zaterdag 27 april 2024

A licence to kill? -- Is de VS nog een democratie?

 

Donald Trump maakte ooit de opmerking dat als hij op klaarlichte dag in een volle winkelstraat iemand dood schoot, dat uiteindelijk niet echt problemen zou opleveren. Hij was zo populair, dat men dat niet zou zien, als iets dat niet zou mogen.

Inmiddels heeft het Amerikaans hooggerechtshof zich gebogen over de vraag of Trump als voormalig president verrvolgd kan worden voor zijn aandeel in de bestorming van het Capitool.

In dat verband kwam de vraag naar voren: als de president iemand ziet als gevaarlijk en vervolgens iemand opdracht geeft, die persoon te vermoorden, kan hij dan vervolgd worden voor die beslissing?

De hoogverheven rechters redeneren dat het hier kennelijk om een beslissing gaat, die ambtshalve genomen is en derhalve niet voor vervolging in aanmerking komt. Met andere woorden: de president heeft het absolute recht te beschikken over de levens van zijn onderdanen.

De bron voor dit verhaal is de site van The New Republic (https://newrepublic.com/article/181032/supreme-court-trump-immunity-sealed-fate), die schrijft:

"But the justices did not laugh this argument out of court. Quite the contrary: At least five of the justices seemed to buy into the Trump team’s arguments that the power of the office of the president must be protected from malicious and politicized litigation. They were uninterested in the actual case at hand or its consequences. Elie Mystal, justice correspondent at The Nation, perhaps captured my response to the Supreme Court's arguments best: 'I am in shock that a lawyer stood in the U.S. Supreme Court and said that a president could assassinate his political opponent and it would be immune as 'an official act.' I am in despair that several Justices seemed to think this answer made perfect sense.'"

Dit laat zien, waar vier jaar Trump als president toe geleid heeft. Een hooggerechtshof dat het kennelijk als heel normaal ziet, om de president een absoluut recht over leven en dood van burgers toe te kennen.

De VS stonden bekend als een democratie, maar zodra de zittende heerser het absolute recht krijgt op leven en dood van zijn onderdanen, is daar natuurlijk geen sprake meer van.

 

Dit laat echter ook nog iets anders zien. Je zou dit de kracht van bevooroordeeldheid kunnen noemen. Als onze president dat doet, is het oké, maar als hun president (Biden) het doet, is het niet oké.

Het laat zien, dat hier overwegend uiterst bevooroordeelde mensen zitten, die blind zijn voor de harde realiteit, maar volledig open staan voor het groepsstandpunt.

Wat we aan onderzoeksuitkomsten hebben (Asch was de eerste, die het aantoonde), wordt daarmee bevestigd in een real-life situatie.

 
















vrijdag 26 april 2024

Vreemde zinnen, die iets vertellen over de persoon

 

Laatst bijgewerkt: 27/4/2024 om 2.23

 

De e-mail van Blendle begint zo:

"Goedemorgen Mik,

Begin je weekend met deze zorgvuldig gecureerde achtergrondstukken".

Het klinkt als je vluchtig leest, misschien wel goed. Maar wat zijn 'gecureerde achtergrondstukken'?

Dat 'gecureerde' blijkt te komen van het (oud) Franse 'curer' en betekent 'genezen'. Het waren dus zieke achtergrondverhalen, maar de redactie van Blendle is aan de slag gegaan en heeft die stukken volledig herschreven en daardoor genezen.

Of vindt men het woord 'gecureerd' gewoon mooi klinken en het daarom maar gebruikt? Ik vrees het laatste.

Wat betekenen zulke fouten? Dat betekent dat men niet zoekt naar de externe betekenis van wat men schrijft, maar dat men sociale betekenis hanteert. Het klinkt goed en dat is voldoende. Daar gaat het om, denkt men. In dit verband misschien wat sterk uitgedrukt. Dit soort mensen 'babbelt' vooral, dat kun je eigenlijk geen echt denken noemen.

Het gaat in dit geval dus niet om spelfouten (afwijkingen van wat we als standaard taal zien), maar om inhoudelijke afwijkingen. Het laat zien, dat mensen zich niet precies afvragen, wat ze beweren.


In de Volkskrant van 24/4 vond ik ook een mooi voorbeeld (wat in de krant vet was, is het hierna ook):

"Fokoverschot, productiedieren en proefdieren: ze overlijden vrijwel allemaal. Onnodig, en bovendien niet meer van deze tijd".

Overlijden is dus niet meer van deze tijd. Dat is een heerlijke boodschap, zeker als je al wat ouder bent en nog een beetje zin hebt in het leven. De dood is een achterhaald iets geworden. Vroeger had je dat, maar nu is het niet meer normaal.

Of zou men iets anders bedoelen? De titel staat boven een opiniestuk van Debby Weijers, directeur van de Stichting Proefdiervrij. Vermoedelijk bedoelt ze dus iets totaal anders.

Welke mensen maken vooral dit soort vreemde inhoudelijke fouten? Je zou verwachten dat het moet gaan om mensen die vooral sociale betekenis hanteren. Dat het dus moet gaan om (rechtse) autoritaristen (mensen die hoog scoren op RWA). Mensen die we ook wel aanduiden als 'volgeling/gelovige'.

Het gaat dan om mensen die vrijwel uitsluitend via systeem 1 denken. Of dit ook voor Weijers opgaat, durf ik niet te stellen. De titel kan in dit geval ook bedacht zijn door een eindredacteur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 





donderdag 25 april 2024

De zooifactor in werking: het publiek trapt in de val van de agitator!

 

In de voorgaande vier posts besteedde ik aandacht aan de NS-actie om treinen 3 minuten stil te zetten. Dit in reactie op het molesteren van een conducteur door passagiers.

Als je de hele cyclus stap voor stap schetst, krijg je het volgende:

1. de agitator  neemt eerst een maatregel, waardoor de zaak ontspoort;

2. nadat de zaak ontspoord is, roept de agitator: vreselijk en stelt een symbolische daad, een daad die veel aandacht en meeleven genereert, maar die niet echt effectief is;

3.  de symbolische daad genereert veel publiciteit zoals bedoeld, de agitator heeft zijn doel bereikt;

4.  het publiek van de agitator vindt het allemaal prachtig: zo kan het niet langer, heel goed dat hier tegen geageerd wordt;

5.  het publiek van de agitator is weinig kritisch, goedgelovig en doorziet de agitator niet.


Mag je de agitator of strongman verwijten, dat hij zijn publiek handig misleidt en manipuleert? Uit onderzoek weten we, dat mensen met die specifieke persoonlijkheidsstructuur (*)  royaal voorkomen in alle moderne samenlevingen. Dat zul je dus moeten accepteren als feit. Dit soort figuren vind je overal en in overvloed.

Maar de agitator of strongman kan alleen succesvol zijn, zodra hij een voldoende groot publiek van niet-kritische goedgelovige volgelingen/gelovigen vindt, die ademloos naar hem luisteren en zijn woorden als absolute waarheid tot zich nemen.

Zonder dat publiek van 'deplorables' is de agitator of strongman slechts een halve gare gek, die op een zeepkist staat te schreeuwen.

Het publiek van goedgelovigen is dat, wat de ellende genereert. 



-----

* Dit zijn zogenaamde 'double highs': sociaal dominante en rechts autoritaristische personen, die daardoor extreem bevooroordeeld (vooringenomen) zijn. Je zou dit ook het koning-keizer syndroom kunnen noemen.














woensdag 24 april 2024

De zooifactor in werking: "Begrip en applaus voor 3-minutenactie"

 

Een NS-conductrice wordt gemolesteerd door passagiers. In reactie zet de NS haar treinen 3 minuten stil. Een 'prachtige' actie misschien, maar natuurlijk niet erg effectief. Vervolgens blijkt dat de NS-directie boter op haar hoofd heeft. Men neemt conducteurs een BOA-status afgenomen. Zogenaamd om te besparen.

Vervolgens zien we een lachende Wouter Koolmees in de Volkskrant, die in het kader van deze 'prachtige' actie daar natuurlijk uitgebreid aandacht aan moest schenken.

Op maandag, 22 april 2024, bracht ook het Dagblad van het Noorden een groot artikel over dat 3 minuten stilzetten van alle treinen. De titel zegt voldoende denk ik:

"Begrip en applaus voor 3-minutenactie".

Het is dus maar, waar je als mens op focust. Is je doel inderdaad te zorgen dat de treinen op tijd rijden, zonder storingen en zonder passagiers, die het beest uithangen? Of is je doel: sociale bijval? Zelf hoger in de pikorde komen?

Als psycholoog kan ik niet stellen, dat het een beter is dan het andere. Mensen zitten in een bepaalde situatie. Verder zitten ze door erfelijkheid en ontwikkeling zo in elkaar dat ze in zo'n situatie dat gedragsalternatief kiezen, dat voor hun organisme het meest oplevert.

Je mag groepsmensen dus niet kwalijk nemen, dat ze zich in hun groep gedragen zoals ze zich gedragen. Maar het laat wel zien, hoe de Holocaust kon plaatsvinden. En hoe iets soortgelijks zo weer kan gebeuren.

 

 

 

 

 

 

 

 




dinsdag 23 april 2024

De zooifactor in werking: een lachende Wouter Koolmees, directeur van de NS

 

Mijn voorgaande twee posts gingen over de treinen die drie minuten stil staan om aandacht te vragen voor agressie en geweld in het openbaar vervoer. Ogenschijnlijk een hartverwarmende actie. Maar als je even nadenkt, natuurlijk een weinig effectieve actie.

Vervolgens bleek dat de directie van de NS aan die vervoersellende stevig had meegeholpen. Om geld te sparen had men conducteurs hun BOA-bevoegdheid afgenomen. Zodat het nu tandeloze tijgers zijn geworden zonder nagels in hun klauwen.

Op maandag, 22 april 2024, bracht de Volkskrant een groot artikel over deze 'prachtige' actie. Met daarboven een grote foto van een conducteur in de trein, die vervoersbewijzen controleert.

En wie zien we daar nogal dom lachend op de achtergrond? Jawel, Wouter Koolmees, directeur van de NS. 

De bezuiniging heeft niet alleen geld opgeleverd, maar vooral heerlijke publiciteit. Wat kan een mens nog meer willen?

 

 






zondag 21 april 2024

De zooifactor in werking: agressie bevorderen door zuinig te doen

 

De vorige post ging over de NS die treinen 3 minuten stil zet, in haar streven agressie van passagiers jegens conducteurs en dergelijke te bestrijden. Dat lijkt een weinig effectieve methode. Het gaat kennelijk om een typische onderbuik-reactie. Niet effectief, maar het voelt wel goed.

Na het publiceren van die post, vond ik echter in het Dagblad van het Noorden (20/4/2024, p. 5) een interview met een NS-conducteur. De titel:

"'Ik sta geregeld bang mijn werk te doen'".

 

Dat interview bevat de volgende passage, waarin de conducteur Johan Benthem, letterlijk geciteerd wordt.

"Enkele jaren geleden kon die agressie volgens Benthem beter worden gepareerd. 'Toen mochten we als conducteur boetes uitdelen, omdat we de bevoegdheid van een Buitengewone Opsporings Ambtenaar, een BOA, hadden. Die kosten die daaraan vastzaten, waren te hoog, die bevoegdheid hebben we niet meer. Als er nu iets gebeurt, moeten we de politie of onze eigen veiligheidsmensen erbij halen. En die moeten dan zelf ook constateren dat er een overtreding is gemaakt.'

Die werkwijze voldoet volgens Benthem lang niet altijd.'"

 

De werkelijkheid is hier kennelijk weer eens gekker dan je je als normaal mens kunt voorstellen. Je neemt conducteurs een belangrijke bevoegdheid af, want dat spaart weer een paar centen uit. Maar ondertussen draait je hele bedrijf de vernieling in. Als je dit leest, denk je toch: hoe gek kun je zijn?








 

zaterdag 20 april 2024

De zooifactor in werking: agressie bestrijden door alle treinen drie minuten stil te zetten

 

Een jonge dame bestrijdt de zwarte schimmel in haar douche door de verhuurder te bellen. Die moet het probleem maar oplossen! Die optie is voor haar stukken voor de hand liggender dan gewoon de raampjes in de douche open te zetten en open te houden.

Dat is de zooifactor in actie. Officieel dus: bevooroordeeldheid. In het Engels: prejudice. Denken via je systeem 1. Denken via de onderbuik. Je voelt het, en dus is het zo! Je voelt honger en je brult: eten!

Maar dat onderbuik-denken kom je tegenwoordig niet alleen tegen bij jonge dames, die van een uitkering moeten rondkomen.

Ook de NS doet er ondertussen dapper aan mee. Een conductrice wordt mishandeld. De oplossing: een tijdje later zetten we alle treinen drie minuten stil.

Geweldig toch?

Of misschien toch niet helemaal? Stel je bent werkgever. En een van je vrouwelijke medewerkers wordt door een stelletje jonge klanten in elkaar gebeukt. Een fatsoenlijke werkgever zou dan maatregelen nemen. Dat is één keer en nooit weer!

Dus je organiseert beveiliging, je organiseert toezicht. Je stelt orde op zaken! Zoiets laat je niet over je kant gaan!

Maar voor de NS is dat allemaal te moeilijk, te ingewikkeld en te duur. Men zet liever de treinen drie minuten stil. Dan laat je toch zien, dat je het erg vindt, wat er gebeurd is?





 

Welkom in het land der gelovigen: kwekkende autisten

 

Laatst bijgewerkt: 20/4/2024 om 17.40

 

Het Nederlands Autisme Register weet grootschalig de krant te halen. Met een verhaal dat ABA (Applied Behavior Analysis) PTSD (Post Traumatic Stress Disease) zou veroorzaken. Of zoals men in Nederland er vaak van maakt: PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis).

Maar ABA is gebaseerd op de Skinneriaanse gedragspsychologie. Een vreemde man, die B. F. Skinner, ik geef dat graag toe. Maar wel de man die als eerste ter wereld heeft aangetoond dat straf op de lange termijn niet werkt en niet effectief is. Hij heeft dat aangetoond met een simpel dierexperiment, dat iedere ongelovige die dat wil, met wat moeite zelf kan herhalen.

Je zou denken: helder! Maar nee, grote massa's mensen zijn er van overtuigd dat Skinner via straf gedrag probeerde te wijzigen en dat ook heeft doorgegeven aan zijn navolgers. Volstrekte kolder, maar dat deert de moderne mens niet langer.

Laten we eens gaan kijken op de website van dat 'Nederlandse Autisme Register'.

Het eerste dat me opvalt, is dat ze niet in staat zijn de naam van dat waar ze kwaad over spreken, correct te spellen. Ze schrijven: 

"Benieuwd naar onderzoek van het NAR naar de ervaringen met de therapie Applied Behaviour Analysis?"

Maar ABA is in Amerika ontwikkeld en groot geworden. Het is dus echt op zijn Amerikaans: 'Applied Behavior Analysis'.

Dan zie je in dat bovenstaande citaat staan, dat het niet langer gaat om de vraag of iets werkt en effectief is, maar hoe we het ervaren. We hebben de prik met het vaccin als pijnlijk ervaren en dus kan het vaccin niet goed voor ons zijn!

Tja, dat is onweerlegbare moderne logica. Geen speld tussen te krijgen!

En dan die naam, het 'Nederlandse Autisme Register'. Het klinkt prachtig en het klinkt alsof men daar gewoon zaken vast legt voor de eeuwigheid.

Maar mooie namen willen nog wel eens bedriegen.

Laat ik me voor het gemak beperken tot 'autisme'. Een tijd geleden heb ik me daar intensief in verdiept. Bestaat 'autisme'? In het hoofd van het publiek zeker. Ze hebben een film gezien en weten er dus nu alles van af.

Maar wat is de wetenschappelijke evidentie? Het blijkt dat er een vragenlijst bestaat waarmee 'autisme' zogenaamd kan worden aangetoond.

Die vragenlijst lijkt inderdaad min of meer te werken. Maar de evidentie daarvoor is in feite nogal mager.

Het probleem is namelijk, dat je aan één vragenlijst niets hebt. Je hebt twee totaal verschillende maten nodig, die allebei bedoeld zijn hetzelfde te meten, voordat je met enige waarschijnlijkheid kunt concluderen dat je kennelijk het bedoelde begrip te pakken hebt.

De enige evidentie dat die vragenlijst inderdaad autisme zou kunnen meten, is dat die vragenlijst lijkt te correleren met mensen die door veronderstelde deskundigen zijn ingedeeld als 'autist'.

Maar als we dat deskundigen-oordeel als tweede maat nemen, is er onmiddellijk een probleem. Want de deskundigen zien een behoorlijke groep autisten, die de vragenlijst juist niet ziet als 'autistisch'.

Dan zijn we er nog niet. Psychologen willen graag, dat de vragen in een psychologische vragenlijst allemaal dezelfde factor meten, ook al is dat misschien maar een klein beetje. De vragenlijst zou dus een betrouwbare maat moeten leveren, alle vragen zouden onderling enigszins moeten correleren.

De vragen in de vragenlijst vragen dus niet allemaal in verschillende bewoordingen naar hetzelfde, maar vormen een bijelkaar geraapt zootje. Bij een ogenschijnlijk vaag begrip als 'neuroticisme' heb je dat probleem niet (de vragen in de N-schaal van de ABV bijvoorbeeld correleren onderling positief en voldoende), maar bij 'autisme' heb je dat probleem dus wel.

De definitie van 'autisme' wordt dan iets in de trant van blauwe ogen, hamertenen en krullend haar. De criteria zijn leuk bedacht, maar blijken in werkelijkheid niets met elkaar te maken te hebben.

Die bewuste vragenlijst bestaat uit onafhankelijke zaken, die men veronderstelt indicator te zijn voor autisme. Als je er genoeg hebt, zul je wel autist zijn, is het idee. De betrouwbaarheid (interne consistentie) is dan een probleem. Anders geformuleerd: men weet niet goed, wat men nu precies meet. De definitie is knudde.

In feite ben je dan terug bij af. De deskundigen maken er een potje van. En de vragenlijst maakt het ook niet beter.

Welke vragen in deze briljante vragenlijst voorspellen dan vooral of iemand autist is? Dat zijn slechts enkele van de vele vragen. Dan gaat het om vragen als: wat doe je liever, een party bijwonen of naar de leeszaal van de bibliotheek gaan.

Wel, een verstandig mens kiest het laatste en is dan dus 'autist'!

Ondertussen hebben we een heel leger van mensen die heel zeker weten 'echt autist' te zijn, die niets liever doen dan te staan kwekken op onbenullige parties.

 

 






De strijd tegen de zwarte schimmel: een praktisch voorbeeld van wij-zij denken bij het oplossen van een alledaags probleem

 

Een prachtig verhaal in de Volkskrant (8/4/2024, p. 4) met de titel:

"Tussen schimmels leven, is geen leven'".

Als je zo'n titel leest, denk je automatisch: zo is het!


De Rotterdamse Rianne van Noort (34) voert al jarenlang een tevergeefse strijd tegen de zwarte schimmel in haar woning. Mevrouw Van Noort is 'vangwege chronische ziekten bijna 24 uur per dag aan huis' gekluisterd. Haar zoontje Jeavy (8) heeft astma. Zelf heeft ze reuma en hersenschade als gevolg van de ziekte myalgische encefalomyelitis.

Als psycholoog vraag ik me dan af: hoe weet je dat allemaal zo zeker? Om te beginnen, hoe moet je die hersenschade precies aantonen? In extreme gevallen wil dat misschien nog wel, maar daar lijkt hier, althans in vergelijking met de gemiddelde moderne Nederlander, geen sprake van te zijn. En hoe weet je dan zo zeker, dat die schade inderdaad veroorzaakt is door die ziekte? Het zijn wel wat erg veel ziekten en zekerheden achter elkaar.

Terug naar het artikel. Wat heeft het een met het ander te maken? Zwarte schimmel in woningen is een bekend probleem en natuurlijk moet je dat niet willen. Maar wat moet die hele waslijst aan ziekten daarbij? Die ziekten zijn kennelijk bedoeld bij de lezer meeleven op te wekken. Zo van: het is toch wat!

 

Wat is precies het probleem?

Mevrouw van Noort trok de afgelopen jaren regelmatig aan de bel bij de verhuurder van de woning. Ze had zwarte schimmel! De verhuurder kwam dan kijken, althans personeel van de verhuurder, probeerde eventueel wat weg te halen, maar kan daar natuurlijk niet simpel iets tegen doen.

Zwarte schimmel krijg je door een te vochtige binnenmilieu. Verder is het in Nederland een veel voorkomend iets, dat in veel woningen te vinden is, mits je goed zoekt.

 

Wat maakt het artikel bijzonder?

Op de grote foto, die de helft van het paginagrote artikel beslaat, staat mevrouw Van Noort (een verzorgde, leuke jongedame) wijzend naar een plek met zwarte schimmel in het plafond van de kleine doucheruimte.

In die doucheruimte zie je twee raampjes zitten, die zitten beide potdicht! Dat helpt natuurlijk niet echt, als je schimmel graag kwijt wilt raken.

Als je vervolgens nog wat beter kijkt, zie je een wasdroger staan. En wel een Indesit IDC75-B. De toch altijd nog wat vochtige lucht van die condensdroger, eindigt dus in die piepkleine douche zonder ventilatie. Dat lijkt me niet echt te helpen.

Als je nog beter kijkt, kun je ook het energielabel van die wasdroger zien en het verwachte stroomverbruik. Deze wasdroger scoort een matige B en verbruikt per jaar naar verwachting meer dan 500 kWh. Bij de huidige doorsnee prijs van een kWh is dat ieder jaar meer dan 170 euro.

De meest energiezuinige droger van Coolblue op dit moment (een Miele TSF-763 WP EcoSpeed) verbruikt per jaar minder dan 55 euro aan stroom. Een verschil van 115 euro per jaar. Over de totale verwachte levensduur van zo'n wasdroger loopt dat verschil op tot meer dan 1200 euro, uitgaande van de huidige electraprijs. Die natuurlijk naar verwachting komende jaren nog belangrijk gaat stijgen. Daarmee heb je de aanschafprijs van die energiezuinige wasdroger er al uit en hou je nog geld over ook. En is je douche vermoedelijk ook nog eens stuk minder vochtig.


Wat is het interessante van dit artikel?

Iemand zit met een echt probleem. Je moet geen schimmel in je huis willen. En zwarte schimmel, die er eenmaal zit, krijg je nooit meer helemaal weg.

Hoe los je dat probleem op? Wel, simpel! Het is natuurlijk niet jouw schuld! Het is natuurlijk de schuld van de verhuurder! Die moet gewoon zorgen dat er geen schimmel in de woning zit!

Maar de verhuurder ziet het anders. Die vindt, dat de bewoner zelf verantwoordelijk is voor het binnenklimaat van de woning. Dus genoeg stoken en genoeg ventileren!

 

Het bijzondere van dit artikel is dat je de werking van de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid) in de praktijk ziet. In plaats van zelf het probleem aan te pakken en op te lossen, belt men een instantie, die het probleem maar moet oplossen.

Men denkt niet langer vanuit het harde probleem, maar men ziet alles door een wij-zij bril. Wij hebben een probleem! Zij moeten dat dus oplossen! En anders deugen ze niet! Stelletje luie kapitalisten! Gore huisjesmelkers! Weg met die foute X!

 

Er is echter nog iets met dit artikel. Kennelijk zien de meeste Nederlanders het ongerijmde van zo'n verhaal niet langer. Natuurlijk is de verhuurder verantwoordelijk! Natuurlijk kun je niet de hele dag een raampje in je douche open hebben staan! Natuurlijk zet je je wasdroger in een toch al vochtige douche! En waarom zou je onnodig veel geld uitgeven aan een dure wasdroger! Het is toch veel fijner je blauw te betalen aan een goedkope droger, die electra slurpt.

Ik zag in de reclame-mail van Blendle die men mij regelmatig toestuurt, het artikel ook vermeld staan. Het was kennelijk een verhaal dat veel mensen prachtig vonden.

Ik denk, dat Johan Huizinga dit 'de algemeene verzwakking van het oordeel' genoemd zou hebben en gezien zou hebben als bewijs voor de 'daling van de kritische behoefte'. Het probleem dat aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog levensgroot speelde, speelt kennelijk nu weer.











vrijdag 19 april 2024

Het begon allemaal met een vreemd probleem: de taalfactor meet geen betekenis!

 

Laatst bijgewerkt: 21/4/2024 om 1.08

 

Wanneer is mijn onderzoek, waar deze blog op gebaseerd is en over rapporteert, begonnen? Dat valt niet precies te zeggen. Het hangt er ook vanaf waar je het precies wilt laten beginnen.

Zeker is dat deze blog er nooit geweest zou zijn, zonder de bizarre gebeurtenissen die plaats vonden na de promotie van mijn vrouw en mij op ons gezamenlijke proefschrift op 8 mei 2014. Het lijdt geen twijfel dat die gebeurtenissen aangestuurd en vormgegeven werden door en vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. De universiteit waarbij we samen gepromoveerd zijn.

In zekere zin moet ik dus de RUG diep dankbaar zijn voor haar bizarre gedrag. Soms heb je als onderzoeker wat geluk nodig.  Dit keer waren de Goden mij kennelijk gunstig gezind, hoewel ik dat op dat moment natuurlijk absoluut niet kon voorzien.

Maar in zekere zin was ik al eerder begonnen. Op 6 maart 2014 hadden we de commentaren van de leden van de leescommissie op ons gezamenlijke proefschrift zo goed mogelijk verwerkt en ging de herziene tekst van het proefschrift de deur uit. Nu ontstond er even rust in de tent. We moesten wachten op het oordeel van de promotiecommissie op de herziene tekst en konden verder als het ware niet veel doen.

Er waren nu twee grote problemen, die ik op basis van ons proefschrift zag. Over het tweede probleem later meer.

Het eerste probleem was de taalfactor. Met ons online taalprogramma TAVAN konden we voortdurend het taalniveau van 'onze' studenten uiterst betrouwbaar meten. Verder wisten we dat de TAVAN-score na correctie voor onbetrouwbaarheid correleerde met een hele reeks andere taalmaten, die onderling ook allemaal weer uiterst hoog met elkaar correleerden, mits je rekening hield met hun onbetrouwbaarheid.

Verder hadden we geleerd, dat dat alles niet echt uitzonderlijk was. Alle objectieve taalmaten blijken voortdurend uiterst hoog met elkaar te correleren. Al die maten meten de zogenaamde taalfactor.

Maar wat ik vreemd vond, was dat de taalfactor op geen enkele manier betekenis leek te meten. Je zou denken dat taal betekenis communiceert, maar de taalfactor was puur talig en leek op geen enkele manier iets te maken te hebben met de inhoud en betekenis van taal.

Het leek duidelijk, dat er iets moest bestaan als een betekenisfactor, alleen die factor scheen om een of andere reden niet goed gemeten te kunnen worden.

Hoe moest je dat verklaren? De enig mogelijke verklaring die ik kon verzinnen, was dat er kennelijk onoplosbare onenigheid bestond over de betekenis van teksten. Wanneer die tekst beperkt was tot puur rekenkundige symbolen als '2+2=?', dan was die onenigheid er kennelijk niet, maar zodra het om woorden ging, was die onenigheid er kennelijk opeens wel.

Met andere woorden: kennelijk bestonden er totaal uiteenlopende opvattingen over de betekenis van teksten en konden de veronderstelde deskundigen het daar niet over eens worden. Wat de een een juiste betekenis vond, vond de ander een foute betekenis.

Maar in vakken als wiskunde, natuurkunde, statistiek leek je van dat betekenisprobleem geen of minder last te hebben. Met andere woorden: de mensen die op dat gebied verondersteld werden deskundig te zijn, konden het kennelijk onderling in grote lijnen wel eens worden.

Je zou dan verwachten dat dat bij alfa's (mensen van letteren en geesteswetenschappen e.d.) wel een probleem moest zijn. En inderdaad, mensen die betrokken zijn bij taaltests, zijn vaak taaldocenten en dus in beginsel alfa. Dat zou dat vreemde probleem dus kunnen verklaren.

Ik schrijf het nu zo beknopt en helder mogelijk op. In maart 2014 zat ik wel in deze richting te denken, maar was ik nog lang niet in staat een en ander helder te formuleren. Ik snapte dat bèta's een methode hadden om het onderling eens te worden, maar dat alfa's een dergelijke methode misten en dat ook helemaal niet erg leken te vinden. 

Ik realiseerde me dat die vreemde kwestie met de taalfactor iets te maken moest hebben met het alfa-bèta onderscheid. Maar hoe het allemaal precies zat, was op dat moment nog grotendeels een witte vlek. Ook dat alfa-bèta onderscheid leek er onmiskenbaar te zijn, maar hoe je het precies moest meten, was op dat moment nog een groot raadsel.

Zo begon in maart 2014 mijn onderzoek dat door bizarre gebeurtenissen zou uitgroeien tot deze blog over discriminatie en agressie.  Het begon allemaal met een taalfactor die we op heel veel manieren heel betrouwbaar kunnen meten. Je zou denken: prachtig! Maar het vreemde is, de taalfactor lijkt niets te bevatten, dat verwijst naar de inhoud of betekenis van tekst of zin.

Inmiddels zijn we meer dan 10 jaar verder. En zijn er ondertussen heel wat stukjes op hun plaats gevallen. Maar in zekere zin begon het dus allemaal met een merkwaardig meetprobleem.









 



dinsdag 9 april 2024

'Poetin geeft zijn nuttige idioten echt niks'

 

In de Volkskrant (8/4/2024, p. 2) vandaag een column van Sander Schimmelpenninck met de titel:

"Poetin vindt het prima dat nuttige idioten zijn propaganda herhalen, maar geeft ze echt niks".


Schimmelpenninck gelooft niet dat Baudet uit Moskou geld heeft ontvangen. Eerst schrijft hij:

"De hoofdverdachte was afwezig en dat maakte voor sommigen de verdenking [in de Tweede Kamer tijdens het debat hierover, MvE] alleen maar groter. Toch zou het mij verbazen wanneer Baudet geld heeft gekregen van de Russen. Zeker, Baudet houdt van geld, maar toch vooral om uit te geven. Hij houdt van klassieke auto's, goede wijnen en ander vertier voor knorrige vroegboomers, maar van serieuze financiële ambities verdenk ik hem niet. Die maaltijdboxhandel, apps en andere flauwekul die FvD uitrolt is vooral bezigheidstherapie voor loyalisten die hun zetel kwijt zijn."

Even verderop eindigt hij zijn column zo:

"Dat hij geen inzicht in financiële transacties wil geven, bewijst natuurlijk niet dat hij door de Russen betaald is; de sneue vastgoedfiguren die hem in de begintijd wat hebben toegestopt zullen dat ongetwijfeld op voorwaarde van anonimiteit hebben gedaan, En geef ze eens ongelijk.

Dat wil niet zeggen dat Poetin geen invloed koopt. Maar Poetin gaat met zijn tijd mee en koopt vooral online. Door gif in de riolen van de sociale media te gooien, beïnvloedt hij miljoenen mensen, die op hun beurt weer opportunisten als Baudet en Carlson kweken. Niet andersom. Poetin vindt het prima dat eerloze schlemielen zijn Kremlinpropagande herhalen, maar die krijgen daar niks voor terug. En al helemaal geen respect."

 

Hoe weet Schimmelpenninck dat allemaal zo zeker?

Een strongman die zijn mensen niet betaalt? Maar hoe moeten die mensen dan leven? Het basisprincipe van de strongman is, ik heb de macht en dus het geld. Als je nuttig voor mij bent, beloon ik dat. Maar als je dat niet meer bent, laat ik je vermoorden.

De argumenten die Schimmelpenninck noemt, zijn vooral argumenten om te denken dat Baudet wel geld en andere giften ontvangen heeft. Sterker nog, Schimmelpenninck vermeldt dat ook nog eens expliciet: "sneue vastgoedfiguren die hem in de begintijd wat hebben toegestopt".

Het fascinerende punt hier is dat iemand volstrekt zeker weet, dat Baudet niets gekregen heeft uit Moskou, zonder dat hij dat op enigerlei wijze kan onderbouwen.

Waar komt dat irrationele geloof opeens vandaan?

Heeft Moskou weer een betaling gedaan?

Een andere mogelijkheid is dat het wishful thinking is. Wensdenken. Je vind het idee dat Baudet betaald is door Moskou niet prettig en daarom verwerp je het als mogelijkheid. Het kan niet waar zijn, geloof je.

Als de auteur sterk via systeem 1 denkt, dan is deze laatste optie heel realistisch, lijkt me.










maandag 8 april 2024

Wie van de drie? Waar koppelt telefoongebruik in het verkeer precies aan?

 

Telefoongebruik in het verkeer is iets, dat sommige mensen heel veel doen en andere mensen niet of amper.

Daarbij blijkt het niet verklaard te kunnen worden door hoe veel men de telefoon in het algemeen gebruikt. Maar mensen die het in de ene verkeersrol (automobilist, fietser, voetganger) vaak doen, blijken het ook in de andere verkeersrollen vaak te doen. Het gaat dus om een persoonskenmerk.

Ik rapporteerde dat alles in een eerdere post (https://stopdiscriminatie.blogspot.com/2024/04/hoevaak-men-belt-in-het-verkeer-is.html). 

In die eerdere post veronderstelde ik ook dat de frequentie van het telefoongebruik koppelt aan bevooroordeeldheid. Maar klopt dat inderdaad? 

Het probleem is, dat er in dit geval in totaal drie mogelijkheden zijn: rechts autoritarisme (RWA), sociale dominantie oriëntatie (SDO) en de resultante van die twee: bevooroordeeldheid (prejudice). Wie van deze drie is het?

In totaal hebben we uit het eerder besproken onderzoek vijf gegevens. De punten 2 tot en met 5 staan in volgorde van afnemende belangrijkheid.

1. Vrouwen doen het in verhouding minder vaak dan mannen.

2. Automobilisten die het veel doen, overschatten hun eigen vaardigheid.

3. Automobilisten die het veel doen, onderschatten de risico's.

4. Automobilisten die het veel doen, laten zich sterk beïnvloeden door hun sociale omgeving.

5. Automobilisten die het veel doen, zijn bang voor negatieve sociale reacties, als ze het niet zouden doen.

De punten 2 en 3 suggereren dat men zichzelf en de harde omgeving niet goed kan inschatten. Men is niet in staat met een objectieve blik naar zichzelf te kijken. Men is ook niet in staat het gevaar goed in te schatten van ogenschijnlijk heel gewone zaken. Dingen die men vaak doet.

Dat suggereert dat men vrij los van de objectieve werkelijkheid staat en leeft. De implicatie is dat men vooral in de sociale werkelijkheid leeft.

De punten 4 en 5 sluiten daar perfect bij aan. Men lijkt volop bezig te zijn met de sociale omgeving. Dat is, waar men zich volledig op oriënteert. Dat is, waar men zijn gedrag op afstemt.


Uitgaande van het soortenmodel (volledig gebaseerd op empirisch onderzoek) zijn er vier verschillende soorten mensen en niet meer dan die vier.

De mensen die zich het sterkst richten op de harde werkelijkheid en het omgaan daarmee, zijn de double lows. Ze scoren laag op: rechts autoritarisme (RWA-) en laag op sociale dominantie oriëntatie (SDO-). Daardoor zijn ze niet of amper bevooroordeeld.

Normaal zullen ze daardoor actief zoeken naar mogelijke vooroordelen in hun denken, omdat die de uitkomsten van hun denken onwaar (in strijd met de feiten) kunnen maken.

Je bent dus geneigd te verwachten, dat double lows het soort mensen is, dat focust op de harde werkelijkheid en zich van de sociale omgeving niet al te veel aantrekt. Je verwacht dat de double lows behoorlijk voorzichtig met de telefoon in het verkeer zullen omgaan.

De vraag daarna is: wie van de drie overgebleven soorten scoort het hoogst?

Omdat we punt 1 hebben (vrouwen scoren in doorsnee lager op SDO dan mannen), lijkt het vrijwel zeker dat het moet gaan om één van de twee soorten mensen, die hoog scoren op SDO. Het moeten dan de 'men of action' zijn (RWA-, SDO+) of de double highs (RWA+, SDO+).

Maar 'men of action' kunnen realistisch denken, als het nodig is. Met het denken van men of action is in doorsnee weinig mis. Ze zijn ook goed in staat de harde werkelijkheid te zien. Hun denken is niet beperkt tot het herhalen van holle frasen, zoals autoritaristen plegen te doen.

Dat suggereert dat double highs het soort mensen moet zijn, die het meest enthousiast de telefoon hanteren in het verkeer. Ze zien de harde gevolgen die dat kan hebben niet.

Dat betekent dat bevooroordeeldheid (prejudice) de variabele is, die de sterkste koppeling met telefoongebruik in het verkeer heeft.

Voorlopig is dit slechts een voorspelling. Op dit moment is niet aangetoond, dat die voorspelling klopt. Je hoopt dat het klopt. Je hoopt dat je geen vergissingen hebt gemaakt. Maar uiteindelijk heeft de harde werkelijkheid het laatste woord.







 

 

zondag 7 april 2024

"Alles in ons land lijkt op dit moment vast te lopen"

 

Laatst bijgewerkt: 8/4/2024 om 23.53

 

Gerdt van Hofslot signaleert in het hoofdredactioneel commentaar in het Dagblad van het Noorden van vrijdag, 5 april 2024, dat alles in ons land op dit moment lijkt vast te lopen.

De punten die hij noemt zijn:

- er is te weinig ruimte,

- er is te weinig stroom,

- er zijn problemen met de drinkwatervoorziening,

- er is te weinig personeel,

- er is gebrek aan nieuwe woningen,

- er is het stikstof-probleem waardoor boeren niet meer weten, waar ze aan toe zijn,

 

De titel van zijn column is: "Geloof in groei nekt overvol Nederland". Hij denkt dat groei het credo was. Men dacht steeds groter te moeten en kunnen groeien, maar nu stuit men op de grenzen van wat er mogelijk is.

 

Niet slecht geschoten, maar ook niet helemaal raak, denk ik. Het eerste deel van zijn analyse klopt, maar het tweede deel niet. Het eerste deel is 'geloof'. Dat lijkt me een goede omschrijving van het probleem. Maar het gaat niet specifiek om het geloof in groei. Het gaat om irrationeel geloof in het algemeen.

Ik zag via een mail van de NSC een stukje van een Tweede Kamer commisievergadering over de nieuwe pensioenwet. Een hele reeks zaken is nog steeds niet duidelijk en de pensioenfondsen moeten dringend weten, waar ze nu precies aan toe zijn. De mevrouw van de NSC maakte zich daar oprecht zorgen over.

Maar je hoort aan de manier waarop over dat soort urgente problemen gebabbeld wordt: dit komt niet goed! Je hoort een soort opgewekte borrelpraat alsof men in de kroeg sociaal moet scoren. Gevat, geestig, leuk, lollig. Maar niet de manier waarop je echt problemen analyseert en oplost.

Ik denk dus dat het gaat om die irritante factor waardoor het Romeinse Rijk tenslotte ten onder ging. Waardoor de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Waardoor Amerikanen massaal op Trump stemmen. Ik denk dat het gaat om bevooroordeeldheid.

Bevooroordeeldheid is het geloof van de groep. De groepsleden leven in een sociale werkelijkheid en zijn daardoor niet langer in staat de echte werkelijkheid te analyseren en problemen in die harde werkelijkheid met succes aan te pakken en op te lossen.

Bevooroordeeldheid is via systeem 1 (het babbelpraat-systeem) gaan denken en steeds minder via systeem 2 (het moeizame nadenken via de prefrontale cortex). Zodra een rijke samenleving dat gaat doen, beginnen steeds meer zaken fout te gaan. Tot het tenslotte helemaal fout gaat.







zaterdag 6 april 2024

Het gelijk van W.F. Hermans: we zijn omringd door gevaarlijke gekken!

 

Laatst bijgewerkt: 6/4/2024 om 23.03

 

De uitspraak "Door gevaarlijke gekken omringd" is van W.F. Hermans. Hij gebruikte die uitspraak als titel voor een bundel van columns en andere stukken. (Niet ieder stuk in die bundel is even lezenswaardig, maar de stukken over het literaire wereldje dat hij goed kende, zijn dat wel.)

Zijn onderbouwing van die uitspraak was dat je in het verkeer soms situaties meemaakte, die je ernstig deden twijfelen aan de psychische gesteldheid van je mede weggebruikers. Ik formuleer het in mijn woorden.

De vorige post onderbouwt de bewering van Hermans met cijfers. Een groot deel van de bevolking lijkt het normaal te vinden om onder het autorijden, fietsen of lopen de telefoon nog even te gebruiken voor van alles en nog wat.

De jeugd lijkt daarbij in overgrote meerderheid geen enkel probleem meer te zien in dat soort gedragingen.

We zijn dus inderdaad letterlijk omringd door levensgevaarlijke idioten. Mensen waarvan het rijbewijs onmiddellijk zou moeten worden ingetrokken, als we verstandig waren. Mensen die beter nooit weer een fiets zouden kunnen aanraken.

Maar op grond van het besproken onderzoek weten we nu ook meer. Allereerst gaat het niet om iets dat specifiek te maken heeft met het verkeer, maar wel met de personen in kwestie. Het gaat om een persoonseigenschap.

Ten tweede lijkt duidelijk dat die persoonseigenschap te maken moet hebben met bevooroordeeldheid. Een kenmerk dat een centrale rol speelt bij discriminatie en agressie (en in deze blog al vaak aan de orde is geweest).

Wat betekent bevooroordeeldheid precies? Je zou het kunnen vertalen als wij-zij denken. Bevooroordeelde mensen zijn groepsmensen, die alleen hun sociale werkelijkheid zien. Die ten koste van alles lid van hun groep willen zijn en ten koste van alles in die groep zo hoog mogelijk proberen te komen.

Dat heeft gevolgen voor het cognitieve functioneren. In sociale situaties gebruiken we normaal vooral systeem 1, het automatisch werkende emotionele systeem. En niet systeem 2, het moeizame nadenken via de prefrontale cortex.

Bevooroordeelde mensen hanteren dus vrijwel voortdurend systeem 1 ('babbelen') en zijn vaak niet goed in systeem 2 denken (gericht nadenken).

De resultaten van het onderzoek naar telefoongebruik in het verkeer hebben dus belangrijk verder strekkende implicaties dan alleen het rijgedrag.

 

Ik denk ook, dat Hermans de sterke neiging naar irrationaliteit in de samenleving en in zijn omgeving waargenomen moet hebben. Hij koos de titel voor zijn bundel natuurlijk niet alleen op grond van wat hij zag als verkeersdeelnemer. Het was meer zo, dat hij op die manier zijn keuze op een eenvoudige manier kon verdedigen.

Al met al is het in de vorige blogpost besproken onderzoek naar het telefoongebruik in het verkeer een verdere aanwijzing dat de samenleving steeds hoger stijgt op de alfa-bètafactor. Men wordt steeds irrationeler, men wordt steeds bevooroordeelder. Of om het in politiek jargon te zeggen: men wordt steeds rechtser.

Maar laten we proberen het neutraal te formuleren. Mensen worden steeds simpeler van geest. Ze vallen steeds meer terug op hun emotionele systeem en krijgen steeds meer moeite met serieus nadenken.

Wat betekent dat? Dat voorspelt voor de toekomst weinig goeds. Dat wat mensen vooral tot mensen maakte, was dat ze beter dan alle andere bekende diersoorten, hun brein wisten in te schakelen. Nu dat vermogen steeds verder verloren gaat, wordt de mens steeds meer een normaal dom dier. Met alle kwalijke gevolgen, die dat heeft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 



vrijdag 5 april 2024

Hoe vaak men belt in het verkeer is een persoonskenmerk en koppelt aan bevooroordeeldheid

donderdag 4 april 2024

Onnozelheid als dodelijk virus -- 2

 

In de vorige post reageerde ik op een column in de Volkskrant (29/3/2024) van Jarl van der Ploeg. De titel van die column was : "Ooit zullen historici vaststellen dat onnozelheid het dodelijkste virus van onze tijd was". Die titel gaf de strekking van de column goed weer, dacht ik.

In de Volkskrant van 2 april 2024 vond ik in een ingezonden brief een andere reactie op die column. Ik laat die hier volgen.

"Vaccinatie

Een zucht van verlichting vrijdagmorgen bij het lezen van de column van Jarl van der Ploeg (Ten eerste, 29/3). Na het lezen van het artikel van Haro Kraak afgelopen woensdag over de nieuwe vaccinatieweigeraar, liet ik m'n hoofd op de krant zakken en dacht 'daar gaan we weer'.

In de uitstekende column, waarin Jarl reageert op de argumenten van de vaccinatieweigeraar, schrijft hij dat historici later zullen concluderen dat onnozelheid verreweg het dodelijkste virus van onze tijd was.

Ik zou er nog dit aan willen toevoegen, verwoord in een toepasselijk Duits gezegde: 'Dummheit verlaß mich nicht, denn sonst bin ich alleine.'

Peter Vermeij, Utrecht"

 

Inderdaad, dat leest lekker weg.

Ik vind het een mooie uitspraak: 'Dummheit verlaß mich nicht, denn sonst bin ich alleine.' Maar het klinkt ook een beetje als een 'mooie' uitspraak. Als u begrijpt, wat ik bedoel.

En ogenschijnlijk zijn we het allemaal met elkaar eens. De columnist, de schrijver van de ingezonden brief en ik. Dat onnozelheid de dodelijkste kwaal van deze tijd is.

 

Maar is dat wel zo?

Wat me namelijk ook opvalt, is dat de strekking van de column stilzwijgend fors wordt ingeperkt. In de oorspronkelijke column leek het te gaan om iets, dat de huidige tijd karakteriseert.

Waarom denk ik dat? Allereerst is er natuurlijk de titel, die weinig mogelijkheid van misverstaan in zich lijkt te hebben.

Ten tweede is er het einde van die column. Dat laat ik hier volgen.

"Weg was mijn heimwee naar het Malieveld, want opeens herinnerde ik mij weer hoe een onderwerp waar in wetenschappelijke kring totaal geen debat over bestaat, toch tot extreem vermoeiende discussies kan leiden bij kringverjaardagen.

Hoe vaak had ik niet verbijsterd moeten luisteren naar het vertoog van een of andere paljas die er nooit voor had gestudeerd, de feiten continu vermengde met eigenbelang en al zijn argumentatie bouwde op drijfzand, maar toch voor de volle honderd procent zeker wist dat de wereld gek aan het worden was, in plaats van hijzelf.

'Ik stel alleen vragen', zei zo'n prikweigeraar dan, maar de enige vraag die er echt toe deed was: hoe kan iets dat ik niet snap, de waarheid zijn in een wereld die om mij draait?

Het antwoord was altijd hetzelfde: dat is onmogelijk.

Later, als historici de balans over deze tijd opmaken, zal blijken dat onnozelheid verreweg het dodelijkste virus van onze tijd was, gevolgd door puur egoïsme, intellectuele zelfoverschatting, de bof, polio, kinkhoest en de mazelen."

 

Bedoelde Van der Ploeg inderdaad slechts vaccinatieweigeraars? Of bedoelde hij het wijder? Als je het einde van zijn column leest, lijkt alleen de laatste optie plausibel.

Dan is er nog een derde punt. De column raakte de spijker zo goed op de kop, doordat de schrijver het juist breder trok. Het ging niet alleen om vaccinweigeraars, nee het ging om iets algemeens dat overal in onze huidige samenleving aanwezig lijkt. En dat maakte de column juist zo goed. De column voegde iets toe.

Maar tja, dat is natuurlijk ook wel beangstigend. Dus als een ingezonden brief-schrijver dan alles snel weer terugdraait naar slechts vaccinweigeraars, slaakt iedereen een zucht van opluchting.

En dat het probleem in werkelijkheid geen opinie meer is, maar helaas al een lang bekend en geformuleerd feit, is natuurlijk helemaal niet iets dat we graag horen.







 


dinsdag 2 april 2024

Onnozelheid als dodelijk virus

 

Laatst bijgewerkt: 4/4/2024 om 2.06


Jarl van der Ploeg sloeg afgelopen vrijdag (29/3/2024) in de Volkskrant, de spijker helemaal op de kop. De titel van zijn column was : "Ooit zullen historici vaststellen dat onnozelheid het dodelijkste virus van onze tijd was".
 
Als psycholoog moet me echter van het hart, dat het vaststellen van die onnozelheid inmiddels al vaak en op veel verschillende manieren is gedaan. Om een recent voorbeeld te geven: die vrijdag bracht Trouw nog een bericht dat songteksten qua taal steeds simpeler worden. Het is dus geen toekomst meer, maar inmiddels een al vele malen geconstateerd feit. Moderne mensen, en dan vooral de jongeren, worden steeds 'simpeler'.

Gaat het inderdaad om 'onnozelheid'? Van der Ploeg noemt op het einde van zijn column na 'onnozelheid' ook nog: 'puur egoïsme' en 'intellectuele zelfoverschatting'. Dat zijn inderdaad loten van dezelfde stam. Waar het in wezen om gaat, is dat mensen steeds meer via hun systeem 1 gaan denken, het automatische werkende emotionele systeem. En steeds minder via systeem 2, het moeizame denken via de prefrontale cortex. Wijlen Daniel Kahneman (zie het artikel achterin de krant van die dag) heeft dat onderscheid een grote algemene bekendheid gegeven.

De psychologische maat (vragenlijst) die de neiging tot denken via systeem 1 het beste meet, is bevooroordeeldheid. Het instemmen met negatieve uitspraken over mensen van andere groepen, die geen feitelijke basis hebben. Van Trump-stemmers is bekend dat hun stemgedrag via deze maat vrijwel perfect voorspeld kan worden. Een kenmerk van mensen die hoog scoren, is hun onverwoestbare geloof in zaken die aantoonbaar onjuist zijn. En het kiezen van opties, die uiteindelijk tegen hun eigen belang ingaan.
 
Hoe moet je dat samenvatten? Het gaat om mensen, die de weg kwijt zijn. Het zijn mensen die zo in hun sociale gebabbel gevangen zijn geraakt, dat ze het contact met de realiteit hebben verloren.
 








donderdag 28 maart 2024

Wederzijds groepsdenken staat vrede in de weg

 

In het AD (6 november 2023, p. 17) een ingezonden brief over de oorlog in het Midden-Oosten. De kop boven de brief heb ik gebruikt als titel voor deze blogpost. Ik heb het eerste stuk van de brief weggelaten.

"In een ideale 21ste eeuw zou Israël een economische en technologische motor kunnen zijn, die welvaart en werk aan de hele regio biedt. Gaza ligt prima, en zou zich best kunnen ontwikkelen tot een mooie Middellandsezee-enclave zoals Monaco.

Wat zo'n utopie in de weg staat? Het wederzijdse groepsdenken dat 'wij' fundamenteel anders of beter zijn dan 'zij' (racisme), een van generatie op generatie overgedragen obsessie over onrecht dat door de verre voorouders van de buren aan onze verre voorouders is aangedaan en de mythe met een 'onze god is de best', zoals Van Kooten en De Bie sarcastisch zongen.

Rob Hooft van Huijsduijnen, Genève"

 

In deze blog benoemde ik het eerst als de alfa-bètafactor. Zodra definitief duidelijk was, hoe het gemeten moest worden, werd het:  bevooroordeeldheid (prejudice). Hooft van Huijsduijnen noemt het: groepsdenken. Maar het gaat steeds om hetzelfde.

 

Dat is nog niet alles. De brief bevat ook een prachtige, korte en duidelijke definitie van racisme. Of van groepsdenken. Het is maar, hoe je het wilt noemen.

Ik zou het zo omschrijven:

Racisme: het geloof, dat 'wij' fundamenteel beter zijn dan 'zij'.













In het stemhok schuilt een monster

 

De ingezonden brief staat in de Volkskrant (17/1/2024, p. 29) en is van Bart Kraak uit Amsterdam. De brief staat afgedrukt vlak boven een column van Heleen Mees.

Die column heeft de veelzeggende titel:

"Europa moet nu zijn eigen nucleaire verdediging gaan regelen".

Trump heeft even eerder de voorverkiezingen in Iowa overweldigend gewonnen. En daar ondermeer gezegd dat hij het prima zal vinden als Poetin Europa verder binnentrekt. Hij zal hem geen strobreed in de weg leggen.

Maar goed, dat de brief van Kraak vlak boven die column staat, zal toeval zijn. Die informatie over Iowa en Trump is echter nuttig om de brief helemaal te kunnen plaatsen.

Hier volgt de volledige brief.

"Stem

Iowa bewijst het opnieuw: niet de dorpsgek, maar het dorp is gek.

Trump, Wilders en andere populisten zijn op zich niet het kwaad, zonder het electoraat zijn ze niets en niemand.

Het is de stem van de kiezer die hen gevaarlijk maakt. In het stemhok schuilt een monster."

 

De auteurs van The Authoritarian Personality (1950) zagen het ook zo.

Amen.










dinsdag 26 maart 2024

Israël: "Ja, het land is in de war nu. Een hopeloze situatie."

 

Laatst bijgewerkt: 26/3/2024 om 23.44

 

In de Trouw van vandaag (dinsdag, 26 maart 2024) zie ik een foto staan van een oudere dame, die nog steeds met grote ogen, monter de wereld inkijkt. Het blijkt een interview te zijn met dichtster en toneelschrijfster Judith Herzberg. Dat zegt me niets, want ik heb een blinde vlek voor namen van mensen en heb weinig met dichters en toneel.

De oudere dame blijkt inmiddels 89 te zijn. Dan valt het kwartje. Het is de dochter van Abel Herzberg, de Joodse Nederlander die zo koel en waarnemend wist te schrijven over het innerlijk en uiterlijk van fascisten. Van buiten glimmend gepoetste laarzen en een indrukwekkend uniform, maar van binnen leeg.

Judith is als kind opgehaald en meegenomen door Jo, voordat Abel met zijn vrouw door de bezetters werden afgevoerd via Barneveld naar Westerbork en vandaar naar het concentratiekamp. Maar misschien zeg ik het nu wat krom, want Westerbork was natuurlijk ook al een soort concentratiekamp.

Het stuk Rivka van Judith is net voor de tweede keer in Duitsland opgevoerd. Zelf vindt ze het een van haar beste toneelstukken. Ze hoopt dat het ook een keer in Nederland zal worden opgevoerd.

In de jaren tachtig woonde Judith in Israël. Joop van Tijn van Vrij Nederland wilde, dat ze daar verhalen schreef over het dagelijkse leven.

Maar wat heeft al dit bovenstaande van doen met het onderwerp van deze blog? Dat komt nu.

Wat vindt ze van Israël nu? Zou ze er niet opnieuw naar toe moeten om verhalen te schrijven over het dagelijkse leven daar?

En dan zegt ze: "'Ja, het land is in de war nu. Een hopeloze situatie."

Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden.

 

Israël heeft te kampen, waar vrijwel ieder land momenteel mee te kampen heeft: de ruk naar rechts. De steeds verder toenemende verrechtsing.

Gedacht vanuit het soortenmodel noemde ik dat vroeger de toenemende alfa-bètafactor. In het soortenmodel worden vier verschillende soorten mensen van elkaar onderscheiden. Dat onderscheid wordt gemaakt op basis van hun score op RWA (Right Wing Authoritarianism) en SDO (Social Dominance Orientation).

Mensen die hoog scoren op beide (RWA+, SDO+) lijden aan het koning/keizer-syndroom. Mensen die laag scoren op beide (RWA-, SDO-) lijden aan het boer/productie-syndroom.

Maar hoe wordt je koning/keizer? Dat lukt alleen met de hulp van de twee andere soorten. De gewone volgelingen/gelovigen (RWA+, SDO-) en de 'men of action' (RWA-, SDO+).  De koning/keizer (of alfa) heeft dus zijn inner circle van andere alfa's, vervolgens zijn generaals en officieren (de men of action) en tenslotte zijn manschappen (de gewone volgelingen/gelovigen).

Al die mensen moeten eten en willen natuurlijk ook spelen (vermaak) en andere leuke dingen. Wie gaan daar voor zorgen? Wel zij niet, dat is duidelijk. Daar zijn die domme bèta's prima geschikt voor. Die mensen moet blij zijn, dat ze nog leven!

Macht, discriminatie en agressie is het verdienmodel van de machtige groep (de lethal union). Wat houdt de machtige groep bijelkaar? Wat is de centrale variabele? We weten nu dat dat bevooroordeeldheid is. Vroeger noemde ik dat de alfa-bètafactor.

Maar al die weelde en luxe, gecombineerd met het 'zalige' van niet echt productiewerk hoeven doen, trekt natuurlijk steeds meer mensen aan. Iedereen wil het graag zo gemakkelijk mogelijk hebben. Met andere woorden: in een rijke landbouwsamenleving (wat alle moderne samenlevingen zijn) neemt de bevooroordeeldheid steeds verder toe.

Mensen worden steeds meer gericht op zichzelf en hun positie in de machtige groep. Ze willen sociaal scoren, veel macht hebben en snel rijk zijn. En verder vooral genieten en seks hebben, zo lang het kan.

Het gevolg is dat ze steeds meer via hun emotionele systeem (systeem 1) gaan denken. Hun denken wordt kroegpraat, wordt sociaal babbelen, wordt rechts geleuter. Als je het mooi wilt zeggen: het wordt 'snel denken'. In werkelijkheid is het geen denken, maar babbelen, leuteren.

Het gevolg is dat ze niet meer via hun rationele systeem (systeem 2, het brein) gaan en kunnen denken. Ze komen steeds meer los te staan van de harde werkelijkheid. Hun denken wordt steeds meer babbelen.

Ik noem dat verrechtsing. De weg kwijt zijn. Het contact met de werkelijkheid verloren hebben.

Maar Judith omschrijft het voor Israël treffend en kernachtig: 'Het land is in de war nu'.

Als je in die toestand bent beland (je bent je rationele denken kwijt, doordat je dat nooit ontwikkeld en gekoesterd hebt), zit je in een behoorlijk hopeloze situatie. Precies zoals Judith het verwoordt.















maandag 25 maart 2024

Het raadsel van 'The Authoritarian Personality' -- deel II

 

Laatst bijgewerkt: 27/3/2024 om 17.19

 

De vorige blogpost (het eerste deel van twee) over het boek The Authoritarian Personality (TAP), dat in 1950 verscheen, eindigde ik zo:

"De onderzoekers hebben zich door hun negatieve emoties over de lage betrouwbaarheid van PEC laten meeslepen, waardoor ze zich niet realiseerden dat ze via de E- en PEC-schaal tweemaal dezelfde factor hebben gemeten."

 "Tot zover bevat mijn verhaal niets nieuws, want het voorgaande heb ik in andere bewoordingen eerder gerapporteerd op deze blog. Maar nu komen we bij de volgende poging bevestiging te krijgen voor de validiteit van de E-schaal door deze te correleren met de beroemde/beruchte F-schaal. Hier verandert mijn eerder gerapporteerde belangrijk."


Als de PEC-schaal de E-schaal niet kon bevestigen, moesten ze dat op een andere manier proberen, dachten de auteurs van TAP. Het overtuigend aantonen van de kronkel in de kop van 'fascisten' kon immers alleen lukken als een totaal andere maat hetzelfde opleverde als de E-schaal. Men moest 'fascisme' tweemaal met succes meten, voordat er een redelijk overtuigend verhaal zou ontstaan.

Men zocht de oplossing in de constructie van de F-schaal. Die vragenlijst was bedoeld de 'fascistische' persoonlijkheid bloot te leggen door te vragen naar de diepere kenmerken daarvan.

Welke kenmerken? Deze (p. 255 e.v., TAP):

1. Conventionalisme (4 items) -- Rigid adherence to conventional, middle-class values.

2. Authoritarian Submission (7 items) -- Submissive, uncritical attitude toward idealized moral authorities of the ingroup.

3. Authoritarian Aggression (8 items) -- Aggression: Tendency to be on the lookout for, and to condemn, reject, and punish people who violate conventional values.

4. Anti-intraception (4 items) -- Opposition to the subjective, the imaginative, the tender—minded.

5. Superstition and Stereotypy (6 items) -- The belief in mystical determinants of the individual's fate; the disposition to think in rigid categories.

6. Power and "Toughness" (7 items) -- Preoccupation with the dominance-submission, strong-weak, leader-follower dimension; identification with power figures; overemphasis upon the conventionalized attributes of the ego; exaggerated assertion of strength and toughness.

7. Destructiveness and Cynicism (2 items) -- Generalized hostility, vilification of the human.

8. Projectivity (5 items) -- The disposition to believe that wild and dangerous things go on in the world; the projection outwards of unconscious emotional impulses.

9. Sex (3 items) -- Exaggerated concern with sexual "goings-on."

 

Het probleem met deze lijst is dat dezelfde items geteld worden bij meerdere kenmerken. (Items zijn ondergebracht in meerdere subschalen tegelijk). Wie de hierboven vermelde aantallen optelt, komt uit op 46. In werkelijkheid telde de F-schaal 30 items.

Een volgend probleem is, dat wie de vermelde lijst in TAP (p. 255 e.v.) het aantal afzonderlijke items probeert te achterhalen, uitkomt op 29. Maar in werkelijkheid telde de F-schaal 30 items. Dat soort slordigheden vergroot het vertrouwen van de lezer in de onderzoekers niet.
Ook 9 kenmerken van de fascistische persoonlijkheid denken te zien, maar vervolgens niet voor ieder kenmerk een aantal aparte items te genereren, komt ongelukkig over. Wanneer men dan vervolgens ook nog items voor meedere kenmerken tegelijk gaat gebruiken, wordt de lezer niet opgewekter.

De resulterende F-schaal bleek behoorlijk betrouwbaar (0.90 gemiddeld, p. 258). De gemiddelde onderlinge correlatie tussen de items bedroeg volgens 0.13 (p. 261) op een selecte steekproef. Via de formule voor testverlenging vindt men dan een betrouwbaarheid van 0.82 voor 30 items (met gestandaardiseerde varianties). Een waarde die dus goed kan kloppen, rekening houdend met een afrondingsfout en de nogal geselecteerde steekproef.

Naar we nu weten, had de schaal echter twee belangrijke problemen. Allereerst werden de veronderstelde subschalen niet teruggevonden in de data. De gemiddelde correlatie tussen de items in een subschaal was niet hoger dan de gemiddelde correlatie tussen de items van verschillende subschalen.

Ten tweede kon de vragenlijst eenvoudig gefaket worden door systematisch het hoge of het lage antwoord te kiezen. Alle items waren zo geformuleerd, dat iemand die het er mee eens was, voortdurend hoog scoorde, dus als 'fascist' antwoordde. Dit probleem staat ook bekend als response-bias.

Dit laatste probleem gold echter niet voor de 5 PEC-items. Hier kwamen wel 'omgekeerde' items in voor. De hoge correlatie tussen E en PEC na correctie voor onbetrouwbaarheid had dit punt dus kunnen weerleggen.

De auteurs van TAP relativeerden het eerste probleem. De subschalen waren (bij nader inzien?) slechts bedoeld als hulpmiddel en waren verder niet echt van belang. (Waarom die indeling dan eerst wel uitgebreid behandelen?) Het ging erom dat alle items enigszins dezelfde factor maten. Dat resulteerde in een betrouwbare lijst en daar ging het om.

Ze rapporteren een correlatie van gemiddeld 0.73 tussen de E- en de F-schaal (p. 263). Maar de E-schaal was niet perfect betrouwbaar en de F-schaal ook niet. Om te weten in hoeverre beide schalen dus dezelfde factor meten, moet je corrigeren voor die dubbele onbetrouwbaarheid via de correctie voor attenuation.

In mijn eerdere weergaven van de gebeurtenissen dacht ik dat de auteurs dit niet wisten en dit niet hadden gedaan. In een voetnoot op pagina 264 van TAP blijkt echter, dat ze dit wel wisten en wel hebben gedaan:

"8 The correlation coefficient which, theoretically, would result if two scales were perfectly reliable, i.e., if the average obtained r were corrected for attenuation, is about .9. This indicates a striking correspondence, though not a complete identity, of what is measured by the two scales."

In een voetnoot? Dit was belangrijke informatie, die de gevonden correlatie van 0.73 in een totaal ander daglicht zette. Waarom stond dit niet in de tekst?

Voetnoot 8 refereert aan de volgende passage in de tekst (p. 262-264, terwille van de leesbaarheid heb ik twee witregels tussengeplaatst):

"It is obvious, therefore, that if the reliabilities of the two scales were increased (which can be done by increasing the number of items within each) the correlation between E and F would be very high indeed.8

This is not to say, however, that E and F for all practical purposes measure the same thing.

A correlation of .775 means that about two-thirds of the subjects who score in the high quartile on the one scale, score in the high quartile on the other, and that there are practically no reversals, i.e., cases in which a subject is high on one scale but low on the other. If one wished to use the F scale alone in order to single out subjects who were practically certain to be highly ethnocentric, i.e., in the high quartile on the present E scale, it would be necessary for him to limit himself to those scoring at the very highest extreme on F, perhaps the top 10 percent."

De auteurs van TAP zien die correctie voor onbetrouwbaarheid als een soort theoretische exercitie, die ze liefst snel weer achter zich laten. Ja, als je oneindig veel items zou gebruiken, dan zou je natuurlijk een nog hogere correlatie vinden. Maar tja, dat hadden ze niet gedaan!

Vervolgens komen ze met een correlatie van .775, die niet gevonden is. Ze redeneren dan dat als je twee testen hebt, die precies hetzelfde meten, een onderlinge correlatie van .775 eigenlijk nog te laag is om individueën betrouwbaar te classificeren. Dat verhaal klopt wel, maar dan heb je het over de betrouwbaarheid. Niet over dat, wat de test probeert te meten! De validiteit.

In dit geval gaat het echter om de validiteit. Een onbetrouwbare test kan nog steeds een valide maat zijn voor iets, maar bevat slechts een klein beetje 'iets' en heel veel ruis. De items van de F-schaal zijn een goed voorbeeld. In de geselecteerde steekproef hadden ze een betrouwbaarheid van slechts 0.13. Ze bevatten weinig iets en veel ruis. Maar als je 60 van die items hebt, levert dat een test met een betrouwbaarheid van 0.90. Deze bevat dus veel iets en weinig ruis.

Met andere woorden: de auteurs van TAP waren op de hoogte met de correctie voor onbetrouwbaarheid, ze wisten ook hoe ze die moesten berekenen, maar ze snapten de functie niet. Een bekend probleem in de wiskunde en statistiek. Mensen leren sommen maken, leren formules te gebruiken, maar snappen niet, waartoe dat alles dient.

Programmas als SPSS maken dit tegenwoordig allemaal nog erger. Mensen generen vellen vol diepzinnige en geheimzinnige cijfers, snappen er in feite amper iets van en baseren daarop vervolgens hele onderzoeksrapporten met soms volstrekt wilde conclusies. Dat probleem speelde in 1950 dus ook al.

Met de hierboven geciteerde voetnoot 8 is nog iets merkwaardigs. De auteurs vermelden correlaties en betrouwbaarheden altijd in twee decimalen nauwkeurig. Maar nu opeens in één decimaal. Waarom? Wie de moeite neemt de zaak na te rekenen vindt een voor onbetrouwbaarheid gecorrigeerde correlatie tussen de E-schaal en de F-schaal van 0.86. Als je dat afrondt op 1 decimaal nauwkeurig, krijg je 0.9. In werkelijkheid vonden ze dus 0.86, maar waardeerden ze dat op tot 0.9. Dat leek beter.

De voor onbetrouwbaarheid gecorrigeerde correlatie van 0.86 tussen de E-schaal en de F-schaal betekent dat E en F bij perfect betrouwbare maten ongeveer drie vierde (74 procent) van alle variantie gemeenschappelijk hebben. Ze meten dus niet volledig hetzelfde, maar wel in zeer hoge mate hetzelfde.

Dat ze niet volledig hetzelfde meten, na correctie voor onbetrouwbaarheid, is in werkelijkheid alleen maar positief. Anders zou je immers in feite tweemaal precies dezelfde maat gehanteerd hebben. Nu is duidelijk dat het echt om twee verschillende maten gaat. Twee maten die in hoge mate dezelfde factor meten, maar op totaal verschillende manieren.


De auteurs van TAP deden in totaal drie poging de fascistische persoonlijkheid bloot te leggen. Ze hadden vertrouwen in de eerste poging en terecht. De E-schaal (Etnocentrisme-schaal) had betrouwbare subschalen en die subschalen correleerden onderling behoorlijk. Alle subschalen maten in hoge mate dezelfde factor.

Maar om redelijk zeker te zijn, dat ze hiermee inderdaad de 'fascistische' persoonlijkheid te pakken hadden, hadden ze bevestiging nodig van een tweede maat, bedoeld die persoonlijkheid aan te tonen.

De eerste poging tot bevestiging was de PEC-schaal en hoewel ze die terugbrachten tot ver onder het minimum gewenste aantal items, lukte die poging. Alleen de auteurs staarden zich zo blind op de veronderstelde slechte betrouwbaarheid, dat ze die niet meer wilden en durfden te berekenen. Dan zou de schande -- een bijna volstrekt onbetrouwbare maat -- publiek worden. Door die nalatigheid konden ze niet zien dat hun poging tot bevestiging desondanks volledig was geslaagd.

Omdat de eerste poging mislukt was, naar ze dachten, ondernamen de auteurs een tweede poging: de constructie van de F-schaal. Bedoeld de fascistische persoonlijkheid via kenmerken van de diepe persoonlijkheid bloot te leggen. Maar de correlatie tussen de E-schaal en de F-schaal bleek weer belangrijk lager dan men gehoopt had.

In dit geval berekenden ze echter wel de correlatie tussen beide variabelen na de correctie voor onbetrouwbaarheid te hebben uitgevoerd. Ze vonden een prachtige waarde, die ze zelf nog wat opwaardeerden door af te ronden op 1 decimaal.

Maar in werkelijkheid begrepen ze niet goed, wat ze precies gevonden hadden Dit was toch een soort berekende waarde? De echte correlatie was helemaal niet zo hoog, dachten ze, en daar ging het toch om.

Hoe moet je dit alles verklaren? Onderzoekers vinden twee keer goud, maar snappen niet, dat ze goud hebben gevonden.

 

Ik zit al meer dan 50 jaar in het empirisch sociaal-wetenschappelijke onderzoek. Als data-analist, als toekijker, als lezer van onderzoek, als docent en als onderzoeker. Tegenwoordig en ondertussen al heel lang, als onafhankelijk onderzoeker. Een groot goed!

Ik heb dit soort zaken al vele malen meegemaakt. Altijd ging het om mensen die hun onderzoeksvraag niet duidelijk hadden. Die met imponerende verhalen kwamen in plaats van met goed onderzoek. Om mensen die ingewikkelde technieken toepasten, maar niet de moeite wilden nemen om zich daarin echt te verdiepen. 

Met andere woorden: het gaat om mensen die genetisch als het ware niet geschikt zijn voor natuurwetenschappelijk onderzoek. In termen van deze blog: het gaat om bevooroordeelde mensen. Om 'sociale' mensen. Niet om nerds, met een vreemde passie hebben om te willen begrijpen, hoe de wereld in elkaar steekt.

Ik denk dus dat in ieder geval een aantal van de (voorin vermelde) auteurs van TAP en mogelijk allemaal, behoorlijk hoog scoorden op dat, wat ze zelf probeerden te meten. Dus op bevooroordeeldheid.

Wat zijn de aanwijzingen?

1. Eerst dat vreemde onderscheid maken tussen 'auteurs' en mensen die slechts een hoofdstuk mogen bijdragen.

2. Dan zo emotioneel reageren op een ten onrechte ingekorte vragenlijst, dat je de betrouwbaarheid niet meer berekent en niet meer wilt weten.

3. Vervolgens de 'correction for attenuation' uitrekenen, maar de waarde opwaarderen door die af te ronden op 1 decimaal.

4. Wel de 'correction for attenuation' uitrekenen en vermelden, maar niet snappen wat het resultaat precies betekent.

5. Je onderzoek in een onvoorstelbaar dik boek presenteren, terwijl uiteindelijk maar een klein deel  van dat boek de informatie bevat, waar het uiteindelijk om gaat.

6. Je vraagstelling niet goed duidelijk hebben en niet goed duidelijk maken.

7. Je methode niet goed duidelijk hebben, maken, en volgen.

 

We weten nu dat de auteurs van TAP driemaal bevooroordeeldheid gemeten hebben op verschillende manieren. Dat dat lukte, kwam niet doordat de auteurs zulke vreselijk goede onderzoekers waren. Dat kwam, doordat bevooroordeeldheid voortdurend zo algemeen aanwezig is, dat het bijna niet gemist kan worden, zodra je er gericht naar op zoek gaat.

Bevooroordeeldheid is zelfs zo algemeen aanwezig, dat onderzoekers in de sociale wetenschappen en de alfawetenschappen er vaak behoorlijk hoog op scoren. Dat is enerzijds mijn persoonlijke waarneming, anderzijds is het ook wat het soortenmodel suggereert. De auteurs van TAP waren op dit punt helaas niet echt uitzonderlijk.

Voor de goede orde: ik denk dat bevooroordeeldheid door de cultuur en tijdgeest waarin we leven, inmiddels ook in bijvoorbeeld de klimaatwetenschap en andere natuurwetenschappen vaak een probleem is geworden. Het is te optimistisch om te denken dat het daar niet voorkomt.

Waar moet je dan aan denken? Men produceert in de klimaatwetenschap vaak prachtige verhalen over hoe het allemaal misschien toch heel erg mee zou kunnen vallen. Dat is 'mooi', maar er valt te voorzien dat het ijs op Groenland en Antartica niet heel erg onder de indruk zal zijn van al die 'mooie' verhalen.


Het raadsel van TAP is, als je het globaal stelt, dat er iets mis is met het boek. Voor Altemeyer was dat duidelijk: er was heel veel mis met dat boek. Met het werk van Altemeyer is ook wel eens iets mis, maar er is nooit fundamenteel iets mis. Wat is dan precies het verschil?

Ik denk dat Altemeyer het ooit verwoord heeft. Hij puzzelde graag. Deden de auteurs van TAP dat ook? Het lijkt me niet erg aannemelijk.

Het wezenlijke probleem van TAP is dat de auteurs niet echt bezig waren een puzzel op te lossen. Het boek was in de eerste plaats een middel om sociaal hogerop te komen, in ieder geval voor een aantal van de voorin vermelde auteurs. Hun in doorsnee te hoge mate van bevooroordeeldheid is, wat TAP tot een boek maakt, waarin -- onderzoeksmatig gezien -- vreemde dingen gebeuren.









 



zondag 24 maart 2024

Het raadsel van 'The Authoritarian Personality' -- deel I

 

Laatst bijgewerkt: 24/3/2024 om 23.59

 

Het boek 'The Authoritarian Personality' (TAP) dat in 1950 verscheen, geldt als het begin van het empirische onderzoek naar discriminatie en facisme. Met 'discriminatie' werd niet bedoeld dat mensen een auto anders behandelen dan een hond, maar werd 'sociale discriminatie' bedoeld. Met 'fascisme' werd bedoeld 'enthousiasme voor de strongman'.

Het boek heeft ladingen kritiek losgemaakt, maar uiteindelijk -- na bijna 75 jaar -- leidde al die ophef tot de bijna onvoorstelbare resultaten op het gebied van discriminatie en agressie, die we nu hebben.

Dat het boek die cult-status tenslotte kon krijgen, danken we vooral aan het werk van wijlen Bob Altemeyer. Zonder zijn bijna levenslange werk om de F-schaal te verbeteren, wat resulteerde in de RWA-schaal en onze kennis over 'rechtse autoritaristen', zou het boek mogelijk verzonken zijn in de diepten van het verleden.

In dit verband is er nog een bijzonderheid te melden. Altemeyer vond TAP aanvankelijk helemaal niks. Ook later zag hij vooral problemen met het in TAP uitgevoerde onderzoek.

Waarom ging hij dan toch door op dit gebied, waar veel psychologen vaak weinig mee hebben? Er zijn leukere dingen dan de Holocaust. Altemeyer formuleerde het zo: hij puzzelde graag. Dit was een soort grote puzzel, het was leuk die op te lossen.

Terug naar het boek. Met het boek zijn een aantal merkwaardige zaken. Op bepaalde punten is het een vreemd boek.

Het idee achter het boek was relatief simpel. Duitse Joden waren voor zichzelf tot de overtuiging gekomen dat er met de nazi's in Duitsland iets was. Dat het mensen waren met een gemankeerde persoonlijkheid.

Mijn vader kwam in Nederland tijdens de bezettingsjaren tot een soortgelijke conclusie. Hij had een stel NSB'ers in zijn kennissenkring en had zich afgevraagd: hoe kun je enthousiast zijn voor zo'n foute club? Zijn conclusie was als volgt: het waren op zich goede mensen, waar niets mis mee was, maar ze hadden 'een kronkel in de kop'. Iets in hun hoofd zat niet goed.

Waar moet je beginnen als je onderzoek wilt doen naar de Holocaust? Het populaire antwoord is, dat alles begon met Hitler. Maar als je beter kijkt, zie je dat dat niet klopt. Hitler was een oproerkraaier, het was iemand die een grote menigte met zijn toespraken kon opzwepen. Dat soort mensen heb je echter overal en altijd.

De vraag was dus, hoe had deze oproerkraaier de macht kunnen grijpen? Hij kon pas aan de macht komen, nadat een belangrijke minderheid van de Duitsers op hem stemden.

Wie waren die Duitsers? De meeste Duitsers stemden niet op Hitler. Wat maakte dat sommige Duitsers dat wel deden en Hitler door dik en dun steunden? Met andere woorden: was het mogelijk de kronkel in de kop van fascisten echt aan te tonen?

 

Ik probeer hier de zaken zo simpel en helder mogelijk op te schrijven. En zo kort mogelijk. Dat is een soort natuurwetenschappelijke traditie. Einstein schijnt daar ooit iets over opgemerkt te hebben. Het moet allemaal zo kort mogelijk, maar niet zo kort, dat het onduidelijk of onvolledig wordt. De auteurs van TAP waren echter niet geschoold in de natuurwetenschappelijke traditie.

Het principe dat Einstein zo pakkend verwoordde, was niet besteed aan de auteurs. De tekst gaat eindeloos door. Zelfs de twee mensen die meer geschoold waren in de statistische verwerking van vragenlijstonderzoek, hebben de neiging eindeloos door te keuvelen over van alles en nog wat. Dat maakt het achterhalen van wat men nu precies gedaan en gevonden heeft, niet eenvoudiger.

Het boek telt 984 bladzijden (inclusief de twee voorwoorden, exclusief dankwoord, inhoudsopgave, index en literatuurlijst). Het gaat, afgezien van de tabellen en figuren, om dicht bedrukte bladzijden. Ongeveer 500 woorden per pagina. In totaal dus ongeveer een half miljoen woorden.

Was deze wijdlopigheid in die tijd en in die kringen normaal? In de serie boeken waarin TAP verscheen, was een jaar eerder (1949) Prophets of Deceit verschenen. Ook dit boek ging over de Holocaust, maar dan niet over de mensen die de strongman aan de macht hielpen, maar over de mensen die strongman probeerden te worden en te zijn. Dit boekje telt 160 niet te grote, prettig leesbare bladzijden. Die vreemde wijdlopigheid was dus in die tijd en in dat verband absoluut geen culturele norm. Het is echt een kenmerk waarmee TAP zich onderscheidt. Wat mij betreft: in negatieve zin.

 

Als je beter kijkt naar de hoofdstukken in het boek, zie je dat slechts twee van de vier vermelde auteurs scholing en ervaring hadden met de statistische verwerking van persoonlijkheidsvragenlijsten. Dat waren: Daniel J. Levinson en R. Nevitt Sanford.

De twee andere voorin vermelde auteurs, Else Frenkel—Brunswick en T. W. Adorno, worden in dit deel van het boek over de vragenlijsten , alleen vermeld bij de F-schaal (hoofdstuk VII), maar niet als eerste auteur. Dat was Sanford.

Frenkel-Brunswick was verantwoordelijk voor 'Part II' (198 bladzijden). Adorno was verantwoordelijk voor 'Part IV' (184 bladzijden).

Alleen deel 1 van het boek (Part I) is gewijd aan het vragenlijstonderzoek en telt 260 bladzijden. Slechts iets meer dan een vierde van het hele boek vormde de basis voor waar we nu zijn.


'Part III' telde 114 bladzijden en handelde over de problemen en de scoring van de Thematic Apperception Test. Het eerste hoofdstuk was van Betty Aron (niet voorin vermeld als auteur). Het tweede hoofdstuk was van Levinson.

'Part V' telde (exclusief het slothoofdstuk) 184 bladzijden in drie hoofdstukken. Je zou dit deel kunnen zien als een soort toegift. Het eerste hoofdstuk was van Sanford, het tweede van William R. Morrow (voorin ook niet vermeld als auteur) en het derde hoofdstuk was van Maria Hertz Levinson (voorin ook niet vermeld als auteur).

Het slot-hoofdstuk telt 6 bladzijden en is kennelijk namens de voorin het boek vermelde auteurs. Het begint namelijk zo: "The most crucial result of the present study, as it seems to the authors, ..."

Je bent allemaal wetenschappelijk geschoold en je schrijft allemaal in hetzelfde boek over 'sociale discriminatie'. Je bent dan geneigd te verwachten, dat iedereen als gelijkwaardig lid van het team wordt gezien. In dit geval werd er echter openlijk onderscheid gemaakt. Er waren vier 'echte' auteurs en er waren drie 'onechte'. Die laatsten mochten wel een hoofdstuk schrijven, maar waren niet van voldoende gewicht om voorin vermeld te worden als auteur. Men dacht kennelijk: onderscheid moet er zijn.


Hoe pakten de auteurs het probleem van het vinden van de 'kronkel in de kop' aan? De eerste poging was om antisemitisme te meten met een vragenlijst. Dat leek goed te lukken, het leverde een betrouwbare lijst op. Alle items leken hetzelfde te meten.

Maar openlijk vragen naar de mening over Joden is natuurlijk niet ideaal. Je hebt dan kans dat echte jodenhaters invullen dat ze Joden fantastische mensen vinden. Men probeerde de lijst daarom breder te maken door te vragen naar de mening over zwarte mensen, de mening over andere Amerikaanse minderheden en de mening over het eigen land (Patriotism, vaderlandsliefde). Deze nieuwe vragenlijst had dus vier sublijsten.

Al die vier sublijsten bleken betrouwbaar (de score op de even items correleerde hoog met de score op de oneven items) en bleken alle vier dezelfde factor te meten. Deze resulterende lijst noemde men Etnocentrisme (E) of de E-schaal. Etnocentrisme betekent dat mensen de eigen groep als ideaal en norm zien en andere groepen als afwijkend, fout en minderwaardig.

Was Etnocentrisme inderdaad de kronkel in de kop die men zocht? Kon je met Etnocentrisme inderdaad nazi's herkennen? Als je daar zeker van wilde zijn, had je minstens nog een aparte check nodig, leek het.

Als check vroeg men naar de politiek economische overtuiging. Men dacht dat 'fascisten' qua denkbeelden op dit gebied nogal rechts moesten zijn. Deze PEC-schaal (Political Economic Conservatism-schaal) bleek minder betrouwbaar (0.70) dan de E-lijst, maar voor onderzoeksdoeleinden (om groepen te karakteriseren) leek dat nog voldoende.

Vervolgens was men pennywise, maar pound foolish. Men wilde zuinig doen, maar daardoor stortte de hele check uiteindelijk volledig inelkaar. Men bracht de PEC-lijst terug tot de helft: 5 items. Dan was de lijst sneller in te vullen door de respondenten, dacht men. Maar een vragenlijst met een matige betrouwbaarheid, die vervolgens ook nog eens gehalveerd wordt, heeft daarna natuurlijk doorgaans  een veel te lage betrouwbaarheid. En dat was precies wat er gebeurde.

Wat leverde het onderzoek naar het verband tussen E en PEC op? Als alles goed was, zou men een mooie correlatie moeten vinden, omdat E en PEC allebei op verschillende manieren de aanleg moesten meten om enthousiast te zijn over de strongman. De correlatie die men vond, hield echter niet over. Kennelijk hadden E en PEC wel een factor gemeenschappelijk, maar maten ze tegelijkertijd allebei ook nog steeds iets anders, dacht men.

Letterlijk vermeldt TAP (p. 180) (de witregels heb ik terwille van de leesbaarheid tussengevoegd):

"The general level of the E-PEC correlations demonstrates that ethnocentrism and conservatism, as measured by the present scales, are significantly but imperfectly related.7  In everyday terms, we may say that conservatives are, on the average, significantly more ethnocentric than liberals are. The more conservative an individual is, the greater the likelihood that he is ethnocentric — but this is a probability and not a certainty.

Since the existence of an affinity between these ideological patterns has often been observed previously, the present correlations are perhaps less a startling discovery than an indication of the validity of the scales. To those who have been unaware of the E-PEC relationship, the significance of the correlations must be stressed.To those who tend to equate conservatism and ethnocentrism as psychological trends in the individual, it must be pointed out that the correlations are far from perfect.

Even with a much more reliable measure of PEC, the correlation with E could hardly average over .70 — a value inadequate for predictive purposes. It becomes necessary, then, to understand what produces the close association between these ideological patterns in the individual, as well as what systematic factors — apart from ignorance or misinformation — make the E-PEC correlation less than 1.0."

 

Welke correlatie vond men eigenlijk tussen E en PEC? De gemiddelde correlatie (over verschillende groepen; niet de beste manier om een correlatie te berekenen over een groot bestand!) was 0.57 (p. 179). Maar om die correlatie op waarde te kunnen schatten, heb je de betrouwbaarheden nodig van de twee betrokken variabelen. Omdat men dacht dat die akelig laag zou uitvallen, had men die echter maar niet berekend.

Wie de tekst nauwkeurig leest, ziet echter dat op p. 175 van TAP de gemiddelde onderlinge correlatie tussen de 5 items van de gehalveerde PEC-schaal staat vermeld als 0.14. Maar dat betekent dat de items (na standaardisatie op een standaarddeviatie van 1) een betrouwbaarheid hadden van gemiddeld 0.14. Via de Spearman-Brown formule voor testverlenging vind je dan voor 5 items samen een betrouwbaarheid van 0.45. Inderdaad nogal laag.

Maar als de betrouwbaarheid rond de 0.45 ligt en de gevonden correlatie bedraagt 0.57 dan is er een soort probleem. Want een variabele kan nooit hoger met een variabele correleren dan de wortel uit zijn betrouwbaarheid. In dit geval: 0.67. Met andere woorden: de gevonden correlatie was gelet op de onbetrouwbaarheid van de maat, vrijwel maximaal.

Wanneer we ook nog rekening houden met de onbetrouwbaarheid van de E-schaal (0.80) dan vinden we via de formule voor 'attenuation' een maximaal mogelijke correlatie van 0.60 wanneer beide variabelen (E en PEC) perfect betrouwbaar gemeten zouden zijn. Met andere woorden: rekening houdend met de onbetrouwbaarheid van beide variabelen was de gevonden correlatie vrijwel maximaal. Om precies te zijn, na correctie voor onbetrouwbaarheid 0.95.

De onderzoekers hebben zich door hun negatieve emoties over de lage betrouwbaarheid van PEC laten meeslepen, waardoor ze zich niet realiseerden dat ze via de E- en PEC-schaal tweemaal dezelfde factor hebben gemeten.

 

Tot zover bevat mijn verhaal niets nieuws, want het voorgaande heb ik in andere bewoordingen eerder gerapporteerd op deze blog. Maar nu komen we bij de volgende poging bevestiging te krijgen voor de validiteit van de E-schaal door deze te correleren met de beroemde/beruchte F-schaal. Hier verandert mijn eerder gerapporteerde belangrijk.

Dat rapporteer ik ter wille van de lengte echter in de volgende blogpost.