maandag 30 juli 2018

Transgenderproblemen en de alfa-bètafactor



Laatst bijgewerkt op 31/07/2018 om 1.25


Ze zitten op het terrasje van de Brasserie. Het weer is tropisch, maar doordat het nu avond begint te worden, is het buiten lekker. Ik ben op bezoek bij de TransgenderGroep Groningen. Veel van de aanwezigen kennen me nog van vroeger, maar ik ben een hele tijd niet langs geweest.


De babbel- òf de denkmodus?

De eerste vraag die ik krijg, is: hoe gaat het? Ik zeg dat ik niet mag klagen, want ik ben er nog en ik ben nu bijna 70. Dat is in de ogen van mijn mede transgenders een wat vreemd antwoord, want het gaat goed met je (het normale antwoord) of het gaat niet zo goed (het niet normale antwoord). Mijn antwoord geeft echter aan, hoe ik in het leven sta.

De zeldzame jongens in mijn tijd die vol jeugdige overmoed en onbezonnenheid uit de kast kwamen, werden meestal niet oud. Precieze cijfers zijn er bij mijn weten niet, maar de schatting van iemand die hier meer kijk op had dan ik -- en die bovendien altijd heel realistisch was, voor transgenders vrij uitzonderlijk --, was in doorsnee zo'n 35 jaar.

Zwarte transgenders in de VS hebben dat ook als gemiddelde levensverwachting en als je in aanmerking neemt dat ze en transgender zijn en zwart, is dat voor de VS in verhouding misschien niet eens zo'n slechte score.

Als transgender moet je dus altijd blij zijn, dat je er nog bent. Je eerste prioriteit als transgender buiten de kast is: zorgen dat je in leven blijft en dat je ze oud mogelijk wordt. Het is een manier van denken, merk ik in de loop van de avond, die ver af staat van hoe mijn Groningse vrienden en kennissen de wereld zien.

Heb ik goede argumenten om de wereld op zo'n vreemde manier te bekijken. Ik denk van wel, maar dit is iets, waar argumenten machteloos zijn. Je kunt honderd keer uitleggen, wat de cijfers zijn. Je kunt praten over een drie maal zo hoge mortaliteit. Maar dat komt allemaal niet over. Voor mijn transgender-vrienden gaat het om emoties, gevoelens, niet om dorre cijfers en harde feiten.

Hoe moet je dat verschil in mentaliteit duidelijk maken? In A Bridge Too Far landen de Geallieerde parachutisten opgewekt en vol goede moed bij Arnhem. Ze geloven dat de Duitsers zo goed als verslagen zijn. Duitse tankdivisies bestaan niet meer. Het zal 'a walk through the park' worden. Nog even en ze zullen zegevierend Berlijn binnen wandelen en kan het feest beginnen. Het geloof in de aanstaande overwinning is prachtig, de babbel mooi.

In werkelijkheid landen ze bijna bovenop een, door jarenlange strijd geharde, SS Panzer-divisie. Volgens het verhaal van hun staf-officieren bestond die al lang niet meer, maar in werkelijkheid bleek die bij Arnhem uit te rusten.

Luchtfoto's waarop de tanks te zien waren, werden genegeerd. Duitse tanks bestonden al lang niet meer, wist men zeker. Iets simpels als een fotootje kon dat heilige geloof niet aan het wankelen brengen.

De cruciale Rijn-brug die ze zullen innemen volgens het plan ligt een heel eind verderop. Want de gebruikelijke methode om uit de lucht een brug veilig te stellen door er bovenop landen of er vlakbij landen, vond men maar lastig, gevaarlijk en ingewikkeld. Waarom zou je niet gewoon een prachtige hei tien kilometer verderop als landingsterrein gebruiken? Je rijdt gewoon met jeeps naar de brug, geloofde men.

Die jeeps zijn in werkelijkheid niet aangekomen. Zo gaat dat nu eenmaal in een echte oorlog. Hun prachtige radio's, wonderen van de toenmalige techniek, blijken het niet te doen. Niemand had het nodig gevonden vooraf de werking te checken. Het gevolg is dat ze in werkelijkheid geen enkel contact meer hebben met het thuisfront. De meeste van deze soldaten, die geloven dat een prachtige toekomst in het verschiet ligt, zullen enige tijd later dood, gewond of gevangen genomen zijn.

In de film wordt het contrast tussen die onbezorgde mentaliteit van pluk de dag en de harde realiteit uitgebeeld met een kop  thee. Majoor-generaal Urquhart, gespeeld door Sean Connery, begint zich te realiseren dat hij zwaar in de shit zit. Hij heeft geen idee wat hij in de gegeven omstandigheden precies moet doen en hoe hij de brug, waar alles om draait, moet bereiken.

Op dat moment krijgt hij een kop thee aangeboden door een korporaal. Urquhart zegt: "I've got lunatics laughing at me from the woods. My original plan has been scuppered now that the jeeps haven't arrived. My communications are completely broken down. Do you really believe any of that can be helped by a cup of tea?" (hier). Ik heb gekken die vanuit de bossen naar me lachen. Mijn originele plan is onuitvoerbaar nu de jeeps niet zijn aangekomen. Mijn verbindingen zijn volledig verbroken. Geloof je echt dat dat verholpen wordt met een kop thee?"

De meeste toeschouwers zullen zich echter de betekenis van deze scene niet volledig realiseren (zoals hier). Het wel of niet veroveren van de brug over de Rijn betekende mogelijk een jaar extra oorlog. Het totale aantal mensen dat onnodig stierf, doordat de brug niet veroverd werd, loopt vermoedelijk in de vele miljoenen. Iedere seconde die de para's treuzelden met oprukken naar de brug kon het verschil maken tussen falen of succes. Iedere seconde was kostbaar en van levensbelang.

Voor de Geallieerde para's leek het op dat moment echter allemaal nog een schoolreisje. Het was prachtig zomerweer, de natuur was prachtig, de overwinning leek verzekerd. Niets om je echt druk over te maken. Ze gingen eerst een kop thee zetten en zagen daarna wel weer verder. Die brug wachtte wel even.

De parachutisten stonden kennelijk nog steeds in de babbel- of borrelpraatmodus. De favoriete modus van alfa's en dus ook soldaten. Maar wat op dat moment nodig was, was de kille denkmodus (de favoriete modus van bèta's). Men bevond zich in een levensgevaarlijke jungle. Alle emoties moesten worden uitgeschakeld om de overlevingskansen te maximaliseren. Alle zintuigen moesten maximaal ingeschakeld worden, want iedere kleinigheid kon relevant zijn.  Het brein -- het machtigste wapen van de mens -- moest in de hoogste versnelling worden gezet. Iedere denkfout kon in deze situatie de dood betekenen.

Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog ziet dat dit voor het Britse leger een terugkerend probleem was. Voortdurend liepen zaken mis doordat iedereen in de babbelmodus stond en daar niet, of pas veel te laat, uit kwam. Men zag het leger als een grote, gezellige herenclub, waar het erom ging gezellig een borrel te drinken en de juiste toon aan te slaan. Het was allemaal heel sociaal en heel gezellig. Helaas bleek de realiteit zich niets van de mooie verhalen die men elkaar vertelde en heilig geloofde, aan te trekken.

De Duitse Wehrmacht dankte haar grote effectiviteit juist aan het tegenovergestelde. Men zag oorlog als een ambacht. Oorlog bestond uit een eindeloze reeks onverwachte problemen en iedereen -- van hoog tot laag -- was er van doordrongen dat die zo efficiënt en effectief mogelijk moesten worden aangepakt. Het was dankzij Hitler dat die rationele Duitse benadering van het krijgsbedrijf naarmate de oorlog vorderde, steeds verder verloren ging.

Mijn inschatting is dat de Nederlandse transgenders die je op dit soort avonden treft, vrijwel altijd in de babbelmodus staan. Ze zien het vrouw zijn als prettig, anders en ontspannend. Niet als een eigenschap die maakt, dat je je brein optimaal moet benutten. Niet als iets dat je levensverwachting stevig inkort.

Natuurlijk is die babbelmodus op het moment zelf leuker en aantrekkelijker. Als transgender heb je dus net als een soldaat jarenlange harde strijd nodig voordat je automatisch in de denk- en gevaarmodus schiet. Als je te oud bent op het moment dat je uit de kast komt, lukt het niet meer die babbelmodus achter je te laten.

Dat verschil in attitude valt ook te zien en blijkt uit onderzoek. Jongens die jong uit de kast zijn gekomen (type I transseksuelen, showgirl-transgenders) staan totaal anders in het leven dan mannen die pas op latere leeftijd uit de kast komen (type II transseksuelen, 'klassieke' transgenders) en houden het in verhouding langer vol.

Als mijn idee klopt dat transgenders vaak in de babbelmodus staan en niet in de denkmodus, zou je dat in de gesprekken terug moeten kunnen horen. Uitgaande van de alfa-bètafactor kun je rationeel redeneren (als een bèta) of je kunt irrationeel redeneren (als een alfa).

Wat ik hoor, lijkt twee kenmerken te hebben. Het is emotioneel denken: men denkt op basis van wat men voelt of denkt te voelen. Men denkt niet op basis van waarnemingen, feiten en harde normen.

Verder is men niet echt geïnteresseerd in de gang van zaken in die wereld, maar heeft men vooral een boodschap voor die wereld. Men wil de wereld vertellen wat er fout is en hoe het wel moet. Ik denk een sterke zendingsdrang te horen, maar weinig onderzoeksdrang. Men denkt dogmatisch. Men gelooft iets stellig en de rest van de wereld moet zich vervolgens aan dat standpunt conformeren.

Natuurlijk gaat dit punt niet voor iedereen in gelijke mate op.  Mijn indruk is dat de mensen die zich het meest realistisch opstellen, de minste problemen hebben. Hoe dogmatischer men denkt, hoe meer men babbelt, des te meer problemen, lijkt het. 


Deze boeren ploegen niet voort

De tweede vraag die ik krijg van mijn mede transgenders, is: waarom ben ik zo lang niet geweest? Ik vertel naar waarheid dat ik het druk heb en tijd tekort kom. Naarmate je ouder wordt, weet je dat de klok tikt. Voor de dingen die je nog wilt doen, gaat de tijd dus steeds meer dringen. Op een of andere manier heb ik het door mijn pensionering alleen maar drukker gekregen.

Wat krijg ik te horen? Het eerste dat me opvalt, is een wat hoofdschuddende reactie op mijn 'onnodige' druk bezig zijn. Ik ben gepensioneerd, ik kan het er nu van nemen. Ik heb geen verplichtingen meer. Waar maak ik me zo druk over? Het is bijna alsof men wat jaloers is.

Als ik gelijk heb, zit daar misschien wel iets in. Er is niets zo slecht voor mensen als vrije tijd hebben. Mensen kunnen heel veel, maar tegen vrije tijd zijn ze niet goed bestand. En voor transgenders geldt dat vermoedelijk dubbel. Vrije tijd is voor transgenders wat alcohol is voor de alcoholist.

De verdere gesprekken op de avond bevestigen dit punt. Vaak ziet men als het grote ideaal niet meer te hoeven werken en dan in een eigen huisje eindelijk helemaal jezelf te kunnen zijn. Lees: de hele dag vrouw te kunnen zijn.

Ik begrijp dat idee. Sterker nog: ik heb dat ooit -- in mijn jonge jaren -- zelf wel gedaan. Vermoedelijk is dat het verschil tussen hen en mij. Mijn ervaring was dat dat wel even leuk is, maar dat het vervolgens tot niets leidt. Sterker nog: het leidt alleen maar tot ellende. Je kruipt terug in de kast om je daar lekker te voelen, maar tenslotte ga je je steeds ongelukkiger voelen.

Door de jaren heen heb ik dat verhaal vaak gehoord. Ze hebben een werkend leven geleid of leiden dat nog. In dat werkende leven zijn ze vaak heel succesvol. Het vrouw zijn fungeert dan als de grote uitlaatklep. Het is alles wat het echte leven niet is. Het is prettig, het is anders en het is ontspannend.

Misschien speelt seks ook een rol, maar deze transgenders vinden dat idee vaak onbespreekbaar. Als die seks een rol speelt, mag daar in ieder geval niet over gesproken worden.

Ze dromen van een in hun ogen ideale wereld, waarin ze precies kunnen zijn die ze graag willen zijn. Na hun (vervroegde) pensionering gaan ze eindelijk doen waar ze hun hele leven naar verlangd hebben. Ze willen dan voortdurend op hun manier vrouw zijn zonder belemmeringen om zich eindelijk helemaal fijn en gelukkig te kunnen voelen.

Mijn ervaring met dit soort verhalen is niet positief. Soms lijkt het alsof de grond zich na de pensionering of werkeloosheid geopend heeft en de verteller heeft opgeslokt. Vaak zijn de vertellers opeens volledig verdwenen. Je ziet ze niet meer. Ze komen niet meer.

In sommige gevallen kun je achterhalen wat er gebeurd is. Want ik beschreef als: je kruipt terug in de kast om je daar gelukkig te voelen, maar daar word je dus in werkelijkheid heel ongelukkig, lijkt dan te kloppen. Ze vluchten in hun eigen virtuele wereld, maar dat is een slechte basis om de confrontatie met het echte leven en de harde realiteit aan te gaan.

Voor zover ik weet, is mijn instelling tegenover werken niet uitzonderlijk voor type I transgenders. Ook op hoge leeftijd zien ze gerichte activiteit als een belangrijk iets. Het is altijd mooi wanneer je iets nuttigs kunt doen. Van werken is nog nooit iemand slechter geworden, dat idee. Het past bij de manier van kijken naar de wereld. Het past bij de boerencultuur van hard werken en sober leven, bij de bèta-cultuur.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Boerencultuur en boerenfilosofie

Hoewel het onmiskenbaar lijkt dat boeren vroeger belangrijk andere gewoonten, normen en waarden hadden dan stadse mensen, kon ik met zoeken
via Google op 'boerencultuur' weinig vinden. Het idee dat de boer, wat er ook gebeurt, doorploegt, is voor het eerst verwoord in 1935 in het gedicht van Werumeus Buning: De ballade van de boer (hier). In dat jaar verscheen ook de roman Boerenpsalm van Felix Timmermans. Beide met dezelfde strekking: wat er ook gebeurde aan onheil en rampen: 'de boer, die ploegde voort'.

In 1932 kwam Hitler aan de macht in Duitsland. Het fascisme predikte de strijd. De fascisten bestreden de communisten en socialisten. In Vlaanderen realiseerde men zich dat er onder de top- en middenlaag in de samenleving waar de strijd om de macht werd uitgevochten, een basislaag lag, de boeren, die gewoon zijn werk bleef doen en bleef produceren. Aan de ene kant stonden de machtigen (de alfa's) met hun legers van volgelingen, aan de andere kant stonden de arme, onaanzienlijke, vrije boeren (de bèta's), die de voedselproductie draaiende hielden.
Wie nog verder terug zoekt, ziet dat de 'kleyne luyden' en de Anti Revolutionaire Partij (ARP) veel elementen van de boerenfilosofie omarmden. Men geloofde in een hogere werkelijkheid (God) die boven de vorst of strongman stond. Men wilde wel geleidelijke verbeteringen, maar beslist geen strijd en revolutie. Het achterliggende idee was dat in dat geval de ene strongman vervangen werd door de andere zodat men als 'kleine man' niets opschoot, terwijl de maatschappij veranderde in chaos. Een typerend kenmerk van de Gereformeerden die de hoofdmoot van de ARP vormden, was het belang dat men hechtte aan bijbelstudie. Men omarmde -- in beginsel -- harde informatieverwerking.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------


Bekeringsijver

Dan is er een derde punt dat me deze avond opvalt. Transgenders doen aan voorlichting. Transgenders proberen de wereld te veranderen, zodat de wereld zal begrijpen dat zij heel normaal zijn en geaccepteerd moeten worden.

Ik druk me te voorzichtig uit. De wereld moet begrijpen dat zij heel normaal zijn. Willen zij de wereld veranderen door vrijblijvend informatie te verstrekken of juist door gedreven promotie te bedrijven? Transgenders, althans 'klassieke' transgenders, kiezen de laatste optie bij mijn weten. De wereld moet op dit punt correct gaan denken en dat moet zo snel mogelijk.

Ik maak er een grapje over. Het gaat helemaal mis met de wereld van vandaag de dag. Je ziet steeds meer van die vrouwen, die geen echte vrouwen zijn. Waar moet het op deze manier met de wereld naar toe? Het wordt tijd, dat er orde op zaken wordt gesteld. Sommige mensen kijken wel even vreemd, maar bij de TransgenderGroep Groningen mogen dit soort foute grapjes.

Waarom maak ik dat foute grapje? Omdat ik weet dat veel mensen zo denken. Ik vertolk het standpunt van de tegenpartij. Ik speel even voor advocaat van de duivel. Heeft men een antwoord voor de mensen die er op deze manier tegenaan kijken? Men lacht wat moeilijk, men kijkt wat ongemakkelijk. We worden het erover eens dat dit standpunt simpelweg 'fout' is.

De mensen die er zo over denken, zijn gewoon 'fout'. Die mensen moeten snel leren anders te gaan denken. Ik vraag niet, wat er anders met die 'foute' mensen moet gebeuren. Ik begin ook niet over de ongemakkelijke vraag wat er zal gebeuren, wanneer er onverhoopt opeens veel meer 'foute' mensen zouden blijken te bestaan dan transgenders.

Ik weet ondertussen ook wel iets van die Voorlichting. Mijn probleem met transgender-voorlichting is dat men voortdurend heel veel zaken beweert, die pertinent onjuist zijn. Ik erger me daaraan. Als transgender leef je blijkens de cijfers in een extreem gevaarlijke wereld. Alles in je denken dat niet klopt met de realiteit, kan je einde betekenen.

Transgenders die aan voorlichting doen, hebben echter een andere benadering. Ik herinner me in dit verband Hennie Visscher. In een ver verleden heeft Hennie ooit de voorloper van de TransgenderGroep Groningen opgericht. Verder gaf ze op verzoek presentaties aan bijvoorbeeld Verenigingen van Plattelands Huisvrouwen over de problematiek van transgenders. Ik noem maar wat, of ze ooit precies voor die club is opgetreden, weet ik niet.

Hennie deed zo'n voorlichting volgens het verhaal best leuk. Ze zocht dia's, een filmpje, ze maakte grapjes en ze was zeker ook goed van de tongriem gesneden. De boodschap die ze echter uitdroeg, was dat het allemaal heel normaal was en dat het geen enkel probleem gaf. Ze kon daar smakelijk over vertellen.

Toen ik haar voor het eerst ontmoette, wist ik echter al het nodige over transgenders, waardoor ik dacht dat haar verhaal niet klopte. Het kostte slechts een paar glazen rode wijn om haar andere verhaal eruit te krijgen. En daar werd je niet vrolijk van.

Waarom zo'n misleidend verhaal ophangen als de werkelijkheid zo totaal anders was? Ik mocht Hennie graag, maar zelf zou ik niet hebben kunnen doen, wat zij deed. Als ik het goed begrijp, zat ze in een uitermate moeilijke positie. Ze zocht steun en deed dat door de TransgenderGroep op te richten, die toen natuurlijk nog niet zo heette.

Om die transgendergroep van de grond te krijgen, kon je niet met een somber verhaal aankomen over hoe moeilijk en verschrikkelijk het allemaal was. De blijde boodschap die werd uitgedragen, was dat het allemaal prima kon en in werkelijkheid geen enkel probleem gaf. Misschien gaf het soms een beetje problemen, maar niets om je echt druk over te maken.

Realiseerde Hennie zich dat het verhaal dat ze uitdroeg niet klopte met haar werkelijke levensverhaal? Volgens mij niet. Voor haar waren dat twee totaal verschillende zaken. Soms activeerde ze haar voorlichtingsverhaal, maar na een paar glazen wijn en wat vragen, kwam tenslotte het levensverhaal. Zij zag zelf de inconsequentie niet. Ik weet nu dat dat iets vertelt over haar persoonlijkheid.

Haar levensverhaal was zo dramatisch, dat ze haar voorlichtingsverhaal wel bewust kon loskoppelen van haar levensverhaal, maar emotioneel lukte dat niet volledig. Op het moment dat ze haar voorlichtingsverhaal afstak, kon je horen, dat er qua emoties iets niet klopte.

Is dat allemaal in de hedendaagse transgender-voorlichting totaal anders? Niet echt. Transgenders hebben een blijde boodschap voor de wereld die iedereen moet horen. Het geeft geen problemen. Het kan allemaal prima. En het wordt steeds meer een geaccepteerd iets.

De transgenders die die boodschap verkondigen, hebben echter zelf vrijwel altijd of het grootste deel van hun leven in de kast gezeten of ze zijn nog maar kort uit de kast. Iemand heeft in zijn werkzame leven een mooie loopbaan opgebouwd, komt tenslotte uit de kast en weet dan zeker: het geeft geen enkele probleem. Dit had ik veel eerder moeten doen.

Op die manier heb ik wel eens voorlichting gegeven met een drietal andere transgenders. Wat mij opviel was dat ik in mijn eentje belangrijk meer jaren ervaring buiten de kast had, dan zij met hun drieën. Ondanks dat gebrek aan ervaring domineerden ze de voorlichting en waren ze volstrekt overtuigd van hun eigen boodschap, die vaak op veel punten aantoonbaar onjuist was.



Wat bindt de beide partners?

Als vierde punt vallen de relatieproblemen op. Ik hoef ze niet te zoeken, want in de verhalen die ik hoor, komt het punt steeds terug. We zijn net gescheiden. We gaan scheiden. Ik ben gescheiden. Het gaat niet goed tussen mij en mijn vrouw.

Men heeft een vrouw, een stel kinderen, een langdurig huwelijk en dan komen de problemen. Men wil als vrouw toch wat verder, iets meer. Tenslotte ontstaat er een conflict. Hun vrouw vindt dat het allemaal te ver begint te gaan. Maar zij vinden juist, dat het helemaal niet ver genoeg gaat.

Waarom krijgen vrijwel alle transgenders vroeg of laat relatieproblemen? Dit is een lastige vraag waarop niemand het antwoord zeker weet. Laat ik een poging wagen. Waarom zie je iemand als je partner, waarom blijf je bij iemand?

Ik denk, dat daar twee totaal verschillende antwoorden op mogelijk zijn, die elkaar niet uitsluiten. Het ene antwoord komt uit de bètacultuur, het andere antwoord uit de alfacultuur. Het ene antwoord gaat uit van langzaam denken via systeem 2. Het andere antwoord gaat uit van emoties en snel denken via systeem 1.

Het eerste antwoord is het idee dat je samen sterker staat, dan alleen. Voor jagers/verzamelaars is dat de basis van hun onderlinge samenhorigheid. Ze leven in een harde omgeving waarin het leven kort is.

Wanneer ik vroeger op de boerderij van mijn opa in de polder was, was de dichtstbijzijnde buurman iets van vijf minuten lopen verder en dan moest je snel lopen. Als er iets gebeurde, en dat kon op een boerderij maar zo, dan was de dichtstbijzijnde hulp vijf minuten lopen verder. Onder die omstandigheden groet je elkaar, tenminste als je verstandig bent, want even later heb je de ander misschien heel hard nodig. Onder die omstandigheden help je elkaar uit welbegrepen eigenbelang. Niet omdat je zo lief en aardig bent, maar omdat jij misschien de volgende bent, die geholpen moet worden.

In een relatie is het belangrijk dat beide partners dat buddy-principe eerbiedigen. Als man moet je zorgen dat je iets toevoegt voor je vrouw, als vrouw moet je zorgen dat je iets toevoegt voor je man. Je zou dit de rationele basis van de relatie kunnen noemen. Misschien is er lichamelijk niets, maar als beide partners zorgen dat ze er voor de ander zijn zodra dat nodig is, hebben beide partners belang bij de relatie. Beide partners moeten dan echter in staat zijn de relatie rationeel te bekijken, iets wat tegenwoordig niet altijd meer lukt.

In een moderne, rijke samenleving valt die rationele basis steeds vaker weg. De man denkt de vrouw niet echt nodig te hebben om te overleven en de vrouw denkt de man niet echt nodig te hebben. Het is: ieder voor zich en God voor ons allen. Als ik je kan gebruiken, gebruik ik je graag en met liefde, maar als ik je niet meer nodig heb, rot je maar op.

Men ziet de relatie als iets waarbij men niet rationeel, maar emotioneel tot de ander aangetrokken moet worden. Er moet een emotionele vonk overspringen. De ander moet lekker of bruikbaar zijn. De aantrekkingskracht in de relatie, dat wat de relatie bij elkaar houdt, moet dan bij beide partners volledig van de emotionele, irrationele alfakant komen. Alfa-relaties zijn om een veelheid van redenen weinig stabiel.

Een eerste reden is dat alfa-relaties gebaseerd zijn op ongelijkheid. Wanneer de ene partij de baas wil zijn en de andere partij gaat daarin niet mee, is er een probleem. In de alfacultuur zie je elkaar niet als gelijk, maar probeer je de overhand te krijgen. De ander moet bij voorkeur doen, wat jij wilt. De ander moet zich onderwerpen en moet begrijpen minder dan jij te zijn. Het doel is de ander te gebruiken voor seks, om kinderen te krijgen, deze groot te brengen, als inkomstenbron of als huishoudhulp.

Ten tweede speelt in alfarelaties mee dat men inwendig vol borrelende agressie zit, die slechts wacht op een kans om eruit te komen. Zodra die agressie naar buiten treedt, is het doel de ander te beschadigen. Hoe vaker dat gebeurt, hoe moeilijker de situatie en daarmee de relatie wordt. Agressie fungeert niet als bindmiddel, maar als uit elkaar drijvende kracht.

Een derde probleem is dat alfa's hun relaties baseren op gevoelens. Gevoelens kunnen snel verdwijnen of veranderen. Niets is zo veranderlijk als gevoelens. De basis voor de relatie is dan iets dat voor de partners om onduidelijke redenen kan vervluchtigen.

In een rijke, moderne samenleving is er dus steeds minder dat partners stevig aan elkaar bindt. Seks is dan een belangrijk middel om de partners emotioneel aan elkaar te koppelen en op elkaar gericht te houden. Door de vrije moraal en de opkomst van internet is het belang van seks echter steeds kleiner geworden.

Transgenders zien zichzelf echter als vrouw. Ze leven in een virtuele wereld waarin ze zelf de rol van aantrekkelijke vrouw spelen. Het resultaat is dat 'klassieke' transgenders op zichzelf gericht zijn. Hun blik is niet naar buiten gekeerd op hun partner, maar naar binnen op zichzelf. Ik herinner me een feest met 'klassieke' transgenders waar ik als een van de weinigen tenslotte maar ging dansen, de rest zat vaak prachtig opgetut op de bank verzonken in het produceren van de eigen favoriete voorstelling met zichzelf in de hoofdrol.

Bij transgenders valt seks als bindmiddel daardoor weg. De vrouw van een transgender kan tegenover haar transgender-man haar vrouwelijkheid niet inzetten. Ze heeft daardoor belangrijk minder mogelijkheden de emoties van haar man te beïnvloeden. De invloed van de partner als vrouw valt weg. In die rol is ze overbodig.

Ik denk echter dat er bij transgenders nog een tweede probleem speelt in dit verband. Door hun langdurige verblijf in de kast schuiven 'klassieke' transgenders (type II) op naar de emotionele, irrationele alfakant.

Mensen beschikken in beginsel over beide gedragssystemen, maar het ene systeem is lastig, tijdrovend, vreet energie en moet voortdurend geoefend worden. Het vermogen systeem 2 te gebruiken verdwijnt dus gemakkelijk. Systeem 1 is er altijd, hoeft niet geleerd te worden, werkt automatisch, is gemakkelijk, is snel, kost geen energie en hoeft niet onderhouden te worden. Verblijf in een omgeving waarin weinig harde eisen worden gesteld en waarin men volledig focust op de bevrediging van de eigen emotionele behoeften, leidt dan tot een verschuiving naar de alfakant. De focus op emoties neemt toe, de kwaliteit van het rationele denken neemt af.

Ik denk dat voor een hechte relatie beide partners zowel emotioneel moeten koppelen via systeem 1 als rationeel via systeem 2. Aan de ene kant moeten ze zorgen dat wederzijds de emotionele koppeling in stand wordt gehouden. Aan de andere kant moet de relatie iets opleveren voor beide partners en moeten ze in staat zijn dat te kunnen en willen zien. Bij 'klassieke' transgenders is de werking van systeem 2 vermoedelijk vaak aangetast, terwijl systeem 1 in hun geval niet goed functioneert. 


Nawoord

De besproken vier punten (babbelmodus, instelling tegenover werk, bekeringsdrift, relatieproblemen) suggereren dat 'klassieke' transgenders relatief hoog scoren op de alfa-bètafactor.

Ik weet niet of dat klopt. Op de T&T's komt natuurlijk slechts een selectie van alle Nederlandse transgenders. Ook de mensen die er wel komen, zitten niet altijd automatisch hoog op de alfa-bètafactor. Er zitten soms ongetwijfeld zeer rationeel denkende mensen tussen. Verder beschik ik niet over materiaal om te kunnen vergelijken met de rest van de bevolking.

Ik denk wel, op grond van wat er bekend lijkt te zijn, dat showgirl-transgenders (type I) rationeler in het leven staan dan 'klassieke' transgenders (type II). Dat lijkt te verklaren dat de eerste groep in verhouding beter met de problemen lijkt te kunnen omgaan. Dat verklaart ook de wat moeizame relaties tussen beide groepen. De laatste groep ziet de eerste groep vaak als 'slecht' en 'verwerpelijk'. De eerste groep maakt nog al eens grapjes over de opvattingen van de tweede groep. Dit doet sterk denken aan wat C.P. Snow beschrijft in The Two Cultures voor alfa's en bèta's.

Wat kunnen we concluderen uit die babbelmodus, die instelling tegenover werk, die bekeringsdrift en die relatieproblemen? Ik denk dat er een koppeling bestaat tussen de alfa-bètafactor en het omgaan met de vele problemen die transgenders op hun pad door het leven tegenkomen.

Hoe iemand praat over een probleem bepaalt ook sterk zijn vermogen om dat probleem succesvol het hoofd te bieden. Wanneer iemand zijn problemen kort en zakelijk weet te omschrijven en ook nog eens in volgorde van belangrijkheid weet op te noemen, liefst met een volgnummer ervoor, is de beginsituatie al totaal anders dan bij iemand die zich diep ongelukkig voelt, maar niet goed kan verwoorden wat er precies speelt.

Dat is ook in overeenstemming met wat ik op de T&T denk te zien. De mensen die zakelijk, nuchter en rationeel blijven, lijken minder problemen te hebben. Het lijkt ook te kloppen met de uitkomst dat showgirl-transgenders (mits vergelijkbaar qua intelligentie, herkomst, opleiding e.d.) het langer volhouden.

Ik denk dat bij transgenders de alfa-bètafactor gerelateerd is aan het vermogen om problemen op te lossen en daar mee om te gaan (coping vermogen, coping ability). Hoe irrationeler en emotioneler men denkt, hoe groter de kans op ellende en problemen, lijkt het.

Wanneer dit echter voor transgenders zou opgaan, zou je verwachten dat het ook in het algemeen zou moeten opgaan. Bestaat er een koppeling tussen de alfa-bètafactor en coping vermogen?





---
Een eerdere blogpost van mij over transgenderproblemen en de alfa-bètafactor was: Het probleem van transgender Bo (hier).









dinsdag 24 juli 2018

Waarom ik dood moet



Laatst bijgewerkt op 25/07/2018 om 2.38


Het doel van deze blog is uit te vinden, hoe we discriminatie, agressie en oorlog kunnen stoppen. Misschien zal stoppen niet lukken, maar als we die zaken een klein beetje zouden kunnen verminderen, zou dat al heel mooi zijn.

Om discriminatie te bestrijden, hanteren mensen twee verschillende routes. De voor moderne mensen eenvoudigste en meest voor de hand liggende route is te zeggen dat we moeten stoppen met discrimineren en aanverwante zaken. De titel van deze blog suggereert die route misschien ook, maar in werkelijkheid wordt in deze blog de andere route gekozen.

De andere route is dat we doen waar mensen vroeger heel erg goed in waren. We gebruiken ons menselijk denkvermogen om het probleem vast te leggen, te beschrijven, te analyseren en vervolgens uit te zoeken welke methodes om het op te lossen wel en niet werken.

Die route betitelen we tegenwoordig als de wetenschappelijke methode. Maar voordat er iets als academische wetenschap bestond, verzamelden mensen al kennis over wat wel en niet werkte, bijvoorbeeld om aan eten te komen. Verder hanteert niet alles wat tegenwoordig aangeduid wordt als 'wetenschap' de benadering van Galilei, Newton en Einstein. Het gaat dus om de methode van de empirische wetenschappen. De Natuur moet uiteindelijk beslissen of de methode inderdaad werkt.

Het voorgaande betekent dat er in deze blog bij voorbaat twee assumpties zijn gemaakt:
1. discriminatie is slecht en moet verminderd worden voor zover dat mogelijk is;
2. we kiezen de manier van denken die hoort bij empirische wetenschap.

Maar zijn die assumpties wel zo voor de hand liggen als ik geneigd ben aan te nemen? Is het niet mogelijk van totaal andere assumpties uit te gaan?

Die vraag is des te klemmender, omdat die twee assumpties grote implicaties hebben voor het denken over discriminatie. Op het moment dat je die twee assumpties verwerpt, gaat discriminatie er totaal anders uitzien. Het wordt dan iets dat bevorderd moet worden, terwijl we juist vooral niet logisch en niet empirisch moeten denken. We willen in dat geval immers strijd, vervolging en oorlog.

Dus: waarom zou je je niet proberen te verplaatsen in de gedachtewereld van mensen die precies andersom denken? Die discriminatie en agressie zien als een heilige opdracht.

Op vrijdag 20 juli hielp de NRC me een handje mee. Ik kreeg eerst een kop 'Washington pest stafleden Trump stad uit.' Volgens de kop komt de agressie dus vooral van de anti-Trumpers. In werkelijkheid kwam, denk ik,  de echte agressie vooral van Trump door kleine kinderen te scheiden van hun ouders.

Vervolgens een bewonderende column van Hubert Smeets over de ontmoeting tussen Trump en Putin: 'In vijf schokkende dagen valt de wereldorde in duigen.' Welke Amerikaanse president heeft ooit zo drastisch orde op zaken gesteld?

Dan twee ingezonden brieven die stellen dat Stef Blok met zijn nogal prikkelende uitspraken gelijk had en dat hij slechts feiten memoreerde. Over het gelijk van Blok kun je twisten, maar dat hij slechts feiten memoreerde, is pertinente onzin, lijkt me.

Overigens was lang niet alles in die trant. Folkert Jensma bespreekt het geval van Dennis. Dennis is geboren in Nederland, maar kind van ouders uit de Oekraïne. De familie is sinds 2001 illegaal in Nederland. Dennis is 10 jaar oud als hij samen met de rest van het gezin wordt opgepakt, ingesloten en het land uit wordt gezet. Ze zoeken het maar uit, maar niet hier. Dennis is weg en blijft weg. Jensma vraagt hoe juf Floor dat de kinderen in zijn klas moet uitleggen.

In mijn vorige blogpost had ik het over twee boeken en een boekbespreking. Afgaande op wat ik aan informatie kon vinden, hadden alle drie auteurs die typische manier van denken die iemand als Adolf Hitler ook had. Ze waarschuwden tegen fascisme, maar vertoonden via hun tekst veel tekenen die voor de fascistische manier van denken typerend zijn, dacht ik.

Jensma is dan een leuk tegenvoorbeeld. Zijn column is helder. Het gaat over een concreet iets. Hij vindt daar iets van en zegt dat ook. Het is allemaal simpel en helder en als je het niet met hem eens bent, mag dat. Hij geeft slechts het geval en zijn mening daarover. Zijn manier van denken en schrijven is dus naar mijn mening, precies het tegenovergestelde van die drie andere auteurs.

Naast de column van Jensma staat een merkwaardig verhaal van Zihni Özdil. Dat de man een vreemde naam heeft, vind ik niet erg, maar dat hij een vreemd verhaal afsteekt, lijkt me andere koffiekoek. Het is een vrij korte column, die echter gigantisch groot opgemaakt is. Kennelijk moest de onbenulligheid gecamoufleerd worden met ruimte en grote letters. Volgens de intro roept hij progressief Nederland op om 'gezond nationalisme' te omarmen.

Bij zulke kretologie ben ik altijd geneigd te vragen, wat iemand precies met dit soort abstracte begrippen bedoelt. Wie of wat is 'progressief Nederland'? Waar is de operationele definitie? Bob Altemeyer had ongeveer 40 jaar nodig om 'autoritarisme' fatsoenlijk te definiëren en te operationaliseren. Daarbij begon hij al op een stevige empirische basis van zijn voorgangers.

Ik zou zeggen: ga eens 40 jaar doen wat je moet doen, voordat je je grote kwek opentrekt. En vervolgens, wat is 'gezond nationalisme'? Opnieuw geen fatsoenlijke operationele definitie. Afgaande op de intro hebben we hier dus kennelijk te maken met een gigantische windbuil. Lezing van zijn column maakt het er niet echt beter op.

Als ik Özdil zou moeten plaatsen op de fascisme-schaal (de alfa-bèta-schaal, bevooroordeeldheid) dan zou ik hem vlak in de buurt van de bekende Adolf plaatsen. Ook hier weer die typische manier van volstrekt empirisch ongefundeerd denken.

Het verhaal van Özdil is echter nog vrij openlijk. Hij roept openlijk op om: 'het gezonde nationalisme weer te omarmen en vol trots uit te dragen.' Wij hebben inderdaad volop reden om trots op ons zelf te zijn met de 107 000 onnodig vermoorde Nederlandse Joden in Wereldoorlog II. Geen enkel ander bezet West-Europees land wist onze prestatie te overtreffen. Laten we deze geweldige prestatie vooral vol trots uitdragen!

-----
De Holocaust in Nederland
Nederland is het land met relatief het grootste aantal joodse slachtoffers van West-Europa. Van de 140.000 joden werden er 107.000 gedeporteerd. Vijfduizend mensen keerden terug uit de kampen en ca. 20.000 personen overleefden op een andere manier, het merendeel in de onderduik. De vervolging en moord op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de Holocaust of de Sjoa genoemd.
-----

De column daarnaast is echter de column die me het meest intrigeert. Hoe langer ik die column bestudeer en hoe meer ik nazoek, des te meer ik in een totaal andere denkwereld verzeild raak. Die column is de feitelijke aanleiding voor deze blogpost.

Die column is van Luuk van Middelaar. De titel luidt: 'Tijd Trump als politieke vijand te zien.' Op grond van die titel ben je geneigd te denken, dat we Trump als politieke vijand moeten zien. Maar de auteur speelt een uiterst handig spel met woorden. In feite wordt Trump neergezet als iemand met een 'realpolitiek' wereldbeeld. Trump heeft het allemaal prima door, is de boodschap. Hij is de grote politieke manipulator die iedereen naar zijn hand zet.

Wanneer je dat van Richard Nixon zou beweren, heb je een punt. Nixon wist en begreep veel van buitenlandse politiek. Maar de politieke inzichten van Trump zijn iets dat door de auteur gemakshalve wordt verondersteld. Er is geen enkele evidentie voor. De werkelijkheid was volgens veel waarnemers dat Putin Trump in zijn zak leek te hebben en niet omgekeerd.

Van Middelaar beweert dan dat 'vijanden' van Trump (in de eerste plaats de Europese Unie en dan China en tenslotte Rusland) voor Trump slechts 'politieke vijanden' zijn, maar dat ze volgens Trump niet 'slecht' hoeven te zijn.

De suggestie is dus dat Trump een uiterst genuanceerd denkend mens zou zijn. Iemand als Obama. Hij lijkt er niet op en hij kan dat niet. De man is alles behalve genuanceerd.

Een politieke vijand zou je volgens Van Middelaar niet hoeven te haten. Hij houdt in dat kader een hele verhandeling over het begrip vijand en verwijst daarvoor naar het boek Het begrip politiek van Carl Schmitt. Hij noemt dat boek, de basis van het fascistische denken, een 'intelligent' boek.

Trump ziet -- volgens Van Middelaar -- Putin slechts als een tegenspeler. Trump kan er evengoed een deal mee afsluiten als een oorlog beginnen.

Wel, dat lijkt me een pertinente onwaarheid. Trump heeft mogelijk wel een deal met Putin gesloten, maar een oorlog beginnen tegen de man die hij kennelijk ziet als zijn meester, lijkt me uitgesloten. Van Middelaar hangt dus eerst een ingewikkeld betoog op en debiteert vervolgens iets dat op zijn minst zeer aanvechtbaar is.

Er wordt een ingewikkeld spel met woorden gespeeld, waarbij de lezer moe geworden, tenslotte volledig op het verkeerde been wordt gezet.

Wie zich echter verdiept in Het begrip politiek ziet dat de auteur van dit boek met politieke vijand een groep bedoelt die tegenstander is en dood moet. Het is ons tegen hen. Ook op dit punt wordt de werkelijkheid dus volledig omgedraaid door Van Middelaar. Die techniek, zaken volledig omgekeerd voorstellen, is typerend voor de fascistische manier van taalgebruik. Hitler schreef die techniek toe aan de Joden, maar hanteerde hem enthousiast zelf.

Van Middelaar sluit zijn column af met de oproep aan de lezer om onze morele verontwaardiging over Trump los te laten en hem slechts te zien als politiek tegenstander. Maar volgens de door hem aangehaalde auteur moeten die dood. Dus wat is nu de boodschap?

Kennelijk dat in het geval van Trump morele verontwaardiging niet terecht is. We moeten ons vooral niet druk maken over een fascistische strongman in het Witte Huis, vindt hij.

Dat brengt me opnieuw bij dat merkwaardige boek dat hij omschrijft als 'intelligent'. Een auteur kan misschien intelligent zijn, maar een boek niet.

Het interessante van dat boek is dat het precies het omgekeerde nastreeft van deze blog. Het doel van deze blog is discriminatie en agressie voor zover mogelijk te verminderen en te stoppen. Het doel van dat boek is volgens een van de meest leesbare samenvattingen: "the defense of politics from utopian aspirations to abolish politics. Anti-political utopianism includes all forms of liberalism as well as international socialism, global capitalism, anarchism, and pacifism: in short, all social philosophies that aim at a universal order in which conflict is abolished" (hier).

Dat klinkt nogal ingewikkeld en omslachtig. Vergelijk het met de betoogtrant van Van Middelaar. In verhouding tot andere betogen uit deze sector is het echter vrij helder en leesbaar. Het doel van het boek is alle opvattingen te bestrijden die gericht zijn op het vermijden en beheersen van conflicten.

Strijd, oorlog en geweld worden gezien als de basis van het menselijk bestaan. Pas in oorlog en strijd vinden wij onze bestemming. Dat idee.

Vanuit dat idee, is dit een volstrekt foute blog. In dat geval is er slechts één afdoende oplossing: de auteur moet dood.

Nu leef ik ondertussen bijna vijftig jaar als 'foute' man buiten de kast. Met het idee dat ik dood moet, ben ik daardoor ondertussen wel behoorlijk vertrouwd. Er zijn veel mensen die geloven dat de wereld een stuk beter af zou zijn, zonder afwijkende figuren zoals ik. Andere afwijkende mensen zoals 'de vrouw met de baard' hebben soortgelijke ervaringen. Ook wat we weten uit onderzoek en mortaliteitscijfers bevestigt deze ervaringen.

Wat ik tot nu toe echter, nog niet vaak meemaakte, was dat mensen dat geloof openlijk uitdroegen of dat ze personen die dat geloof uitdroegen, openlijk omarmden. De auteur publiceerde het boek in 1932 in het Duitsland van toen. Je zou kunnen zeggen: een andere tijd, een ander land, gelukkig niet hier.

De omarming van dat boek vindt echter plaats in Nederland, in 2018, in één van de belangrijkste kranten van het land door een Leidse hoogleraar, die als historicus beter zou moeten weten.

Wat ik grappig vind, is dat de reden waarom ik dood moet, ondertussen totaal veranderd is. Eerst moest ik dood, omdat ik er soms te vrouwelijk uitzag. Dat gaf voor een man geen pas. Daar moest tegen worden opgetreden. Nu moet ik dood, omdat ik duidelijk probeer te krijgen waarom moderne mensen zo extreem gewelddadig kunnen zijn.

Ik denk, dat er altijd wel een stok gevonden kan worden om de hond te slaan. In dit geval: om het beest dood te knuppelen. Ik denk dus dat de reden slechts de rechtvaardiging is om de agressie goed te praten. Maar ik moet toegeven: deze reden kende ik nog niet.

Er valt overigens wel een ontwikkeling in de tijd te zien. Toen ik rond 1970 uit de kast kwam, gaf dat geen serieuze problemen, hoewel dat wettelijk toen nog niet was toegestaan. De serieuze problemen kwam pas rond 1990, dus 20 jaar later. Toen hoorde je niets openlijk of je hoorde het slechts onder vier ogen. Ongeveer 15 jaar daarna (rond 2005) werd ik voor het eerst slachtoffer van langdurige en georganiseerde discriminatie. Toen was dat echter nog iets waarvan door hogerhand werd gesteld: dit mag niet naar buiten komen. Ruwweg 10 jaar daarna (in 2014) werd ik voor het eerst slachtoffer van langdurige en georganiseerd discriminatie die heel openlijk was. Men schaamde zich er kennelijk niet langer voor, maar zag het als iets waarmee men zichzelf als groepslid kon onderscheiden.

In 2018, slechts 4 jaar daarna, is het kennelijk een teken geworden dat je bij de club hoort, wanneer je als Leidse hoogleraar en VVD'er openlijk in de krant laat weten het fascistische gedachtegoed 'intelligent' te vinden.

Ik vrees dat we opnieuw 'in de schaduwen van morgen' leven.







Leesblokkade, een column en de alfa-bètafactor



Laatst bijgewerkt op 24-07-2018 om 15:58

Vandaag heb ik mijn leesblokkade overwonnen. Het was niet gemakkelijk. Maar als je ouder wordt, begint de tijd te dringen. Ik wist: het is nu of nooit. De letters dansten voor mijn ogen. Steeds moest ik opnieuw beginnen. Het was alsof mijn brein uitgeschakeld was. Ik zag de letters, ik maakte de woorden en vervolgens was het of het allemaal wazig werd. Iets blokkeerde mijn brein. Koppig begon ik opnieuw. Ik betrapte me erop dom naar de woorden en het plaatje te kijken zonder ook maar een millimeter verder te komen. Maar ik hield vol.

Hoe kon het dat ik volhield bij deze bijna bovenmenselijke taak? Ere wie ere toekomt. Tijdens mijn studie psychologie werd ik soms gedwongen afschuwelijke boeken te bestuderen. Natuurlijk veroorzaakte dat een blijvend trauma, maar op die manier leerde ik ook dat de aanhouder tenslotte wint.

Het meest afschuwelijke boek dat ik ooit moest bestuderen, was afkomstig van Soren Kierkegaard. In Nederland zouden we zeggen: Sjoerd Kerkhof. Als ik het me goed herinner was dat Die Krankheit zum Tode. Dat ik nu niet meer zeker weet om welk boek het precies ging, laat zien dat de tekst niet echt informatief was. Anders had ik dat ongetwijfeld nog geweten. Of zoals een lezer het op Amazon.com uitdrukt: 'not my cup of tea.'

Op een of andere manier lukte het me toen echter, gedwongen door het dreigende tentamen, me volledig zijn jargon en denkstijl eigen te maken. Men kon me dus iets vragen en ik wist intuïtief wat Kierkegaard daarop zou antwoorden, althans dat dacht ik. Ik beheerste zijn jargon en manier van denken. Na het schriftelijke tentamen bleken de docent en ik het op dit punt volledig eens te zijn. We begrepen beide Kierkegaard, althans dat dachten we. Misschien waren we het volledig niet met hem eens, ik in ieder geval niet.

Dankzij de resultaten van TAVAN (het online taalprogramma waarvan ik de resultaten voor mijn vrouw verwerk) begrijp ik nu vrij goed, hoe zo'n leesblokkade werkt. De tekst wekt een emotionele reactie op, die de begripsreactie blokkeert. Je kunt niet tegelijkertijd boos en opgewonden zijn en toch rustig naar iets kijken. Door die emotionele reactie wordt de begripsreactie uitgeschakeld. Wanneer je echter volhoudt en domweg blijft kijken, zakt die emotionele reactie tenslotte weg. Op dat moment kun je weer gaan begrijpen.

Van Bill Gates heb ik geleerd dat je soms een tijdschrift of krant van A tot Z moet doornemen. Je moet jezelf dwingen alles te lezen. Omdat je een automatische neiging hebt alleen te lezen wat je opinie bevestigt, moet je dat systematisch bestrijden, door van ieder standpunt kennis te nemen. Ik weet overigens niet zeker of hij dat zelf ook echt doet of dat hij het alleen beweert.


Enkele van mijn problemen met de column

Goed, terug naar mijn leesblokkade die ik vandaag overwonnen heb. De column was van Carolien Roelants. Ik heb al heel vaak geprobeerd een column van haar uit te lezen, maar tot nu toe was dat nog nooit gelukt. Normaal kwam ik niet verder dan het begin. Dan kwam die emotionele blokkade en kwam ik niet meer verder. Waardoor die blokkade precies ontstond, wist ik niet precies, maar nu wel, denk ik.

De tekst in de NRC aan het einde van de column luidt: "Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert en scheidt op deze plaats elke week de feiten van de hypes." Alleen die tekst werkt op mij al als een rode lap op een bronstige stier.

Albert Einstein grapte dat het de straf van God was, dat de wereld hem zag als expert op gebied van relativiteit. Iets wat hij verafschuwde, moest hij zijn leven lang zijn. Maar Carolien Roelants behoort kennelijk tot een totaal andere mensensoort dan Einstein.

Hoe kijk ik met mijn boerenverstand naar zo'n uitspraak? Hoe stel je vast dat iemand Midden-Oostenexpert is? Dat begrip moet dus geoperationaliseerd en in dat verband verwijs ik graag naar het voorbeeld van Bob Altemeyer die ongeveer veertig jaar deed over het operationaliseren en valideren van autoritarisme via de RWA-schaal. En dan begon hij bepaald niet vanaf nul, maar vanaf een stevige empirische basis (de F-schaal). Goed, laten we aannemen dat de NRC, je moet toch iets doen, inmiddels dat begrip fatsoenlijk heeft geoperationaliseerd en gevalideerd. Wanneer heeft Roelants die toets gedaan en wat was het resultaat? Kortom, het is een kolossaal gebakken lucht verhaal. Een gebakken lucht verhaal waarvan jezelf kennelijk niet begrijpt dat het gaat om gebakken lucht. Om bullshit.

Waarom jezelf opvoeren als 'Midden-Oostenexpert' terwijl je niet kunt aantonen dat je dat bent? De bedoeling is haar niet kritische lezerspubliek te vertellen dat ze 'Midden-Oostenexpert' is. De strekking is: ik ben deskundig, ik ben intelligent, geloof mij, ik ga Amerika weer groot maken. Het is een typisch strongman-verhaal.

Dan is de titel van haar vaste column: "Dwars." Gelukkig zie ik dat nu pas, maar het is mij een volledig raadsel wat er dwars aan deze column zou moeten zijn. Sterker nog, ik denk dat Roelants niet in staat is tot dwars denken. Dat klinkt misschien wat aanmatigend, maar op grond van wat ik in deze post probeer te bespreken, denk ik, dat dat niet past bij haar persoonlijkheid. Iemand als Einstein kon dwars denken. Zelf krijg ik die beschuldiging ook wel regelmatig naar mijn hoofd. Als iedereen links gaat, heb ik een onweerstaanbare lust om naar rechts te gaan. Lastig, maar het is niet anders. Maar dat Roelants daar last van zou hebben, vind ik moeilijk te geloven. Laten we het concreet houden: denkt ze als een bèta? Denkt ze als een 'domme' boer?

De bedoeling van die titel is aan de lezer mee te delen, dat ze 'dwars' denkt. Ze gebruikt het woord niet als beschrijving van iets dat werkelijk bestaat, maar als commando. Gedragspsychologen noemen dat een 'mand'. Ze wil bij haar publiek de indruk wekken dat ze dwars denkt. Vandaar het woord. Bij het niet kritisch denkende publiek, waarbij het verstand uitgeschakeld staat, maar dat zichzelf als 'intellectueel' ziet, blijft hangen dat ze 'expert' is. Ze heeft het toch zelf beweerd.

Laten we naar het tweede deel van die uitspraak kijken. Ze scheidt de feiten van de hypes. En ze doet dat niet in de kelder van haar huis zoals Bill Gates placht te doen, nee, ze doet dat in haar column. Ik schrijf deze blogpost in de keuken van ons huis. Mijn favoriete plek om te zitten. Er is prachtige muziek. De koffiemachine staat op een meter afstand. Mijn persoonlijke beveiliger, de hond, ligt naast mij. Klaar om in actie te komen, mocht een kwaadaardige poes het pand proberen binnen te dringen. En ik zit op een comfortabele stoel te doen alsof ik diepzinnig bezig ben. Maar het belangrijkste van alles: het is een van de stilste plaatsen van het huis. Er is niets, maar dan ook niets, dat de rust verstoord. Wat kan een mens nog meer willen?

Ik begrijp dus niet goed hoe je in een column de feiten van wat dan ook kunt scheiden. Ik probeer stukjes te maken, dat houdt me van de straat en dat helpt om mijn denken duidelijker te krijgen. Dus dat heeft onmiskenbaar een bepaalde functie. Maar kan ik in een blogpost feit van fictie scheiden? Het maken van een blogpost helpt om de zaak concreet te maken. Vervolgens zit ik nog vaak een tijd aan zo'n blogpost te sleutelen, omdat ik zie dat er dingen niet kloppen of niet lekker lopen. Maar eindelijk is die blogpost definitief. Het is dan een soort gestold denken, zou je kunnen zeggen. Je kunt dus niet zeggen dat je in een column feiten van andere dingen scheidt. De column bestaat uit gestolde gedachten. Op het moment dat je anders beweert, zit je taal te misbruiken. Wat je zegt, koppelt niet meer aan de realiteit.

Maar in feite wordt ook nu weer de taal gehanteerd als mand. Ze beschrijft niet wat is, maar ze vertelt de lezer wat ze die wil laten geloven. Ze bedrijft propaganda voor zichzelf.

Ze scheidt de feiten van de hypes, stelt ze. Wat is het tegenovergestelde van 'feiten'? Volgens Thesaurus.com is dat 'theory, fabrication, lie.' Volgens Merriam-Webster.com is dat: 'fantasy, fiction, illusion.' Soms komen 'falsehood, myth' ook voor. Maar 'hype' komt dus als antoniem niet voor. Wat is een hype? Ik zoek het na. Het blijkt een term te zijn waar de verschillende bronnen niet altijd gelijk over denken. Ik denk dat 'modegril' de beste vertaling is. Kun je feiten scheiden van modegrillen? Wat doe je dan? Ook hier is het probleem dus weer dat de woorden op de loop gaan met haar gedachten.

Laat ik aannemen dat ze feiten probeert te scheiden van niet-feiten. Hoe weet je bij voorbaat zo zeker dat dat lukt? Roelants heeft op dit punt geen enkel twijfel aan het eigen kunnen, maar de trieste realiteit is dat mensen in doorsnee en 'experts' in het bijzonder, niet beter in staat zijn feiten van niet-feiten te scheiden dan mensapen. De enige mensen die het enigszins kunnen, zijn bèta's en de enige mensen die het naar verhouding extreem goed kunnen zijn extreme bèta's. Hoe weet Roelants zo zeker dat ze tot die selecte club behoort? Nu ik haar column gelezen heb, ben ik er behoorlijk zeker van dat ze van alles kan zijn, maar geen bèta.

In de bèta-opvatting moet je als mens, als auteur, de baas blijven over de woorden. De woorden zijn je instrumenten om de werkelijkheid te beschrijven en tenslotte te voorspellen. Ze vormen gereedschap waar je zuinig op moet zijn. In de alfa-opvatting staan woorden los van de realiteit. Het zijn nu geen instrumenten die je voorzichtig moet gebruiken, maar het is een soort munitie. Je tegenstander moet beschoten worden, net zo lang tot dat hij zich overgeeft en onderwerpt. Om dat te bereiken bombardeer je hem met woorden net zo lang tot je je zin hebt gekregen. Wie een actueel voorbeeld wil, kan naar Trump kijken. Wie een klassiek voorbeeld wil, kan Plato lezen. Wie iets tussenin wil, kan Mein Kampf lezen, dat op internet wel te vinden is.

Ik sla de intro en de titel even over. Het kan heel goed zijn dat de opmaak-redacteur die verzonnen heeft. Ik beperk me dus tot de tekst. De eerste zin luidt: "De Arabische wereld blijft een tranendal van jeugdwerkloosheid, corruptie, repressie en ga zo maar door." Mijn probleem met die zin is dat ik graag wil weten, wat de auteur precies ziet. Of wat ik me er bij voor moet stellen. Waar heb je het precies over? Waar baseer je die uitspraak op? Waar begint en waar eindigt die Arabische wereld precies? Hoe weet je zo zeker dat het een tranendal is? Waarmee vergelijk je dan? Kortom, hoe kom je bij zo'n vage, weinig precieze, kreet? Ook hier lijkt de taal dus weer een eigen leven te gaan leiden.

De tweede zin luidt: "Een knekelhuis van gewurgde verwachtingen na de 'revoluties' van 2011." Wat me opvalt, is dat het grammaticaal gezien geen zin is. De bedoeling is kennelijk aan te geven wat de Arabische wereld is. Maar dat heeft ze in de eerste zin al gezegd. Dus of de eerste zin is de meest juiste omschrijving of de tweede, maar allebei tegelijk kan niet. Wie de zin bekijkt, ziet dat deze zin, die geen zin is, in totaal maar liefst vier volstrekt vage begrippen bevat: knekelhuis, gewurgd, verwachtingen en 'revoluties'. Van die vier zijn er maar liefst drie zwaar emotioneel geladen. De Telegraaf kan hier weinig verbeteren, lijkt het.

Het is een soort 'stream of consciousness.' In literaire kringen (in alfa-kringen dus) vindt men dat vaak prachtig. Maar het is een manier van schrijven die de problemen niet oplost, maar juist groter maakt. De bedoeling van zakelijk en informatief schrijven is juist dat je een uitspraak probeert te toetsen. Je hebt dat nu wel gezegd, maar klopt dat wel?

De derde zin van Roelants verdient ook aandacht. Deze luidt: "Er was destijds feitelijk geen sprake van revoluties of doorslaggevende verandering dus u ziet zeven jaar later nieuwe protesten." In de tweede zin werd de term 'revoluties' inclusief aanhalingstekens geïntroduceerd. Ik begreep toen al niet, wat ze daar precies mee bedoelde. Nu wordt mij duidelijk gemaakt dat die revoluties in haar tweede zin helemaal geen echte revoluties waren. Als krantenlezer heb ik natuurlijk nog vlijmscherp voor ogen wat er precies allemaal gebeurde in de Arabische wereld in 2011. Laten we eerlijk zijn: de wereld is niet zo groot en zo veel gebeurt er nu ook weer niet. Dus wat ik toen aanzag voor revoluties, blijken in werkelijkheid helemaal geen revoluties geweest te zijn. Ah, ha!

En dus zie ik zeven jaar later nieuwe protesten. Pardon, ik zie helemaal niets, behalve kromme zinnen. En dat vreemde 'dus' zie ik natuurlijk. Wat Roelants stelt, is dat er geen revoluties waren en dus zien we nieuwe protesten. Logisch toch? Overal waar geen revoluties plaats vinden, komen protesten. Het kan even duren, maar dan komen ze altijd. Volstrekt logisch, geen twijfel mogelijk.

Als de wetenschap die het fascisme bestudeert eens op dezelfde manier vooruitgang kon boeken. Ik zit in de keuken achter mijn computer en type gewoon wat. God begrijpt dan hoe geniaal die gedachte is, en gaat dat als een brave dienaar onmiddellijk realiseren. Kijk, zo zie ik het graag. Goden, die weten wat van hen verwacht wordt.

Helaas lukte het iemand als Bob Altemeyer niet op die gemakkelijke manier vooruitgang te boeken. Het probleem bij bèta-wetenschappers is dat ze maar een beperkt verstand hebben en niet zo snel kunnen. Misschien is hun band met de Goden niet, wat die zou moeten zijn. Het mooie is dat ze uiteindelijk toch verder komen, wat niet van iedereen gezegd kan worden.

Wat de empirische wetenschap van het fascisme ondertussen wel opgeleverd heeft, althans voor mij, is dat die ongecontroleerde manier van woorden spuien die in literaire kringen zo hoog wordt aangeslagen, typerend is voor strongmen en hun volgelingen. Het probleem is dat die volgelingen de onzin van de strongman als absolute waarheid beschouwt. Het probleem is dat de volgelingen niet de moeite nemen woorden te koppelen aan waarnemingen.

Ik ben nu nog maar bij zin 3 van haar column, maar het lijkt onmiskenbaar dat dit voor Roelants ook opgaat. Het probleem met haar column is dat volstrekt onduidelijk is wat de waarneming is. Sterker nog: wat is precies de vraag die ze wil beantwoorden? Als lezer verdrink je als het ware in de stream of consciousness.

Ze koppelt vrolijk de ene verbale associatie aan de andere. Omdat ze zichzelf ziet als een absolute expert is het voor de lezer -- in haar opinie -- een groot voorrecht haar woordenstroom te mogen volgen. Het zijn een soort gouden brokjes die je gedachteloos moet doorslikken waardoor je uiteindelijk tot wijsheid zult komen. Op dat moment zul je even veel van het Midden-Oosten begrijpen als Carolien Roelants.


Verwachte reacties op haar column

Ik zou verwachten dat alfa's en de volgelingen/gelovigen in de alfacultuur het probleem met haar column niet zien. Ze geloven in doorsnee allemaal dat het geweldig is, wat ze schrijft, want er valt in feite geen touw aan vast te knopen, dus het moet wel heel erg knap zijn. Ik verwacht dat de 'men of action', de slimme vogels die beslist hogerop willen komen, als dat zo uitkomt het spel probleemloos meespelen. Status gaat voor alles! Ik verwacht echter dat bèta's de grote waarde van haar stream of consciousness niet goed op waarde zullen weten te schatten. Het is niet hun 'cup of tea.'

Valt haar column te vertalen in zakelijk Nederlands? Haar vraag is: hoe gaat het verder in de Arabische wereld? De problemen zijn daar groot en lijken alleen maar groter te worden. Komt het daar opnieuw tot een uitbarsting van geweld? Zij denkt van wel.

Dat is heel knap gedacht, maar op het moment is het daar al op meerdere plaatsen oorlog. Het lijkt me dus moeilijk voorstelbaar om serieus het tegenovergestelde te gaan voorspellen. Zo van: straks is het daar opeens blijvend vrede.


Alfa-bètafactor

Oorlog is natuurlijk ook het hoofdonderwerp van deze blog. Fascisme is de ideologie die oorlog omarmt en ziet als de ultieme bestaansgrond. We leven om te strijden, dat idee. Wie de reportages in de Volkskrant heeft gelezen over het leven in het Midden-Oosten, ziet dat de mensen daar een sterke focus hebben op eer en strijd.

Het is veel gemakkelijker met een Kalashnikov te zwaaien omringd door een groepje mede strijders en indruk te maken op ongewapende burgers dan alleen met een spade moeizaam een dor akkertje te bewerken in de hoop op ooit een magere opbrengst. Het is gemakkelijker boos te zijn en te denken over wraak en vergelding dan brandende problemen te analyseren en gericht en langdurig te zoeken naar manieren om die problemen op te lossen.

De alfa-manier van 'denken' (babbelen en met een Kalashnikov zwaaien) kan iedereen, gaat snel, kost weinig energie en kan in een rijke samenleving veel opleveren. De bèta-manier van denken kan niet iedereen, vereist aanleg, vereist oefening, vereist geduld, kost veel tijd en energie en levert in moderne culturen vaak meer ellende dan voordeel op.

Draagt haar column bij aan een beter begrip van de situatie in de Arabische wereld? Voor mij niet. Het probleem is dat ik haar stuk niet kan vertalen in iets concreets. Ik heb een hard gegeven nodig. Ik heb iets nodig dat ik me kan voorstellen. Het doet me denken aan de woordenstroom vanaf de kansel.

Neem de titel van haar column: "Revolutie? Vandaag nog niet maar de woede groeit." De komma voor 'maar' ontbreekt. Ik zie in haar column vaker problemen met de interpunctie. Kennelijk heeft ze niet de gewoonte zelf de tekst nog een paar keer zorgvuldig door te lezen.

Terug naar de titel. Een gelovige zal dat antwoord graag geloven. Maar ik ben geen gelovige, dus ik wil weten, hoe Roelants weet dat die woede groeit. Waar zijn de data? Als data krijg ik een stel wilde beweringen waarvan de status en herkomst onduidelijk zijn en die als los zand aan elkaar hangen.

Ik denk dat het probleem dat in de Arabische wereld speelt een veel te hoge score op de alfabèta-factor is. Maar dat is ook in Nederland een groot probleem dat alleen maar groter lijkt te worden. De column van Roelants lijkt helaas naadloos bij die veronderstelling te passen.


Conclusie

Ik denk dat mijn leesblokkade veroorzaakt werd door de woorden in de tekst die als zelfstandige dingen op de lezer worden afgevuurd, maar op geen enkele manier meer te relateren vallen aan de realiteit. Het is hoogdravende fictie. Omdat ik vooral informatie zoek, kosten zulke teksten me wel veel tijd, maar leveren ze weinig op. Mijn systeem 1 is kennelijk door langdurige training sterk gevoelig voor de informatiedichtheid van een tekst.

In dit geval levert de tekst echter wel veel informatie over de persoon Roelants op. In het kader van deze blog is dat een bruikbare illustratie dat ook een column al veel kan vertellen over de persoonlijkheid van de auteur.

Het is natuurlijk niet zo dat het op basis van een column altijd mogelijk is een goede inschatting van de alfa-bètafactor van iemand valt te maken. De bedoeling van deze blogpost is slechts te laten zien, dat het soms goed mogelijk lijkt. Doordat het schrijven van een column een vrij persoonlijke activiteit is, is het voor mensen ondoenlijk hun persoonlijkheid en karakter daarbij volledig uit te schakelen.






 








maandag 23 juli 2018

Een nieuwe kop voor deze blog



Laatst bijgewerkt op 8/8/2018 om 15.46



De eerste post op deze blog verscheen op zondag 1 mei 2016. De kop van de blog was toen: Stop discriminatie! De blogkop bevatte geen ondertitel of verdere informatie.




Op 8 augustus 2018 luidt de volledige kop, na enkele voorafgaande probeersels:

---
Stop discriminatie, maar hoe?

Hoe kunnen we bevooroordeeldheid meten en verminderen?

De leidende blog over het empirische onderzoek naar goedgelovigheid, discriminatie en agressie.
Waarom geloven mensen: reclame, propaganda, roddels, vooroordelen, mythes, nepnieuws en bullshit?
Onderwerpen:
irrationeel denken, alfa/bèta, irrationeel geloof, religie, racisme, antisemitisme, fascisme,
discriminatie, agressie, terrorisme, oorlog en genocide.

Dr. Mik van Es
Psycholoog, psychometricus
---











Onderzoek rapporteren en alfa/bèta-persoonlijkheid



Laatst bijgewerkt op 23/7/2018 om 16.02


De vorige blogpost ging over een boekbespreking waarin twee boeken over fascisme werden besproken. Mijn conclusie was dat er redenen waren om aan te nemen dat alle drie auteurs (die van de boekbespreking en die van beide boeken) tekenen vertoonden die typerend zijn voor de betoogtrant van fascisten. Denk aan iemand als Adolf Hitler. Het doel was niet de kille waarheid te vertellen, maar het doel was op het publiek indruk te maken.

Nu is het woord ''fascist' ook een term die als scheldwoord gehanteerd kan worden. Wanneer we die emotionele lading kwijt willen, kunnen we zeggen: de auteurs vertoonden die typische betoogtrant die hoort bij autocraten. De betekenis van die opmerking zal dan echter niet iedereen onmiddellijk duidelijk zijn. We zijn de emotionele lading kwijt, maar tegelijkertijd is ons taalgebruik onduidelijker geworden. Een reden om het fascistische beestje misschien toch bij zijn naam te noemen.


De basis voor het indelen van teksten in alfa en bèta

Hoe is het mogelijk dat we auteurs op grond van hun teksten kunnen indelen als fascistisch of niet-fascistisch? Als autocratisch of democratisch? Als alfa of bèta?

De basis voor dat onderscheid is het gegeven dat de strongman trekt via bevooroordeeldheid. Mensen die vooroordelen omarmen, neigen ertoe ook de strongman te omarmen, althans zich achter hem op te stellen. Tegelijkertijd is bevooroordeeldheid ook de alfa-bèta variabele. De maat waarop alfa's maximaal verschillen van bèta's.

Wie vervolgens de moeite neemt de betoogtrant van bekende alfa's te vergelijken met bekende bèta's ziet een lange reeks verschillen. Het gaat om twee totaal verschillende manieren van taalgebruik. De bèta's beschrijven en proberen te voorspellen. De alfa's houden een indrukwekkend betoog en proberen te beïnvloeden. De ene betoogtrant ziet de toehoorder als gelijk, de andere betoogtrant probeert de toehoorder in de rol van ondergeschikte te plaatsen. De ene betoogtrant stelt waarheid boven alles, de andere betoogtrant stelt gevoel en opinie boven alles.

Is het mogelijk ook teksten op dit criterium in te delen die niet gaan over fascisme? Ik denk van wel. Op vrijdag 20 juli had de NRC een artikel met een tekst ter lengte van ongeveer een kolom (een vijfde van de moderne krantenbladzij). De titel was: 'Jeugdherinneringen blijken vaak fictief.' Het artikel was van de hand van Hendrik Spiering. (Ik vond een andere, kortere versie van het artikel via deze link op internet.)

Onderzoek naar jeugdherinneringen is in beginsel empirisch wetenschappelijk onderzoek. Iemand heeft een vraag, doet onderzoek en rapporteert zijn waarnemingen. Een dergelijk verslag is dus in beginsel volledig bèta. De bedoeling is de werkelijkheid zo goed mogelijk te beschrijven. De bedoeling is niet het publiek over de bol te aaien.

Een journalist die rapporteert over een dergelijk onderzoek, lijkt het dus in beginsel gemakkelijk te hebben. Hij hoeft slechts het verslag op een leesbare manier samen te vatten. Men zou dus verwachten dat een dergelijk stukje in de krant weinig aanknopingspunten biedt om iets af te leiden over de persoonlijkheid van de journalist. In werkelijkheid lijkt dat echter in dit geval wel te kunnen.


Aanwijzingen in het krantenartikel

Een aantal zaken in het artikel in de krant roepen bij mij het gevoel op: klopt dit allemaal wel? In eerste instantie geloof ik graag dat veel jeugdherinneringen fictief zijn. Dat klopt met wat ik denk te weten. Maar dan staat er een tussenkop: 'Fictief, maar niet vals.' Hoe kan dat? Deze mensen maken fictieve herinneringen, stelt men, maar die herinneringen zouden helemaal 'waar' zijn. Het is: of het een, of het ander. In dit geval lijkt de auteur echter de kool en de geit te willen sparen. Daarom wordt er een ingewikkelde taalconstructie bedacht. De herinneringen zijn verzonnen, maar toch ook waar. Er wordt dus een loopje met de waarheid genomen om de lezer te plezieren.

Een tweede punt dat mijn bevreemding wekt, is de merkwaardige manier waarop leeftijd van de inzender en het tijdstip van de eerste herinnering aan elkaar gerelateerd wordt. Normaal gebruik je voor een relatie in de psychologie een correlatie. Eventueel gebruik je twee gelijkwaardige groepen waarbij het verschil tussen die twee groepen gerapporteerd wordt. In dit geval zijn de deelnemers echter gemiddeld iets meer dan 40 jaar oud. Je zou dus verwachten dat ze de deelnemers splitsen in een groep ouder dan 40 en jonger dan 40. De onderzoekers splitsen de groep echter bij 25 jaar oud. De groep onder de 25 heeft de eerste herinnering op 3,5 jaar, terwijl de andere groep die op 3,1 jaar heeft (volgens het artikel in de krant). Een verschil van 0,4 jaar of  5 maanden. Die merkwaardige manier van het rapporteren van het verband suggereert dat de onderzoekers geprobeerd hebben hun verhaal zo mooi en indrukwekkend mogelijk te maken.

Dat mag je de journalist natuurlijk niet verwijten, maar het is wel iets dat hij als kritische lezer van het onderzoeksverslag geacht wordt te zien. Er behoort dan een belletje te gaan rinkelen, maar in dit geval was dat belletje kennelijk afgezet.

Een derde punt dat mijn bevreemding wekt, is de volgende passage: "Het 'kindertijdgeheugenverlies' is in 1915 zo benoemd door Sigmund Freud en geldt sindsdien als een klassiek raadsel in de psychologie." Ik heb psychologie gestudeerd, ik heb ondertussen iets van bijna 50 jaar ervaring op dat gebied, maar ik heb nog nooit gehoord van dit 'klassieke raadsel.' Ik heb ook nog nooit gehoord van de term 'kindertijdgeheugenverlies.' Ook Google blijkt die term niet te kennen.

Die passage staat inhoudelijk ook nog eens loodrecht op de rest van het verhaal. Het verhaal is dat mensen zulke vroege herinneringen insturen, dat ze onmogelijk serieus genomen kunnen worden. Maar volgens het idee van Freud zouden we juist moeten verklaren waarom al die prachtige herinneringen aan de vroege kindertijd opeens spoorloos verdwenen zijn. Deze passage is dus kennelijk in het artikel opgenomen om extra interessant te doen.

Hoe tonen de onderzoekers nu aan dat sommige herinneringen fictief zijn? Wat ik uit het krantenartikel haal, is dat de onderzoekers dat niet aantonen, maar slechts veronderstellen. Wat er dus daadwerkelijk gevonden is, dekt de kop van het artikel op geen enkele manier. Vervolgens krijg ik een verwarde verklaring voor iets dat ondertussen nog helemaal niet is aangetoond.

Hoe zou ik de auteur indelen? Is het een bèta die er een sport van maakt door zaken heen te prikken of is het een alfa die gaat voor het 'mooie' verhaal. Mijn antwoord zal duidelijk zijn.


Het antwoord checken

Klopt mijn antwoord? Het artikel van Spiering vermeldt dat de BBC 6441 eerste herinneringen ontving. Wie het verslag van het onderzoek leest, ziet echter dat dit niet klopt. De 6441 slaat op het aantal herinneringen dat de onderzoekers uiteindelijk gebruikt hebben. Ze hebben op zelf bedachte gronden 230 herinneringen terzijde gelegd. In hun ogen waren dit geen goede herinneringen.

Wanneer Spiering op dit punt het onderzoeksverslag beter had gelezen, had hij verder gezien dat hier nog iets niet klopt. De samenvatting van het onderzoeksartikel vermeldt namelijk dat in totaal 6641 mensen eerste herinneringen instuurden. Volgens de tekst van het artikel waren het er echter 6671. Een verschil van 30 in twee getallen die hetzelfde moeten zijn.

Heeft zo'n verschil in aantal betekenis? Ja, want het duidt erop dat de onderzoekers kennelijk niet al te zwaar tillen aan een getal dat niet helemaal klopt. In dat geval moeten echter al hun getallen met een korreltje zout worden genomen.

Heeft Spiering zelf zijn getallen op orde? Ook dit blijkt niet het geval te zijn. Hij vermeldt voor de groep 25-plussers een leeftijd van 3,1 jaar waarop men de eerste herinnering kreeg. Dit moet volgens de onderzoekers (na afronding) zijn 3,2 jaar. Hij is kennelijk vergeten af te ronden. Voor de jonge groep vermeldt Spiering op dezelfde manier 3,5. Dat moet volgens de onderzoekers, na afronding, 3,6 jaar zijn.

Verder is de term '25-plus' die Spiering hier hanteert nogal verwarrend. Normaal bedoelen we daarmee 25 jaar en ouder. In dit geval blijkt het echter te gaan om de groep van 26 jaar en ouder.

Wanneer Spiering iets beter had gekeken naar de getallen in het artikel, had hij nog iets merkwaardigs gezien. De leeftijd waarop mensen zeggen hun eerste herinnering gekregen te hebben loopt volgens de figuur van 1 tot 10+. Maar als veel mensen een herinnering zeggen te krijgen op de leeftijd van 1 jaar, is het vreemd dat helemaal niemand een herinnering zegt te krijgen gedurende het eerste levensjaar. De leeftijd 0 ontbreekt. Hoe kan dat? Wat is de verklaring? Ook de onderzoekers zelf schijnen overigens  niet gezien te hebben dat dit op zijn minst vreemd oogt.

De eerste zin van het krantenartikel luidt: "Mensen van boven de 25 jaar zeggen vaker dat ze betrouwbare herinneringen hebben aan hun vroegste jeugd (jonger dan 2 jaar) dan jongeren." In werkelijkheid is dat niet wat de onderzoekers hebben aangetoond. Ze hebben geen frequenties gemeten, maar doen slechts een uitspraak over het tijdstip van de eerste herinnering dat respondenten opgeven. Oudere respondenten schatten het tijdstip van hun eerste herinnering iets lager in dan de jongere respondenten. Er is dus in dit geval ook geen sprake van 'vaker' en er is verder geen sprake van 'betrouwbare.'

De tweede zin van Spiering stelt: "Veel van die [vroege] herinneringen [van ouderen] zijn bovendien heel gedetailleerd." De onderzoekers hebben de hoeveelheid informatie in de herinnering bepaald door naar de lengte van de beschrijving in woorden te kijken. Op dit punt vinden ze echter geen verschillen van betekenis. Deze bewering van Spiering is dus lariekoek. Deze verzonnen uitkomst past prachtig in het verhaal, maar staat dwars op de kille feiten.

Een belangrijk en hard punt in de onderzoeksuitkomsten is dat vrouwen veel vaker eerste herinneringen hebben ingestuurd dan mannen: 64% van de inzenders was vrouw en slechts 36% man. Dat betekent -- hoe je het ook draait of keert -- dat de respondentengroep zwaar geselecteerd is. Dat is ook wat je zou verwachten. Wanneer je via een krant, tijdschrift, radio- of tv-programma een oproep doet om te reageren, reageert normaal natuurlijk slechts een heel klein deel van je publiek. Shere Hite met haar seksonderzoek geldt op dit punt als een berucht voorbeeld (hier). Je respondentengroep lijkt daardoor in vrijwel niets meer op de doorsnee populatie.

Spiering had er dus belang bij dit probleem niet te signaleren. Dat wil zeggen: wanneer hij inderdaad vooral een mooi verhaal wilde produceren. In het andere geval zou hij dit punt, waardoor de onderzoeksuitkomsten vrijwel volledig in de lucht komen te hangen, ongetwijfeld vermeld hebben.


Wat vertelt het onderzoeksverslag over de onderzoekers?

Wie als bèta het verslag van de onderzoekers leest, ziet dat het een opgeklopt verhaal is. Uiteindelijk hebben de onderzoekers bitter weinig gevonden en aangetoond. Ze camoufleren die leegte echter door uitgebreide literatuurverwijzingen en indrukwekkende prietpraat. Wat in het onderzoek verder opvalt is de knulligheid. In plaats van een serieuze poging te doen onderscheid te vinden tussen de heel vroege en de normale eerste herinneringen, hebben de onderzoekers zich ervan afgemaakt door slechts het aantal woorden te tellen.

Men heeft vervolgens zogenaamd nog naar de inhoud van de gerapporteerde eerste herinneringen gekeken, maar op zo'n oncontroleerbare manier dat het niets meer zegt en niets meer oplevert.

Verder valt me in het onderzoeksverslag op de grote rol voor theorie en allerhande veronderstellingen. De data komen laatst en sukkelen er wat zielig achteraan. Mijn inschatting zou zijn dat de groep onderzoekers hoog scoort op de alfabèta-factor.  Met andere woorden: dit zijn alfa's. Ze zijn goed in het produceren van mooie verhalen, maar onderzoek doen is niet hun echte ambitie.


Wat vertelt dit geheugenonderzoek?

Wat valt er wel te concluderen uit dit geheugenonderzoek? De BBC deed in het kader van een programma een oproep om eerste herinneringen in te sturen. Van de 6671 inzendingen (via internet) bleek bijna 40% gedateerd te zijn op een leeftijd van 2 jaar of eerder. Omdat we geloven dat kinderen onder de leeftijd van 2 jaar nog geen herinneringen opslaan, kan dat dan niet kloppen. Of ons geloof is fout, of de ingestuurde herinneringen kloppen niet. Omdat het menselijk geheugen als notoir onbetrouwbaar geldt, blijven we voorlopig bij ons geloof.

Kennelijk is het zo, dat mensen dan maar wat invullen en opgeven. Echt verwonderlijk is dat ook niet, omdat mensen niet in dit soort taken getraind zijn. Men moet iets invullen waar men geen ervaring mee heeft en doet er dan een gooi naar.

Een veertig procent van de ingestuurde herinneringen was mogelijk niet correct gedateerd (als ons geloof klopt). Maar of deze herinneringen nu wel of niet verzonnen waren, weten we nog steeds niet. Wanneer mensen zich echter zo massaal vergissen in het tijdstip van die eerste herinnering, is het misschien verstandig ook de gerapporteerde herinneringen met enige argwaan te bekijken. Wie garandeert dat het niet vooral mooie verhalen zijn die de respondenten op verzoek van de onderzoekers produceren? Voor veel mensen hebben onderzoekers een hoge status. Het ligt dan in de lijn der verwachting dat zulke mensen de onderzoekers graag ter wille willen zijn.

Kennelijk is de alfabèta-factor ook bij geheugenonderzoek van doorslaggevend belang.


Conclusie

Het is natuurlijk niet automatisch zo dat uit ieder verslag van onderzoek altijd een goede inschatting van de alfa/bèta-persoonlijkheid van de auteur valt te maken. De bedoeling van deze blogpost is slechts te laten zien dat het soms echter heel goed mogelijk lijkt te zijn. Hoewel het rapporteren van onderzoek een typische bèta-activiteit lijkt te zijn, is het voor mensen in de praktijk vrijwel ondoenlijk hun persoonlijkheid en karakter volledig uit te schakelen.




zaterdag 21 juli 2018

Nog meer 'fascisten' die schrijven over fascisme?


Laatst bijgewerkt op 21-07-2018 om 14.15


Op zaterdag 7 juli publiceerde ik de blogpost: Een fascist die waarschuwt voor fascisme? (hier). Ik ging in die blogpost in op het boek Fascisme. Een waarschuwing van Madeleine Albright. Een krasse, goed verzorgde dame die haar woordje wel klaar heeft.

Op basis van haar opmerkingen, het eerste deel van haar boek en op basis van wat andere mensen over haar en dat boek opmerkten, leek het me allemaal geleuter. Een verhaal om te scoren bij haar publiek, maar ook een verhaal dat niets toevoegt en -- inhoudelijk gezien -- de verwarring alleen maar groter maakt.

Als mijn idee over dat boek klopt, is Albright iemand die er lustig op los babbelt, zonder zich druk te maken over de juistheid en relevantie van haar opmerkingen. Adolf Hitler deed eerder precies hetzelfde en dat resulteerde in zaken die zo afschuwelijk en onvoorstelbaar zijn, dat mensen die graag ontkennen en wegduwen. Dat was toen, dat was daar, maar dat zal nooit weer gebeuren, weten ze zeker. 


Fascisme en psychoses

Kortom, ik dacht dat Albright dezelfde sociale betoogtrant hanteerde die mijnheer Hitler eerder al met enig succes gehanteerd had. Iemand die dacht en sprak als een fascist, maar ondertussen waarschuwde tegen fascisme. Dat lijkt vreemd en onmogelijk, maar wie de karakteristieke betoogtrant van strongman kent, ziet dat het wel degelijk kan.

Het vervelende in zo'n geval is echter dat je denkt het te zien. Dat je er argumenten voor kunt aandragen, maar dat je uiteindelijk toch kunt vergissen. Wanneer je een weegschaal afleest, is het goed om een paar keer te wegen en vooral niet te onthouden, wat de eerdere uitkomsten waren. Die moet je opschrijven. Op die manier check je en de weegschaal en je procedure. Vervolgens kan de weegschaal ook nog eens niet kloppen. Dus het is verstandig die ook nog eens te vergelijken met een waarvan je zeker denkt te weten, dat die goed moet zijn.

Ik rapporteerde dus wat ik dacht te zien en de zaken die me tot die conclusie brachten. Maar zelfs dan zou je graag een onafhankelijke bevestiging willen, althans ik wel.

Ik realiseer me op dit punt dat die manier van denken volledig omgekeerd is aan de patiënt die bij de psychiater komt en stelt stemmen te horen, die hem instructies geven. Vervolgens weet hij zeker die instructies te moeten uitvoeren.

Ik ben blij als ik stemmen kan horen, want dat betekent dat je niet doof bent. Maar deze patiënten weten automatisch -- zonder enig onderzoek te plegen -- dat alleen zij die stemmen kunnen horen. Dat komt op mij vreemd over. Hoe kun je daar zo zeker van zijn? Maar stel dat je inderdaad een stem hoort, die je instructies geeft, terwijl die stem verder door niemand anders gehoord wordt. In dat geval is er geen enkele zinnige reden om die instructies uit te voeren. Die stem is misschien hinderlijk, maar veel zaken in het leven zijn lastig. Er is dus geen echt probleem, althans dat zou ik denken.

Het verhaal van zulke patiënten vertelt dus veel over het soort mensen dat ze zijn. Ze plegen geen onderzoek, maar weten -- wat ze zeggen te denken -- wel volstrekt zeker. Ze gaan er vanuit dat ze orders automatisch moeten opvolgen. Mijn inschatting zou dus zijn dat we in dit soort gevallen te maken hebben met alfa's. Aan de ene produceren ze erg gemakkelijk ontoetsbare verhalen, aan de andere kant nemen ze die ontoetsbare verhalen aan voor absolute waarheid.

Dit 'ziektebeeld' staat bekend als psychose en iemand die het vertoont, wordt aangeduid als 'psychoticus'. Mensen die irrationele zaken geloven, kun je dus aanduiden als 'psychotici'.

Afgaande op het heilige drietal variabelen van het discriminatie-onderzoek en de gevonden verbanden daartussen, moet dan ruwweg 75% van de bevolking een meer dan gemiddelde aanleg voor psychoticisme hebben. In dat geval is de Holocaust dus vermoedelijk niet iets zeldzaams, maar iets dat op andere manieren en onder andere benamingen veel vaker moet plaatsvinden. Althans, dat zou je verwachten. Mensen bezitten kennelijk een griezelig vermogen verhalen te verzinnen en die heilig te geloven.

Ik ben ook niet de eerste die wijst op het vreemde vermogen van mensen om van alles te verzinnen, dat luidkeels rond te bazuinen en daar vervolgens heilig in te gaan geloven en dat te hanteren als rechtvaardiging voor discriminatie en agressie.

Eerder noemde ik dat het 'ijsbeerprobleem'. Een hongerige ijsbeer verzint geen malse zeehond om met die virtuele zeehond vervolgens zijn maag te vullen. Mensen lijken iets dergelijks echter wel te doen. De vraag is dan: waarom hebben ijsberen niet op grote schaal last van psychoses, maar mensen wel?

De verklaring is natuurlijk dat de psychose dient als rechtvaardiging voor discriminatie en agressie. Wanneer je met zijn tweeën een cake moet verdelen, loont het om zeker te weten dat die ene cake helemaal voor jou bestemd is. Dat idee klopt misschien niet, maar tegen de tijd dat dat duidelijk wordt, heb je de cake al lang op. Waandenkbeelden kunnen dus uitermate nuttig zijn.

Wie op dit punt twijfelt, doet er verstandig aan naar Trump te kijken. Hij debiteert de ene onwaarheid na de andere, maar doet dat zo overtuigend en handig, dat het hem bepaald geen windeieren legt. Jan Schaefer zei vroeger: 'In gelul kun je niet wonen.' Donald Trump laat zien, dat je door overtuigend te lullen, prachtig kunt wonen, althans zelf.

Wat voor de ijsbeer niet werkt, een 'mooi' verhaal ophangen dat op niets gebaseerd is om eten te krijgen, werkt voor mensen in een rijke samenleving kennelijk wel. Het 'mooie' verhaal levert vaak belangrijk meer op dan hard werken. Dit bleek ook bij het boek van Albright, het stond nummer een in de lijst van bestsellers. 


Evans over het boek van Albright

Het zwakke punt in mijn verhaal blijft natuurlijk dat ik denk te hebben waargenomen dat Albright een 'mooi' verhaal aan het ophangen was, maar dat ik graag bevestiging zou willen door iemand anders. Die bevestiging bewijst natuurlijk nog steeds niet, dat ik het juist gezien heb, maar het laat in ieder geval zien dat ik kennelijk niet de enige was die een probleem zag met haar boek.

Op de website van The Guardian kwam ik vervolgens deze boekbespreking tegen (hier) van Richard J. Evans. In zijn review wordt eerst het boek van Albright besproken en daarna het boek The Road to Unfreedom: Russia, Europe, America van Timothy Snyder.

Wat zegt Evans over het boek van Albright? Onder andere dit: "At this point, if it hasn’t been clear earlier in the book, it becomes apparent that Albright doesn’t really know what fascism is." Op dit punt in haar boek wordt het duidelijk dat Albright niet echt weet wat fascisme is, stelt hij.

Ik kan me wel voorstellen dat je die reactie bij het boek van Albright krijgt, maar ik weet niet of dat argument wel helemaal klopt. Uiteindelijk vond ik, dat ze 'fascisme' definieerde als een bully met een leger. Die definitie op zichzelf niet slecht, denk ik. Fascisme gaat over bully's met macht. Ook  George Orwell gebruikte al de term 'bully' om duidelijk te maken, waar het in het fascisme uiteindelijk om draait. Het punt is meer, denk ik, dat Albrigt onbekommerd heen en weer fladdert, zo dat het voor de lezer een zee van woorden wordt. Als lezer zie je door de bomen al snel het bos niet meer.

Een volgend punt dat hij opmerkt, is: "There’s a vast literature on its history and politics, but this might as well not exist as far as she is concerned." Ze heeft zich niet verdiept in de uitgebreide literatuur over fascisme. Ik begrijp dat argument wel, de auteur is historicus, maar Umberto Eco verdiepte zich kennelijk ook niet in de literatuur over fascisme en schreef er toch een uitermate helder stuk over.

Maar dan zegt Evans iets, dat kennelijk hout snijdt: "Her account of fascism’s history is shot through with errors, great and small. The German inflation of 1923 did not destroy the middle classes. German surplus capital did not all go to pay reparations, which in any case were suspended well before the Nazis came to power. The Nazi flag was designed in the colours not of the German republic but of the German empire. Oswald Mosley did not have a toothbrush moustache. And so on." In haar verhaal zitten veel fouten, klein en groot.

Het niet al te nauw nemen met de waarheid is een onmiskenbaar teken van fascisme, lijkt me. In de hiërarchische alfacultuur is 'empirische waarheid' een niet bestaand begrip. En voor zover het wel bestaat, ziet men het als irrelevant.

Evans ziet die koppeling tussen onwaarheid en fascisme echter niet. (Iets wat Albright overigens wel zag.) Hij gebruikt een totaal ander argument om te pleiten voor waarheid: "Why does any of this matter? If we fail to identify how the threat to democracy operates or why it succeeds in some places and not in others, we won’t be able to offer any effective opposition to it." In zijn algemeenheid is dat argument natuurlijk correct. Bèta's willen waarheid, omdat ze in een harde wereld leven, waarin onwaarheid de dood kan betekenen.

Misschien is Evans die koppeling nog nooit opgevallen. Vervolgens merkt hij iets heel verontrustends op: "Fascism, as Albright correctly notes, used mass violence against its opponents to bludgeon them into submission as a means of overcoming them."

Die opmerking lijkt juist, maar is dat in dit verband niet. Hitler kwam democratisch aan de macht. Het probleem was dus niet dat hij iedereen opsloot of liet vermoorden die niet op hem stemde. Het probleem was de 37% die wel op hem stemde.

Evans stelt echter iets heel anders: "Today’s threat to democracy, surely, is more insidious, involving, as a start, a populist appeal to voters that produces the kind of overwhelming electoral dominance that Hitler, who never secured more than 37.4% of the vote in a free national election, failed to achieve." Hij zegt dat Hitler geen electoraal succes had, omdat hij slechts 37% van de stemmen wist te verzamelen.

In een democratie met meerdere kleine partijen die allemaal wat anders willen, is dat echter veel te veel. Binnen het empirische discriminatie-onderzoek (of fascisme-onderzoek, kies maar) is dat punt al zeker sinds 1950 bekend. Evans springt dus zelf ook nogal losjes met de feiten om. Het 'mooie' verhaal is kennelijk ook bij hem belangrijker dan de irritante feiten.

Vervolgens maakt hij een vreemde opmerking. "True, racism was at the heart of German nazism and, though in a different way, Italian fascism, but it’s not the core ideology of late-communist regimes such as those in North Korea, Cuba or Venezuela. In Europe and the US at the moment, to paraphrase the famous declaration of a democratic politician in the Weimar republic, “the enemy stands on the right”, not on the left."

Hij onderscheidt hier linkse bewegingen en rechtse bewegingen. Communistische en socialistische bewegingen zouden links zijn en fascisme zou rechts zijn. Dat vage onderscheid werd vaak aangenomen en heeft ook binnen het empirische discriminatie-onderzoek lang een rol gespeeld.

Het autoritarisme dat Bob Altemeyer mat met zijn RWA-schaal werd verondersteld rechts autoritarisme te zijn. Het ging om het zich onderwerpen aan de erkende autoriteiten. Er moest dus, zo veronderstelde men, ook links autoritarisme bestaan. Mensen die de gevestigde orde omver wilden werpen om een betere wereld te scheppen. Alle pogingen om dat linkse autoritarisme aan te tonen, zijn tot nu toe echter mislukt. De RWA-schaal blijkt het in communistische landen net zo goed te doen als in de VS en Nederland. Mensen die echt voor gelijkheid en vrijheid zijn, zijn simpelweg niet autoritaristisch en onderwerpen zich niet aan welke groep dan ook.

Ook eerder al hadden veel mensen gewezen op de grote overeenkomsten tussen nazi's en communisten. Dus zo klakkeloos dat links-rechts onderscheid hanteren, zonder deugdelijke evidentie, getuigt van weinig ontzag voor de harde, irritante feiten, lijkt mij. Het laat ook zien dat Evans niet op de hoogte is met het autoritarisme-onderzoek.


Evans over het boek van Snyder

Hij bespreekt daarna het boek van Snyder. Hij merkt daarover op: "The effectiveness of Snyder’s thoughts on the 'road to unfreedom' isn’t helped by the strangely declamatory, often obscure style in which they are expressed. One dubious generalisation follows another, as the author never troubles to support any of them with serious evidence." Hij vindt de zinnen obscuur en hij vindt dat de auteur veel beweert, zonder evidentie aan te dragen.

Ik weet niet of zijn opmerkingen over dat boek terecht zijn, maar indien wel, dan lijkt ook dat te betekenen dat Snyder vooral sociaal wilde scoren met zijn boek. In dat geval zou mijn beschuldiging aan het adres van Albright, je betoogtrant is typisch die van een fascist, ook voor hem gelden. Het doel is niet de zaak helder te krijgen, maar bij het publiek te scoren. 


Conclusie

Samenlevingen schuiven geleidelijk de alfakant uit. Iedereen zit op laatst op een apenrots en het doel is door gekwetter en getwitter zo hoog mogelijk op die rots te komen, zodat men het zo goed mogelijk krijgt. Zowel het boek van Albright, de review van Evans en het boek van Snyder lijken qua stijl precies in dit soort samenleving te passen.

De harde, irritante realiteit, waar jagers/verzamelaars dagelijks mee te maken hebben evenals boeren na de uitvinding van de landbouw, lijkt heel ver weg te zijn. Het doel is door luidkeels te babbelen de aandacht te trekken van andere mensen en op die manier hoger in de pikorde te komen.

Of dat gebabbel, getwitter en gekwaak enige koppeling heeft met de harde realiteit, doet er voor het grootste deel van het publiek al lang niet meer toe. Het moet leuk zijn, het moet spannend zijn. We moeten onze verontwaardiging kunnen uiten. We willen shows, we willen spelen, we willen brood, we willen vertier en verder geen geouwehoer.

Het probleem is niet Trump, Putin en Erdogan. Het probleem zijn de meer dan 40% van de stemgerechtigden die achter Trump, Putin en Erdogan staan. Het probleem is niet de strongman, want die zijn altijd overal, maar het probleem is dat een veel te groot deel van het publiek zich op sleeptouw laat nemen door het geklets en gelul van de strongman zonder dat men door de leegte van zijn verhaal heenkijkt.

Het probleem is dat een veel te groot deel van het publiek informatie verwerkt op de automatische piloot, via systeem 1, via emoties en niet meer de moeite neemt en in staat is informatie kritisch, gericht en actief te verwerken. Het lukt niet meer om systeem 2 in te schakelen. Dat wat de mens ooit een unieke positie verschafte in het dierenrijk, zijn bewuste denken, lukt steeds slechter.

Doordat het publiek informatie verwerkt op de automatische piloot, komen deze auteurs en journalist vervolgens met interessant klinkend gebabbel op de proppen. Wat de strongman kan en zo goed afgaat, kunnen zij ook.

Deze twee boeken en deze boekbespreking getuigen van een bepaalde oppervlakkigheid, denk ik. Het doel is te scoren bij een publiek dat kennelijk geen zin heeft wat langer, wat gerichter en wat diepergaand naar een tekst te kijken. Deze drie teksten getuigen op die manier van een bepaalde cultuur. Zoals afbeeldingen op oude Egyptische vaas ons iets vertellen over de cultuur in die tijd.

Wat deze drie teksten vertellen, is dat ze geschreven zijn in een cultuur is van snelheid, gemakzucht en oppervlakkigheid. Een cultuur die ideaal is voor het aan de macht komen van strongmen. Tenminste als ik gelijk heb.








 







vrijdag 20 juli 2018

Terminologie: fascist of autocraat?


Hoe valt het ontstaan van fascistische systemen te begrijpen en te verklaren? Die vraag probeerde ik te beantwoorden in de vorige blogpost: De empirische theorie van fascistische systemen.

Mijn antwoord bestond uit 6 stellingen. Je zou het antwoord kunnen samenvatten als: door de toenemende welvaart en steeds efficiëntere productie schuiven samenlevingen geleidelijk aan steeds verder op naar de alfakant op de bèta-alfa-as. De maat voor het omarmen van irrationele vooroordelen, emoties, discriminatie en geweld.

Wat precies een 'fascistisch systeem' is, heb ik in de vorige blogpost wat in het vage gelaten. Ik noemde alleen de beschrijving van Umberto Eco (hier), die 14 punten geeft. Maar ik voegde daar aan toe, dat we ons niet blind moesten staren op de details. Het ging om het globale idee. Maar wat is dat globale idee dan? Wat is precies een 'fascistisch systeem'?

Wie de 6 stellingen naloopt, kan zien dat de term 'fascistisch systeem' daar niet in voorkomt. De verklaring is gebaseerd aan de ene kant op het complex van drie samenhangende variabelen: autoritarisme, sociale domininantie en bevooroordeeldheid (prejudice). Die laatste variabele bevat als het ware alle relevante informatie over het systeem en kunnen we ook aanduiden als de alfabèta-variabele, omdat alfa's daar kennelijk hoog op scoren en bèta's laag.

De andere kant van de verklaring is dat de alfa's tenslotte winnen, waardoor aan de ene kant de productie instort en aan de andere kant de strijd om de macht en het toenemende geweld het systeem (de samenleving) doen instorten.

Strikt genomen is de term 'fascistisch systeem' dus helemaal niet nodig. Het zou zonder kunnen. Aan de ene kant maakt 'fascistisch systeem' heel goed duidelijk, waar we het over hebben. Aan de andere kant is de term 'fascistisch' emotioneel heel beladen en ook wat beperkt. Mensen denken dan vooral aan Hitler en Mussolini, terwijl ik de term juist veel breder bedoel. Is er een betere term om aan te geven dat de samenleving in haar totaliteit steeds verder opschuift in totalitaire richting?

Wie de 6 stellingen bekijkt, ziet dat de tegenstelling tussen de bèta's en de alfa's de basis vormt van de verklaring. Als die tegenstelling niet bestond, zou het niet mogelijk zijn autoritarisme, sociale dominantie en bevooroordeeldheid betrouwbaar te meten. Dat blijkt echter wel te kunnen en dat betekent dat er kennelijk in de samenleving mensen voorkomen die systematisch hoog scoren op die variabelen en mensen die systematisch laag scoren. Het bestaan van die alfa-bèta tegenstelling is dus een empirisch feit.

Het is dan maar een kleine stap (stelling 3) verder om te denken dat er in de samenleving twee culturen moeten bestaan. Iets waar ook een overvloed van evidentie voor te vinden is.

Het volgende punt in de verklaring (stelling 4) is de bestaanswijze van die twee culturen. De alfacultuur richt zich op macht en agressie. De bètacultuur op productie en informatie.

Wat bij dit punt misschien wat impliciet blijft, is dat de bètacultuur egalitair is: iedereen heeft in beginsel dezelfde rechten. De alfacultuur is hiërarchisch: de status van iemand bepaalt zijn macht en zijn gelijk. Wanneer bèta's laag scoren op sociale dominantie en alfa's hoog, is dit echter een punt dat logisch voortvloeit uit de eerste stelling.

Als het model dus klopt, zou je verwachten dat samenlevingen naarmate ze langer bestaan, steeds hiërarchischer worden. In de bèta-samenleving is iedereen gelijk, in de alfa-samenleving is er één vorst met absolute macht die onbeperkt zijn gang kan gaan. Anders geformuleerd: er is een bully met een leger die het voor het zeggen heeft. De samenleving is niet langer democratisch, maar is 'autocratisch' geworden. (Volgens de Nederlandstalige Wikipedia geldt: 'In het algemeen is een autocratie het tegengestelde van een democratie.')

Facisme op individueel niveau omschreven we eerst als 'angst voor vrijheid', toen als F-score (de F-schaal), vervolgens als autoritarisme (de RWA-schaal) en nu als bevooroordeeldheid of alfabèta-factor. Wanneer we het echter hebben over de totale samenleving, hebben we het over 'democratie' versus 'fascistisch systeem'. Een neutralere en algemenere term is dan 'autocratie'. Voor samenlevingen gaat het dus om de democratie-autocratie as. Proberen we er met zijn allen uit te komen of krijgt de persoon met de grootste bek en de meeste aanhang de absolute macht?

Wanneer we dit onderscheid terug vertalen naar persoonsniveau gaat het om 'democraten' versus 'autocraten'. Als het model klopt, krijg je in een rijke samenleving steeds meer autocraten (alfa's). Mensen die zich bij een vorst met absolute machte het meest op hun gemak denken te voelen.