zaterdag 17 februari 2018

Zijn zwarte mensen echt dommer?


Laatst bijgewerkt op 19/2/2018 om 23:24.


IQ-verschillen tussen groepen zouden niet bestaan, meent de Nederlandse minister Kajsa Ollongren met kennelijk weinig verstand van zaken. Joden zouden precies even slim zijn als niet-Joden. Ja, dat zou die laatste groep wel willen.

De Volkskrant probeerde ons kort geleden van deze onzin te overtuigen via een groot interview met . . .

Jawel: een wetenschapsjournalist. Wetenschapsjournalisten zijn normaal alfa's die afgaande op mijn ervaringen in doorsnee werkelijk helemaal niets begrijpen van empirisch wetenschappelijk onderzoek. C.P. Snow merkte het indertijd al op: alfa's zijn toondoof voor wetenschap.

Het interview met Angela Saini vormt een prachtige bevestiging van mijn stelling. Wie de moeite neemt, kan een bijna eindeloze reeks punten vinden die niet verenigbaar zijn met de empirisch wetenschappelijke benadering.

Op The Post Online (tpo.nl) vond ik naar aanleiding van dit interview een nuchter en degelijk artikel over de verschillen in IQ tussen groepen en wat die voor betekenis hebben. Het artikel is geschreven door Jan te Nijenhuis die is verbonden aan de VU en de UvA. Ik geef hierna als intro twee citaten uit zijn artikel.

IQ-tests zijn de beste instrumenten die 100 jaar psychologie heeft voortgebracht. Het zijn uitstekende voorspellers van schoolprestaties en werkprestaties. Aangezien integratie van immigranten loopt via de schoolbankjes en de werkvloer is het gemiddelde IQ van een groep immigranten essentieel voor de integratie in de Nederlandse samenleving.

Hoe groot zijn de IQ-verschillen binnen Nederland? Autochtone Nederlanders hebben een gemiddeld IQ van 100. In mijn onderzoek kwam naar voren dat Roma (Zigeuners) een gemiddeld IQ van 74 hebben. Surinamers, Antillianen, Marokkanen, en Turken hebben een gemiddeld IQ van ongeveer 85. Chinese Nederlanders hebben een gemiddeld IQ van 105 en Joden hebben een gemiddeld IQ van 112.

Over het bewuste interview met Angela Saini merkt hij op:
Het interview met wetenschapsjournaliste Angela Saini is een schoolvoorbeeld van taboeïsering van wetenschappelijke kennis: racisme, racisme, racisme, persoonlijke aanvallen op onderzoekers, Hitler, et cetera. Dezelfde technieken die gebruikt werden om Dr. Buikhuisen in de jaren ’70 succesvol onderuit te halen.
Zijn artikel staat hier.


Is IQ gekoppeld aan discriminatie/agressie?

Wat mij nog opvalt in zijn artikel, is deze passage.
Een ander voorbeeld is corruptie: landen met een laag IQ zijn veelal corrupt, terwijl landen met een hoog IQ, zoals Nederland, maar een fractie van die corruptie van laag-IQ-landen hebben.
Wanneer hij gelijk heeft, dan betekent dat, dat er een verband bestaat tussen de IQ-score en de alfafactor (discriminatie/agressie). Corruptie is immers sterk gekoppeld aan de alfa-factor.

Op grond van zaken als Nobel-prijzen en dit blijkt ook uit het beschikbare onderzoek, lijkt duidelijk dat de bèta's (de double-lows) uitblinken in rationeel denken en scherp analyseren. Zij zijn de informatie-analisten bij uitstek. Dat maakt een koppeling tussen IQ en de alfafactor dus inderdaad plausibel. Hoe zit dit?









vrijdag 9 februari 2018

Het proefschrift van Merijn Oudenampsen


Laatst bijgewerkt 11/2/2018 om 14:13.


Merijn Oudenampsen weet voortdurend stukken gepubliceerd te krijgen in de Nederlandse media en is nu ook gepromoveerd. Zijn proefschrift zou echter volgens sommigen broddelwerk zijn. Gaat het inderdaad om pseudo-wetenschap?
Zijn proefschrift is echter ook relevant voor deze blog, omdat hij een verklaring voor de opkomst van rechtse politici probeert te geven. Wat houdt zijn verklaring in en klopt die?
Tenslotte ga ik na of zijn proefschrift voldoet aan de kenmerken die volgens de Basic Five moeten gelden voor een alfa-tekst.



Nog meer pseudo-wetenschap?

In de NRC van 7 februari 2018 zie ik een ingezonden brief staan van Frits Bolkestein over het proefschrift van Merijn Oudenampsen. De brief luidt als volgt.
Promovendus Merijn Oudenampsen vertelt een hoop onzin in zijn proefschrift, zo lees ik in het artikel De Hollandse afkeer van ideologie (26/1).
Het is Oudenampsen te doen om wat hij ‘nieuw rechts’ noemt. Die beweging zou bestaan uit een aantal intellectuelen, waaronder ik, en zou van Angelsaksische schrijvers het neoliberalisme hebben overgenomen. Wat dat is, wordt niet gedefinieerd. Van de genoemde Amerikaanse schrijvers weet ik weinig tot niets, hoewel ik in het stuk „makelaar in ideeën” wordt genoemd. Ik had hen ook niet nodig om tot mijn politieke stellingnames te komen. Helemaal bont maakt Oudenampsen het waar hij schrijft dat „onder mijn leiding” de econoom Friedrich Hayek „tot officiële VVD-inspirator werd gebombardeerd”. Hoe verzint hij het? Ik heb Hayek nooit gelezen.
Oudenampsen verbaast zich erover dat conservatieven in Nederland seksuele vrijheid en homorechten als onderdeel van de nationale identiteit beschouwen. Zulke conservatieven ken ik niet.
De promovendus heeft zich niet verwaardigd contact met mij te zoeken. Had hij dat gedaan, had ik hem voor misvattingen kunnen behoeden. De Universiteit van Tilburg moet zich schamen als zij dit gebroddel met een doctorstitel honoreert.
Frits Bolkestein
voormalig VVD-leider en Europees commissaris
Volgens Bolkestein is het proefschrift van Oudenampsen broddelwerk.


Wat mij opvalt bij het lezen van de krant, is dat de NRC daar onmiddellijk de reactie van Merijn Oudenampsen bij heeft geplaatst. Normaal is men bij de NRC naar mijn ervaring uiterst traag met het gelegenheid geven tot een tegenreactie of daar zelfs in het geheel niet toe bereid. Zelfs niet wanneer men volstrekt misleidende berichten heeft geplaatst. De 'aanval' op medewerker Oudenampsen moest kennelijk zo snel mogelijk gepareerd worden.


De reactie van Oudenampsen luidt als volgt.
Het is opvallend dat Bolkestein aangeeft weinig tot niets te weten van de denkers die hij prominent citeert in zijn boeken. Zo stelt Bolkestein nu dat hij Hayek nooit gelezen heeft. Dan is het toch wel verrassend dat hij diezelfde Friedrich Hayek op pagina 15 van zijn boek Het heft in handen (1995) „misschien wel de belangrijkste liberale politieke filosoof van de 20e eeuw” noemt. Vervolgens haalt hij diens naschrift van The Constitution of Liberty aan.
En bij nader inzien is het ook opmerkelijk dat Bolkestein van 1999 tot 2013 in het curatorium heeft gezeten van de prestigieuze Friedrich-August-von-Hayek-Stiftung. Deze stichting reikt elke jaar twee prijzen uit in de geest van het werk van Hayek.
Beoordeel een boek niet naar zijn kaft, zo luidt het gezegde. Ik kan Bolkestein van harte aanraden mijn proefschrift eens te lezen, waar ik hem veelvuldig citeer om mijn argumenten te onderbouwen.
Merijn Oudenampsen
socioloog en politicoloog

Wat opvalt in deze reactie, is dat Oudenampsen betrapt wordt op een reeks onwaarheden en vervolgens zo weet te reageren dat het voor de gemiddelde lezer lijkt alsof hij toch gelijk heeft. Bolkestein moet eerst zijn proefschrift maar eens lezen. Een bekend argument van alfa's. Op het moment dat je ze betrapt op onwaarheden, komen ze met een boek op de proppen dat je eerst moet lezen om te kunnen begrijpen hoe vreselijk juist hun bijzondere visie is.

Had Bolkestein gelijk? Het stuk in de NRC waar hij aanstoot aan neemt, is geschreven door Floor Rusman (hier) en vormt een bespreking van het proefschrift van Oudenampsen. De alinea's waar Bolkestein aanstoot aan nam, volgen hierna.
Van de Britse en Amerikaanse inspirators nam de rechtse beweging allereerst het neoliberalisme over. Onder Frits Bolkesteins leiding werd de neoliberale econoom Friedrich Hayek tot officiële VVD-inspirator gebombardeerd. Latere Nieuw Rechtsers als Fortuyn en Wilders schaarden zich achter Bolkesteins neoliberalisme, schrijft Oudenampsen.
Belangrijker nog was de neoconservatieve inspiratie. Van Amerikaanse denkers als Samuel Huntington en Irving Kristol nam Nieuw Rechts thema’s over, zoals de clash of civilizations en de nadruk op nationale identiteit. Ook hier fungeerde Bolkestein als een ‘makelaar’ in ideeën, schrijft Oudenampsen: hij liet zich inspireren en beïnvloedde zo weer anderen.

Bolkestein stelt dat het om onwaarheden en verzinsels gaat. Vervolgens neemt Oudenampsen geen afstand van deze opmerkingen, onderbouwt ze ook niet, maar zwaait alleen gewichtig met zijn proefschrift als bron van ultieme waarheid.

Een goed geschreven proefschrift kun je globaal lezen in een uur. Er is een beknopte samenvatting. Er is een langere samenvatting. De hoofdstukken hebben samenvattingen. De taal is helder en zo beknopt mogelijk. Voor mezelf pas ik vaak het Einstein-criterium toe. Ik weet dat ik de wat minder technische stukjes van Einstein probleemloos in grote lijn kan begrijpen. Bij iemand als Galilei is het taalgebruik wat anders, maar ook daar is de gedachtegang vrijwel altijd helder.

Het proefschrift van Oudenampsen (hier) is precies het tegenovergestelde. Daar lijkt me weinig twijfel over mogelijk. Het is een associatieve woordenbrij waaraan geen enkele observatie ter grondslag ligt. Duidelijker geformuleerd: het is bullshit, het is 'indrukwekkend' geklets doorgaans volledig zonder inhoud. Hij hoort een term, onthoudt die en gebruikt die vervolgens in het wilde weg. Het doet sterk denken aan een schizofrene patiënt die indrukwekkende woorden in de rondte strooit met het kennelijke doel indruk te maken.

Een verder punt dat me opvalt in de bespreking van Rusman is dat Oudenampsen laat weten 'hartstikke links' te zijn. De manier waarop hij schrijft, lijkt echter te laten zien dat hij hoog moet scoren op de alfafactor. Je zou dus verwachten dat hij zich bij gelegenheid behoorlijk enthousiast achter een strongman zal opstellen. Dat verklaart ook het zichzelf als 'hartstikke links' benoemen. Het is de bekende propaganda-tactiek van de Grote Leugen, zoals Hitler die als eerste benoemde, die door alfa's vaak wordt gehanteerd.

Waarom besteed ik aandacht aan zijn proefschrift? Mijn eerste reden is de kwaliteit. Hebben we hier iemand die net als Gloria Wekker indrukwekkende pseudo-wetenschap aan het verkopen is met luid tromgeroffel en met universitaire goedkeuring? Ik denk dat het antwoord op die vraag zonder enige twijfel bevestigend moet luiden. Dit is typische 'cargo cult science' om de woorden van Richard Feynman te gebruiken.


Een alternatieve verklaring voor de populariteit van de strongman?

Vervolgens is er echter een tweede reden. Oudenampsen probeert de opkomst van rechts in Nederland te verklaren. Zeg maar de Fortuyn-revolutie. De opkomst van extreem-rechts in Nederland vanaf ongeveer 2000. Hij probeert dus eigenlijk te verklaren, waardoor mensen op een rechtse strongman stemmen. Een vraag die ook in deze blog centraal staat. In dat kader is het interessant om te kijken wat hij daar over te melden heeft.

Je maakt dan echter de stilzwijgende assumptie dat hij iets te melden heeft en dat is dit geval nogal een drieste aanname. Empirisch wetenschappelijk gezien bevat zijn proefschrift geen bruikbare informatie. Het is allemaal gebakken lucht.

Dankzij de Skinneriaanse gedragsanalyse is het echter soms toch mogelijk ook uit gebakken lucht (mands) bepaalde informatie te destilleren. De spreker of schrijver vertelt via zijn bullshit soms meer dan hij zich realiseert. Door de bullshit-productie geeft de auteur informatie weg over de eigen persoon.

Als ingang heb ik de samenvatting van het proefschrift gebruikt. Omdat die nogal moeilijk leesbaar is, zag ik me genoodzaakt alles te kopiëren naar de tekstverwerker, zodat het eenvoudiger was het stuk zin voor zin te analyseren.

Allereerst viel me een taalfout op.
Desalniettemin blijf het beeld beklijven dat Fortuyn als een deus ex machina op het podium van de Nederlandse politiek verscheen.
Zelfs wanneer je die taalfout corrigeert, blijft er een uiterst merkwaardige constructie over. De samenvatting is het belangrijkste stuk van het proefschrift. Kennelijk heeft de auteur niet al te precies naar zijn eigen zinnen gekeken. Dat duidt op zachte verwerking van informatie door de auteur en ondersteunt daarmee het idee dat hij hoog moet scoren op de alfafactor.

Wat ik bij herhaald lezen uit zijn samenvatting haal, is dat Oudenampsen behoorlijk weg is van Fortuyn. De gangbare verklaring voor de populariteit van Fortuyn was iets als populisme, een algehele verschuiving naar rechts.

Van Oudenampsen vindt dat geen aantrekkelijke verklaring en vindt juist dat er iets moet zijn als 'een rechtse ideologie' die de aanhangers van Fortuyn aantrekt. De mensen die voor Fortuyn en zijn opvolgers kiezen, kiezen niet via de onderbuik, maar via het hoofd, is zijn stelling.

Het dogmatische en wollige taalgebruik van Oudenampsen wijst onmiskenbaar op een hoge alfafactor, op een voorkeur voor uiterst rechts. Zijn gerichtheid op de rechtse revolutie van Fortuyn en zijn bevlogenheid daar beslist ideeën als verklaring voor aan te willen dragen, bevestigt die voorkeur voor rechts. Rechtse geesten denken vanuit ideeën en concepten, niet -- zoals Einstein,  Galilei en empirische wetenschappers -- vanuit waarnemingen. Ze zien waarnemingen als minderwaardig, maar theorie en verhaal als superieur.

Ik neem uit zijn samenvatting, wat hij zegt te willen aantonen.
Mijn these is dat de nieuwrechtse fusie van vrije marktdenken en cultureel conservatisme – in combinatie met oppositie tegen de jaren zestig en kritiek op politieke gematigdheid – een bruikbaar analytisch raamwerk vormt om de politiek te duiden van figuren zoals Frits Bolkestein, Pim Fortuyn, Bart Jan Spruyt, Paul Cliteur, Hendrik Jan Schoo, Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders. Het zijn personen die stuk voor stuk sterk geïnspireerd zijn door Anglo-Amerikaans nieuwrechts.
Die stelling, die these, valt niet te weerleggen. Het is een ontoetsbare uitspraak die kennelijk alleen bedoeld is de lezer te imponeren met woorden. De laatste zin van die alinea valt met wat geluk te checken, maar zelfs indien die uitspraak waar zou zijn, bewijs je daarmee nog niets.

Het 'toeval' wil dat ik bij de research voor deze blogpost net een paar columns van Bolkestein tegenkwam die op dbnl (hier) te vinden zijn. De VVD is misschien tegenwoordig wel een behoorlijk op macht gerichte partij, in de zin van het soortenmodel dus een rechtse partij, maar Bolkestein is blijkens zijn stukjes vooral een liberaal. Zijn stukjes zijn ook leesbaar, helder en concreet. Bolkestein kan ook met weinig moeite een inhoudelijk stuk produceren, iets wat Oudenampsen kennelijk niet gegeven is.

Dat zijn allemaal duidelijke aanwijzingen dat Bolkestein denkt als een bèta. Maar dat betekent dat het hem koppelen aan iets als Nieuw Rechts pertinente onzin is. Volgens mij moet de man daar niets van hebben en dat baseer ik op zijn manier van schrijven en de inhoud van zijn stukken, die ik net gelezen heb.

Op het moment dat Oudenampsen zich in zijn samenvatting laat verleiden tot het doen van een uitspraak die valt te checken, blijkt het dus onzin te zijn. De conclusie van Bolkestein dat het proefschrift broddelwerk vormt, lijkt me daarmee volledig terecht.


Wat is de verklaring voor het verhaal van Oudenampsen?

Ben ik nu misschien te kritisch? Gooi ik het kind met het badwater weg? Iemand als Fromm deed ook nogal duistere uitspraken, maar uiteindelijk -- na veertig jaar zoeken -- bleken een klein aantal van die uitspraken toch hout te snijden.

Fromm had een bepaalde visie op het verschijnsel fascisme. Hij realiseerde zich dat mensen zich kennelijk op een bepaalde manier sterk tot de beweging van Hitler voelden aangetrokken door iets in hun persoonlijkheid. Hun diepere driften schreeuwden er als het ware om zich te onderwerpen aan de strongman. Dat leek toen een bizar idee, maar logisch gezien was het idee keihard. Niet iedereen viel voor Hitler. Er moest dus een factor X zijn.

Oudenampsen probeert min of meer het tegenovergestelde te beweren van Fromm, denk ik. Het zou niet om een ingebouwde motivatie gaan, waardoor men voor de strongman kiest, maar om iets cognitiefs dat in het hoofd van de betrokkenen zit.

Stop, nu draaf ik door. Oudenampsen richt zich niet op een kenmerk van de volgelingen, maar op de ideologie van de strongman. In zijn denkwereld gaat het niet om wat er in het hoofd van de aanhanger van de strongman zit, maar om de theorie die volgens hem achter de boodschap van de strongman moet zitten. Als alfa gelooft hij in de heiligheid van theorieën. Zoals bèta's data voor heilig houden, ziet hij 'theorie' of geloof als de ultieme rechtvaardiging.

Het probleem met iemand als Fortuyn was dat die niet echt veel te melden had. Hij produceerde wel eens een boek, maar was niet bepaald een groot denker. Trump heeft precies hetzelfde probleem. Inhoudelijk gezien stelt het allemaal niet veel voor. Uiteindelijk komt de boodschap van iedere strongman op hetzelfde neer. 'Zij deugen niet. Volg mij, laten we ze pakken en we krijgen een fantastisch leven.' Die boodschap moet ook simpel zijn, omdat hij het deel van de bevolking achter zich wil krijgen, dat niet actief denkt. (Ik bedoel daarmee hier: dat niet harde informatieverwerking toepast.)

Oudenampsen gelooft echter dat er meer moet zijn. De strongman moet een hoog verheven gedachtegoed achter zich hebben. Het kan niet zo zijn, dat Fortuyn geestelijk zo plat was als een dubbeltje.

Omdat hij denkt als een alfa, is die wens het bewijs dat er ook werkelijk een ideologie achter de Fortuyn-revolutie schuilt. De wens is de vader van de gedachte. Daarmee is de gedachte in de optiek van Oudenampsen aangetoond waar. Er is geen twijfel mogelijk, want hij denkt het en voelt het zo, dus het moet zo zijn.

Het enige probleem dat er nu nog is, is dat andere mensen van dat idee overtuigd moeten worden. In de optiek van Oudenampsen overtuig je mensen met woorden. Hij produceert dus een gewichtig en omvangrijk proefschrift, waarin gesteld wordt -- althans dat is zijn bedoeling -- dat er achter Fortuyn een ideologie schuil ging.

Voor de gewone man in de straat is die ideologie misschien niet zichtbaar, maar hij heeft als wetenschapper de kwestie bestudeerd en is tot het inzicht gekomen dat die ideologie er echt is. We kunnen hem -- net als Plato -- op zijn woord geloven en wanneer we dat niet doen, snappen we het niet, zijn we dom en verdienen we eigenlijk opgesloten te worden. Precies dezelfde manier van argumenteren die Gloria Wekker hanteerde.

Iedereen laat Oudenampsen vervolgens zijn onzin uitdragen. Tilburg University weet zichzelf te blameren door hem een doctorstitel te verstrekken. Wellicht kan men daar in psychiatrische inrichtingen nog meer promovendi vinden. Bolkestein, doordat hij openlijk gekoppeld wordt aan Nieuw Rechts, wordt het te gek en trekt aan de bel.


Wat kunnen we uit dit voorval leren?

Een eerste punt dat me opvalt, is dat een roeptoeter als Oudenampsen bij een groot aantal media ruim baan vindt. Men ziet geen enkel probleem. Het moet allemaal kunnen. Het klinkt goed. Het klinkt indrukwekkend. Niemand neemt de moeite eens wat kritisch te kijken naar wat de man allemaal precies beweert. Het idee is kennelijk: de krant of het medium moet vol en de lezer leest toch niet actief.

Een tweede punt dat me opvalt, is dat de Universiteit van Tilburg geen enkele gêne heeft om op kwalijke wijze even een promotiepremie te verdienen. Moet kunnen, wat is het probleem? Ziet er toch heel indrukwekkend uit? Het draait allemaal om geld, of het wetenschappelijk klopt of niet, vindt men volstrekt irrelevant.

Wat zegt dit over het niveau van de mensen die daar afstuderen? Mijn inschatting zou zijn dat het bagger is. Stel dat je als weldenkende student binnenkomt, hoe verlaat je dan zo'n opleiding? Vermoedelijk ben je voor het leven geestelijk verminkt.

Maar het kenmerk van beginnende studenten is natuurlijk niet dat ze gedrild zijn in scherp en analytisch denken. Ze hebben doorgaans geen flauw idee, wat dat precies is. Zulke studenten zijn daarmee aan het einde van hun academische opleiding qua denkvaardigheid niet beter af, maar een stuk slechter af. Een omgeving waarin iedereen bazelt, helpt niet mee, maar werkt zindelijk denken juist tegen.

Natuurlijk zou het kunnen zijn, dat dit proefschrift een zeldzame uitzondering is. Maar ik heb wel vaker dissertaties uit Tilburg onder ogen gehad en doorgaans was het bagger. Is het op andere Nederlandse universiteiten veel beter? Ik ben daar niet bij voorbaat echt zeker van.

Een derde punt is dat een voorval als dit bevestigt, wat ik in deze blog al enkele keren gemeld heb. De alfafactor in de samenleving lijkt akelig hoog te liggen en lijkt alleen maar verder toe te nemen.

Dat klinkt misschien wat abstract. De alfafactor staat echter voor het omarmen van vooroordelen, geloof in irrationele zaken, gericht zijn op het beheersen van mensen in plaats van op het controleren van de harde natuur, een niets ontziende drang naar status en macht, een grote drang naar gezelligheid, kletsen, ontspanning en onkritisch denken. Tenslotte is het ook de factor die oorlog, onlusten, ellende, ongelijkheid en discriminatie voorspelt en de opkomst van extreem rechts.

Natuurlijk is het niet zo, dat je uit dit ene voorval al die zaken mag afleiden, maar het voorval lijkt volledig te passen in al die andere voorvallen en zaken die in deze blog al eerder aan de orde zijn gekomen. Al die zaken wijzen in dezelfde richting.


Worden de punten van de Basic Five bevestigd door zijn proefschrift?

Terug naar het onderzoek waar het in deze blog om draait. De oorzaak voor iets als de Holocaust is, afgaande op wat er nu bekend is via empirisch onderzoek, de alfafactor. De basis van die alfafactor zoals die tot uiting komt in teksten van de betrokkenen, is de Basic Five. De vijf kenmerken van deze basis zijn:
1. bevooroordeeldheid;
2. dogmatische denkrichting;
3. subjectieve waarheid;
4. propagandistisch taalgebruik;
5. zachte informatieverwerking.

Hoe zit het, uitgaande van het proefschrift van Oudenampsen, met deze vijf kenmerken? Denkt de man inderdaad volgens deze kenmerken?

Ik geef uit de samenvatting van zijn proefschrift zijn reactie op wat vermoedelijk de enige waarneming is, die zijn proefschrift bevat en zijn reactie daarop.
Wanneer ik op de spreekwoordelijke verjaardagsfeestjes vertelde dat ik de politieke ideeën achter de Fortuyn-revolte onderzocht, kreeg ik geamuseerde en sceptische reacties: ‘Zijn die er dan?’
Door deze blinde vlek voor de rol van ideeën zijn er in de literatuur vele verbaasde reacties te vinden over de snelle verschuivingen in het Nederlandse opinieklimaat.

Allereerst heeft de waarneming betrekking op wat mensen zeggen. Vervolgens is zijn reactie typerend. Hij weet bij voorbaat zeker dat het antwoord 'een blinde vlek' moet verraden. Er is geen twijfel mogelijk, hij zegt het, dus het is zo.

Op basis van die veronderstelde blinde vlek springt hij vervolgens naar 'vele verbaasde reacties' in de literatuur. Hij postuleert dat er veel verbaasde reacties zijn, maar waar zijn die dan precies en hoe weet hij dat zo zeker? Die vraag komt echter niet in hem op, want hij zegt het, dus het is weer bij voorbaat waar.

En vervolgens, in dezelfde zin, wordt ook nog de inhoud van die verbaasde reacties beschreven: het gaat over de snelle verschuivingen in het Nederlandse opinieklimaat. Hoe weet hij dat zo zeker? Waar is het onderzoek? Opnieuw vindt hij dat niet nodig. Hij zegt, dus het is zo.

Hij neemt A waar en concludeert vervolgens tot het bestaan van B, C en D. Als empirische wetenschapper zou je echter proberen eerst A te verklaren via een nieuwe observatie, in plaats van een hele reeks zaken te verzinnen.

Dit fragment illustreert ook zijn probleem met informatieverwerking. Zodra hij iets aan informatie binnenkrijgt, springt hij meteen associatief naar allerhande wilde conclusies. Het doel is niet de informatie te vatten, maar de toehoorder verbaal te imponeren.

Omdat hij daarbij mikt op mensen die informatie zacht verwerken, is het voldoende indrukwekkende woorden achter elkaar te rijgen. Het resultaat is dat de feitelijke betekenis ontbreekt, waardoor zachte informatieverwerkers (alfa's) nog verder ontmoedigd worden zich in de tekst te verdiepen. Het zal allemaal wel goed zijn, denken ze. In werkelijkheid is het -- empirisch wetenschappelijk gezien -- allemaal bagger.








woensdag 7 februari 2018

Omgaan met foute grapjes en informatie



Laatst aangepast 7/2/2018 om 17:30.


In de Volkskrant van dinsdag 6 februari 2018 een groot (3/5 pagina) en vlammend opinie-artikel van Julia van den Hoogen over de transgendergrap van Voetbal Inside (hier). Van den Hoogen is 17 jaar, 'lesbienne' aldus het artikel en vindt die transgendergrap helemaal fout!

De strekking van haar artikel is dat wij die transgendergrap ook heel erg fout moeten vinden.

Ik ben sinds mijn twintigste uit de kast. Ik beschouw het als een wonder dat ik nog steeds leef. Ik heb een vrouw, ik heb drie kinderen, ik ben financieel onafhankelijk en dan komt een 17-jarige jongedame mij vertellen, wat ik moet vinden!

De kunst van Karel Appel riep vroeger sterke emoties op. Je kon het mooi vinden of het zien als rommel. Ik heb echter nog nooit meegemaakt dat iemand me kwam vertellen wat ik ervan moest vinden. Som ben je geneigd te denken dat de jeugd wat worstelt met de normen.

Natuurlijk mag je best een mening hebben over iets. Het punt waar het om gaat, is dat die opinie andere mensen dwingend wordt opgelegd. De schrijfster brengt haar opinie, niet als slechts haar opinie, maar als een absoluut feit. 'De grap is geen humor meer! Wie denkt dat het humor is, zit helemaal fout!'

Wie de grap wel kan waarderen, moet volgens haar stil staan bij het in elkaar slaan van transgenders. Het doet me denken aan een kamp, waar de gevangenen verplicht worden om te kijken naar een executie. Dat zal ze afleren om foute grapjes leuk te vinden!

De schrijfster blijkt echter niet alleen met normen te worstelen. Wanneer ik haar stuk lees (hier) heeft ze het over 'negatieve' reacties waar ze een greep uitdoet, maar in werkelijkheid bedoelt ze 'positieve' reacties van kijkers, die zij ervaart als negatief en fout. Ze schrijft daarmee iets totaal anders op dan wat ze bedoelt, zonder zich dat te realiseren.

Is zo'n taalfout toeval? Dat denk ik niet. Die taalfout is niet een vormfoutje, maar duidt op een probleem met betekenis. Degene die de tekst schreef, was niet in staat kritisch naar de eigen zin te kijken. Dat soort fouten zijn aanwijzingen voor een hoge alfafactor. Een hoge alfafactor betekent dat iemand geneigd is tot discriminatie en agressie.

Wat voor argumenten geeft ze om de grap te zien als een 'foute' grap?

Het eerste argument dat ze noemt, is de bron. Derksen en Van der Gijp deugen niet, omdat ze transgenders en homoseksuelen niet echt accepteren en dat maakt alle verschil van de wereld.

Wie zo redeneert, redeneert als een typische alfa. Het moet gaan om de inhoud, om de grap, en niet om de bron. Een persoon is misschien zwart of buitenlander of Jood of transgender. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom wat die persoon zegt en doet.

Ik krijg liever een nuttig advies van een zwarte, buitenlandse transgender van Joodse origine die er misschien niet uitziet, dan een draai om mijn oren van een leuke, jonge, knappe, blanke, lesbische tante.

Wie op deze manier redeneert, ik kijk naar de bron en dat bepaalt de waarheid van de boodschap, discrimineert zelf en niet zo'n beetje ook. Men hanteert een omgekeerd autoriteitsargument. Het argument van de nazi's tegen Einstein. Omdat hij Jood was, kon de relativiteitstheorie niet waar zijn.

Dat de schrijfster inderdaad discrimineert, blijkt vervolgens ook. Want ze verdeelt de mensheid in twee klassen: vrienden en niet-vrienden. Haar vrienden mogen foute grapjes maken, maar haar niet-vrienden mogen dat niet. Misschien moeten de niet-vrienden over een tijdje een ster dragen, zodat we ze beter kunnen herkennen.

Het tweede argument dat ze geeft voor het fout zijn van de grap, is als volgt. 'Stel je eens voor: je bent erachter gekomen dat je je eigenlijk het andere geslacht voelt en erover twijfelt om dat op je club te vertellen. Ik zou na het zien van dit programma dat idee direct uit mijn hoofd zetten.'

Wel, dit argument is een reden om Derksen en Van der Gijp een belangrijke onderscheiding toe te kennen. Een tv-programma dat transgenders ervan weerhoudt gekke dingen te doen, is van onschatbare waarde juist voor transgenders. Het probleem bij transgenders is niet dat ze in de kast blijven, daar zitten ze prima. Het probleem is dat ze uit de kast komen, daarna gaat het helaas vaak mis.

Ze noemt dan nog dat een kwart van de niet-sportende transgenders zegt niet te sporten vanwege het feit dat men transgender is. De strekking van dit argument is kennelijk dat we de hele Nederlandse sportwereld moeten veranderen, vanwege zeg één procent niet-sportende transgenders. Mijn idee is dat je die niet sportende transgenders een trap onder hun achterste moet geven.

In feite is dit een argument in de trant van: wat zijn ze toch zielig! Ze zijn niet zielig, maar misschien wel lui, althans sommige. Op dat punt wijken ze dus niet echt af van de rest van Nederland.

Vervolgens komt ze met de stelling: 'Dat iemand het zo stelselmatig bespotten van een minderheidsgroep oké vindt, daar kan ik met mijn hoofd niet bij.' Hebben Derksen en Van der Gijp een minderheidsgroep bespot? Ik denk dat dat soort grapjes in werkelijkheid heel vaak gemaakt worden, maar dan zonder camera's. Dan heb ik veel liever dat iemand dat in de openheid brengt, dan dat het in het geniep gebeurt.

Veel Nederlanders hebben moeite met dit soort dingen, waarom zouden al die Nederlanders hun gevoelens nooit mogen uiten, terwijl LGBT'ers niets in de weg gelegd mag worden? Kennelijk zijn de gevoelen van de ene groep voor Van den Hoogen heiliger dan de gevoelens van de andere groep. Kortom, ze zit ook nu weer te discrimineren.

Haar laatste argument waarom we dit verplicht een foute grap moeten vinden, zijn de transgenders die uitgescholden en in elkaar geslagen worden in Nederland. Maar dat je een grapje maakt over een situatie die veel mensen als moeilijk ervaren, betekent nog niet dat je oproept tot het in elkaar slaan van transgenders.

Dit is typisch associatief denken. De clip roept negatieve gevoelens op bij Van den Hoogen, die gevoelens doen haar aan andere dingen denken en vervolgens worden die als feit gekoppeld aan de clip waar het allemaal mee begon. Die associatieve manier van denken is typerend voor mensen die extreem geneigd zijn te discrimineren.

Ze sluit af met een passage waarin ze zichzelf neerzet als een jonge, dappere, strijdlustige wereldverbeteraar die een onderscheiding verdient. 'En al heb ik als klein, 17-jarig meisje misschien niet zoveel te zeggen hier, mijn strijdlust om ook maar iets te kunnen veranderen aan deze wereld is groter dan mijn angst.'

Volgens een in de krant toegevoegd commentaar heeft ze echter in werkelijkheid niet eens haar eigen naam gebruikt. Laten we eerlijk zijn. Een jonge vrouw heeft in Nederland niets te vrezen. De wereld ligt aan haar voeten. Zelfs als je lesbisch bent, want ook dan ben je nog steeds vrouw. Maar onze dappere lesbienne durfde in werkelijkheid haar eigen naam niet te gebruiken. Volgens mij is dat niet dapper, maar is dat laf. Ook dat is iets, dat hoort bij een hoge alfafactor. Men wil wel vechten, maar laat liefst anderen het vuile werk opknappen, terwijl men zelf grinnikend op veilige afstand staat toe te kijken.

Laten we nu kijken naar de inhoud van die laatste opmerking. Strijdlust, de wereld willen verbeteren, angst, dapper zijn en erkenning willen voor die dapperheid.

Hitler wilde de wereld ook verbeteren en was ook heel strijdlustig. Het resultaat was 65 miljoen doden. Misschien is het verstandig om oplossing nu eens een keer niet te zoeken in strijd, maar in nadenken en onderzoek.

Ik denk dat deze onbekende jongedame net als Hitler nog een hele strijd zal moeten voeren. Mijn aanbeveling is echter niet om de wereld te onderwerpen, maar om de eigen alfafactor te verlagen. Dat geeft haar als lesbienne tegelijkertijd een belangrijk betere uitgangspositie om op een verstandige manier om te gaan met discriminatie.

Deze aanbeveling is problematisch, realiseer ik me. Mensen die hoog op de alfafactor scoren, zijn in beginsel niet in staat informatie (hard) te verwerken. Ze zijn niet echt in staat tot leren door het bestuderen van informatie, doordat ze die informatie vertalen in emoties en die emoties vervolgens terugvertalen in woorden. De essentie van de informatie gaat daardoor voor hen verloren.


















Het probleem van transgender Bo


Op maandag 29 januari 2018 maakte de Vlaamse tv-journalist Boudewijn van Spilbeeck bekend verder 'als vrouw' door het leven te zullen gaan. De titel boven de bekendmaking luidt: Boudewijn van Spilbeeck: 'Vanaf morgen ben ik Bo' (hier).

Ik hoorde voor het eerst iets over de transitie van Bo via een transgender-vriend: een man die zich aangetrokken voelt tot vrouwelijke kleding en die ook regelmatig openlijk draagt. Hij had op de tv een item over Bo gezien en schreef onder meer het volgende.
Het kwam ook op het journaal van afgelopen dinsdag. Het lijkt in eerste instantie zo prachtig allemaal. Maar als je de documentaire ziet dan blijkt het weer een superklassiek verhaal. Toch wel een redelijk drama voor je partner en je kinderen. En wat een moeite allemaal om vrouw te worden. En ook dat egocentrische.
Hij had kortom enige twijfels.


De reacties op de Renate-sketch van Voetbal Inside

Vervolgens zag ik via Joop.nl (hier) de sketch die Voetbal Inside presenteerde over het nieuws van Bo.

René van der Gijp zegt in het programma (hier) verder te willen als Renate en komt even later voorzien van pruik terug in het programma. Dit leidt tot veel gelach en onder andere tot de opmerking: 'Iedere gek heeft zijn gebrek.' In feite liet men zien, hoe er normaal vaak op dat soort nieuws gereageerd wordt als er geen camera's aanwezig zijn.

Deze sketch leidde tot veel woedende reacties op Joop.nl. En even later tot een bericht dat PvdA, Groen Links en COC oproepen tot een boycot van Voetbal Inside (hier). Wie nog verder klikte, zag dat ook Transgender Netwerk Nederland (TNN) klaar was met de 'triestigheid' van Voetbal Inside (hier).

Wie echter de moeite neemt op Youtube naar de sketch te kijken, ziet dat die veel positieve reacties heeft opgeleverd en slechts weinig negatieve. Deze kijkers kunnen de sketch wel waarderen. Men vindt het fijn dat er nu eindelijk eens 'politiek niet correct' op dit soort nieuws gereageerd wordt.

Ik wil het eigenlijk hebben over het probleem van Bo, maar nu zit ik over die sketch te schrijven. Hoe moet je op zo'n sketch reageren?

Wat vind ik als transgender, als 'foute' man? Prachtig, toch! Ze maken zichtbaar hoe mensen normaal op dit soort nieuws reageren. Als je daar al een probleem mee hebt, kun je als transgender beter in de kast blijven.

Het probleem is niet dat mensen er grapjes over maken, maar dat ze die grapjes in het geniep maken. De mensen die discrimineren zijn altijd de aardigheid en politieke correctheid zelve, maar achter je rug spelen ze hun smerige en kwalijke spelletjes. Wen er maar aan en stel je er op in.

Wat vind ik vanuit het discriminatie/agressie-onderzoek? Mensen reageren zoals ze reageren. Iemand die transgender is (die in de bèta-positie zit), moet zich daarop instellen en daarmee leren omgaan. Het is kortom een normaal iets, niet iets om je druk over te maken.

Het zijn juist de mensen die zich kwaad maken over de sketch, die een typische alfa-reactie vertonen. Dit zijn -- afgaande op hun reactie --  de mensen die als de kans zich voordoet, daadwerkelijk discrimineren en agressie organiseren. De reacties van de PvdA, Groen Links, COC en TNN zijn dus aan de ene kant ondoordacht en ongelukkig en aan de andere kant discriminerend en agressief.

Juist als transgender is vrijheid van meningsuiting, een vrije pers, je belangrijkste bescherming. Waarom zou je niet accepteren dat mensen, om begrijpelijke redenen, moeite hebben met iets ingrijpends als een transitie?

Nu terug naar het probleem van transgender Bo.


Het probleem van Bo

Bo heeft door haar uit de kast komen, twee problemen. Het eerste probleem had ze al, dat zijn haar transgender-gevoelens. Het tweede probleem is echter nieuw voor haar.

Het tweede probleem is dat transgenders in een harde wereld leven, waarin het leven vaak belangrijk korter is, dan voor niet-transgenders. Zo simpel is het eigenlijk.

Dick Berlijn -- piloot, generaal en een tijd lang baas van ons leger -- merkte in een interview op, dat je wel stoutmoedige vliegers hebt en dat je ook oude vliegers hebt, maar dat je niet stoutmoedige, oude vliegers hebt.

Zo is het ook voor transgenders. Het gaat er dus niet om, dat je als transgender dapper doet, door uit de kast te komen of in transitie te gaan. Het gaat erom dat je niet voortijdig naar beneden valt.

Hoe zorg je dat je als transgender niet voortijdig aan je einde komt? Het antwoord is heel simpel, denk ik. Door net als een piloot niet af te gaan op je onderbuikgevoelens, maar je -- door God / de Natuur gegeven -- verstand zo goed mogelijk te gebruiken.

Bo heeft het voordeel dat ze een behoorlijke maatschappelijke positie heeft, dat ze een vrouw heeft en dat ze al behoorlijk oud is (59). Normaal duurt het meestal wel een jaar of tien voordat de problemen zo groot zijn, dat de transgender het niet meer ziet zitten. Mocht het misgaan, dan verliest ze maar een beperkt aantal levensjaren, zou je cynisch kunnen zeggen.


Een reeks problemen

Wanneer je de zaak verder doordenkt, zie je een aantal problemen. Bo kiest op emotionele gronden ervoor om verder als vrouw door het leven te willen gaan. Ik weet niet, wat dat precies betekent 'als vrouw door het leven gaan' (hoewel ik op dit punt heel wat meer ervaring heb dan Bo) en Bo weet dat in nog veel mindere mate.

Ze kiest dus op emotionele gronden voor iets, waar ze geen idee van heeft. Wanneer je als piloot niet naar beneden wilt vallen, is het verstandig eerst te leren vliegen. Maar Bo denkt die fase over te kunnen slaan. Spring in de kist, start de motor en vlieg heerlijk de wijde hemel in.

Vliegen zonder iets te weten over de grondbeginselen van vliegen, kan echter zwaar tegenvallen. Op de bodem van de Atlantische Oceaan ligt een Air France toestel met een groot aantal slachtoffers, omdat de piloot even kwijt was, wat hij moest doen bij een 'stall warning'.

Iets dat andere mensen leren achter hun computer, waarop ze Flightsimulator draaien. De betreffende piloot zag dat vermoedelijk als een kinderachtig spelletje. Zo voelde hij dat nu eenmaal. Mede doordat hij dat zo voelde, ligt er nu helaas een hele collectie mensen begraven ergens in de diepte van de oceaan. Als piloot moet je dus wat voorzichtig zijn met het volledig afgaan op je gevoelens. Precies zoals Berlijn opmerkte.

Bo heeft nog nooit gezwommen, maar springt wel in het diepe. Er gaat niets boven jezelf willen zijn! Dat is echter nog niet alles. Want iemand die in het diepe springt, kan er soms op eigen kracht uitkomen of gered worden door iemand anders. In dit geval zal dat echter niet lukken.

In de virtuele wereld waarin Bo een groot deel van haar tijd doorbracht, waarin alles draait om emoties, is Bo over zichzelf gaan denken als vrouw. Denken staat vrij, maar in dit geval zijn die gedachten bekrachtigd door zaken die sterk positieve emoties opriepen. Het idee van Bo, ik ben vrouw, is daardoor voor Bo een onweerstaanbaar, aantrekkelijk idee geworden. Niks mis mee, moet kunnen.

Het gevolg van dat emotioneel positief geladen idee, is echter dat Bo voelt, dat ze in transitie moet. Vrouw worden lijkt prachtig en medisch gezien, lijkt het te kunnen. Dus, wat is het probleem?

Bo meldt zich aan bij het genderteam, dat geen enkel probleem ziet en staat te popelen. Het is per slot van rekening hun vak en hun broodwinning. Hoe meer, hoe beter! Bo voelt geen probleem en het genderteam ziet geen probleem.

Bo begon met één probleem: haar sterke gevoelens bij het idee 'ik ben vrouw'. Inmiddels is ze erin geslaagd -- zonder veel inspanning en in korte tijd -- vier extra problemen te scheppen.
1. Ze komt als openlijk transgender terecht in een wereld waar ze geen idee van heeft.
2. Ze zit met de lichamelijke en overige problemen van de transitie.
3. Ze kan -- hoe je ook draait of keert -- niet meer terug. Het is nu zwemmen of verzuipen.
4. En tot overmaat van ramp, heeft ze zichzelf -- door het jarenlange verblijf in de kast -- een manier van reageren aangeleerd, die ze om te overleven in deze nieuwe wereld, juist niet moet hebben.

Ze heeft namelijk haar emotionele alfakant, die bij Bo als journalist toch al sterk ontwikkeld was, nog verder versterkt en haar rationele kant geminimaliseerd. Ze heeft kans gezien door haar jarenlange verblijf in de kast, haar alfafactor stevig te verhogen.

Ze kan niet vliegen, maar ze gelooft dat haar grote wens om te vliegen, haar op magische wijze zal behoeden voor neerstorten. Dat haar vliegtuig zich misschien niets van haar extreem sterke gevoelens en haar heilige geloof zal aantrekken, ontgaat haar even.


Een boosaardig licht aan de horizon

Dat zijn vier extra problemen die er niet om liegen. Er gloort echter een boosaardig licht aan de horizon. De sterk positieve emoties die aan het idee 'ik ben vrouw' waren gekoppeld door het jarenlange verblijf in de kast,  . . .  die gaan helaas verdwijnen. Dat gaat niet snel, maar het gebeurt wel.

Transgenders die jarenlang in de kast geleefd hebben, weten één ding heel zeker: die gevoelens gaan nooit weg. En dan, na een transitie, gebeurt het onvoorstelbare, tergend langzaam. De sterk positieve gevoelens bij het idee 'ik ben vrouw', verdwijnen.

Transgenders geven dat niet graag toe. Want die gevoelens waren de enige reden om in transitie te gaan. En dan valt de motivatie voor die ingrijpende beslissing weg. Hoe moet je zoiets uitleggen? Dat valt niet uit te leggen.

Stel je de situatie voor. Je had sterke gevoelens voor het idee 'ik ben vrouw'. Door die gevoelens ben je uit de kast gekomen en in transitie gegaan. En nu zijn die gevoelens weg, maar ben je wel uit de kast en kun je de lichamelijke aanpassingen niet meer ongedaan maken.

Sommige transgenders willen dan terug. Ze hebben spijt, het zijn spijtoptanten. Maar hoe je het ook draait of keert, er is geen echte weg terug. Zelfs zonder lichamelijke aanpassingen zal je verleden bekend zijn en je blijven achtervolgen.

Wat moet je in dit geval als transgender doen? De enige oplossing is de nieuwe situatie te accepteren. Dat betekent twee dingen.
1. Je zit nu als openlijk transgender, in een totaal andere wereld dan eerst. Realiseer je voortdurend dat je in een gevaarlijke wereld zit, waarin voor transgenders totaal andere normen gelden dan voor gewone mensen.
2. In een gevaarlijke wereld kun je je niet laten leiden door je emoties, maar moet je je verstand gebruiken als je wilt overleven.

Als ik het zo opschrijf, klinkt het simpel. In werkelijkheid is het dat niet. Transgenders leven in een roze wereld. Of ze leven vooral in de kast en doen dan waar ze zin hebben. Of ze stappen stoutmoedig uit die kast in de verwachting dat het allemaal wel mee zal vallen.

Het probleem is dus dat een transgender door uit de kast te komen, zijn denkwereld volledig moet omgooien. In de kast was hij God en Koning, buiten de kast is hij onderworpen aan een harde sociale werkelijkheid waarin de meeste mensen hem of haar zien als vuil. Dat tijdig omgooien van de denkwereld lukt doorgaans niet.

Vergelijk het met de aankomst van Viktor Frankl in het concentratiekamp. Daarvoor was hij arts, hoofd van de kliniek en werkte hij aan een voor zijn idee uiterst belangrijk boek. Na zijn aankomst is hij een smerige Jood, die ieder moment om niks naar de gaskamer kan worden gestuurd.

Frankl beschrijft hoe veel van zijn mede gevangenen die omschakeling geestelijk en emotioneel niet kunnen verwerken (hier). Ze  worden 'muzelman' en vallen niet meer te redden. Zelf interpreteert hij de omschakeling echter positief: hij krijgt de unieke kans menselijk gedrag onder extreme omstandigheden te kunnen bestuderen.

Wie er als transgender wel in slaagt om te schakelen, hij of zij leeft in een gevaarlijke wereld waarin je voor alles je verstand moet gebruiken, verandert het nadeel uiteindelijk in een voordeel. Die wereld zorgt ervoor dat je gedwongen wordt, je brein optimaal in te zetten. Iets waar je anders nooit de motivatie voor zou kunnen opbrengen. 


Wat moet je als transgender in de kast doen?

Sommige mensen slagen erin met die combinatie van travestie en in de kast blijven, oud te worden. Lijkt me niks mis mee, mits het lukt.

Het is echter een gevaarlijke combinatie, die tenslotte nog al eens uit de hand loopt. De oplossing is dus, indien stabiel houden niet lukt, om één van de twee componenten te schrappen.

Met travestie buiten de kast, schep je wel problemen voor jezelf, maar altijd nog minder dan met travestie in de kast, die tenslotte uitmondt in een transitie. Dus travestie is prima, maar niet in de kast.

De oplossing om met de travestie in de kast te stoppen, blijkt in de praktijk niet haalbaar. Vroeg of laat bezwijkt men toch weer voor de verleiding en ziet dat bezwijken dan onmiddellijk als een vrijbrief om volledig los te gaan. Wanneer men niet bezwijkt voor de verleiding, blijkt men vaak over zichzelf te gaan fantaseren als vrouw. Waarna tenslotte ook weer een transitie volgt. De enig werkende oplossing is dus vaak: doe het, maar niet in de kast.

Verder compliceren lichamelijke aanpassingen de boel alleen maar, kunnen die altijd nog en zijn die doorgaans nergens echt goed voor. Voor transgenders is het leven, zonder lichamelijke aanpassingen, al moeilijk genoeg, blijkt in de praktijk steeds weer.

De juiste attitude is niet: 'Lieve Heer, waarom ben ik geen vrouw? Wat behandelt u mij toch slecht!' De juiste attitude is: 'Lieve Heer, wat fantastisch dat ik er nog ben.' De juiste reactie is te leren denken als een bèta. De juiste reactie is je alfafactor omlaag proberen te brengen.





zaterdag 3 februari 2018

Wat is er zo leuk aan racisme?


Laatst bijgewerkt 6/2/2018 om 17:12.


Discriminatie/agressie is niet populair bij empirische wetenschappers

De grote man van het autoritarisme-onderzoek, Bob Altemeyer, werd tegen zijn zin bij dat onderzoek betrokken. Dat hij vervolgens ongeveer veertig jaar bleef doorgaan met dat onderzoek, kwam niet, omdat hij het onderwerp zo inspirerend vond, maar omdat hij graag puzzelde.

Jim Sidanius, een van de bedenkers van het begrip 'sociale dominantie', werd als jonge knul, op uiterst intimiderende wijze door de politie duidelijk gemaakt dat hij als 'zwarte' niet met een wit meisje over straat behoorde te lopen. Toen hij tenslotte op grond van dat soort ervaringen emigreerde, merkte hij echter, dat het elders net zo ging. Het ging misschien om een andere groep, maar iedere samenleving schijnt groepen te hebben, die als kop van Jut fungeren.

Zelf raakte ik na ons proefschrift, waarin we een hele reeks doorbraken konden rapporteren, betrokken bij het discriminatie/agressie-onderzoek door de systematische smeer- en lastercampagne die door en vanuit de RUG tegen mijn vrouw en mij gevoerd werd. Ook ik raakte daardoor zonder dat ik het echt wilde, bij het discriminatie/agressie-onderzoek betrokken.

Kennelijk is het niet een onderwerp dat gemakkelijk onderzoekers trekt en dat onderzoekers bij voorbaat leuk vinden.


Discriminatie/agressie is geen leuk onderwerp

Laten we dan naar het onderwerp zelf kijken. In eerste instantie ontkenden psychologen op alle mogelijke manieren het bestaan van discriminatie/agressie. Er bestonden wel oordelen, maar geen vooroordelen. Vooroordelen waren gewoon terechte oordelen. Ongeveer ieder boekje over zuiver denken en deugdelijk redeneren kan je anders vertellen, maar psychologen geloofden dit echt. Pas na de opkomst van Hitler werd het probleem voor psychologen bespreekbaar en dan nog slechts schoorvoetend.

Het standaard-voorbeeld waar alle empirische discriminatie/agressie-onderzoek uiteindelijk van uitgaat is de Holocaust. Niet iets, waar je echt vrolijk van wordt. Iets dat mensen op alle mogelijke manieren proberen te vermijden en te ontkennen. Wat voor het begrip 'discriminatie' geldt, geldt voor de Holocaust -- bij wijze van spreken -- nog honderd keer sterker.

Ook een term als 'discriminatie' vertelt al iets over de negatieve lading van het onderwerp als je beter kijkt. Die term betekent officieel slechts: 'onderscheid maken'. Maar met het maken van onderscheid is niets mis. Een hond is geen kat. Een stoel is geen tafel. Men hanteert dus een volstrekt neutrale term om iets extreems als de Holocaust aan te duiden.

Die term 'discriminatie' is op twee manieren misleidend. Allereerst gaat het niet om het onderscheid maken, maar om het kapot maken of het dreigen daarmee. Het gaat om agressie en de basis van agressie is dat je de ander wilt beschadigen. De ander moet leren wie de baas en zo nodig moet zijn hoofd eraf, zodat andere mensen weten wie de baas is. Ten tweede wordt de negatieve emotionele lading van agressie weggewerkt.

Aan de ene kant kiest men dus een term die qua feitelijke betekenis niet klopt, aan de andere kant kiest men een term die qua emotionele lading niet klopt. Waarom? Wie doen zulke dingen? De werkelijkheid volledig omdraaien. Begrippen een totaal andere inhoud geven.

Wie op de hoogte is met de inhoud van deze blog, moet dan onwillekeurig aan de alfafactor en alfa's denken. Invloedrijke mensen hebben hier gegoocheld met woorden en op die manier de discussie lam weten te leggen, terwijl het onderzoek daardoor ernstig bemoeilijkt werd. De mensen die discriminatie en agressie als hun broodwinning zien, hadden geen belang bij serieus onderzoek naar het fenomeen.

Het punt waar het mij hier om gaat, is dat discriminatie/agressie, of racisme, niet een leuk onderwerp is. Wie zelf op dit gebied ook maar iets heeft meegemaakt, kan het onmogelijk als 'leuk' zien. Ook wie zich verdiept heeft in het onderwerp, in dat wat er bestudeerd wordt, in de voorbeelden, moet in staat zijn zijn emoties te onderdrukken, want anders drukt het onderwerp je te zeer neer. Kortom, als mens word je er niet echt vrolijk van zou ik denken. 


De studie van het Kwaad

Het empirische onderzoek naar discriminatie/agressie kun je omschrijven als het onderzoek naar het Kwaad in de mens. Aan de ene kant is dat tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen in Amerika, aan de andere kant is dat ook begonnen vanaf de andere kant. Wat toen nog achter het IJzeren Gordijn lag: Polen (hier).

De Poolse benadering (politieke ponerologie) is begonnen vanuit de psychiatrie en kreeg vervolgens problemen met de toenmalige machthebbers. Interessant is echter dat beide benaderingen, hoewel totaal verschillend, toch lijken uit te komen op soortgelijke conclusies. Ook bij ponerologie denkt men in soorten mensen en wordt er een link gelegd met bepaalde kwalijke persoonlijkheidskenmerken. Double-highs en psychopaten hebben veel gemeen, ik wees daar al eerder op.

Ook de mensen die zich bezig houden met ponerologie, indien niet gesneuveld onderweg, lijken echter niet echt vrolijk te worden van het onderwerp. Ook daar ziet men het als een blik in de krochten van de menselijke geest. Het is belangrijk om te kijken, maar liever niet. Ook de ponerologen uit het oosten lijken dus niet echt enthousiast over het onderwerp. 


Racisten vinden praten over racisme heerlijk

Wanneer ik echter kijk naar de twee pseudo-wetenschappers die ik eerder besprak (hier), Gloria Wekker en Jordan Peterson, krijg ik een totaal andere indruk.

Wekker heeft er duidelijk plezier om overal met opgeheven vingertje duidelijk te maken, dat alle witte mensen last hebben van een koloniaal archief, dat zich tussen hun oren bevindt. Een archief dat niemand kan zien, behalve zij en haar mede gelovigen.

Ter vergelijking, deze blog is in beginsel volledig gebaseerd op hard empirisch onderzoek naar het 'psychische' archief dat mensen meedragen. Dat archief is betrouwbaar meetbaar via twee totaal verschillende routes (aan de ene kant bevooroordeeldheid, aan de andere kant sociale dominantie en autoritarisme).

En wat dat psychische archief oplevert, daar word je dus bepaald niet vrolijk van. Het levert alleen qua resultaten niet op, wat het 'koloniale archief' dat Wekker en haar gelovigen denken te zien, wel oplevert.

Ook Jordan Peterson komt maar wat graag praten, over hoe hij de wereld denkt te zien. Hij kan daar met smaak over vertellen, maar afgaande op wat ik tot nu toe van hem gezien heb, lijkt het me net als bij Wekker, een 'mooi' verhaal, dat men vooral niet al te gemakkelijk moet accepteren, omdat het geen enkele relatie heeft met de harde feiten.

Behalve dat beide personen uitermate slecht geïnformeerd zijn op het gebied van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek, zijn ze kennelijk ook begiftigd met een soort predikersgen.

Dat zijn twee indicaties dat ze hoog scoren op de alfafactor. Ook het uitgedragen racisme door Wekker en het oproepen tot strijd door Peterson lijken daarbij te passen. Wie zich verdiept in hun teksten en daar de Basic Five op loslaat, ziet die hoge score op de alfafactor opnieuw bevestigd.

Anders geformuleerd: we hebben hier kennelijk twee racisten die het heerlijk vinden om over racisme te praten, waarbij ze dat praten vervolgens ieder op hun eigen manier invullen.


Tahrim Ramdjan

Nu zijn twee gevallen natuurlijk niet echt veel. In de Volkskrant van 1/2/2018 (hier) vond ik echter een ander betoog waarvan onmiskenbaar lijkt, dat de auteur, Tahrim Ramdjan, zelf een duidelijke neiging tot racisme bezit.

Het is allereerst het opgeheven vingertje van de prediker. Vervolgens de stellige bewering dat andere mensen fouten maken, zonder daar evidentie voor aan te dragen. Dan een volstrekt dogmatisch betoog dat volledig los lijkt te staan van iedere waarneming. Een begrip als 'institutioneel racisme' wordt zo even uit de mouw geschud, zonder dat ook maar duidelijk is, hoe het gemeten zou moeten worden.

In termen van het soortenmodel laat het betoog sociale dominantie, agressiviteit en autoritarisme zien. In termen van de basic five laat het betoog dogmatisch denken zien, subjectieve waarheid, het hanteren van mands in plaats van tacts en tenslotte ook nog: zachte informatieverwerking.

De logica in het betoog valt vooral op door haar afwezigheid. Een andere indicatie voor autoritarisme. De stelling 'verdiep je in de ander en bestrijd zo racisme', klinkt mooi, maar slaat nergens op. Het is holle kretologie.

Kennelijk hebben we ook hier weer een racist, die zichzelf via het onderwerp racisme, als bestrijder van racisme probeert te profileren met het vertellen van grote verhalen.


Ewald Vanvught

Ook het stuk in de Volkskrant dat daarnaast staat (hier), lijkt in dit stramien te passen. Het is een stuk van Ewald Vanvugt gericht tegen de historicus Piet Emmer. Emmer vindt de kritiek op Johan Maurits met -- mijns inziens -- goede argumenten nogal overtrokken.

Vanvugt is het niet met Emmer eens, dat lijkt me geen probleem. Zelf deel ik in dit geval de conclusies van Emmer ook niet, maar ik begrijp wel zijn argumenten en zijn redenering en daar lijkt me in beginsel niks mis mee.

Vanvught komt echter met een verhaal dat bol staat van de kreten en emoties. Emmer wordt -- met een heilig vuur -- uitgemaakt voor ongeveer alles dat kwalijk is.

Neem alleen al de afsluitende zin van Vanvught. 'Propaganda voor het weldoende kolonialisme lijkt tegelijk het schrille licht te willen verzachten op de gruwelijke basiskennis dat het ene volk met veel geweld het andere onderdrukte en voor zich liet werken.' Is het mogelijk nog meer emotioneel geladen termen in een conclusie te stoppen?

Hebben wij, Nederlanders, inderdaad een heel volk onderdrukt en voor ons laten werken? En dan nog wel aan de andere kant van de wereld? Als dat zo is, is het best knap. Het lukte de Romeinen al niet de slaven op hun boerderijen te laten werken. Kennelijk waren de Nederlanders stukken slimmer. Kom nou.

In de Volkskrant van 6 februari 2018 schrijft Emmer in een repliek over Vanvugt: 'Dat brengt zijn verdienmodel, het oproepen van schuldgevoelens bij zijn lezers, in gevaar.' Ik weet niet zeker of het verdienmodel van Vanvught op die manier helemaal correct wordt omschreven, maar het punt lijkt me terecht. Vanvught is niet objectief, maar steekt een emotioneel verhaal af, om daar zelf beter van te worden. Het doel is niet de waarheid te vinden, maar het doel is Vanvught te promoten. 


Conclusie

Wat deze vier gevallen dus lijken op te leveren, is dat 'racisme' voor mensen die hoog op de alfafactor scoren, een heerlijk gespreksonderwerp is. Ze hebben er een stellige mening over, ze kunnen anderen de les lezen en ze kunnen zichzelf opwerpen als de grote expert, hoewel ze zich in werkelijkheid nooit in het onderwerp verdiept hebben.

Aan de andere kant hebben we kennelijk de mensen die laag scoren op de alfafactor. Alleen het feit dat je laag scoort, is in de praktijk al voldoende om daadwerkelijk agressie over je heen te krijgen van in de buurt aanwezige alfa's die met hun helpers, hun kans schoon zien. De agressieve aanval van Vanvught op Emmer illustreert dit.

Deze bèta's ploeteren jaren in stilte door, genieten van het oplossen van de puzzels die het leven hun toewerpt en scherpen ondertussen hun denkvermogen, want je weet nooit wat de dag van morgen brengen zal.

Maar dat is precies, wat je op grond van wat er bekend is, over de alfafactor zou verwachten. De mensen die hoog scoren zien het als een prachtige kans het woord te grijpen en zich op die manier te profileren, zonder dat ze er in werkelijkheid iets zinnigs te melden hebben.

De mensen die laag scoren op de alfafactor, hebben vaak zelf ervaring met discriminatie/agressie en zien het als een probleem dat de Natuur hun toewerpt met het verzoek of ze kans zien het op te lossen. Als probleem is het een uitdaging, als onderwerp word je er (als bèta) niet vrolijk van.

Het merkwaardige van de alfafactor is dus dat de mensen die racistisch zijn (hoog scoren op de alfafactor) juist ook de mensen zijn, die andere mensen vertellen dat racisme heel erg slecht is en dat het echt overal aanwezig is.

De mensen die dat kritiekloos geloven, zijn inderdaad racistisch, maar altijd nog in belangrijk mindere mate dan de predikers van de heilige boodschap.

De mensen die het niet geloven en zich afvragen, waar dat hele verhaal nu precies op gebaseerd is, zijn als enigen niet of amper racistisch.









donderdag 1 februari 2018

Wat is de evidentie voor de alfafactor?


Laatst bijgewerkt: 6/2/2018 om 23:47.


De alfafactor vormt in feite de verklaring voor de Holocaust en vergelijkbare zaken. Voor mensen die zichzelf (terecht of ten onrechte) als alfa zien, is dat een emotioneel geladen uitspraak. Is de alfafactor echt de verklaring? Hoe kunnen we daar zo zeker van zijn?

Ik probeer hierna de evidentie samen te vatten.


Het meten van discriminatie/agressie

Bevooroordeeldheid (prejudice) speelt in het empirische discriminatie/agressie-onderzoek een centrale rol. Allereerst is het de maat om vooroordelen en agressie te meten (1A). Vervolgens kan met het ook opvatten als een maat voor gerichtheid op het beheersen van mensen (1B) en tenslotte als een maat voor geloof in irrationele zaken (1C).

Je zou het de strijdfactor kunnen noemen, maar het is tegelijkertijd ook de preekfactor en de kletsfactor. Bevooroordeeldheid lijkt daarmee een maat te zijn die een merkwaardige cocktail vormt van dubieuze bestanddelen.


Twee onderliggende variabelen en het soortenmodel

Het empirische onderzoek heeft vervolgens iets merkwaardigs opgeleverd. Bevooroordeeldheid kan opgesplitst worden in twee onafhankelijke componenten ('oorzaken'): sociale dominantie (2A) en autoritarisme (2B). Beide componenten voorspellen bevooroordeeldheid vrijwel volledig.

Dit resultaat levert de structuur van landbouw-samenlevingen op. Vier soorten mensen, ieder met hun eigen niveau van agressie/bevooroordeeldheid.
1. De double-lows die op alles laag scoren.
2. De 'ware gelovigen' die hoog scoren op autoritarisme, maar laag op sociale dominantie en de bronzen medaille krijgen voor agressie.
3. De sociaal-dominante niet-autoritaristen die de zilveren medaille krijgen voor agressie.
4. De double-highs die op alles hoog scoren en de gouden medaille voor agressie krijgen.

Doordat autoritaristen elkaar opzoeken en klitten en doordat sociaal-dominanten gefocust zijn op het leiderschap van groepen, levert dit de structuur op van de machtige groep aan de ene kant en de overigen in de samenleving aan de andere kant. De machtige groep oefent macht en agressie uit, de overigen verzorgen de productie en lossen de problemen op.


Twee culturen

Dit leidt tot twee verschillende culturen: de hoge alfacultuur van de machtige groep en de lage bètacultuur van de overigen in de samenleving.

Dat er in de samenleving, althans in de wetenschap, twee verschillende culturen te onderscheiden zijn, is vermoedelijk het duidelijkst verwoord in 1956 door C.P. Snow in een column in de New Statesman (hier). Snow kende aan de ene kant het milieu van de empirische wetenschappers goed (hij was zelf chemicus), aan de andere kant belandde hij als schrijver tussen letteren-wetenschappers. Hij had het over de 'scientific' en 'traditional cultures', waarbij hij die laatste cultuur definieerde als overwegend 'literary'.

Snow dacht in deze twee verschillende milieus ook duidelijk twee verschillende culturen te zien. In zijn column wijst hij erop dat de twee culturen een soort minachting voor elkaar koesteren. De alfa's zien de bèta's als onontwikkelde barbaren, terwijl de bèta's zich vrolijk maken over het gebrek aan kennis bij de alfa's.

Snow noemde in totaal drie grote punten van verschil. Allereerst was er een groot verschil in attitude. Hij zag bèta's als de pioniers die nieuwe gebieden open legden en ontgonnen. Ze koesterden geen haat voor de wereld (zoals hun literaire collega's kennelijk deden). Ten tweede was er een verschil in intellectuele vaardigheid. Alfa's zijn volgens Snow 'toondoof' voor empirische wetenschap. Ze zijn niet in staat empirische wetenschappelijk kennis te begrijpen en te verwerken. Ten derde en als grootste probleem, zag Snow een moreel probleem. De bèta's streefden naar gelijkheid, de alfa's zagen zichzelf het liefst aan de top van de piramide en probeerden met woorden de werkelijkheid te verhullen. Of erger nog: waren ronduit racistisch en fascistisch.

Al deze drie punten die Snow dacht te zien, lijken door het beschikbare onderzoek op het gebied van discriminatie/agressie bevestigd te worden. Men heeft een andere instelling, men verwerkt informatie totaal anders en men is sterk geneigd tot discriminatie, agressie en fascisme.

Ook het veel eerdere conflict tussen Galilei en de Kerk kan opgevat worden als een conflict tussen beide culturen. Veel eerder verdedigde Plato met zijn ideeënleer al de alfabenadering. Wie nog verder terug gaat in de tijd, vindt al in Exodus 20:5 een duidelijke aanwijzing voor het bestaan van twee totaal verschillende denkrichtingen.

Ook in de tegenwoordige tijd bestaan beide benaderingen nog volop en hebben ze een conflictueuze onderlinge verhouding. Bekend is de Sokal Affaire in het kader van de Science Wars (hier). Iemand anders die zich het hoofd brak over het verschijnsel pseudo-wetenschap was Richard Feynman (hier) waarvoor hij de term 'cargo cult science' bedacht. Nog actueler is de kritiek op Gloria Wekker (hier).

De voorspelling die uit het soortenmodel volgt betreffende twee tegengestelde culturen wordt dus bevestigd door wat er bekend is.


Wat is de X-factor?

De vraag waar het vervolgens om gaat, is: wie zitten er precies in de machtige groep? Doordat de autoritaristen de machtige groep opzoeken, lijkt het duidelijk dat de double-highs en de ware gelovigen de hoofdmoot vormen van de machtige groep, waarbij de double-highs zich in de rol van leider en elite wringen. Verder lijkt duidelijk dat de double-lows niet in de machtige groep zitten.

De grote vraag die overbleef, was vervolgens: waar blijven de sociaal-dominante niet-autoritaristen? Voor het antwoord op deze vraag, waren er in grote lijnen slechts drie mogelijkheden: 1. ze gingen vrijwel volledig op in de lage cultuur; 2. ze ging voor een deel naar de lage en voor een deel naar de hoge cultuur; 3. ze gingen vrijwel volledig naar de hoge cultuur.

De eerste optie was wat er uitgaande van het oorspronkelijke idee van Fromm zou moeten gebeuren. Autoritarisme zou dan de X-factor zijn, de factor waardoor mensen kiezen voor de strongman. De niet-autoritaristen zouden dan allemaal in de lage cultuur terecht moeten komen.

Dit leek echter moeilijk voorstelbaar, omdat de lage cultuur dan evenveel sociaal-dominante personen zou moeten bevatten als de hoge cultuur. Doordat sociaal-dominanten aangetrokken worden door groepen en door macht, leek dat weinig plausibel.

Uitgaande van de gemiddelde scores op bevooroordeeldheid van de vier soorten was echter duidelijk dat de alfa's (gouden medaille voor agressie) sterk discrimineerden en sterk geneigd waren tot agressie, terwijl de double-lows (geen enkele medaille voor agressie) dat niet of amper waren. Er van uitgaande dat die agressie een bepaalde functie had voor de betrokkenen, was het dus kennelijk zo dat de alfa's via macht en agressie de productie van de double-lows lieten afromen. De double-lows moesten dan het zwaartepunt van de bètacultuur vormen.

Inmiddels hebben meerdere onderzoeken inderdaad laten zien, dat het enthousiasme voor iemand als Trump voorspeld wordt door autoritarisme en sociale dominantie, waarbij beide voorspellers het ongeveer even goed doen. De strongman blijkt zowel autoritaristen als sociaal-dominanten aan te trekken. Hij trekt dubbel. (Mogelijkheid 2 hiervoor, lijkt daarmee de juiste.)

De strongman vindt in eerste instantie zijn publiek bij mede alfa's ('birds of a feather flock together') en bij de 'ware gelovigen'. De macht die hij daardoor verwerft, trekt bèta-gamma's aan (sociaal dominante niet-autoritaristen). Hun motief om zich achter de strongman op te stellen, is niet dat ze hem echt geloven, maar dat het de route naar macht is. Ze vormen de klasse van de 'pseudo gelovigen'.

Door deze dubbele aantrekkingskracht van de strongman, is bevooroordeeldheid de variabele die aangeeft, hoe sterk de strongman aan iemand trekt. Het is de factor die in beginsel bepaalt, hoe enthousiast men is over de strongman en zijn verhaal. Bevooroordeeldheid is de X-factor (3A).

Ook dat resultaat bevestigt dat de double-lows (het zwaartepunt van) de bètacultuur vormen. De alfafactor, de variabele die zuiver en maximaal het onderscheid tussen beide culturen weergeeft, is daarmee bevooroordeeldheid (3B).

Bevooroordeeldheid is dus aan de ene kant de kracht waarmee de strongman trekt (de X-factor), aan de andere kant is het daardoor ook de factor die het onderscheid tussen beide culturen levert (de alfafactor). 


Het simpele model

Strikt genomen zijn de twee onderliggende variabelen van bevooroordeeldheid, sociale dominantie en autoritarisme, dan niet langer beslist nodig om de structuur van een samenleving te beschrijven. Via bevooroordeeldheid is de samenleving immers verdeeld in twee tegenover elkaar staande culturen. De bèta's scoren laag op deze variabele en de alfa's hoog.

Wie echter nauwkeuriger kijkt, ziet dat bevooroordeeldheid bepaalde niveau's heeft. Kennelijk is het zo dat de leider met zijn elite maximaal scoort. Na de elite komt een toplaag van kundige bètagamma's (sociaal-dominante niet-autoritaristen). Onder de deskundige toplaag komt het gewone voetvolk: de strijders, de lage ambtenaren en de gewone gelovigen.

In de periferie die gecontroleerd en beheerst moet worden, schuilen de individuele en onafhankelijk denkende double-lows die de productie verzorgen en de problemen moeten oplossen met hun lage cultuur.

Dit suggereert dat de totale aanhang voor de strongman in een samenleving rond de 75% kan liggen. De double-lows zitten daarmee altijd in een minderheidspositie en hebben daardoor altijd te maken met discriminatie en agressie.

Bij onderzoek aan de WVS (Word Values Survey) slaagde ik er slechts in, hoe zorgvuldig ik ook zocht, één betrouwbare factor te vinden. Deze factor leek onmiskenbaar sterk te discrimineren tussen stabiele landen en conflictgebieden (ik heb dit verband nog niet kwantitatief gecheckt). Dit bevestigt dus via een totaal andere route dat één enkele factor de beide culturen in een samenleving onderscheidt en dat deze factor inderdaad verband houdt met strijd en agressie.

De empirische evidentie voor het volledige model bestaat daarmee uit drie punten:
1. de meting van bevooroordeeldheid als maat voor discriminatie/agressie en overige (1A, 1B, 1C);
2. het meerdere malen aangetoonde empirische verband tussen bevooroordeeldheid aan de ene kant en sociale dominantie en autoritarisme aan de andere kant (2A, 2B);
3. het meerdere malen gevonden empirische resultaat dat de strongman trekt via beide onderliggende variabelen waardoor bevooroordeeldheid de X-factor moet zijn en tevens de alfafactor (3A, 3B). 


Wat is een alfa?

Het is niet zo dat iedereen die zichzelf ziet als 'alfa' of 'bèta' dat ook is. Een 'alfa' zoals hier bedoeld is iemand die hoog scoort op:
1. sociale dominantie en autoritarisme;
2. bevooroordeeldheid.
Een bèta is gedefinieerd als iemand die laag scoort op deze variabelen.

Doordat sociale dominantie en autoritarisme samen bevooroordeeldheid vrijwel volledig voorspellen, is de definitie dus redundant. Wanneer men de bevooroordeeldheid van iemand weet, weet men in beginsel voldoende voor het onderscheid alfa/bèta.

Het is dus niet zo, dat een natuurkundige automatisch altijd een bèta zou moeten zijn of dat een historicus altijd een alfa zou moeten zijn. Het gaat niet om het vak dat men gestudeerd heeft of beoefent, maar om de manier van denken en waardoor men gedreven wordt.

Een bekend voorbeeld van een 'wiskundige' die op een typische alfa-manier dacht, was de 'statisticus' die met een pseudobewijs kwam voor de schuld van Lucia de Berk. Een voorbeeld van een historicus die -- voor zover ik kan nagaan -- op een bètamanier lijkt te redeneren, is Piet Emmer.

Wel lijkt duidelijk, en dat is ook overeenkomstig wat men zou verwachten, dat alfa's zichzelf graag benoemen en voordoen als bèta's. Zij geloven in de macht van woorden en door zichzelf of anderen te labelen, bereiken ze een bepaald sociaal effect.

Op basis van de basic five lijkt het echter relatief eenvoudig te zijn om vast te stellen of iemand taal gebruikt als alfa of als bèta. Voor dat doel blijven vier kenmerken over. (Ik geef steeds eerst de alfa-eigenschap en de bèta-eigenschap als laatste.)
1. het soort waarheid dat men hanteert: subjectief of objectief.
2. de denkrichting: dogmatisch (ik denk dit, dus het is zo) of inductief (van waarneming naar conclusie).
3. het taalgebruik: mand (propaganda) of tact (beschrijving).
4. de informatieverwerking: zacht (nieuwe propaganda) of hard (werkende oplossing).