zondag 26 mei 2019

Roos Vonk wil dat we onze 'waarden volgen', maar het door haar vermelde onderzoek blijkt geen onderzoek te zijn


Laatst bewerkt op 2-6-2019 om 2.07


Nadat ik mijn blogpost over het probleem van te veel irrationele mensen (hier) vrijwel had afgerond, stuitte ik in een oude Volkskrant (18 mei 2019) op een artikel van Roos Vonk (hier en hier). Ze wil dat we niet blindelings onze emoties volgen. Iets dat me heel verstandig lijkt, maar als ik haar goed begrijp, moeten we ook niet ons verstand volgen. Wat dan wel?

Ik had het artikel van Vonk al eerder gezien en veronderstelde toen op grond van mijn eerste indruk dat het vermoedelijk voor mij niet informatief zou zijn. In zekere zin is dat misschien ook wel zo, maar als je beter kijkt, is het ook een heel merkwaardig en intrigerend artikel.

De introductie-tekst bij het artikel luidt:
"Ons gevoel is een slecht kompas voor de lange termijn, betoogt Roos Vonk. Vaar er daarom niet blind op (ook niet bij de Europese verkiezingen)."

We kunnen rationaliteit meten via bevooroordeeldheid (de alfa-bètafactor). Aan de ene kant van die factor ligt het kille, zakelijke, feitgerichte denken, aan de andere kant het gevoelsmatige, irrationele, agressieve schreeuwen vanuit je eigen gelijk. Als je dus stelling neemt tegen het blindelings volgen van je emoties, zou je verwachten dat er maar één duidelijk alternatief is. Ik was geneigd te denken dat Vonk een rationele benadering voorstaat.

Maar is dat wel zo? De intrigerende vraag die na bestudering van het artikel bij me opkwam, was: wat propageert Vonk nu precies als alternatief voor die emotionele benadering? Op dit punt werd haar stuk namelijk merkwaardig vaag.

Ze schrijft bijvoorbeeld:
"Volg je je gevoel, dan zijn meestal de oerinstincten de baas – zoals bij alle dieren. Dieren waarvan we zeggen dat ze worden gestuurd door ‘domme instincten’. Wij hebben het vermogen daarboven uit te stijgen, en als we dat benutten wordt onze blik ruimer en komen onze waarden in beeld – bijvoorbeeld compassie, rechtvaardigheid, eerlijkheid, duurzaamheid, respect, trouw en loyaliteit. Waarden hangen samen met wat voor mens we willen zijn, hoe we met elkaar en met de wereld willen omgaan. Zolang de regie ligt bij de kleuter, die is gericht op wat we willen hebben, krijgen onze waarden – gericht op wie we willen zijn – geen kans om richting te geven aan ons gedrag."
Waarden die ons gedrag sturen? Hoe moet ik me dat voorstellen? Hoe kan ik die waarden meten? Wat is hun voorspellende waarde? En waarden zouden aangeven, wat we willen zijn? Maar ik heb helemaal niet de behoefte om iets te willen zijn.

Ik ben -- maatschappelijk gezien -- een 'foute' man, maar iedere 'foute' man die ik gekend heb en ken, wilde eigenlijk maar één ding: geen 'foute' man zijn. Veel 'foute' mannen worden om die reden 'vrouw', voor zover dat technisch en sociaal mogelijk is. Zelf geloof ik daar niet zo in. Vergelijk het met een Jood tijdens de bezetting. Je probeert op alle mogelijke manieren aan te tonen dat je eigenlijk helemaal geen Jood bent. Het hele begrip 'Jood' zegt je misschien niets, maar toch heb je er voortdurend mee te maken en daarom wil je tot het uiterste gaan, om maar aan te tonen dat je geen 'Jood' bent.

Oké, laten we het advies van Vonk volgen. Ik focus op wie ik wil zijn. Ik zou dan graag geen 'foute' man willen zijn. Dan focus ik op een bepaalde maatschappelijke status die ik graag wil hebben. Maar als ik haar citaat goed begrijp, wil ik dan iets hebben en dan krijgt juist de kleuter in mij de overhand. En die kleuter zou juist niet de regie moeten hebben. Het is nogal een tegenstrijdig verhaal.

Ik wil iets hebben: een bepaalde status. Wel, probeer die status als 'foute' man maar eens te bereiken door je gedrag. Dat zal niet lukken. De ervaring leert dat dat een onmogelijke missie wordt. Mijn idee is dus: maak je niet druk over wat je bent of wilt zijn, maar probeer te zijn. Probeer te leven en te overleven. De statistiek voor transgenders is in dat opzicht duidelijk genoeg: dat valt helemaal niet mee.

Laat ik in de huid van iemand anders kruipen. Iemand die ik goed ken. Die persoon wil graag rijk zijn en belangrijk en liefst mooi. Dat zijn voor haar drie belangrijke waardes. Het zijn zaken die voor haar waardevol zijn, waar ze veel voor over heeft om die te bereiken. Maar rijk zijn betekent dat je veel geld tot je beschikking hebt. Je wilt dus hebben. Belangrijk zijn betekent dat je een belangrijke positie hebt. Gaat dus ook om hebben. En mooi zijn betekent dat je een mooi gezicht hebt, een mooi lijf en de vaardigheid en kunde hebt om die goed te presenteren. Al die drie waarden resulteren er dus in dat je iets wilt hebben. Maar als je graag iets wilt hebben, dat je niet hebt, ga je je doodongelukkig voelen. Het geluk ligt immers verderop. Je kunt pas gelukkig worden als je die drie begeerde waarden bemachtigd hebt.

Ik ben het eens met het pleidooi van Vonk om emoties niet blindelings te gaan volgen, maar het idee dat je dan zou moeten focussen op iets als 'waarden' lijkt me geleuter. De gebruikelijke tegenstelling met emoties is de rede, onze rationele, denkende kant. Volg niet onmiddellijk je gevoel, maar probeer eerst even na te denken. Handel niet instinctief, maar schakel dat domme brein even in, als je dat nog kunt. Ondanks stug en stevig zoeken, kon ik niet duidelijk krijgen wat Vonk precies zag als alternatief voor het blindelings volgen van je emoties.

Wanneer je als empirisch wetenschapper vat wilt krijgen op een lastig stuk, is de leidende vraag: op welke empirische data baseert de auteur zich precies? Empirische wetenschap is uiteindelijk altijd gebaseerd op waarnemingen. De kunst is dus de onderliggende waarnemingen te destilleren. Ik vroeg me af, welk onderzoek precies de grondslag vormde voor het wat vage gepraat over 'waarden' die richting zouden geven aan ons gedrag.

De versie van het artikel in de krant vermeldt: "De gehanteerde bronnen bij dit artikel zijn te raadplegen via de digitale versie op volkskrant.nl." Je steekt een heel verhaal in de krant af. In totaal heeft de Volkskrant drie hele pagina's voor het epistel uitgetrokken. En dan is het noemen van een enkele bron opeens te veel moeite? Terwijl het artikel zonder zo'n bron duidelijk in de lucht zweeft. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt.

In de digitale versie tel ik vijf links. Iets van een expliciete verwijzing naar enige bron was dus kennelijk ook in deze digitale versie te veel moeite. Goed, ik volg de links.

De eerste link volgt hier:
"Tot op zekere hoogte is die emancipatie van het gevoel gezond. Onderzoek laat zien dat het onderdrukken van gevoelens lichamelijke stressreacties geeft en cognitieve prestaties kan belemmeren."
Hoewel in de tekst van Vonk wordt gesproken over 'onderzoek', gaat het artikel in deze link in werkelijkheid niet om onderzoek maar om een 'indrukwekkend' verhaal dat verkocht wordt als wetenschap. Het is wetenschappelijk geleuter. Heel imponerend voor een leek, maar met onderzoek heeft het weinig van doen.

De tweede link werd zo gebracht:
"Een ander probleem is dat emoties (een specifieke vorm van de algemenere term ‘gevoelens’) een blikvernauwing veroorzaken. Ze beheersen vaak alles wat er in je omgaat; je bent gefixeerd op één doel en negeert alles wat daar niet direct mee te maken heeft. In oorsprong heeft dit een adaptieve functie. Emoties zijn sterk verbonden met instincten die, net als bij alle dieren, het lust-onlustprincipe volgen: benaderen wat prettig voelt, vermijden wat ongerief geeft. Instincten zijn gericht op het hier en nu. Het is van overlevingswaarde om voedsel direct naar binnen te snaaien als je niet weet of er morgen nog genoeg is."
Voor het artikel dat deze link oplevert, geldt precies hetzelfde als voor de eerste link. Het is een indrukwekkend verhaal dat gebracht wordt als wetenschap, maar niets of weinig van doen heeft met empirisch onderzoek. Het is in ieder geval geen onderzoek.

De derde link stond in dit stuk tekst:
"Een ander effect van de dominante invloed van het gevoel is dat ongemakkelijke waarheden over de gevolgen van ons graai- en snaaigedrag (denk aan klimaat, milieu en biodiversiteit) moeilijk doordringen tot ons brein. Vaak sluiten mensen zich af van onprettige informatie; ze klikken het weg of worden boos op de boodschapper. Rationeel zou zijn álle informatie over een onderwerp te vergaren, ook – of juist – informatie die tegen je mening of je belangen indruist. Maar, in de woorden van de Engelse chirurg en filosoof Wilfred Trotter, ons brein ‘houdt net zo weinig van vreemde ideeën als het lichaam van vreemde eiwitten, en verzet zich ertegen met vergelijkbare energie’. Dat verzet tegen onwelgevallige feiten is een reactie op de onplezierige gevoelens die opkomen wanneer informatie je voorkeursconclusie tegenspreekt. Met als gevolg dat je nooit iets nieuws leert."
Deze link leidt naar een stuk op psychologytoday.com: Why people ignore facts (hier). Ook dit stuk kun je moeilijk als onderzoek omschrijven. Wel bevat dit populaire artikel veel andere links. Ik denk dat de belangrijkste reden voor Vonk om dit artikel te linken, mogelijk de eerste verwijzing (link) was: het boek The Enigma of Reason. Een filosofische tekst over rationaliteit die ook nog eens aantoonbaar onjuist is (in strijd met de empirisch bekende gegevens).

Bevat de vierde link dan een verwijzing naar onderzoek? De vierde link werd zo gebracht:
"Volg je je gevoel, dan zijn meestal de oerinstincten de baas – zoals bij alle dieren. Dieren waarvan we zeggen dat ze worden gestuurd door ‘domme instincten’. Wij hebben het vermogen daarboven uit te stijgen, en als we dat benutten wordt onze blik ruimer en komen onze waarden in beeld – bijvoorbeeld compassie, rechtvaardigheid, eerlijkheid, duurzaamheid, respect, trouw en loyaliteit. Waarden hangen samen met wat voor mens we willen zijn, hoe we met elkaar en met de wereld willen omgaan. Zolang de regie ligt bij de kleuter, die is gericht op wat we willen hebben, krijgen onze waarden – gericht op wie we willen zijn – geen kans om richting te geven aan ons gedrag."
Eindelijk onderbouwing voor het idee dat onze 'waarden' (hoe meet je die precies?) bepalend zijn voor ons gedrag, hoop je. De link blijkt naar een eerdere column van Vonk te leiden (hier) getiteld: Van ‘wat wil ik hebben’naar ‘wie wil ik zijn?’  Verschenen in Psychologie Magazin, mei 2013. Ik kan daar met de beste wil van de wereld moeilijk iets van onderzoek in zien. Het lijkt me eerder nogal een vaag, onduidelijk verhaal. Prachtige kretologie, leuk misschien voor de Viva, maar moeilijk serieus te nemen.

Gelukkig hebben we nog een vijfde link. De vijfde link blijkt naar een AD-clip te leiden, waarin Mark Rutte stelt dat het leven wel leuk moet blijven. Ik laat hier de tekst volgen.
"Bedenk dat we het hebben over een soort die zichzelf een uitzonderlijk vermogen tot rationele en morele keuzen toedicht – en terecht: we zijn heel goed in staat de lange termijn en het grotere geheel mee te wegen. Maar we dóén het vaak niet. Persoonlijke kortetermijnbelangen wegen zwaarder, en dan komt het goed uit dat ons ‘recht op geluk’ breed geaccepteerd is en niemand dat egoïsme afkeurt. De mens is een kuddedier. Als anderen niet het roer omgooien om klimaat en biodiversiteit te redden, dan hoeft dat blijkbaar niet. Onze minister-president bevestigt dat: het leven ‘moet wel leuk blijven’ en we moeten ‘niet voorop lopen’ met klimaatdoelen, we hebben nog alle tijd. In weerwil van het enorme belang dat we hechten aan onze persoonlijke keuzevrijheid, worden onze keuzen in feite sterk beïnvloed door wat gangbaar is en wat anderen zeggen en doen. Zo is een samenzwering van onbenulligheid ontstaan. Impliciet, ook door te zwijgen over ongemakkelijke feiten, vertellen we elkaar dat onze genoegens en pleziertjes geen probleem zijn."

Wie de moeite neemt haar links na te trekken, vindt imponerende verhalen, maar geen onderzoek. De strekking van haar verhaal: we moeten ons niet laten leiden door onze emoties, maar door onze waarden. Maar zodra je precies wilt weten, hoe je je dat alternatief moet voorstellen, wordt het allemaal vaag. Vervolgens blijkt het hele verhaal ook nog eens geen enkele empirische onderbouwing te hebben, terwijl ze juist suggereert die wel te hebben. Het doet een beetje denken aan de benadering van Stapel, maar dan belangrijk minder doortrapt. En misschien wel een stuk brutaler.

Het is allemaal prachtig proza dat er misschien bij de doorsnee Viva-lezer ingaat als gesneden koek (ik vond dat vroeger overigens een leuk blad), maar voorlopig is het ook niets meer dan dat. Geleuter, bullshit, populair gebabbel, dat iedere onderzoeksmatige onderbouwing ontbeert.

Dat iemand in een hoog ontwikkeld land als Nederland voor dergelijk geleuter drie volle bladzijden in de krant krijgt, lijkt me geen goed teken. Dat een Nederlandse hoogleraar sociale psychologie dergelijke onzin uitkraamt, is een ander veeg teken. Kennelijk is het een groot deel van onze bevolking niet langer gegeven door dergelijk geleuter, bullshit en populair gebabbel heen te kijken.

Met andere woorden: je verwacht dat dit deel van de bevolking hoog scoort op de alfa-bètafactor. Ze evalueren teksten niet via het kritisch, rationele systeem 2, maar via het automatisch werkende emotionele systeem 1. Ze laten zich volledig leiden door hun emoties. Het klinkt goed, dan moet het goed zijn.

Als zeilinstructeurs hadden we vroeger de anekdote over de motorbootvaarders die het niet meer wisten in een lastige situatie. Wat ze volgens het verhaal dan plachten te doen: de ogen dicht en volle kracht vooruit. Om aan de bedreigende situatie te ontsnappen, was het sluiten van de ogen de snelste oplossing en door volle kracht vooruit te geven, was de situatie even later totaal anders als je je ogen weer opende. Maar helaas niet altijd beter.
















Venezuela als voorbeeld van onvoldoende rationaliteit


Als je problemen moet oplossen, helpt een rationele benadering. Sommige oplossingen werken, andere oplossing werken niet. Waar het om gaat, is uit te zoeken welke oplossingen werken en die toe te passen.

Voor een samenleving geldt hetzelfde. Groepen mensen krijgen vroeg of laat te maken met bepaalde problemen. Wanneer de irrationaliteit in een groep de overhand heeft gekregen, lukt het niet meer die problemen op te lossen en stort de zaak tenslotte in.

In het Dagblad van het Noorden (Drenthe-editie) vond ik vandaag (vrijdag, 24 mei 2019) een stuk van Hans van Zon dat een triest voorbeeld van dit principe beschrijft. Ik laat de kop met de intro volgen.
"Venezuela één groot rampgebied
De socialistische dictatuur van president Nicolás Maduro heeft Venezuela veranderd in één groot rampgebied. Miljoenen mensen leven in een hel."
Iedere dag sterven er honderden mensen of door honger of door gebrek aan medicijnen. Dagelijks worden er 73 mensen vermoord. Er geldt maar één wet: het recht van de sterkste. Als er geen eten meer zit tussen het afval, wordt het gestolen. Hele wijken zijn roofgebieden voor bendes.

Het stuk eindigt met het verhaal van Elizabeth Diaz. Ze klopt bij twee verschillende ziekenhuizen aan om hulp voor haar 19-jarige, ernstig ondervoede dochter. Twee keer klopte ze tevergeefs. 'De ziekenhuizen zaten zonder stroom en de medicijnen waren op. De dochter stierf in de armen van haar moeder.'

Dat soort dingen gebeuren dus uiteindelijk, wanneer een samenleving er niet in slaagt de problemen waarvoor ze gesteld wordt, rationeel aan te pakken. Het gevoel moet ons als het ware in beweging zetten, maar het verstand moet ons leiden. Als dat laatste ontbreekt, gaat het mis en wordt het chaos.

Dat was in het kort de strekking van mijn vorige blogpost. De grote problemen waarvoor we als wereldbevolking gesteld worden, moeten zo rationeel mogelijk aangepakt worden, maar dat lukt alleen als mensen behoorlijk rationeel zijn. En dat laatste is in rijke landbouwsamenlevingen vaak een probleem. Wie dus de grote problemen wil aanpakken, zal eerst dat basisprobleem moeten oplossen.

Er is echter ook goed nieuws. Een eerste belangrijk punt is dat het basisprobleem geformuleerd is. Zo lang een probleem niet geformuleerd is, kun je het niet rationeel oplossen. Een tweede belangrijk punt is dat we het kunnen meten. We kunnen de mate van rationaliteit (bevooroordeeldheid) van een bevolking meten. En dat kan ondertussen zelfs op een groot aantal verschillende manieren.

Een derde belangrijk punt is dat ondertussen duidelijk lijkt te zijn, hoe rationaliteit ontstaat. We lijken duidelijk te hebben, wat onze rationaliteit veroorzaakt en aandrijft. Het is de interactie met de harde natuur, met harde problemen.

Verder beschikken we over voorbeelden van geautomatiseerde trainingsprogramma's (die weliswaar niet zonder toezicht van een docent/manager kunnen) om complexe vaardigheden effectief bij te spijkeren. (Ik denk in dit verband natuurlijk aan TAVAN dat uitermate effectief bleek om studenten vaardiger te maken in het redigeren van hun teksten.)

In beginsel lijkt het derde probleem dus oplosbaar te zijn. Maar iemand die te dik is, weet dat minder eten de oplossing is. Het realiseren van die oplossing in de praktijk is echter vaak helemaal niet zo simpel en lukt vaak niet. En iets soortgelijks zou ook heel goed voor een trainingsprogramma kunnen geld, dat ons rationeler maakt. Het is misschien wel goed, maar vast niet leuk en wordt dan dus gewoon niet toegepast.

Het vierde deelprobleem is dus het kardinale knelpunt. Irrationele mensen krijg je niet eenvoudig zo 'gek' dat ze moeite gaan doen om minder irrationeel te worden.














woensdag 22 mei 2019

Het derde probleem: irrationele mensen


Laatst bijgewerkt 26-5-2019 om 15.36


Het gaat steeds beter met de Wereld! Althans sommige mensen dragen die blijde boodschap enthousiast uit. Een bekende profeet die dat evangelie verkondigde, was Hans Rosling. Een site van de npo (hier) verkondigt zijn boodschap nog steeds. Het is een verhaal dat we graag horen.

Wat me opvalt in het artikel is dat Rosling wordt omschreven als 'statisticus'. Klinkt goed, maar was hij dat ook werkelijk? Zelf ben ik qua opleiding psycholoog, die zich vooral gespecialiseerd heeft in onderzoek, methodologie, statistiek en (het toepassen van) psychometrie. Het is dan verleidelijk om jezelf 'statisticus' te noemen, terwijl je dat strikt genomen niet bent. Wanneer je de moeite neemt, het na te zoeken, blijkt Rosling helemaal geen statisticus geweest te zijn. Het klonk indrukwekkend en dus kende hij zichzelf gemakshalve die titel maar toe.

Wat was Rosling dan wel? Op de Engelstalige Wikipedia vind ik onder zijn naam dit citaat: "Amardeo Sarma remembers Rosling as being 'able to bring data to life' and how 'he shows us how we are wrong in many of our beliefs and that we just don't know much about the world'." Rosling was iemand die van saaie getallen waar niemand iets in zag, een prachtig verhaal wist te maken. Hij was dus gewoon een ordinaire roeptoeter. De rest van het Wikipedia-artikel bevestigt dat ook. Het was iemand die zichzelf uitermate goed wist te verkopen aan een niet altijd even kritisch publiek.

Het is natuurlijk niet zo, dat je bij voorbaat moet denken dat het met de wereld steeds slechter gaat. Vragen als 'hoe gaat het met de Wereld?' zijn te vaag en te algemeen voor serieuze wetenschap. Je kunt er veel te veel kanten mee op. Het is maar naar welke variabele je precies kijkt. Het antwoord is niet controleerbaar.

Wetenschappers zijn misschien in staat geweest de voedselproductie een aantal keren te verdubbelen, maar -- zoals lezers van deze blog zullen weten -- ze zijn tot nu toe nog steeds niet in staat gebleken de problemen die dat meebracht (agressie, discriminatie, bevooroordeeldheid en irrationaliteit), op te lossen.

Wanneer je twaalfduizend jaar de tijd krijgt een probleem op te lossen, dat je zelf in het leven hebt geroepen en het lukt steeds weer niet, dan kun je je misschien voorstellen dat een hogere macht er tenslotte niet langer in gelooft en in zichzelf begint te mompelen: laten we de boel maar opruimen, dit gaat ze gewoon niet lukken?

En dan heb ik het alleen nog maar over empirische wetenschappers, want hun tegenhangers (de geesteswetenschappers) spannen zich doorgaans vooral in om foute machthebbers het zadel in te helpen, hun daden te bewieroken en hele verhalen te verzinnen om hun foute handelen goed te praten.

De vraag of het inderdaad steeds beter of slechter met de Wereld gaat, laat ik dus even rusten. Empirische wetenschappers proberen problemen op te lossen die de Natuur hun toespeelt. Een eerste probleem dat op dit moment speelt, is het klimaat.

The Guardian duidt dat probleem sinds kort aan als de 'klimaatcrisis' (hier). Er is een crisis-situatie en de lezer moet dat vooral goed begrijpen. Daar zit wel iets in, maar persoonlijk zou ik liever spreken van het 'klimaatprobleem'.

Wat is het probleem met het klimaat? Door het uitstoten van CO2 en andere broeikasgassen wordt het wollen dekentje dat de atmosfeer om de aardbol heen heeft gelegd, steeds dikker. Het is zomer en we reageren daarop door een extra dekbed op onze bed te leggen. Het was al warm en dan wordt het nog warmer.

Enkele jaren geleden (in 2006) voorzag ik 'al' dat dat problemen ging geven (hier). Wanneer het op planeet Aarde warmer wordt, gaat er ijs in de poolgebieden smelten. Dat is geen rocket-science, maar gewoon gezond boerenverstand. In het geval van de Aarde ligt er in de poolgebieden echter akelig veel ijs. Als daar een klein beetje van smelt, is Rotterdam niet langer een stad aan zee, maar een stad onder zee.

Inmiddels is duidelijk en officieel vastgesteld dat het smelten van het Noordpool-gebied (Groenland) niet meer te stoppen valt. Zelfs wanneer we vandaag de dag volledig zouden kunnen stoppen met het uitstoten van CO2 en andere broeikasgassen, dan nog gaat de zaak daar smelten.

Ik stel het dan wat te voorzichtig. Het Groenlandse-ijs is al in sneltreinvaart aan het smelten. Per seconde stroomt er gemiddeld 14.000 kubieke meter smeltwater de zee in. Probeer je dat even voor te stellen. Een vierkante buis van 10 bij 10 meter doorsnee, waar het water uitspuit met een snelheid van 140 meter per seconde. Dat wil zeggen: met een snelheid van 504 kilometer per uur. En dat dag en nacht.

Hoe moet je je een snelheid van 504 kilometer per uur voorstellen? Als we onze vierkante buis op een flat van drie verdiepingen zetten (10 meter hoog) dan ziet het onderste water dat eruit spuit kans gedurende de bijna anderhalve seconde die het naar beneden valt, nog 200 meter af te leggen. Een afstand waar je normaal lopend langer dan twee minuten over doet.

Goed, het Groenlandse ijs smelt inmiddels en behoorlijk snel. Dat is echter niet het onmiddellijke probleem. De wereldzee is wijd en voordat die een metertje gestegen is, moet er behoorlijk wat water bij. Als het blijft bij die snelheid van ruim 500 kilometer per uur hebben we voorlopig niks te klagen.

Maar daar blijft het niet bij. Het artikel in de Washington Post (hier) dat het getal van die 14.000 kubieke meter water doorgaf, stelt ook nog: "For Arctic ice loss, 'the rate has tripled since 1986,' said Jason Box, first author of the new study". Het tempo van de smelt zou sinds 1986 verdrievoudigd zijn. Een behoorlijke versnelling in ongeveer 30 jaar tijd.

Wie echter de moeite neemt het artikel te lezen, ziet in figuur 4 iets heel anders. Groenland verloor tot ongeveer 2000 geen ijs. Wat er wegsmolt, werd opgevangen door nieuw gevallen sneeuw. Rond 2005 is de smelt echter opgelopen tot 2 mm zeespiegel-stijging per jaar. Ongeveer tien jaar later, rond 2015, is dat opgelopen tot bijna 10 mm. Met andere woorden: de hoeveelheid smelt is in ongeveer 10 jaar tijd vervijfvoudigd.

Hoeveel rente moet je van de bank krijgen om te zorgen dat je beginkapitaal iedere 10 jaar vervijfvoudigt? De Google-calculator bevat een machtsfunctie. Even proberen levert ongeveer 17 procent. Ieder jaar stijgt de totale smelt met ruim 17 procent. Te gek als het om rente gaat, maar minder leuk als het om smeltwater gaat. Iets dat 17 procent per jaar groeit, is onbeheersbaar en onstuitbaar. Het is letterlijk een runaway proces dat alles dreigt op te slokken.

Stel dat het smeltwater van Groenland door onopgehelderde oorzaak opeens in een diep gat in de Aarde verdwijnt. Dat is mooi, want dan hebben we daar geen last meer van. Helaas zag ik een vergelijkbaar artikel over het ijs op Antarctica. Wie daar de verzachtende opmerkingen van de auteurs weer even negeert en zelf gaat rekenen, vindt een waarde van boven de 15 procent.Wat er dus aan de ene kant van de Wereld gebeurt, lijkt zich te herhalen aan de andere kant.

Conclusie: een groot deel van de wereldbevolking zal over enige tijd moeten vluchten voor het wassende water. Zelfs acuut stoppen met het uitstoten van CO2 kan dat niet meer veranderen. Dan is het probleem echter nog niet opgelost. Er is voorlopig geen vooruitzicht dat het uitstoten van CO2 en andere broeikasgassen valt te stoppen. Je kunt dat wel wensen, maar het zal domweg niet gebeuren. Mensen willen eten, mensen willen warmte, mensen wil comfort, mensen willen een auto, mensen willen reizen en op vakantie. Dat kleine beetje CO2 dat zij toevoegen, kan er dan nog net wel even bij. Zo denken we uiteindelijk allemaal.

Maar wat gebeurt er, als we als verslaafden doorgaan met het uitstoten van CO2 en andere kwalijke gassen? Over enige tijd zal de CO2-concentratie de 450 parts pro million (ppm) bereiken. Dat is meer dan anderhalf keer de waarde die het had, toen de scheikunde begon. Toen was het iets van 270 ppm. Ook bij 450 ppm gaan we, ondanks onze natte voeten en de massale volksverhuizingen, nog steeds door met het uitstoten van CO2. Natuurlijk, de poolgebieden zullen smelten. Het zeewater zal een 70 meter hoger komen te staan. Nederlanders kunnen laten zien dat ze hun mannetje staan door 70 meter water tegen te houden met gigantische dijken. Tot nu toe lijkt dat vooral een natte droom, maar wie weet.

Wanneer het klimaat 5 graden Celsius is opgewarmd en Nederland al lang onder de zeespiegel is verdwenen, gaat het allemaal nog steeds door. Dat wil zeggen: het uitstoten van CO2 en die opwarming.

Een effect van die dikkere wollen deken die om de Aarde heen komt te liggen, is dat de temperaturen op Aarde gelijkmatiger worden. Het poolgebied warmt nu al enkele malen zo snel op als de gebieden bij de evenaar. Je moet er dus rekening mee houden dat tenslotte de gemiddelde temperatuur zo hoog komt te liggen, dat mensen massaal gaan afsterven. Mensen kunnen heel veel, maar hun lichaamstemperatuur ligt akelig vast. Als het te warm wordt, is het net als bij andere diersoorten: einde oefening.

Nu het tweede probleem. Dat is de snel en steeds sneller teruglopende biodiversiteit. Het menselijke ras vernietigt de Natuur op Aarde steeds sneller. Dat is niet echt slim, want zonder die Natuur kunnen we niet overleven. Maar we zijn inmiddels gewend aan een bepaalde manier van leven, we willen allemaal steeds meer en er komen ook nog eens steeds meer mensen. En we vinden stiekem: die Natuur moet niet zo zeuren. Wij zijn de Natuur de baas en die moet gewoon doen wat wij zeggen! Zo simpel is dat! Helaas lijkt de Natuur opnieuw niet te luisteren.

Dat zijn twee stevige problemen die we als mensheid samen in korte tijd moeten oplossen. Volgens mij is dat nog niet zo simpel, omdat ik een derde probleem denk te zien. Stel dat mensen perfect rationele wezen zouden zijn. Ze zouden de problemen zien als een uitdaging en die aanpakken. Informatie verzamelen en een werkende oplossing zoeken. Als dat zo was, zaten we nu echter niet met die twee problemen.

Ik denk dat beide problemen een gemeenschappelijke basis hebben, waardoor ze in feite veroorzaakt worden en niet eenvoudig oplosbaar zijn. Dat probleem is dat moderne mensen verregaand irrationeel zijn. Zelfs wanneer we onze criteria heel soepel stellen, is zo'n drie vierde van de wereldbevolking gevaarlijk irrationeel. Als maat voor irrationaliteit denk ik dan natuurlijk aan de alfa-bètafactor: bevooroordeeldheid. Psychologen zullen die factor soms ook wel aanduiden met andere benamingen (bijvoorbeeld 'openness to experience' en dogmatisme), maar het beestje, waar het om gaat, is uiteindelijk hetzelfde. Men gebruikt niet het moeizame, rationele systeem 2 om te denken, maar het op emoties gebaseerde, snelle systeem 1.

Het probleem van de CO2-uitstoot is bijvoorbeeld al heel lang bekend. Maar er is nooit iets aan gedaan. Ook nadat men in Nederland had afgesproken, de vervuiler betaalt, is er opnieuw niets gedaan. Ook het gegeven dat met de Natuur niet echt goed gaat, is al lang bekend. Ook daar is nooit echt iets tegen gedaan.

Het probleem is niet dat de problemen 1 en 2 niet opgelost kunnen worden. Helemaal oplossen zal niet gaan, maar je zou er op zijn minst zo verstandig mogelijk mee om kunnen gaan. Dat zal echter niet lukken door probleem 3. Om de twee eerste problemen met succes aan te pakken, hebben we rationele mensen nodig. Niet een paar, maar liefst iedereen in de samenleving zou dat in behoorlijk mate moeten zijn. En daar ziet het voorlopig niet naar uit.

Het probleem van die irrationaliteit is -- voor zover nu duidelijk lijkt -- ontstaan door de uitvinding van de landbouw. We hebben 12.000 jaar de tijd gehad dat probleem te signaleren, aan te pakken en op te lossen. De eerste twee zaken zijn ook wel gedaan. Men heeft al vroeg het probleem gesignaleerd en geprobeerd op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan Mozes die men in het Bijbelverhaal de berg Sinaï laat afkomen met de Tien Geboden. Als iedereen zich nu hield aan die regels, was het probleem opgelost, dacht men. Ook nu zijn er nog mensen die dit actief en met overtuiging verkondigen: 'Law, not war'. Het idee is mooi, maar tot nu toe heeft die benadering nooit echt gewerkt. Het ziet er ook niet naar uit, dat die oplossing in de toekomst opeens wel zou gaan werken.

Alle oplossingen voor de problemen 1 en 2 veronderstellen rationele mensen. Maar hoe je het ook draait of keert: moderne mensen zijn dat overwegend juist niet. Dat is niet iets dat je met wetgeving even kunt oplossen.

Is het probleem van de irrationele mens oplosbaar? In beginsel wel, denk ik. Maar iets dat in theorie oplosbaar is, is dat in de praktijk vaak niet. De theorie is gewillig, de praktijk vaak uiterst weerbarstig.

Het probleem van de irrationele mens bestaat uit drie deelproblemen. Het eerste probleem is dat je irrationaliteit moet kunnen meten. Je moet het kunnen waarnemen en je moet die waarnemingen kunnen koppelen aan een schaal of een getal. Dat eerste deelprobleem is inmiddels opgelost. We kunnen bevooroordeeldheid meten en we kunnen het inmiddels zelfs op een hele reeks manieren meten.

Het tweede deelprobleem is tot nu toe niet opgelost. We hebben een overdraagbare (geautomatiseerde) en effectieve methode nodig die mensen rationeler maakt. Die mensen leert om rationeel te denken. In theorie is er geen reden om te denken dat dat niet zou kunnen. Maar eerst moet die methode nog ontwikkeld worden. De effectiviteit moet aangetoond worden. Met de huidige stand van instructietechnologie is dat vermoedelijk echter nog wel te realiseren.

Maar dan komt het moeilijkste van alles. Dan moet die methode ook nog in de praktijk toegepast worden op grote schaal.

Het derde deelprobleem is waar je op vastloopt. Wanneer je zo'n methode zou hebben, zou die op grote schaal toegepast moeten worden. Dat zal niet gaan lukken. Irrationele mensen krijg je niet zo 'gek', dat ze zich massaal gaan inspannen, om iets te worden, dat ze helemaal niet willen zijn. Ze willen het goede van deze Aarde en ze willen het nu.

Aan de andere kant: als je soort met uitsterven bedreigd word, zou je misschien toch bereid moeten zijn tot enige actie. Je zou enige concessies moeten willen doen aan de harde werkelijkheid. Ja, als je een rationeel denkend mens was. En dat is nu net het probleem.













dinsdag 21 mei 2019

Twee modellen voor informatieverwerking is er een te veel


Laatst bijgewerkt 21-5-2019 om 15.57


In de vorige blogpost schetste ik twee modellen om informatie te verwerken. Wie in een gevaarlijk oerwoud verkeert, is geneigd de omgeving zorgvuldig te scannen. Het gevaar kan overal loeren. Vervolgens maakt het kiezen van de juiste reactie veel uit. Het betekent wel of niet iets eetbaars bemachtigen of het betekent wel of niet een gevaarlijke situatie overleven.

De andere situatie die ik schetste, was het vredige dorp aan de rivier, waar de dorpelingen collectief een bekend geest X op de zandbank menen te zien liggen. Hoewel die geest vermoedelijk niet echt zichtbaar is, is het toch handig om die ook te zien en te rapporteren. In de kroeg gaan we bij een sterk verhaal ook niet al te kritische vragen stellen. De functie van het verhaal is niet de externe werkelijkheid te beschrijven, maar de groepsband te versterken. In de sociale werkelijkheid kunnen dus onzichtbare zaken opduiken als onbetwistbaar feit. Althans zolang men binnen de groep blijft qua waarnemers.

De beide situaties lijken in eerste instantie op twee punten te verschillen. In het oerwoud is zorgvuldig scannen van de omgeving op mogelijke aanwijzingen van levensbelang. In het oerwoud hebben we een actieve open instelling nodig. Een actieve 'open mind'. In het vredige dorp gaat het er niet om de omgeving zorgvuldig te scannen, maar zo snel en handig mogelijk te reageren op het verhaal dat de beroemde geest X op de zandbank ligt. Het oppikken van het gerucht is voldoende. Nader onderzoek is niet nodig.

Een tweede punt waarop beide situaties verschillen, is de uitkomst. In gedragsanalytische termen: de consequences (de consequenties, de gevolgen). In het gevaarlijk oerwoud is dat of eten of het ontsnappen aan gevaar. In het vredige dop is dat de status in de groep.

Tussen beide situaties zit echter nog een derde verschil. In het gevaarlijke oerwoud ligt de juiste response niet automatisch vast. Wie een bosje ziet, kan besluiten het bosje te mijden. Hij kan ook besluiten het bosje voorzichtig te onderzoeken. In het vredige dorp ligt de zaak echter veel eenvoudiger. Men stemt enthousiast in met het oncontroleerbare verhaal of men is te laat.

Kritisch reageren op het verhaal zal, voor wie zich de situatie realiseert, normaal niet echt een bruikbare optie zijn. Kom maar eens in een groot gezelschap van mensen die het heel erg met zichzelf hebben getroffen en geloven een fantastische prestatie te hebben verricht. Is het dan zinvol om openlijk te gaan twijfelen aan die 'fantastische' prestatie? Die reactie is alleen zinvol voor wie zichzelf bij die groep impopulair wil maken. In het ene geval ligt de optimale reactie dus vrijwel vast, in het andere geval ligt die helemaal niet vast.

Er is echter een nog algemener verschil tussen de responsen. In het gevaarlijke oerwoud gaat het om waarnemen en onderzoek doen. In het vredige dorp gaat het om tetteren, om babbelen. In het ene geval ligt de focus op waarneming, in het andere geval op simpele, verbale actie.

Wie dan verder zoekt, ziet nog een ander algemeen verschil. Mensen moet op een of andere manier feedback krijgen over het succes van hun acties. Wie zich in het gevaarlijke oerwoud bevindt, focust op harde informatie. Levert de actie eten op of juist gevaar? Dat betekent ook dat het effect van wat men doet, niet onmiddellijk duidelijk is. Pas enige tijd later worden de zaken duidelijker. Men focust op harde informatie die pas een tijd later beschikbaar is. Men probeert vooruit te kijken.

In het vredige dorp focust men op de reacties van de mede dorpelingen. Valt de opmerking goed? Sorteert die het gewenste effect? De informatie daarover komt normaal onmiddellijk, doordat de woorden een emotioneel effect oproepen.

Dit verschil tussen snelle feedback en trage feedback is vermoedelijk de oorzaak dat we voor sociale interacties onze emotionele systeem 1 hanteren. Om de toekomst op langere termijn effectief te voorspellen, voor zover dat mogelijk is, hebben we echter systeem 2 nodig, dat veel moeilijker en tijdrovender is en veel meer energie kost.

Hoe moet je die twee modellen voor het verwerken van informatie omschrijven? Wie in het oerwoud zit, moet een 'open mind' hebben. Het oerwoud bepaalt, wat er moet gebeuren. De persoon zelf wordt als het ware aangestuurd door het oerwoud. Het gaat om 'open mind informatieverwerking' (OMI).

De situatie in het vredige dorp, doet erg denken aan de Heidelbergse Catechismus. Men krijgt een vraag, het antwoord dat men moet geven, is ook al bekend. Men geeft dat antwoord en men krijgt sociale bijval. Want men heeft precies het juiste antwoord gegeven. Men reageert als een soldaat op een commando, zonder precies te weten, waarom men doet, wat men doet. Het is 'closed mind informatieverwerking' (CMI).

Nadat het idee geplant is (het commando gegeven), weet men het zeker. Geen enkele waarneming is denkbaar op grond waarvan men zijn geloof terzijde zou schuiven. De groep (of de leider) heeft besloten en dus is het zo.

Bij CMI is men zich niet bewust van de bubbel waar men in zit en men twijfelt men niet aan de juistheid van het antwoord dat men geeft. Iedereen vindt dat, dus het moet wel zo zijn. Bij OMI is men zich akelig bewust van zijn beperkte en gefilterde informatie en is men ook nog eens on zeker over de uiteindelijke afloop. Want voorspellen is moeilijk en de Natuur complex.

Wat leren onze kinderen op school? Is dat OMI of CMI? Vertelt de docent wat men moet weten of niet? Bepaalt de docent of het antwoord goed is? Onderwijs is dus normaal gebaseerd op CMI. Dat betekent dat mensen niet zelfstandigen  kritisch leren nadenken, maar leren handig te babbelen. Ze leren het sociaal gewenste antwoord te geven. Ze zeggen wat de hoger in status wil horen. Je verwacht dus dat langer onderwijs automatisch leidt tot meer bevooroordeeldheid. Tot meer gebabbel. Dat het leidt tot verrechtsing en -- uiteindelijk -- het enthousiast omarmen van fascistische ideeën.

Twee modellen voor informatieverwerking is er echter een te veel. Wanneer je voor de informatieverwerking twee totaal verschillende kanten uit kunt, moet dat op een of andere manier in je model verwerkt worden. Normaal bevinden we ons niet moederziel alleen in een gevaarlijk oerwoud. Het is dus plausibel dat er bij informatieverwerking altijd een sociale factor aanwezig is, maar uiteindelijk ook altijd een harde factor. Wat we beweren, heeft uiteindelijk consequenties voor wat we doen en wat er gebeurt.

Wanneer situaties echter zowel een harde (fysische) component bevatten als een sociale dan kom je uit bij de opzet van Ash. In de opzet van zijn experimenten was er aan de ene kant de lengte van het lijnstukje dat beoordeeld moest worden. Aan de andere kant waren er de (foute) antwoorden van de andere 'proefpersonen'.

Wat hij vindt, is inderdaad dat beide componenten een duidelijke invloed hebben. Verder proberen proefpersonen soms in hun antwoord een soort compromis te vinden. Ze zwakken het fysisch juiste antwoord af in de richting van het sociaal juiste antwoord: ze gaan tussen beide extremen in zitten. Het gegeven antwoord is dan wat vreemd: het klopt fysisch niet meer, maar ook sociaal niet.

De belangrijkste uitkomst die hij vond, was dat het om een persoonsvariabele ging. Mensen focussen dus of sterker op de fysische aspecten of sterker op het sociale aspect van de situatie en doen dat altijd op die manier. Die sociale focus meten we in het soortenmodel via bevooroordeeldheid. Maar bevooroordeeldheid kan ook afgeleid worden via de manier waarop iemand schrijft of praat. Nog weer een andere manier om de mate van bevooroordeeldheid te bepalen, is het bepalen van sociale dominantie en autoritarisme. Samen bepalen die vrijwel volledig de mate van bevooroordeeldheid.

Heeft iedereen het over 'bevooroordeeldheid'? Zelf heb ik het wel over de alfa-bètafactor. Bevooroordeeldheid is de factor die in het soortenmodel maximaal onderscheid maakt tussen alfa's en bèta's. Maar als je het hebt over 'open mind informatieverwerking' en 'closed mind informatieverwerking' dan zou je verwachten dat 'openness' (voluit: openness to experience) ongeveer hetzelfde moet zijn. Terwijl ''dogmatism' weer wordt opgevoerd als tegenhanger van openness.

Wel, welke term men ook kiest voor het beestje, het is de factor die bepaalt hoe mensen doorgaans informatie verwerken. Dat 'doorgaans' moet er wel bij, want in beginsel beschikt iedereen over beide manieren van informatieverwerking. Het is slechts zo dat we door onze evolutionaire aanleg CMI (systeem 1, het emotionele systeem: snel denken) veel gemakkelijker kiezen dan OMO (systeem 2, het rationele systeem: traag denken). Traag denken moet moeizaam geleerd worden, kost veel tijd en energie en door het te doen, vergroten we de afstand tot de groep.

Het is dus begrijpelijk dat de meeste mensen om begrijpelijke redenen kiezen voor de weg van de minste weerstand. Waarom zou je je inspannen als het niet echt nodig is?



















zondag 12 mei 2019

Twee modellen voor het verwerken van informatie


Laatst bijgewerkt 16-5-2019 om 0.57


Op grond van mijn eerdere blogpost (hier) lijkt de conclusie duidelijk: filterbubbels bestaan. Maar in de empirische wetenschappen wil je zaken graag kunnen zien. Je wilt ze kunnen observeren en je wilt ze kunnen meten. Als ik geloof dat 'filterbubbels' bestaan, zal ik ook duidelijk moeten maken, hoe ze precies werken en hoe we ze kunnen waarnemen. Laat ik een poging wagen.


Twee verschillende soorten situaties

De strekking van mijn eerdere blogpost, was dat sommige mensen er bij voorbaat van uitgaan dat filterbubbels bestaan, terwijl andere mensen geneigd zijn te geloven dat ze niet bestaan. We moeten kennelijk onderscheid maken tussen snel en traag denken (respectievelijk: denken via systeem 1 en via systeem 2).

Laat ik eerst het geval van de trage denker (systeem 2) schetsen. Je bent in een levensgevaarlijk oerwoud. Ongeveer honderd meter verderop ligt een tijger in de bosjes te wachten: hongerig en belust op een smakelijk hapje. Jij weet dat echter niet.

Hoe zou je je in deze situatie opstellen? Iemand die verstandig is, realiseert zich dat het een levensgevaarlijk oerwoud is. Hij is op zijn hoede en scant de omgeving actief. Valt er iets te zien? Daar is een bosje? Houdt zich in het bosje zich misschien een gevaar schuil?

Er spelen twee punten een rol: de gebrekkige en beperkte informatie over de omgeving en het vinden van de meest optimale reactie gegeven de beschikbare informatie. Als de reactie fout is, overleeft onze man niet. De omgeving is hard. Een foute reactie kan grote consequenties hebben.

Laten we nu het geval van de snelle denker (systeem 1) bekijken. De zon schijnt, de rivier stroomt vredig. Dan beweert een van de dorpelingen dat hij op de zandbank in de rivier de beroemde geest X ziet liggen. Andere dorpelingen vallen hem bij. Ze zeggen allemaal geest X te zien liggen.

Onze snelle denker is niet in het gevaarlijke oerwoud, maar in het vredige dorp. Of hij nu wel of niet geest X zegt waar te nemen, maakt ogenschijnlijk niets uit, maar in werkelijkheid wel. Want omdat iedereen geest X waarneemt, valt hij buiten de groep als hij bij hoog en laag volhoudt niets te zien. Onze snelle denker kiest dus eieren voor zijn geld en beweert enthousiast geest X ook te zien. Door dat te beweren verspeelt hij niets en wint veel.

In dit geval doet de feitelijke werkelijkheid er niet toe. Of geest X wel of niet op de zandbank ligt, heeft geen enkele feitelijke consequentie. Maar wie beweert dat geest X niet op de zandbank ligt, heeft daarna sociaal ingeleverd.

In dit geval is er niet sprake van gebrekkige informatie. De mening van de groep is dat op de zandbank geest X ligt. Dat is voldoende om te besluiten, dat men ook geest X ziet liggen. Over het bestaan van geest X is in deze situatie -- sociaal gezien -- als het ware geen twijfel mogelijk. Maar in werkelijkheid gaat het om een virtuele geest, die slechts volgens het idee van de groep (volgens het gepraat, gebabbel) op de zandbank ligt.

Er is in dit geval ook geen twijfel mogelijk over de meest optimale reactie. Met het 'zien' van de geest versterkt men de relatie met de groep. Iedereen in de groep heeft immers de geest zien liggen. Het gezien hebben van de geest op de zandbank is iets dat alle groepsleden gemeen hebben. Het is iets waar iedereen in de groep gelijk over denkt.

In beide werkelijkheden gelden dus totaal verschillende regels. In de harde wereld van de fysische realiteit wil men graag voortdurend meer informatie en is het kiezen van de beste reactie van levensbelang. Het is zinvol eerst goed na te denken en daarna pas te handelen. In de sociale wereld van de groep bestaat er echter geen enkele noodzaak om aanvullende informatie te zoeken. Ook de juistheid of onjuistheid van de informatie (het gebabbel, de borrelpraat) staat niet ter discussie. Zaak is om vooral gezellig mee te doen en daar niet mee te wachten, maar dat zo snel mogelijk te doen.

In de sociale bubbel is er geen noodzaak om je druk te maken over ontbrekende informatie of over de juistheid van wat er beweerd wordt. De externe werkelijkheid doet er niet toe. De functie van het gebabbel is slechts de groepsband te versterken,  Het is borrelpraat en het is zaak op die borrelpraat sociaal zo handig en snel mogelijk te reageren.

Kan de snelle denker zelf de filterbubbel waarnemen waar hij in zit? Nee, want wat hem betreft, is er geen twijfel mogelijk. Op die zandbank ligt geest X. Hij heeft het immers zelf beweerd en al die anderen in zijn groep hebben het bevestigd. Er is geen twijfel mogelijk! Voor iemand in de sociale bubbel is het niet mogelijk de bubbel te zien. Men ziet de eigen bevooroordeeldheid niet.

Of die stelling helemaal klopt, weet ik niet. Ik zou verwachten dat gelovigen (autoritaristen) zich niet realiseren dat ze in een bubbel zitten. Ze zitten in een sociale werkelijkheid, voelen zich daarin thuis en veilig en missen het vermogen om de externe werkelijkheid waar te nemen. Ik verwacht dat gewone gelovigen en double-highs de bubbel niet zien, waar ze in zitten.

Gaat dat echter ook op voor de doeners, de sociaal-dominante niet-autoritaristen? Ook wel aangeduid als 'men of action'. Doeners geloven niet echt in het geloof van de groep, maar spelen het spel mee om zelf zo machtig mogelijk te worden. Of zoals iemand wel eens in vertrouwen tegen mij opmerkte: het is allemaal onzin, maar ik verdien er wel een goed belegde boterham mee. Ik verwacht dat doeners in staat zijn de discrepantie tussen geloof en externe werkelijkheid waar te nemen, maar dat ze om pragmatische redenen het geloof belijden.


Hoe kan de bubbel aangetoond worden?

Hoe valt het bestaan van beide soorten filterbubbels experimenteel te illustreren? De experimenten van Asch bieden een beginpunt. In dat geval bevat de situatie in het ene geval een fysische component (het antwoord is feitelijk goed of fout). In het andere geval bevat de situatie een sociale component. De andere deelnemers geven allemaal hetzelfde (foute) antwoord. Wat zeg je dan, wanneer je een van de laatsten bent die zijn oordeel moet geven? Volg je dan de fysische realiteit of de sociale realiteit?

Is het mogelijk de opzet van Asch op te splitsen in twee soorten deelexperimenten? Je kunt mensen confronteren met harde problemen en je kunt ze confronteren met zachte problemen. Het is bekend dat bèta's in verhouding beter zijn met harde problemen, terwijl alfa's beter zijn met zachte problemen. Eerder liet ik zien (in een aantal blogposts) dat het verschil tussen de kwantitatieve factor en de taalfactor de alfa-bètafactor lijkt op te leveren. Die opsplitsing is dus niet alleen mogelijk, maar al gedaan en we weten, wat er uitkomt.

Bij jagers/verzamelaars lijken de twee verschillende manieren van denken (van informatieverwerking, van praten, van taalproductie) geen problemen te geven. Ze lijken een scherp onderscheid te maken tussen beide manieren van taalhantering. Tijdens de jacht en in het oerwoud gelden totaal andere regels dan gezellig onder elkaar.

Door 'moderne' mensen lijken de twee manieren van taalproductie echter niet meer van elkaar onderscheiden te worden. Bij studenten vinden we bijvoorbeeld vaak dat ze geen kans zien opinies en feiten van elkaar te onderscheiden. De gemiddelde score ligt rond toevalsniveau en soms, merkwaardig genoeg, daar zelfs onder. Het onderscheid is voor deze studenten weggevallen of ze draaien de indeling om. In dat geval zien ze opinies aan voor feiten en feiten voor opinies. Feiten zijn dan in hun optiek zaken waar je altijd aan kunt en mag twijfelen, maar opinies zijn in hun optiek volstrekt zeker, want die zijn door iemand beweerd en moeten dus wel waar zijn.


'Filterbubbel' of 'informatie-verwerking'?

Ik heb het in bovenstaande over 'filterbubbel-modellen'. Strikt genomen gaat het echter eigenlijk vooral om het verwerken van informatie. In de fysische situatie gelden totaal andere regels voor het verwerken van informatie dan in de sociale situatie. Moderne mensen lijken met het verwerken van 'sociale' informatie geen problemen te hebben, maar met het verwerken van  'objectieve' informatie des te meer. Op zich niet verwonderlijk, omdat het verwerken van harde, objectieve informatie evolutionair gezien vermoedelijk veel later is ontwikkeld dan het verwerken van sociale informatie.

Het verwerken van 'harde' informatie moet moeizaam geleerd en geoefend worden. In een rijke samenleving gebeurt dat vermoedelijk steeds minder. Daardoor stijgt de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid, agressie, irrationaliteit, gerichtheid op mensen) totdat deze zo hoog gestegen is, dat de groep niet langer het hoofd kan bieden aan interne en externe bedreigingen en ten onder gaat.

Het idee dat mensen twee systemen hanteren voor informatieverwerking is natuurlijk niet nieuw. Kahneman wees daar bijvoorbeeld al op. Maar het bovenstaande gaat mijns inziens een belangrijke stap verder. Het maakt duidelijk dat er twee verschillende soorten situaties bestaan: harde situaties en zachte situaties. In het gevecht met de natuur gelden totaal andere regels dan in het gevecht om de macht.

Verder  maken deze twee concrete situaties ook duidelijk waarom dat zo is. In een dergelijke situatie levert het bijpassende gedrag meer voordeel op.

Tenslotte is een belangrijk punt dat situaties (overeenkomstig Asch) vaak beide componenten bevatten. In dat soort conflictsituaties (die veelvuldig voorkomen) moet het individu dus onbewust een keuze maken. Het is niet mogelijk beide responsen tegelijk te produceren. De voorkeur voor de alfareactie of de bètareactie blijkt dan geen toeval te zijn, maar een persoonlijkheidseigenschap. Mensen zijn meer of minder bevooroordeeld, meer of minder alfa. (Dit was overigens iets dat Asch ook al vond en rapporteerde: het ging om een persoonlijkheidskenmerk dat vooral de keuze bepaalde.)

Dit klinkt misschien allemaal wat abstract. De essentie is echter dat mensen in een groep niet alleen de band met de harde werkelijkheid verliezen, maar ook hun normen en hun moraliteit. De basis voor het empirische discriminatie- en agressieonderzoek was de Jodenvervolging in nazi-Duitsland. Moreel gezien was dat een weinig verheffend iets. En dat is precies wat we via het model van de sociale filterbubbel terugvinden.

Daarnaast hebben we nu echter ook een ander model helder. In een 'harde' omgeving vallen mensen uiteindelijk terug op hun vermogen tot rationeel denken. Ze voelen zich niet langer volstrekt zeker, ze realiseren zich de beperktheid van hun kennis en ze realiseren zich dat hun gedrag consequenties kan hebben, die ze niet goed kunnen overzien.

Is de term 'informatieverwerking' in dit geval correct? Wanneer we ons in een gevaarlijk oerwoud bevinden, moeten we de informatie die onze zintuigen levert, zo goed mogelijk benutten. Dat is echter niet waar mensen bij 'informatieverwerking' aan denken. Ze gebruiken de term vooral in combinatie met taal.

Je kunt je in dit geval bijvoorbeeld voorstellen dat een groepje jagers/verzamelaars kort communiceert over het bosje. Veilig of niet? In dat geval gaat het dus vooral om een vraag naar een aspect van iets in de omgeving. In gedragsanalytische termen is het echter geen mand, maar een tact. Men geeft aan dat de feitelijke status van het bosje onduidelijk is. Men beschrijft de omgeving.

In de sociale situatie komt men echter met een emotioneel geladen uitspraak, die oncontroleerbaar is. Het is niet mogelijk en niet zinvol om aan te tonen dat de beroemde geest X niet op de zandbank ligt. De uitspraak dient geen productief doel, maar een sociaal doel. Wij zouden zeggen: men formuleert een intrigerende mening. In gedragsanalytische termen: men formuleert een mand. Het doel van de uitspraak is een emotioneel effect bij mensen op te roepen en dat te koppelen aan zichzelf.


MAS-mens of IIPS?

Vincent Icke hanteerde voor deze laatste situatie de afkorting MAS (Mutual Admiration Society). Een groep mensen die elkaar voortdurend lof toezwaaien en bevestigen in elkaars opvattingen. In een dergelijke MAS ontstaat een virtuele realiteit. Men gelooft oprecht zaken die volstrekt oncontroleerbaar zijn, maar die men op bijzondere wijze toch zeker meent te weten.

Wat ligt er tegenover de MAS? Wie leverden in de loop der historie de totaal andere benadering dan de machtige geloofsgemeenschap? Dat waren mensen als Galilei en Einstein. Misschien was iemand als Abraham lang geleden ook zo'n iemand. Het waren individuen die het begrijpen van de schepping (het universum, de wereld om ons heen) als een opdracht zagen en vanuit die instelling het gevecht met de MAS aangingen. Wanneer je daarvoor een afkorting wilt, zou ik kiezen voor IIPS (Independent Individual Problem Solver).

Tussen MAS-mensen en IIPS-mensen bestaan belangrijke en grote verschillen. Een in het oog lopend verschil is dat MAS-mensen dingen beweren. Ze hebben helder hoe de wereld in elkaar zit, althans dat geloven ze zelf. Ze hebben een geloofsovertuiging die actief uitgedragen moet worden. Ook andere mensen moeten van hun bijzondere en prachtige geloof overtuigd worden. Mensen met andere overtuigingen moeten bestreden worden, mensen met dezelfde overtuiging moeten omarmd en bewierookt worden.

IIPS-mensen stellen zichzelf vragen, die door de externe wereld zijn opgeroepen. Die vragen proberen ze vervolgens zo goed mogelijk te beantwoorden door eindeloos in die externe wereld te zoeken en rond te kijken. De missiedrang ontbreekt. Hun antwoorden worden tenslotte omarmd, omdat mensen ook willen eten. Een huis dat in de storm blijft staan, is praktischer dan een bouwsel dat zonder duidelijke aanleiding instort.

Een ander in het oog lopende verschil zijn de superlatieven. MAS-onderzoek is vaak goed voor een cum laude. Het is geweldig onderzoek. Het is 'bijzonder goed'. Het ontvangt van iedereen lof. Wat goed gedaan! Wat een inzicht! Maar IIPS-mensen krijgen doorgaans een weinig warme ontvangst. Galilei ontliep amper de brandstapel. Einstein kon niet terug naar zijn woning in Berlijn. Madame Curie moest vluchten voor het gepeupel. Semmelweis werd opgesloten in een gesticht en daar vermoord.

Dan is er het verschil in manier van evalueren. Alfa-psychologen merkten tegen mij vroeger wel op dat ze theorie X niet 'mooi' vonden. Een theorie moest mooi zijn, maar hoefde niet te kloppen met de externe werkelijkheid. Verder was relevant dat iedereen de theorie niks vond, want als iedereen het niks vond, moest het wel zo zijn. Bij Einstein verscheen er een boek: Honderd wetenschappers tegen Einstein. Waarna Einstein opmerkte: als ik echt ongelijk had gehad, was een wetenschapper ook wel voldoende geweest. Niet het aantal wetenschappers is doorslaggevend voor een empirisch wetenschapper, maar de overeenstemming met de Natuur, althans voor IIPS-mensen.

De meest eenvoudige manier om onderscheid te maken tussen MAS- en IIPS-mensen is vermoedelijk het meten van de mate van bevooroordeeldheid. Simpel, goedkoop, betrouwbaar en valide. In lang niet alle gevallen is het echter mogelijk iemand een lijst met stellingen te laten beoordelen. In die gevallen is het vaak wel mogelijk een door die persoon geschreven tekst te beoordelen. De teksten van IIPS- zijn totaal anders dan die van MAS-mensen (hier).












zondag 5 mei 2019

Een 'wetenschappelijke' babbelaar over de commandant van Kamp Westerbork


Laatst bijgewerkt: 5-5-2019 om 23.22


Het bezwaar van kranten lezen is dat je soms zaken tegenkomt, die je min of meer dwingen te schrijven. Luther zou volgens de overlevering gezegd hebben: hier sta ik, ik kan niet anders. In Friesland zeiden we vroeger: breek me de bek niet open. Dwing me niet tot spreken, want wat ik te vertellen heb, is niet leuk.

Op zaterdag 4 mei (2019) levert de bijlage Boeken&Wetenschap van de Volkskrant een lang interview van drie pagina's af met de bekende schrijver, journalist en televisiemaker Ad van Liempt over zijn boek en proefschrift: Gemmeker, commandant van Kamp Westerbork.

Op 9 mei hoopt Van Liempt op zijn proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) te promoveren. Je zou dan verwachten dat het om een wetenschappelijk verantwoord werk gaat. Maar de Faculteit der Letteren van de RUG laat bij het beoordelen van proefschriften nog wel eens andere factoren meewegen dan puur wetenschappelijke. Zo herinner ik mij dat een proefschrift waarin onmiskenbaar een deel van de data verzonnen waren, reden voor mij om mijn hulp bij de data-analyse te stoppen, enige tijd later probleemloos beloond werd met de doctorsgraad. De forse promotiesubsidie vond men kennelijk belangrijker dan de vraag of het allemaal wel klopte. Je moet dus niet redeneren: het is een proefschrift, het zal wel kloppen.

Vervolgens roept 'commandant van Kamp Westerbork' bij mij een herinnering op, die ik wel eerder beschreven heb. Wij lopen tijdens een instituutswandeling met een aantal studenten door voormalig Kamp Westerbork. Het gesprek komt op de commandant van het kamp. Een van de studentes velt een vernietigend oordeel over die man. Ze heeft de man nooit gezien, nooit gesproken. Ze weet niet om wat voor soort mens het precies gaat. Maar het gegeven dat hij in de oorlog de commandant van Kamp Westerbork was, is voor haar voldoende. Het moet wel een uiterst slecht mens geweest zijn.

Je kent de omstandigheden niet. Je kent de situatie niet. Maar je weet al bij voorbaat dat het een heel slecht mens geweest moet zijn. En dat oordeel roeptoeter je zonder enige remming in de rondte. Hoe kun je daar zo absoluut zeker van zijn? Waarom moet iedereen jouw snelle oordeel horen? Ik vond de manier van redeneren dermate dom dat het voorval me altijd is bij gebleven.

Ik leerde de desbetreffende studente later beter kennen, maar niet op een positieve wijze. Het was iemand die handig de medestudenten wist te bespelen en wist op te zetten en uiteindelijk volstrekt onnodig eindeloos veel ellende opleverde. Ik wist toen nog niets over het discriminatie- en agressieonderzoek, nu zou ik zeggen: het was een typische double-high. Een alfa van het ergste soort. Iemand die sociaal klimt door het verkondigen van vooroordelen. In feite dus: een 'fascist'. Iemand die tot alles bereid is om maar de top van de sociale piramide te bereiken en zich daarbij niet laat remmen door regels en feiten.

Terugkijkend was het misschien een interessante ervaring. De ene 'fascist' veroordeelt de andere 'fascist', maar doet dat zonder enig onderzoek en zonder enige onderbouwing. Wanneer die laatste voorwaarde niet vervuld zou zijn, zou het natuurlijk ook niet om een 'fascist' gaan. Wanneer Hitler zich beperkt had tot de feiten, was er nooit een probleem geweest. Hetzelfde geldt voor iemand als Trump.

Het lijkt me prima om je te verdiepen in de persoon van Albert Gemmeker. Wat is er bekend over die man? Wat valt er over die man te melden? Aan de andere kant: is dat nog wetenschap? Je kunt pas van wetenschap spreken als je een soort algemene vraagstelling hebt. Je in het wilde weg verdiepen in de persoon Gemmeker lijkt me vooral alfa-nieuwsgierigheid. Valt er vandaag nog iets te roddelen? Ja, die Gemmeker deugt toch echt niet. Moet je horen . . .  Dus wat is in het geval van dit proefschrift de algemene vraagstelling?

Die algemene vraagstelling komt tenslotte toch nog: aan het einde van het proefschrift. Het laatste hoofdstuk. Normaal hebben we eerst een probleemstelling en proberen we vervolgens die vraag via onderzoek te beantwoorden. In het beroemde geval naar het meten van autoritarisme kostte het zoeken van het antwoord meer dan vijftig jaar moeizaam onderzoek. Bob Altemeyer schreef dat hij toen de betekenis van het woord 'research' leerde begrijpen: 're-search'. Opnieuw zoeken. Want wie zoekt, zal vinden.

In dit geval is er echter eerst een heel verhaal, waar tenslotte de vraagstelling achter wordt geplakt. Op dit punt is het proefschrift in ieder geval een voorbeeld van hoe het niet moet. Wat is de centrale vraag precies?

De vraag waar Van Liempt zijn hele proefschrift tenslotte aan ophangt, is of Gemmeker nu wel of niet precies wist, wat er met de Joden die uit Westerbork gedeporteerd werden, zou gebeuren.

Waarom is dat volgens Van Liempt zo'n vreselijk belangrijke vraag? In de redenering van Van Liempt is Gemmeker juridisch schuldig aan genocide als hij dat wist en had hij dan daarvoor veroordeeld moeten worden. Tja, misschien wel, maar wat heeft dat nog met wetenschap te maken.

Is de man dan nu niet veroordeeld? Ook dat blijkt niet zo te zijn. Na de oorlog is Gemmeker door Nederlandse rechters veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. De stelling waar het hele proefschrift op gebaseerd is, is dus in feite: de Nederlandse rechters hebben hun werk niet goed gedaan.

Het lijkt me prima om kritiek te leveren op het werk van onze eigen rechters. Maar dat moet je dan wel solide onderbouwen. Is dat de taak van een historicus? Ook dan moet je je nog afvragen: gaat het om wetenschap? Kritiek leveren op rechters is van alle tijden. Wanneer je die kritiek solide weet te onderbouwen heb ik er geen problemen mee. Maar wanneer je in feite alleen meningen de ruimte in slingert, wordt het vooral het gepeupel dat een hogere straf eist. Was het niet het gepeupel dat voor Jezus de doodstraf eiste?

Het merkwaardige is echter dat dit niet de invalshoek is van het verhaal dat in het proefschrift verteld wordt. De strekking van dat verhaal is: Albert Gemmeker deugde niet. Waarom niet? Wel, hij was commandant van Westerbork en moet dus heel erg fout geweest zijn. Het moet een heel slecht mens geweest zijn. Dat is een voorbeeld van dogmatisch redeneren (lees: fascistisch denken) van het ergste soort.

Is er evidentie dat de Nederlandse rechters hun werk inderdaad niet goed gedaan hebben? Is er evidentie dat het onderzoek slordig was? Nee, die evidentie is er helemaal niet. Gemmeker werd maandenlang verhoord. Hij werd gearresteerd in mei 1945, het proces tegen hem begon in januari 1949. Nadat Gemmeker in Nederland veroordeeld was, heeft de Duitse justitie nog twee vooronderzoeken tegen hem ingesteld met het doel zijn betrokkenheid bij genocide aan te tonen. Ook die soms uiterst uitgebreide onderzoeken leverden geen spoor van bewijs op voor de stelling van Van Liempt.

In totaal zijn er zo'n zes miljoen Joden vermoord in de Tweede Wereldoorlog. Is dat niet voldoende om serieus onderzoek te doen? Bob Altemeyer deed dat als een van de zeer weinigen en kreeg ieder jaar van de universitaire bestuurders de vraag voorgelegd of het niet tijd was voor 'early retirement'. Zodra hij met pensioen was, werd zijn website waar je The Authoritarians gratis kon downloaden offline gehaald. Inmiddels is zijn boek gelukkig via een andere site weer te downloaden. Serieus onderzoek is kennelijk niet populair bij universitaire bestuurders.

Lukt het Van Liempt nieuw licht te werpen op zijn vraag? Nee, dus. Hij komt met hele verhalen aanzetten dat Gemmeker het volgens hem, of volgens die en die, wel geweten moet hebben. Dat zijn dus opinies, maar geen feiten. Hier is iemand aan het woord die opinies probeert te verkopen als feiten. Precies hetzelfde wat iemand als Hitler deed of Trump doet.

Degene die hij tenslotte op dit punt meent te moeten aanhalen, is Loe de Jong. De Jong formuleerde: "Is het wel plausibel dat Gemmeker bijna vijf maanden lang 19 treintransporten met meer dan vier-en-dertigduizend Joden naar Sobibor heeft laten vertrekken, zonder ooit te informeren wat de bestemming van al die treinen was? Wij menen van niet."

Allereerst bewijst het gegeven of Gemmeker nu wel of niet wist dat die treinen naar Sobibor reden, juridisch gezien helemaal niets. Het kan heel goed zijn, dat hij dat wel wist, maar dat betekent nog niet, dat hij wist wat er vervolgens precies gebeurde met die Joden.

Verder formuleert De Jong zijn uitspraak nadrukkelijk als opinie. Hij is dus niet zeker van zijn zaak. Maar dat is in dit geval nog niet alles. Met een bron als Loe de Jong bestaat een probleem. De Jong liet bewust na via Radio Oranje te rapporteren over het lot van de Nederlandse Joden. Hij wilde zijn loopbaan niet in gevaar brengen door onwelgevallig nieuws te brengen. Een Jood die vanuit het veilige Londen zijn soortgenoten in de steek liet, omdat hij zijn loopbaan belangrijker vond dan hun lot. Hij verzweeg dus de waarheid zodra hij dacht dat hem dat sociaal beter uitkwam. Met andere woorden: zijn mening is slechts een sociaal wenselijk standpunt. Er is geen reden om te denken dat het gebaseerd is op een inschatting vanuit de bekende feiten.

Het probleem met het proefschrift van Van Liempt is niet alleen dat de vraagstelling in feite ontbreekt. Het probleem gaat nog belangrijk verder. De auteur heeft een idee in zijn hoofd en dat idee moet verkocht worden. Dat idee moet er bij het grote publiek ingehamerd worden. De auteur is volstrekt bevooroordeeld. Het proefschrift is een prachtig verhaal voor De Wereld Draait Door, maar heeft met wetenschap niets van doen. De ene foute persoonlijkheid hangt een heel verhaal op dat de andere foute persoonlijkheid ten onrechte niet veroordeeld is.

Klopt mijn indruk over Van Liempt die ik uit zijn 'proefschrift' destilleer? Zijn er meer aanwijzingen dat Van Liempt sociaal stijgen belangrijker vindt dan de kille waarheid? Ik vrees van wel.  Frits Barend deed eerder bij Het Parool al uitvoerig verslag over zijn vele 'handigheidjes' en andere kwalijke zaken (hier). Hierboven heb ik me echter beperkt tot de tekst van het proefschrift.

In de hele reeks uitglijders die Barend beschrijft, valt vooral de affaire rond het boek Oorlogsouders op van barones Isabel van Boetzelaer. In dit boek poetste ze het niet al te fraaie nazi-verleden van haar vader, baron Willem van Boetzelaer, tijdens de oorlog een berucht Jodenjager, zo goed mogelijk schoon en doet daarbij de waarheid regelmatig geweld aan. Van Liempt was zo 'aardig' dit boek in alle mogelijke toonaarden van harte aan te bevelen.

Dit voorval roept een interessante vraag op. Wat maakte voor Van Liempt dat 'baron Willem van Boetzelaer' voor hem bij voorbaat een prima kerel was, die slechts door historische toevalligheden in de problemen kon zijn gekomen, terwijl 'de commandant van Kamp Westerbork' bij voorbaat een doortrapte nazi was, die natuurlijk niet deugde? Van Liempt heeft later toegegeven dat hij het boek eigenlijk helemaal niet gelezen had. Had hij kennelijk niet nodig gevonden. Precies wat je van een double-high of alfa zou verwachten.

Het verschil zit dus volledig in de omschrijving. Bij 'baron Willem van Boetzelaer' begrijp je onmiddellijk met een in feite uiterst nobel mens van doen te hebben. Bij 'commandant van Kamp Westerbork' begrijp je onmiddellijk met een doortrapte nazi van doen te hebben. Abel Herzberg omschreef 'nazi's' ooit als van binnen volstrekt leeg. Een omschrijving die kennelijk ook voor de auteur van dit proefschrift opgaat. Niet nadenken, maar roeptoeteren.

De bedoeling van een proefschrift is dat de promovendus daarmee laat zien wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen. Wat dit proefschrift vooral aantoont, is dat de promovendus daar niet toe in staat is. Het is een populair geschreven verhaal om iemand achteraf ten koste van alles zwart te maken. Het is niet redeneren vanuit feiten, maar het is redeneren vanuit een vooropgezet idee met het doel iemand in een kwaad daglicht te stellen. Het is meningen opwaarderen tot feiten. Die manier van redeneren vormde het fundament voor de Holocaust en is precies het tegenovergestelde van de empirisch wetenschappelijke manier van denken.

Het is uiterst triest wanneer je jezelf in 2019 sociaal probeert op te waarderen tot iets wat je nooit zult zijn, maar kennelijk wel heel graag wilt zijn. Wanneer je dat opwaarderen van jezelf echter op precies dezelfde wijze meent te moeten doen als de verhalenvertellers wiens kwalijke babbels zouden leiden tot de moord op ongeveer zes miljoen Joden, is het kruid extra bitter.