Laatst bijgewerkt op 31/07/2018 om 1.25
Ze zitten op het terrasje van de Brasserie. Het weer is tropisch, maar doordat het nu avond begint te worden, is het buiten lekker. Ik ben op bezoek bij de TransgenderGroep Groningen. Veel van de aanwezigen kennen me nog van vroeger, maar ik ben een hele tijd niet langs geweest.
De babbel- òf de denkmodus?
De eerste vraag die ik krijg, is: hoe gaat het? Ik zeg dat ik niet mag klagen, want ik ben er nog en ik ben nu bijna 70. Dat is in de ogen van mijn mede transgenders een wat vreemd antwoord, want het gaat goed met je (het normale antwoord) of het gaat niet zo goed (het niet normale antwoord). Mijn antwoord geeft echter aan, hoe ik in het leven sta.
De zeldzame jongens in mijn tijd die vol jeugdige overmoed en onbezonnenheid uit de kast kwamen, werden meestal niet oud. Precieze cijfers zijn er bij mijn weten niet, maar de schatting van iemand die hier meer kijk op had dan ik -- en die bovendien altijd heel realistisch was, voor transgenders vrij uitzonderlijk --, was in doorsnee zo'n 35 jaar.
Zwarte transgenders in de VS hebben dat ook als gemiddelde levensverwachting en als je in aanmerking neemt dat ze en transgender zijn en zwart, is dat voor de VS in verhouding misschien niet eens zo'n slechte score.
Als transgender moet je dus altijd blij zijn, dat je er nog bent. Je eerste prioriteit als transgender buiten de kast is: zorgen dat je in leven blijft en dat je ze oud mogelijk wordt. Het is een manier van denken, merk ik in de loop van de avond, die ver af staat van hoe mijn Groningse vrienden en kennissen de wereld zien.
Heb ik goede argumenten om de wereld op zo'n vreemde manier te bekijken. Ik denk van wel, maar dit is iets, waar argumenten machteloos zijn. Je kunt honderd keer uitleggen, wat de cijfers zijn. Je kunt praten over een drie maal zo hoge mortaliteit. Maar dat komt allemaal niet over. Voor mijn transgender-vrienden gaat het om emoties, gevoelens, niet om dorre cijfers en harde feiten.
Hoe moet je dat verschil in mentaliteit duidelijk maken? In A Bridge Too Far landen de Geallieerde parachutisten opgewekt en vol goede moed bij Arnhem. Ze geloven dat de Duitsers zo goed als verslagen zijn. Duitse tankdivisies bestaan niet meer. Het zal 'a walk through the park' worden. Nog even en ze zullen zegevierend Berlijn binnen wandelen en kan het feest beginnen. Het geloof in de aanstaande overwinning is prachtig, de babbel mooi.
In werkelijkheid landen ze bijna bovenop een, door jarenlange strijd geharde, SS Panzer-divisie. Volgens het verhaal van hun staf-officieren bestond die al lang niet meer, maar in werkelijkheid bleek die bij Arnhem uit te rusten.
Luchtfoto's waarop de tanks te zien waren, werden genegeerd. Duitse tanks bestonden al lang niet meer, wist men zeker. Iets simpels als een fotootje kon dat heilige geloof niet aan het wankelen brengen.
De cruciale Rijn-brug die ze zullen innemen volgens het plan ligt een heel eind verderop. Want de gebruikelijke methode om uit de lucht een brug veilig te stellen door er bovenop landen of er vlakbij landen, vond men maar lastig, gevaarlijk en ingewikkeld. Waarom zou je niet gewoon een prachtige hei tien kilometer verderop als landingsterrein gebruiken? Je rijdt gewoon met jeeps naar de brug, geloofde men.
Die jeeps zijn in werkelijkheid niet aangekomen. Zo gaat dat nu eenmaal in een echte oorlog. Hun prachtige radio's, wonderen van de toenmalige techniek, blijken het niet te doen. Niemand had het nodig gevonden vooraf de werking te checken. Het gevolg is dat ze in werkelijkheid geen enkel contact meer hebben met het thuisfront. De meeste van deze soldaten, die geloven dat een prachtige toekomst in het verschiet ligt, zullen enige tijd later dood, gewond of gevangen genomen zijn.
In de film wordt het contrast tussen die onbezorgde mentaliteit van pluk de dag en de harde realiteit uitgebeeld met een kop thee. Majoor-generaal Urquhart, gespeeld door Sean Connery, begint zich te realiseren dat hij zwaar in de shit zit. Hij heeft geen idee wat hij in de gegeven omstandigheden precies moet doen en hoe hij de brug, waar alles om draait, moet bereiken.
Op dat moment krijgt hij een kop thee aangeboden door een korporaal. Urquhart zegt: "I've got lunatics laughing at me from the woods. My original plan has been scuppered now that the jeeps haven't arrived. My communications are completely broken down. Do you really believe any of that can be helped by a cup of tea?" (hier). Ik heb gekken die vanuit de bossen naar me lachen. Mijn originele plan is onuitvoerbaar nu de jeeps niet zijn aangekomen. Mijn verbindingen zijn volledig verbroken. Geloof je echt dat dat verholpen wordt met een kop thee?"
De meeste toeschouwers zullen zich echter de betekenis van deze scene niet volledig realiseren (zoals hier). Het wel of niet veroveren van de brug over de Rijn betekende mogelijk een jaar extra oorlog. Het totale aantal mensen dat onnodig stierf, doordat de brug niet veroverd werd, loopt vermoedelijk in de vele miljoenen. Iedere seconde die de para's treuzelden met oprukken naar de brug kon het verschil maken tussen falen of succes. Iedere seconde was kostbaar en van levensbelang.
Voor de Geallieerde para's leek het op dat moment echter allemaal nog een schoolreisje. Het was prachtig zomerweer, de natuur was prachtig, de overwinning leek verzekerd. Niets om je echt druk over te maken. Ze gingen eerst een kop thee zetten en zagen daarna wel weer verder. Die brug wachtte wel even.
De parachutisten stonden kennelijk nog steeds in de babbel- of borrelpraatmodus. De favoriete modus van alfa's en dus ook soldaten. Maar wat op dat moment nodig was, was de kille denkmodus (de favoriete modus van bèta's). Men bevond zich in een levensgevaarlijke jungle. Alle emoties moesten worden uitgeschakeld om de overlevingskansen te maximaliseren. Alle zintuigen moesten maximaal ingeschakeld worden, want iedere kleinigheid kon relevant zijn. Het brein -- het machtigste wapen van de mens -- moest in de hoogste versnelling worden gezet. Iedere denkfout kon in deze situatie de dood betekenen.
Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog ziet dat dit voor het Britse leger een terugkerend probleem was. Voortdurend liepen zaken mis doordat iedereen in de babbelmodus stond en daar niet, of pas veel te laat, uit kwam. Men zag het leger als een grote, gezellige herenclub, waar het erom ging gezellig een borrel te drinken en de juiste toon aan te slaan. Het was allemaal heel sociaal en heel gezellig. Helaas bleek de realiteit zich niets van de mooie verhalen die men elkaar vertelde en heilig geloofde, aan te trekken.
De Duitse Wehrmacht dankte haar grote effectiviteit juist aan het tegenovergestelde. Men zag oorlog als een ambacht. Oorlog bestond uit een eindeloze reeks onverwachte problemen en iedereen -- van hoog tot laag -- was er van doordrongen dat die zo efficiënt en effectief mogelijk moesten worden aangepakt. Het was dankzij Hitler dat die rationele Duitse benadering van het krijgsbedrijf naarmate de oorlog vorderde, steeds verder verloren ging.
Mijn inschatting is dat de Nederlandse transgenders die je op dit soort avonden treft, vrijwel altijd in de babbelmodus staan. Ze zien het vrouw zijn als prettig, anders en ontspannend. Niet als een eigenschap die maakt, dat je je brein optimaal moet benutten. Niet als iets dat je levensverwachting stevig inkort.
Natuurlijk is die babbelmodus op het moment zelf leuker en aantrekkelijker. Als transgender heb je dus net als een soldaat jarenlange harde strijd nodig voordat je automatisch in de denk- en gevaarmodus schiet. Als je te oud bent op het moment dat je uit de kast komt, lukt het niet meer die babbelmodus achter je te laten.
Dat verschil in attitude valt ook te zien en blijkt uit onderzoek. Jongens die jong uit de kast zijn gekomen (type I transseksuelen, showgirl-transgenders) staan totaal anders in het leven dan mannen die pas op latere leeftijd uit de kast komen (type II transseksuelen, 'klassieke' transgenders) en houden het in verhouding langer vol.
Als mijn idee klopt dat transgenders vaak in de babbelmodus staan en niet in de denkmodus, zou je dat in de gesprekken terug moeten kunnen horen. Uitgaande van de alfa-bètafactor kun je rationeel redeneren (als een bèta) of je kunt irrationeel redeneren (als een alfa).
Wat ik hoor, lijkt twee kenmerken te hebben. Het is emotioneel denken: men denkt op basis van wat men voelt of denkt te voelen. Men denkt niet op basis van waarnemingen, feiten en harde normen.
Verder is men niet echt geïnteresseerd in de gang van zaken in die wereld, maar heeft men vooral een boodschap voor die wereld. Men wil de wereld vertellen wat er fout is en hoe het wel moet. Ik denk een sterke zendingsdrang te horen, maar weinig onderzoeksdrang. Men denkt dogmatisch. Men gelooft iets stellig en de rest van de wereld moet zich vervolgens aan dat standpunt conformeren.
Natuurlijk gaat dit punt niet voor iedereen in gelijke mate op. Mijn indruk is dat de mensen die zich het meest realistisch opstellen, de minste problemen hebben. Hoe dogmatischer men denkt, hoe meer men babbelt, des te meer problemen, lijkt het.
Deze boeren ploegen niet voort
De tweede vraag die ik krijg van mijn mede transgenders, is: waarom ben ik zo lang niet geweest? Ik vertel naar waarheid dat ik het druk heb en tijd tekort kom. Naarmate je ouder wordt, weet je dat de klok tikt. Voor de dingen die je nog wilt doen, gaat de tijd dus steeds meer dringen. Op een of andere manier heb ik het door mijn pensionering alleen maar drukker gekregen.
Wat krijg ik te horen? Het eerste dat me opvalt, is een wat hoofdschuddende reactie op mijn 'onnodige' druk bezig zijn. Ik ben gepensioneerd, ik kan het er nu van nemen. Ik heb geen verplichtingen meer. Waar maak ik me zo druk over? Het is bijna alsof men wat jaloers is.
Als ik gelijk heb, zit daar misschien wel iets in. Er is niets zo slecht voor mensen als vrije tijd hebben. Mensen kunnen heel veel, maar tegen vrije tijd zijn ze niet goed bestand. En voor transgenders geldt dat vermoedelijk dubbel. Vrije tijd is voor transgenders wat alcohol is voor de alcoholist.
De verdere gesprekken op de avond bevestigen dit punt. Vaak ziet men als het grote ideaal niet meer te hoeven werken en dan in een eigen huisje eindelijk helemaal jezelf te kunnen zijn. Lees: de hele dag vrouw te kunnen zijn.
Ik begrijp dat idee. Sterker nog: ik heb dat ooit -- in mijn jonge jaren -- zelf wel gedaan. Vermoedelijk is dat het verschil tussen hen en mij. Mijn ervaring was dat dat wel even leuk is, maar dat het vervolgens tot niets leidt. Sterker nog: het leidt alleen maar tot ellende. Je kruipt terug in de kast om je daar lekker te voelen, maar tenslotte ga je je steeds ongelukkiger voelen.
Door de jaren heen heb ik dat verhaal vaak gehoord. Ze hebben een werkend leven geleid of leiden dat nog. In dat werkende leven zijn ze vaak heel succesvol. Het vrouw zijn fungeert dan als de grote uitlaatklep. Het is alles wat het echte leven niet is. Het is prettig, het is anders en het is ontspannend.
Misschien speelt seks ook een rol, maar deze transgenders vinden dat idee vaak onbespreekbaar. Als die seks een rol speelt, mag daar in ieder geval niet over gesproken worden.
Ze dromen van een in hun ogen ideale wereld, waarin ze precies kunnen zijn die ze graag willen zijn. Na hun (vervroegde) pensionering gaan ze eindelijk doen waar ze hun hele leven naar verlangd hebben. Ze willen dan voortdurend op hun manier vrouw zijn zonder belemmeringen om zich eindelijk helemaal fijn en gelukkig te kunnen voelen.
Mijn ervaring met dit soort verhalen is niet positief. Soms lijkt het alsof de grond zich na de pensionering of werkeloosheid geopend heeft en de verteller heeft opgeslokt. Vaak zijn de vertellers opeens volledig verdwenen. Je ziet ze niet meer. Ze komen niet meer.
In sommige gevallen kun je achterhalen wat er gebeurd is. Want ik beschreef als: je kruipt terug in de kast om je daar gelukkig te voelen, maar daar word je dus in werkelijkheid heel ongelukkig, lijkt dan te kloppen. Ze vluchten in hun eigen virtuele wereld, maar dat is een slechte basis om de confrontatie met het echte leven en de harde realiteit aan te gaan.
Voor zover ik weet, is mijn instelling tegenover werken niet uitzonderlijk voor type I transgenders. Ook op hoge leeftijd zien ze gerichte activiteit als een belangrijk iets. Het is altijd mooi wanneer je iets nuttigs kunt doen. Van werken is nog nooit iemand slechter geworden, dat idee. Het past bij de manier van kijken naar de wereld. Het past bij de boerencultuur van hard werken en sober leven, bij de bèta-cultuur.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Boerencultuur en boerenfilosofie
Hoewel het onmiskenbaar lijkt dat boeren vroeger belangrijk andere gewoonten, normen en waarden hadden dan stadse mensen, kon ik met zoeken via Google op 'boerencultuur' weinig vinden. Het idee dat de boer, wat er ook gebeurt, doorploegt, is voor het eerst verwoord in 1935 in het gedicht van Werumeus Buning: De ballade van de boer (hier). In dat jaar verscheen ook de roman Boerenpsalm van Felix Timmermans. Beide met dezelfde strekking: wat er ook gebeurde aan onheil en rampen: 'de boer, die ploegde voort'.
In 1932 kwam Hitler aan de macht in Duitsland. Het fascisme predikte de strijd. De fascisten bestreden de communisten en socialisten. In Vlaanderen realiseerde men zich dat er onder de top- en middenlaag in de samenleving waar de strijd om de macht werd uitgevochten, een basislaag lag, de boeren, die gewoon zijn werk bleef doen en bleef produceren. Aan de ene kant stonden de machtigen (de alfa's) met hun legers van volgelingen, aan de andere kant stonden de arme, onaanzienlijke, vrije boeren (de bèta's), die de voedselproductie draaiende hielden.
Wie nog verder terug zoekt, ziet dat de 'kleyne luyden' en de Anti Revolutionaire Partij (ARP) veel elementen van de boerenfilosofie omarmden. Men geloofde in een hogere werkelijkheid (God) die boven de vorst of strongman stond. Men wilde wel geleidelijke verbeteringen, maar beslist geen strijd en revolutie. Het achterliggende idee was dat in dat geval de ene strongman vervangen werd door de andere zodat men als 'kleine man' niets opschoot, terwijl de maatschappij veranderde in chaos. Een typerend kenmerk van de Gereformeerden die de hoofdmoot van de ARP vormden, was het belang dat men hechtte aan bijbelstudie. Men omarmde -- in beginsel -- harde informatieverwerking.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Bekeringsijver
Dan is er een derde punt dat me deze avond opvalt. Transgenders doen aan voorlichting. Transgenders proberen de wereld te veranderen, zodat de wereld zal begrijpen dat zij heel normaal zijn en geaccepteerd moeten worden.
Ik druk me te voorzichtig uit. De wereld moet begrijpen dat zij heel normaal zijn. Willen zij de wereld veranderen door vrijblijvend informatie te verstrekken of juist door gedreven promotie te bedrijven? Transgenders, althans 'klassieke' transgenders, kiezen de laatste optie bij mijn weten. De wereld moet op dit punt correct gaan denken en dat moet zo snel mogelijk.
Ik maak er een grapje over. Het gaat helemaal mis met de wereld van vandaag de dag. Je ziet steeds meer van die vrouwen, die geen echte vrouwen zijn. Waar moet het op deze manier met de wereld naar toe? Het wordt tijd, dat er orde op zaken wordt gesteld. Sommige mensen kijken wel even vreemd, maar bij de TransgenderGroep Groningen mogen dit soort foute grapjes.
Waarom maak ik dat foute grapje? Omdat ik weet dat veel mensen zo denken. Ik vertolk het standpunt van de tegenpartij. Ik speel even voor advocaat van de duivel. Heeft men een antwoord voor de mensen die er op deze manier tegenaan kijken? Men lacht wat moeilijk, men kijkt wat ongemakkelijk. We worden het erover eens dat dit standpunt simpelweg 'fout' is.
De mensen die er zo over denken, zijn gewoon 'fout'. Die mensen moeten snel leren anders te gaan denken. Ik vraag niet, wat er anders met die 'foute' mensen moet gebeuren. Ik begin ook niet over de ongemakkelijke vraag wat er zal gebeuren, wanneer er onverhoopt opeens veel meer 'foute' mensen zouden blijken te bestaan dan transgenders.
Ik weet ondertussen ook wel iets van die Voorlichting. Mijn probleem met transgender-voorlichting is dat men voortdurend heel veel zaken beweert, die pertinent onjuist zijn. Ik erger me daaraan. Als transgender leef je blijkens de cijfers in een extreem gevaarlijke wereld. Alles in je denken dat niet klopt met de realiteit, kan je einde betekenen.
Transgenders die aan voorlichting doen, hebben echter een andere benadering. Ik herinner me in dit verband Hennie Visscher. In een ver verleden heeft Hennie ooit de voorloper van de TransgenderGroep Groningen opgericht. Verder gaf ze op verzoek presentaties aan bijvoorbeeld Verenigingen van Plattelands Huisvrouwen over de problematiek van transgenders. Ik noem maar wat, of ze ooit precies voor die club is opgetreden, weet ik niet.
Hennie deed zo'n voorlichting volgens het verhaal best leuk. Ze zocht dia's, een filmpje, ze maakte grapjes en ze was zeker ook goed van de tongriem gesneden. De boodschap die ze echter uitdroeg, was dat het allemaal heel normaal was en dat het geen enkel probleem gaf. Ze kon daar smakelijk over vertellen.
Toen ik haar voor het eerst ontmoette, wist ik echter al het nodige over transgenders, waardoor ik dacht dat haar verhaal niet klopte. Het kostte slechts een paar glazen rode wijn om haar andere verhaal eruit te krijgen. En daar werd je niet vrolijk van.
Waarom zo'n misleidend verhaal ophangen als de werkelijkheid zo totaal anders was? Ik mocht Hennie graag, maar zelf zou ik niet hebben kunnen doen, wat zij deed. Als ik het goed begrijp, zat ze in een uitermate moeilijke positie. Ze zocht steun en deed dat door de TransgenderGroep op te richten, die toen natuurlijk nog niet zo heette.
Om die transgendergroep van de grond te krijgen, kon je niet met een somber verhaal aankomen over hoe moeilijk en verschrikkelijk het allemaal was. De blijde boodschap die werd uitgedragen, was dat het allemaal prima kon en in werkelijkheid geen enkel probleem gaf. Misschien gaf het soms een beetje problemen, maar niets om je echt druk over te maken.
Realiseerde Hennie zich dat het verhaal dat ze uitdroeg niet klopte met haar werkelijke levensverhaal? Volgens mij niet. Voor haar waren dat twee totaal verschillende zaken. Soms activeerde ze haar voorlichtingsverhaal, maar na een paar glazen wijn en wat vragen, kwam tenslotte het levensverhaal. Zij zag zelf de inconsequentie niet. Ik weet nu dat dat iets vertelt over haar persoonlijkheid.
Haar levensverhaal was zo dramatisch, dat ze haar voorlichtingsverhaal wel bewust kon loskoppelen van haar levensverhaal, maar emotioneel lukte dat niet volledig. Op het moment dat ze haar voorlichtingsverhaal afstak, kon je horen, dat er qua emoties iets niet klopte.
Is dat allemaal in de hedendaagse transgender-voorlichting totaal anders? Niet echt. Transgenders hebben een blijde boodschap voor de wereld die iedereen moet horen. Het geeft geen problemen. Het kan allemaal prima. En het wordt steeds meer een geaccepteerd iets.
De transgenders die die boodschap verkondigen, hebben echter zelf vrijwel altijd of het grootste deel van hun leven in de kast gezeten of ze zijn nog maar kort uit de kast. Iemand heeft in zijn werkzame leven een mooie loopbaan opgebouwd, komt tenslotte uit de kast en weet dan zeker: het geeft geen enkele probleem. Dit had ik veel eerder moeten doen.
Op die manier heb ik wel eens voorlichting gegeven met een drietal andere transgenders. Wat mij opviel was dat ik in mijn eentje belangrijk meer jaren ervaring buiten de kast had, dan zij met hun drieën. Ondanks dat gebrek aan ervaring domineerden ze de voorlichting en waren ze volstrekt overtuigd van hun eigen boodschap, die vaak op veel punten aantoonbaar onjuist was.
Wat bindt de beide partners?
Als vierde punt vallen de relatieproblemen op. Ik hoef ze niet te zoeken, want in de verhalen die ik hoor, komt het punt steeds terug. We zijn net gescheiden. We gaan scheiden. Ik ben gescheiden. Het gaat niet goed tussen mij en mijn vrouw.
Men heeft een vrouw, een stel kinderen, een langdurig huwelijk en dan komen de problemen. Men wil als vrouw toch wat verder, iets meer. Tenslotte ontstaat er een conflict. Hun vrouw vindt dat het allemaal te ver begint te gaan. Maar zij vinden juist, dat het helemaal niet ver genoeg gaat.
Waarom krijgen vrijwel alle transgenders vroeg of laat relatieproblemen? Dit is een lastige vraag waarop niemand het antwoord zeker weet. Laat ik een poging wagen. Waarom zie je iemand als je partner, waarom blijf je bij iemand?
Ik denk, dat daar twee totaal verschillende antwoorden op mogelijk zijn, die elkaar niet uitsluiten. Het ene antwoord komt uit de bètacultuur, het andere antwoord uit de alfacultuur. Het ene antwoord gaat uit van langzaam denken via systeem 2. Het andere antwoord gaat uit van emoties en snel denken via systeem 1.
Het eerste antwoord is het idee dat je samen sterker staat, dan alleen. Voor jagers/verzamelaars is dat de basis van hun onderlinge samenhorigheid. Ze leven in een harde omgeving waarin het leven kort is.
Wanneer ik vroeger op de boerderij van mijn opa in de polder was, was de dichtstbijzijnde buurman iets van vijf minuten lopen verder en dan moest je snel lopen. Als er iets gebeurde, en dat kon op een boerderij maar zo, dan was de dichtstbijzijnde hulp vijf minuten lopen verder. Onder die omstandigheden groet je elkaar, tenminste als je verstandig bent, want even later heb je de ander misschien heel hard nodig. Onder die omstandigheden help je elkaar uit welbegrepen eigenbelang. Niet omdat je zo lief en aardig bent, maar omdat jij misschien de volgende bent, die geholpen moet worden.
In een relatie is het belangrijk dat beide partners dat buddy-principe eerbiedigen. Als man moet je zorgen dat je iets toevoegt voor je vrouw, als vrouw moet je zorgen dat je iets toevoegt voor je man. Je zou dit de rationele basis van de relatie kunnen noemen. Misschien is er lichamelijk niets, maar als beide partners zorgen dat ze er voor de ander zijn zodra dat nodig is, hebben beide partners belang bij de relatie. Beide partners moeten dan echter in staat zijn de relatie rationeel te bekijken, iets wat tegenwoordig niet altijd meer lukt.
In een moderne, rijke samenleving valt die rationele basis steeds vaker weg. De man denkt de vrouw niet echt nodig te hebben om te overleven en de vrouw denkt de man niet echt nodig te hebben. Het is: ieder voor zich en God voor ons allen. Als ik je kan gebruiken, gebruik ik je graag en met liefde, maar als ik je niet meer nodig heb, rot je maar op.
Men ziet de relatie als iets waarbij men niet rationeel, maar emotioneel tot de ander aangetrokken moet worden. Er moet een emotionele vonk overspringen. De ander moet lekker of bruikbaar zijn. De aantrekkingskracht in de relatie, dat wat de relatie bij elkaar houdt, moet dan bij beide partners volledig van de emotionele, irrationele alfakant komen. Alfa-relaties zijn om een veelheid van redenen weinig stabiel.
Een eerste reden is dat alfa-relaties gebaseerd zijn op ongelijkheid. Wanneer de ene partij de baas wil zijn en de andere partij gaat daarin niet mee, is er een probleem. In de alfacultuur zie je elkaar niet als gelijk, maar probeer je de overhand te krijgen. De ander moet bij voorkeur doen, wat jij wilt. De ander moet zich onderwerpen en moet begrijpen minder dan jij te zijn. Het doel is de ander te gebruiken voor seks, om kinderen te krijgen, deze groot te brengen, als inkomstenbron of als huishoudhulp.
Ten tweede speelt in alfarelaties mee dat men inwendig vol borrelende agressie zit, die slechts wacht op een kans om eruit te komen. Zodra die agressie naar buiten treedt, is het doel de ander te beschadigen. Hoe vaker dat gebeurt, hoe moeilijker de situatie en daarmee de relatie wordt. Agressie fungeert niet als bindmiddel, maar als uit elkaar drijvende kracht.
Een derde probleem is dat alfa's hun relaties baseren op gevoelens. Gevoelens kunnen snel verdwijnen of veranderen. Niets is zo veranderlijk als gevoelens. De basis voor de relatie is dan iets dat voor de partners om onduidelijke redenen kan vervluchtigen.
In een rijke, moderne samenleving is er dus steeds minder dat partners stevig aan elkaar bindt. Seks is dan een belangrijk middel om de partners emotioneel aan elkaar te koppelen en op elkaar gericht te houden. Door de vrije moraal en de opkomst van internet is het belang van seks echter steeds kleiner geworden.
Transgenders zien zichzelf echter als vrouw. Ze leven in een virtuele wereld waarin ze zelf de rol van aantrekkelijke vrouw spelen. Het resultaat is dat 'klassieke' transgenders op zichzelf gericht zijn. Hun blik is niet naar buiten gekeerd op hun partner, maar naar binnen op zichzelf. Ik herinner me een feest met 'klassieke' transgenders waar ik als een van de weinigen tenslotte maar ging dansen, de rest zat vaak prachtig opgetut op de bank verzonken in het produceren van de eigen favoriete voorstelling met zichzelf in de hoofdrol.
Bij transgenders valt seks als bindmiddel daardoor weg. De vrouw van een transgender kan tegenover haar transgender-man haar vrouwelijkheid niet inzetten. Ze heeft daardoor belangrijk minder mogelijkheden de emoties van haar man te beïnvloeden. De invloed van de partner als vrouw valt weg. In die rol is ze overbodig.
Ik denk echter dat er bij transgenders nog een tweede probleem speelt in dit verband. Door hun langdurige verblijf in de kast schuiven 'klassieke' transgenders (type II) op naar de emotionele, irrationele alfakant.
Mensen beschikken in beginsel over beide gedragssystemen, maar het ene systeem is lastig, tijdrovend, vreet energie en moet voortdurend geoefend worden. Het vermogen systeem 2 te gebruiken verdwijnt dus gemakkelijk. Systeem 1 is er altijd, hoeft niet geleerd te worden, werkt automatisch, is gemakkelijk, is snel, kost geen energie en hoeft niet onderhouden te worden. Verblijf in een omgeving waarin weinig harde eisen worden gesteld en waarin men volledig focust op de bevrediging van de eigen emotionele behoeften, leidt dan tot een verschuiving naar de alfakant. De focus op emoties neemt toe, de kwaliteit van het rationele denken neemt af.
Ik denk dat voor een hechte relatie beide partners zowel emotioneel moeten koppelen via systeem 1 als rationeel via systeem 2. Aan de ene kant moeten ze zorgen dat wederzijds de emotionele koppeling in stand wordt gehouden. Aan de andere kant moet de relatie iets opleveren voor beide partners en moeten ze in staat zijn dat te kunnen en willen zien. Bij 'klassieke' transgenders is de werking van systeem 2 vermoedelijk vaak aangetast, terwijl systeem 1 in hun geval niet goed functioneert.
Nawoord
De besproken vier punten (babbelmodus, instelling tegenover werk, bekeringsdrift, relatieproblemen) suggereren dat 'klassieke' transgenders relatief hoog scoren op de alfa-bètafactor.
Ik weet niet of dat klopt. Op de T&T's komt natuurlijk slechts een selectie van alle Nederlandse transgenders. Ook de mensen die er wel komen, zitten niet altijd automatisch hoog op de alfa-bètafactor. Er zitten soms ongetwijfeld zeer rationeel denkende mensen tussen. Verder beschik ik niet over materiaal om te kunnen vergelijken met de rest van de bevolking.
Ik denk wel, op grond van wat er bekend lijkt te zijn, dat showgirl-transgenders (type I) rationeler in het leven staan dan 'klassieke' transgenders (type II). Dat lijkt te verklaren dat de eerste groep in verhouding beter met de problemen lijkt te kunnen omgaan. Dat verklaart ook de wat moeizame relaties tussen beide groepen. De laatste groep ziet de eerste groep vaak als 'slecht' en 'verwerpelijk'. De eerste groep maakt nog al eens grapjes over de opvattingen van de tweede groep. Dit doet sterk denken aan wat C.P. Snow beschrijft in The Two Cultures voor alfa's en bèta's.
Wat kunnen we concluderen uit die babbelmodus, die instelling tegenover werk, die bekeringsdrift en die relatieproblemen? Ik denk dat er een koppeling bestaat tussen de alfa-bètafactor en het omgaan met de vele problemen die transgenders op hun pad door het leven tegenkomen.
Hoe iemand praat over een probleem bepaalt ook sterk zijn vermogen om dat probleem succesvol het hoofd te bieden. Wanneer iemand zijn problemen kort en zakelijk weet te omschrijven en ook nog eens in volgorde van belangrijkheid weet op te noemen, liefst met een volgnummer ervoor, is de beginsituatie al totaal anders dan bij iemand die zich diep ongelukkig voelt, maar niet goed kan verwoorden wat er precies speelt.
Dat is ook in overeenstemming met wat ik op de T&T denk te zien. De mensen die zakelijk, nuchter en rationeel blijven, lijken minder problemen te hebben. Het lijkt ook te kloppen met de uitkomst dat showgirl-transgenders (mits vergelijkbaar qua intelligentie, herkomst, opleiding e.d.) het langer volhouden.
Ik denk dat bij transgenders de alfa-bètafactor gerelateerd is aan het vermogen om problemen op te lossen en daar mee om te gaan (coping vermogen, coping ability). Hoe irrationeler en emotioneler men denkt, hoe groter de kans op ellende en problemen, lijkt het.
Wanneer dit echter voor transgenders zou opgaan, zou je verwachten dat het ook in het algemeen zou moeten opgaan. Bestaat er een koppeling tussen de alfa-bètafactor en coping vermogen?
---
Een eerdere blogpost van mij over transgenderproblemen en de alfa-bètafactor was: Het probleem van transgender Bo (hier).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten