denken. Dat is beter dan ze eerst te laten uitreizen en ze daarna te veroordelen.

Is het mogelijk om kritisch denken gericht te trainen, zodat de training ook werkelijk effectief is? Op dit moment weten we dat niet echt zeker. Maar als het mogelijk is mensen in korte tijd een belangrijk betere taalbeheersing bij te brengen van de moedertaal (zoals mijn vrouw en ik aantoonden in ons proefschrift), dan zal het met kritisch denken ook wel lukken, denk ik. Dat is niet een gigantisch, groots probleem, maar een concreet probleem, dat met wat moeite en inzet prima valt op te lossen.

Het lastige is alleen: dan ligt de fout niet bij de ander, maar bij onszelf. En dat is niet leuk om te horen, want dan moeten we zelf in actie komen.
















vrijdag 1 maart 2019

Het mooie van wanen, geloof en vooroordelen


Laatst bijgewerkt 1-3-2019 om 14.55


De psychiater -- in mijn vorige blogpost -- ziet iedere verbale uiting die ook maar enigszins afwijkt van zijn eigen opvattingen, als een duidelijk teken dat het weer helemaal mis dreigt te gaan. Mensen zouden moeten ophouden met het ontwikkelen van 'foute' ideeën en alleen nog dingen moeten zeggen, die hij oké vindt. Als ze dat niet doen, zijn ze duidelijk psychotisch en moeten ze levenslang -- onder zijn toezicht en leiding -- antipsychotica slikken, vindt hij. Op die manier kunnen ze het moeilijke bestaan dan toch net bolwerken, gelooft hij.

De waan of het geloof van de psychiater is uitermate handig. Het verschaft de man een royaal en prettig bestaan.

In de blogpost daarvoor focuste ik op een 'factcheck' waarin van alles beweerd werd, zonder dat men over deugdelijke evidentie beschikte. De journalist in kwestie moest een stukje produceren en dan neem je het soms niet al te nauw met de beschikbare feiten. De tijd is krap, het stukje moet af, de krant moet vol. De productie van die lariekoek verschaft de man een royaal bestaan. En uiteraard gelooft hij zelf heilig in de juistheid van de zaken die hij beweerd heeft.

De samenleving zit kennelijk zo in elkaar, dat we vaak in situaties zitten, waarin we maar iets proberen te zeggen, dat bij onze toehoorders de juiste snaar weet te raken, zonder dat we ons bekommeren om de feitelijke onderbouwing van onze uitspraken.

Mensen die bij elkaar zijn, gaan babbelen en normaal is feitelijke juistheid dan iets dat er het eerste bij inschiet. Het 'mooie' verhaal doet het in zo'n situatie nu eenmaal beter en valt belangrijk sneller te produceren dan het feitelijk juiste verhaal, waar vaak niemand op zit te wachten.

Afgaande op deze twee voorbeelden is het zo, dat mensen bepaalde verhalen geloven om op die manier voordeel te behalen. A geloof dat B hem nog duizend euro schuldig is, niet omdat B dat wel of niet geleend heeft, maar omdat dat geloof duizend euro kan opleveren.

En het lijkt begrijpelijk dat A in zo'n geval absoluut zeker van zijn zaak is. Het heeft geen zin een of andere wilde vordering te presenteren als: misschien bent u mij nog duizend euro schuldig, maar helemaal zeker ben ik niet. Die enorme zekerheid lijkt een andere indicatie te zijn van irrationeel geloof.

Nu zijn dit natuurlijk slechts twee gevallen. Is het plausibel dat wanen, geloof en vooroordelen bedoeld zijn voordeel op te leveren? Ik zou verwachten van wel. Volgens het ABC-model van de gedragsanalyse doen we (de B van Behavior in het model) dingen in reactie op de situatie (de A van Antecedents in het model) om positieve gevolgen op te wekken (de C van Consequences in het model).

We geloven dus niet zo maar, maar om positieve consequenties te bemachtigen of negatieve consequenties te beëindigen. Een voorbeeld van dit laatste: we zullen je martelen tot je bekent! Wat doen mensen in zo'n situatie tenslotte?

Met negatieve consequenties is nog wel iets bijzonders aan de hand. Ons normale gedragssysteem lijkt vooral te focussen op de positieve consequenties. We hebben moeite met negatieve informatie. Dat het viaduct mooi is, telt wel, dan dat het viaduct ieder moment kan instorten, telt niet. We leren normaal niet van onze fouten.

De verklaring daarvoor is dat we systeem 1 hanteren: het emotionele systeem. De positieve informatie wordt gekoppeld aan de response die vooraf ging. De negatieve informatie leidt tot een emotionele reactie van woede en boosheid, die na verloop van tijd uitdooft. Het effect van de positieve bekrachtiging beklijft, het effect van de negatieve informatie verdwijnt. (Straf werkt niet als negatieve bekrachtiging! Het roep slechts emotionele effecten op.)

Dit is de reden waardoor zeedijken na verloop van tijd altijd weer bezwijken. Onderhoud van een zeedijk vergt voortdurende inspanning, maar na een kleine vermindering van die inspanning gaat het nog steeds goed. Geleidelijk aan wordt het onderhoud daardoor steeds verder verminderd tot het tenslotte fout gaat. De positieve gevolgen werken wel, maar de negatieve slechts tijdelijk.

In een situatie waarin iemand langdurig gemarteld wordt, wordt die situatie het nieuwe normaal. In die omstandigheden worden daardoor alle acties die leiden tot vermindering van het martelen positief en dus bekrachtigd. Dit kan en zal vaak leiden tot de gewenste bekentenis.

Ik zou verwachten dat wanen, geloof en vooroordelen gebaseerd zijn op systeem 1. Informatie dat de waan, het geloof of het vooroordeel niet klopt, wordt niet verwerkt, maar leidt slechts tot tijdelijke onderdrukking van de response. Zodra het emotionele effect voorbij is, keert het geloof in dezelfde sterkte terug.

Dit verklaart ook een derde aspect van geloof: het laat zich niet of nauwelijks wijzigen. Wie eenmaal geleerd heeft dat de X niet deugen, kan dat nooit weer ontleren. De informatie dat dat geloof niet klopt, is negatief en wordt daardoor niet verwerkt. (Resetten van jihad-strijders moeten we voorlopig met een korrel zout nemen.)

Hoe lukt het bèta's dan wanen, geloof en vooroordelen wel te beteugelen (zoals bekend is uit onderzoek naar bevooroordeeldheid)? Ik denk dat bèta's daar een heel scala van technieken voor inzetten. Allereerst zijn ze voorzichtiger met het accepteren van allerhande beweringen. Ten tweede checken ze voortdurend zaken die ze al denken te weten.

Ten derde verwerken bèta's negatieve informatie anders. Voor bèta's is negatieve informatie juist uiterst relevante informatie. Zij geloven in: amor fati. Omarm het lot. Wanneer dingen niet gaan, zoals de bedoeling was, bevatten ze belangrijke informatie en verdienen ze uitgebreide bestudering. Bèta's zijn daardoor in staat van hun fouten te leren.

Een vierde punt is dat bèta's emoties proberen te onderdrukken en te vermijden. Emoties tasten hun oordeelsvorming aan en worden daarom onderdrukt.

Meer in het algemeen: bèta's hanteren sneller en gemakkelijker systeem 2: het systeem van rationeel nadenken.

Waarom hanteren bèta's vaker systeem 2, terwijl alfa's vooral systeem 1 hanteren? Alfa's leven in een sociale omgeving waarin snelheid van reageren van levensbelang kan zijn. Tijd om rustig en uitgebreid na te denken, is er vaak niet. Het accent ligt op actie. In een sociale omgeving heeft degene die het eerste handelt, een belangrijk voordeel. Systeem 1 is dan de beste optie. Bèta's leven in een harde, fysische omgeving waarin de juistheid en niet de snelheid, van de reactie van levensbelang is. Systeem 2 is dan de aangewezen optie.

Samenvattend:
1. mensen geloven, omdat dat voordeel oplevert (het geloof wordt sociaal bekrachtigd);
2. als mensen geloven zijn ze volstrekt zeker (er is geen twijfel mogelijk);
3. als mensen geloven zijn ze niet blijvend van hun geloof af te brengen;
4. negatieve informatie heeft geen blijvende invloed op het geloof van mensen;
5. geloof is gebaseerd op het snelle systeem 1 (het emotionele systeem) dat babbelen, kletsen en borrelpraat aanstuurt.

Dat vooroordelen en geloof voordeel opleveren, wordt overigens ook al gesuggereerd door de term 'bevooroordeeldheid'. Dit woord en de synoniemen daarvan (vooringenomen, partijdig, eenzijdig, subjectief en gekleurd, hier) suggereren dat het gaat om oordelen waar men zelf beter van wordt.