maandag 30 december 2019

'Religieus fundamentalisme' is een begrip dat weinig toevoegt


Laatst bijgewerkt: 2-1-2020 om 1.55


In de vorige blogpost ging ik in op de vraag of 'orthodoxie' een mythe is. Uitgaande van de betekenis van dat woord (juiste mening) ben je geneigd te denken dat 'orthodoxe' gelovigen, vooral gelovigen zullen zijn, die hun eigen subjectieve mening als heilig zien. In de praktijk is dan de volgende stap iedereen met een afwijkende mening te bestrijden en te verketteren. Simpel gesteld: bij 'ongelovigen' en ketters moet de kop eraf.

Wie denkt dat dat overdreven is, kan denken aan IS-onthoofdingen. Maar een nog groter en verdergaand voorbeeld is vrijwel zeker de Holocaust. Het probleem met de Joden was niet hun huidskleur, maar dat voor alfa's vreselijke geloof met die sterke bèta-component. Natuurlijk heb je onder Joden inmiddels ook genoeg alfa's, maar mensen die discrimineren (alfa's dus) kunnen zich over die 'collateral damage' niet druk maken. Het doel heiligt wat hen betreft de middelen. Het is beter het zekere voor het onzekere te nemen, dat idee.

Ortho-doxie is dus -- zou je denken -- bepaald geen mythe, maar juist de basis van een 'dodelijke vereniging'. Een club die dood en terreur zaait, om zich op die manier zelf te verrijken, waarbij de gemeenschappelijke ideologie (de gemeenschappelijke vooroordelen) het bindmiddel is dat de groep bij elkaar houdt.

Maar klopt mijn idee?


Religieus fundamentalisme

Bob Altemeyer heeft samen met Bruce Hunsberger onderzoek gedaan naar 'religieus fundamentalisme' in Amerika. De uitkomsten heeft hij beschreven in The Authoritarians (hoofdstuk 4, p. 106-159).

Allereerst heeft Altemeyer de fundamentalistische manier van denken, geprobeerd meetbaar te maken. Je hebt iets nodig om te kunnen vaststellen wie wel en wie niet fundamentalistisch gelovige is.

Dat resulteerde in de 12 items tellende Religious Fundamentalism scale (RFS). De schaal beoogt het fundamentalisme te meten van: 'Christian fundamentalists, Hindu fundamentalists, Jewish fundamentalists, and Muslim fundamentalists' en blijkt dat, uitgaande van onderzoek, kennelijk ook bij al die overtuigingen min of meer te doen.

Ik laat hier de items van de RFS volgen.
1. God has given humanity a complete, unfailing guide to happiness and salvation, which must be totally followed.
2*. No single book of religious teachings contains all the intrinsic, fundamental truths about life.
3. The basic cause of evil in this world is Satan, who is still constantly and ferociously fighting against God.
4*. It is more important to be a good person than to believe in God and the right religion.
5. There is a particular set of religious teachings in this world that are so true, you can’t go any “deeper” because they are the basic, bedrock message that God has given humanity.
6. When you get right down to it, there are basically only two kinds of people in the world: the Righteous, who will be rewarded by God, and the rest, who will not.
7*. Scriptures may contain general truths, but they should NOT be considered completely, literally true from beginning to end.
8. To lead the best, most meaningful life, one must belong to the one, fundamentally true religion.
9*. “Satan” is just the name people give to their own bad impulses. There really is no such thing as a diabolical “Prince of Darkness” who tempts us.
10*. Whenever science and sacred scripture conflict, science is probably right.
11. The fundamentals of God’s religion should never be tampered with, or compromised with others’ beliefs.
12*. All of the religions in the world have flaws and wrong teachings. There is no perfectly true, right religion.
De items met een '*' moeten omgepoold worden. Een fundamentalist zal het met die items dus niet eens zijn.

Zelf vind ik item 4 een treffend item. Gelovigen geloven vooral. Het gaat om het geloof. Het gaat om dat wat men zegt. Het is voldoende om te geloven, daarna mag je doen, wat je wilt. Dat is een typische alfa-opvatting. In de bèta-optiek gaat het niet om wat men zegt, maar om wat men doet. Praatjes vullen geen gaatjes.

Altemeyer schrijft zelf over het idee van de schaal:
'We thought a fundamentalist in any of these major faiths would feel that her religious beliefs contained the fundamental, basic, intrinsic, inerrant truth about humanity and the Divine--fundamentally speaking. She would also believe this essential truth is fundamentally opposed by forces of evil that must be vigorously fought, and that this truth must be followed today according to the fundamental, unchangeable practices of the past. Finally, those who follow these fundamental beliefs would have a special relationship with the deity.'

Nu is het verleidelijk een snelle conclusie te trekken, maar we moeten oppassen. Wat meet de RFS precies?

We hebben hier te maken met een specifieke groep mensen die niet alleen bepaalde opvattingen aanhangen, maar die subjectieve opvattingen ook zien als 'feit'. Er kan en mag niet aan getwijfeld worden. Het zijn dogma's geworden.

In dat geval vallen er -- uitgaande van het op empirisch onderzoek gebaseerde soortenmodel -- drie verschillende variabelen te meten: autoritarisme, sociale-dominantie en bevooroordeeldheid. De eerste twee bepalen samen de derde.

Je verwacht dus dat bevooroordeeldheid (het omarmen van de gemeenschappelijke vooroordelen) de centrale variabele moet zijn, die de clubleden samen bindt tot een meer of minder effectieve terreurgroep.


De resultaten

Wat vinden Altemeyer en Hunsberger in hun onderzoek?

Een eerste vraag is of hun maat deugt. De beste manier om daar duidelijkheid over te krijgen, is de maat te correleren met een andere maat die bedoeld is hetzelfde te meten. Hun RFS blijkt 0.89 te correleren met een maat van Barna om te bepalen of iemand 'evangelical' is.

Daaruit blijkt dat hun maat betrouwbaar is (anders zou die correlatie niet zo hoog kunnen zijn) en valide. De maat levert soortgelijke uitkomsten als een andere maat, die bedoeld is hetzelfde te meten.

Dit vestigt ook de aandacht op een ander punt. Niet iedere gelovige is fundamentalistisch of iets als 'Barna-evangelical'. We geloven allemaal bepaalde zaken, maar fundamentalistisch geloven gaat verder dan denken dat morgen vermoedelijk de zon wel weer zal opkomen. Het gaat dus vooral om irrationeel geloof. Zaken volstrekt zeker weten en die dwingend willen opleggen aan anderen, zonder dat daar deugdelijke evidentie voor bestaat.

Om welke groepen gaat het in Amerika dan vooral. Altemeyer schrijft (p. 111):
'But in study after study the high scores pile up far more often in the conservative Protestant denominations than anywhere else, among Baptists, Mennonites, Pentecostals, Jehovah’s Witnesses, the Alliance Church, and so on.'

Een tweede vraag is wat het verband is van RFS met autoritarisme en welke van de twee de betere voorspeller is. RFS blijkt (noot 14 van hoofdstuk 4, p. 149) 0.74 te correleren met autoritarisme (RWA). Beide variabelen meten dus voor een belangrijk deel hetzelfde.

Wie van de twee is dan het beste? Het blijkt dat autoritarisme (RWA) zaken als vijandigheid en bevooroordeeldheid beter voorspelt dan RFS. Autoritarisme is meer 'basic'. Altemeyer schrijft (op p. 112):
'The evidence indicates authoritarianism is more basic. The RWA scale correlates better than the Religious Fundamentalism scale does with acceptance of government injustices, hostility toward homosexuals, willingness to persecute whomever the government targets, and most other things.'

Dan de derde vraag. Welke variabele doet het beter: religieus fundamentalisme of religieuze bevooroordeeldheid? Het tweede deel van noot 14 (p. 149) geeft aan dat 'religieus etnocentrisme' een betere voorspeller van algemene bevooroordeeldheid is dan religieus fundamentalisme.

Conclusie: het soortenmodel wordt bevestigd. Bevooroordeeldheid is de centrale variabele waar het allemaal om draait. Autoritarisme en sociale dominantie lijken ook nu weer de twee basisvariabelen te zijn, die samen de mate van bevooroordeeldheid bepalen. Ook bij fundamentalistische gelovigen gaat het soortenmodel dus kennelijk op. Er is voorlopig geen reden om clubs van fundamentalistische gelovigen anders te zien dan als 'dodelijke vereniging'. Ze hebben dezelfde basisstructuur.

'Religieus fundamentalisme' is een duur woord, dat inderdaad meetbaar valt te maken, maar kennelijk weinig toevoegt. Ook bij fundamentalistische religies draait het om autoritarisme, sociale dominantie en is bevooroordeeldheid de centrale variabele die de 'dodelijke vereniging' bindt en structureert.

Anders geformuleerd: het geloof -- de gemeenschappelijke vooroordelen -- is wat de leden van de moordbrigade bindt. Het is niet de huidskleur, het is niet het ras, het is niet het uiterlijk, het is niet de kleding, het is niet de kleur van de ogen, maar het is het geloof -- dat wat je zegt -- dat bepaalt of je wel of niet lid bent van de 'dodelijke vereniging'.














Is orthodoxie een mythe?


In de Volkskrant van vandaag (vrijdag, 27 december 2019) draagt de column van Elma Drayer de intrigerende titel: Orthodoxie is een mythe.


Steeds vaker werken beide ouders buitenshuis bij 'orthodoxen'

Waar gaat de column over? De basis voor de stelling  van Drayer is het volgende. Zes jaar geleden hadden slechts 35% van de 'reformatorische' gezinnen met thuiswonende kinderen twee buitenshuis werkende ouders. Inmiddels is dat echter gestegen tot 54%. Dat ligt nog steeds onder het landelijk gemiddelde van 68%, maar is toch een belangrijke stijging.

Wat je dus denkt te zien, is dat het denken in gereformeerd reformatorische kring op dit punt in korte tijd belangrijk is veranderd.

In het bijgaande artikel in het Reformatorisch Dagblad concludeert sociologe Anneke Pons dan ook: 'Dit heeft niet zozeer te maken met secularisatie of wereldgelijkvormigheid, maar eenvoudig met het anders omgaan met tradities.' Pons ziet het verschil dus als een verschuiving in tradities. De gewoontes zijn veranderd.

Drayer schrijft in haar column vervolgens:
'Ik kon een kleine glimlach niet onderdrukken. Als je het mij vraagt laat dit onderzoek bovenal zien dat orthodoxie een mythe is. Zelfs onwrikbaar geachte bijbelse principes blijken op een dag wrikbaar, om de simpele reden dat bevindelijke christenen net zo gevoelig zijn voor de tijdgeest als u en ik. Wat ze zelf ook mogen beweren, cultuurveranderingen dringen er onherroepelijk door -- zij het met een vertraging van enige decennia.'


Is 'orthodoxie' een mythe?

Maar heeft Drayer gelijk? Is 'orthodoxie' inderdaad een mythe?

Wat is 'ortho-doxie' precies? Wanneer je het gaat nazoeken, betekent het eerst deel van dat woord 'recht' en het tweede deel 'mening'. Het gaat over de juiste mening hebben. Dat klinkt nogal aanvechtbaar.

Kennelijk vertaalt men om die reden het tweede deel vaak liever als 'leer'. Men camoufleert het subjectieve element en doet alsof het om objectieve, harde wetenschap gaat. In werkelijkheid gaat het echter slechts om een mening.

Wat we dus bedoelen met 'orthodoxe' christenen, zijn christenen die hun eigen mening als heilig zien. Zij hebben de juiste mening, alle andere meningen zijn fout. In de trant van: ik vind dit schilderij van Karel Appel geweldig, als jij iets anders denkt, deug je niet en moet je bestreden worden.

Maar wacht eens even! Wat heeft dat te maken met christendom? Waar we het over hebben, is het verabsoluteren van je eigen mening tot een absoluut dogma. Ik vind het en dus is het zo! Bij iedereen die anders denkt, moet de kop eraf!

Je zou dan verwachten dat je overal ter wereld, bij iedere religie, van dit soort fundamentalistische gelovigen hebt. Ze hebben geen argumenten, althans geen overtuigende, maar weten toch volstrekt zeker volledig gelijk te hebben.

Vandaag vind ik dat schilderij van Karel Appel helemaal top! Als je dat ook vindt, mag je blijven leven. Morgen is het misschien totaal anders. Dan denk ik misschien: weg met dat vreselijke schilderij! Of je past dan bliksemsnel je mening aan, of je kop moet er alsnog af.

Mensen -- en ook groepen -- kunnen om onduidelijke redenen van mening veranderen. Vandaag ben je stapel verliefd en morgen weet je zeker dat je moet scheiden. Dat is het fenomeen waar Drayer haar stelling op baseert.

In haar optiek zou 'ortho-doxie' een onveranderlijke mening moeten zijn. Een soort natuurwet. Maar in dat geval zou het niet gaan om een mening, maar om een feit. Het bijzondere van orthodoxie is echter juist, dat men een mening poneert als een absoluut dogma. Als een onbetwistbaar feit. 

Het probleem is dus niet, welke mening je precies hebt, maar het idee dat bij iedereen die het niet met je eens is, de kop eraf moet.

Wanneer je je eigen subjectieve mening als volstrekt heilig ziet en ook ziet als voldoende grond, om iedereen die anders denkt, een kopje kleiner te maken, dan hebben we het over discriminatie en agressie. Over ons versus hen. Het is: wij of zij!

Ik denk dus dat 'orthodoxie' geen mythe is, maar keiharde bevooroordeeldheid. Je kop verliezen, omdat je toevallig niet het juiste geloof bezit, is -- wanneer het gebeurt -- geen verzinsel, maar bittere realiteit.

Met 'orthodoxie' hebben we het in feite over de zooifactor. Zodra ergens rotzooi is, kun je er bijna vergif op innemen, dat de zooifactor aanwezig is. We hebben het over de basis van de 'dodelijke vereniging' (lethal union). We hebben het over de factor die de basis vormde van de Holocaust.









vrijdag 20 december 2019

De dodelijke vereniging: het klassieke systeem van discriminatie en agressie


Laatst bijgewerkt: 23-12-2019 om 0.31


Anorexia lijkt in sommige opzichten op een klassiek systeem van discriminatie en agressie. Maar wat bedoel ik met een 'klassiek' systeem van discriminatie en agressie?

Discriminatie en agressie vinden niet zo maar plaats. Wanneer je gevallen van discriminatie en agressie bestudeert, ga je structuren zien. Nu moet je met dat 'zien' van structuren natuurlijk oppassen. Het is gemakkelijk om iets te 'zien' dat er niet echt is.

Het basis-paradigma in het empirische discriminatie en agressie onderzoek is de Holocaust. Wie dat een te beladen term vindt, kan daar een willekeurige lynchpartij voor in de plaats stellen.

Hoe kwam het systeem dat de Holocaust produceerde tot stand? Hoe komt een lynchpartij tot stand? Hoe komt een mini-holocaust tot stand (de gerichte pogingen van een groep om een of meer mensen te beschadigen en zo mogelijk te vernietigen)?

Dit was de centrale vraag in het empirische discriminatie/agressie-onderzoek dat tijdens de Tweede Wereldoorlog begon. Geleidelijk aan werd duidelijk, hoe het systeem werkt. 


De dodelijke vereniging (lethal union) zoals Altemeyer die zag

Bob Altemeyer heeft het in The Authoritarians over 'lethal union'. Een dodelijke vereniging van mensen die strijd en geweld zien als een gratis ticket naar een prachtig leven.

Hij schrijft daarover op blz. 176 van zijn boek:
'This is now called the “lethal union” in this field of research. When social dominators are in the driver’s seat, and right-wing authoritarians stand at their beck and call, unethical things appear much more likely to happen. True, sufficiently skilled social dominators served by dedicated followers can make the trains run on time. But you have to worry about what the trains may be hauling when dominators call the shots and high RWAs do the shooting. The trains may be loaded with people crammed into boxcars heading for death camps.'
'And of course this lethal union is likely to develop in the real world. Authoritarian followers don’t usually try to become leaders. Instead they happily play subservient roles, and can be expected to especially enjoy working for social dominators, who will (you can bet your bottom dollar) take firm control of things, and who share many of the followers’ values and attitudes. The “connection” connects between these two opposites because they attract each other like the north and south poles of two magnets. The two can then become locked in a cyclonic death spiral that can take a whole nation down with them.'

Op het moment dat Altemeyer dat schreef (2006), realiseerde hij zich kennelijk wel de basis bestanddelen van het 'fascistische' systeem in handen te hebben, maar was nog niet helemaal duidelijk, hoe het systeem  precies werkte.

Wat op dat moment wel duidelijk was, was dat het ging om twee basisvariabelen die samen bevooroordeeldheid bepalen. Bevooroordeeldheid is het omarmen van allerhande vooroordelen. Deze maat geldt als standaard om geneigdheid tot discriminatie en agressie te meten.

De twee basisvariabelen van het systeem zijn autoritarisme en sociale dominantie. Autoritaristen zijn mensen die zich volledig onderwerpen aan de leider van een machtige groep en in diens opdracht geweld plegen en bereid zijn tot moorden. Sociaal-dominanten zijn mensen die ten koste van wat dan ook, de top van de sociale piramide willen bereiken.

Met die twee basisvariabelen is iets vreemds aan de hand. Ze zijn niet of slechts zwak gecorreleerd. Ze hangen niet of amper samen. Het zijn twee totaal verschillende eigenschappen. Een consequentie daarvan is dat er 'double-highs' bestaan. Mensen die hoog scoren op autoritarisme en op sociale dominantie. Zij zijn de perfecte volgeling/gelovige, maar willen ook ten koste van alles de Grote Leider worden.

In 2006 was Altemeyer er al van doordrongen dat 'double-highs' de ideale leiders zijn voor een terroristische groep. Een groep die zich niets aantrekt van wetten en normen en geweld adoreert.


Punten van de dodelijke vereniging die we sinds 2006 anders zijn gaan zien

Wat is er sinds 2006 bijgekomen?

Allereerst het soortenmodel. Wanneer je twee basis-variabelen hebt (zoals autoritarisme en sociale dominantie) en je splitst je proefpersonen in hoog en laag (bijvoorbeeld lager dan het gemiddelde en hoger), krijg je vier groepen. Dat wil zeggen: vier verschillende soorten mensen.

Maar op basis van wat we weten over autoritarisme en sociale dominantie kunnen we voorspellen wat er vervolgens gaat gebeuren. Er vormt zich een machtige groep die discriminatie en agressie hoog in het vaandel heeft staan.

Je krijgt spontaan een machtige groep die slachtoffers zoekt. Maar waar vind je die slachtoffers? De enige soort mensen die niet in de machtige groep zitten, zijn de 'double-lows'. De mensen die laag scoren op autoritarisme en sociale dominantie.

Het soortenmodel stelt dus dat je in een landbouw-samenleving altijd een machtige groep krijgt, die geneigd is bèta's (double-lows) te discrimineren, te vervolgen en uit te buiten.

Waarom wel in een 'landbouw-samenleving' en niet bij jagers/verzamelaars? Bij jager/verzamelaars valt met een machtige groep niets te halen. Een 'dodelijke vereniging' levert alleen een gemakkelijk leven op als er rijke voorraden aanwezig zijn. Doordat toekomstige oogsten altijd onzeker zijn, moet je als landbouwer altijd een royale voorraad aanhouden. Dat vormt echter de voedingsboden voor de machtige groep.

Een tweede doorbraak in de kennis over discriminatie/agressie volgde nadat Trump gekozen werd tot president. De centrale vraag in het onderzoek was oorspronkelijk: waarom lopen bepaalde mensen weg met iemand als Hitler? Welke variabele bepaalt het enthousiasme voor de strongman?

In eerste instantie was verondersteld dat dit autoritarisme moest zijn. Maar inmiddels was ook sociale dominantie als variabele op het toneel verschenen. Hoe zat het daar dan mee?

Na de verkiezing van Trump bleek dat het enthousiamse voor de strongman zowel voorspelt wordt door autoritarisme, als sociale dominantie. De strongman trekt via beide basis-variabelen. De consequentie is dat bevooroordeeldheid de centrale variabele is in de 'lethal union'.

Dit empirische resultaat loste ook een probleem in het soortenmodel op. Het was duidelijk dat de Grote Leider een kliek om zich heen verzamelde van andere alfa's (double-highs). Verder was duidelijk dat de 'gewone' volgelingen/gelovigen (die wel autoritaristisch zijn, maar niet sociaal dominant) de basis vormen voor de macht van de Grote Leider. Zij vormen het leger van de Heer.

Maar wat deden de sociaal-dominante niet-autoritaristen? Volgden ze de Grote Leider of moesten ze niets van die man hebben?

Dat punt was in eerste instantie een open vraag. Nadat gebleken was dat bevooroordeeldheid het enthousiasme voor de strongman bepaalt, was dit probleem opgelost. Sociaal-dominante niet-autoritaristen zijn extreem bevooroordeeld. Ze zoeken de strongman op. Niet gedreven door autoritarisme, maar gedreven door hun sociale dominantie.

Ik zal proberen kort het klassieke systeem van discriminatie en agressie te beschrijven op basis van wat we nu denken te weten. Hoe moeten we ons het klassieke systeem -- de dodelijke vereniging -- voorstellen? 


Een schets van verenigingen die discriminatie en agressie als middel van bestaan zien

De Grote Leider (een prediker, politicus of andere gangmaker) begint een opzwepend verhaal dat inhoudt dat er iets heel erg mis is en dat groot gevaar dreigt. Wanneer de menigte van volgelingen/gelovigen voldoende is opgezweept, wordt het huis van het slachtoffer bestormd, het slachtoffer naar buiten gesleurd en vermoord.

Er is een gangmaker (de alfa), die het vuile werk aan zijn ondergeschikten overlaat. Er is een grote groep volgelingen/gelovigen die blindelings de woorden van de gangmaker gelooft en volgt. En er zijn één of meer slachtoffers.

De motor die het geheel primair aandrijft, is de bezetenheid van de gangmaker (de alfa) om sociaal hogerop te komen. We meten die bezetenheid als sociale dominantie.

In tweede instantie begint de alfa natuurlijk niets zonder volgelingen/gelovigen. Wat drijft hen aan? Volgelingen/gelovigen (autoritaristen) zoeken veiligheid en een bestaan in de machtige groep en onderwerpen zich voor dat doel volledig en blindelings aan de leider(s) van die groep. We meten die onderwerpingsdrift als autoritarisme.

Voor het klassieke geval van discriminatie en agressie zijn dus mensen nodig die hoog scoren op de twee basisvariabelen: sociale dominantie en autoritarisme.

Voor de Grote Leider zijn er dan in theorie twee opties. Hij kan wel of niet autoritaristisch zijn. Het voordeel van een autoritaristische leider is echter dat die op precies dezelfde manier denkt als zijn volgelingen/gelovigen. Een autoritaristische leider heeft in dat opzicht dus een groot voordeel boven een niet autoritaristisch leider. Leiders scoren daardoor vaak hoog op sociale dominantie en autoritarisme. Het zijn 'double-highs' (alfa's).

De Grote Leider heeft echter ook niet-autoritaristen nodig. Mensen die helder kunnen denken en zaken voor elkaar weten te krijgen. Zijn generaals, zijn ministers, zijn 'men of action'. Sociaal-dominante niet-autoritaristen zoeken status en macht en worden daardoor tot de Grote Leider aangetrokken en zijn geknipt voor dit soort functies.

Wie zijn de ideale slachtoffers? Dat zijn mensen die laag in status zijn, met weinig macht, die afwijken van de groep. Voor de discriminerende groep is verder geen enkele bevolkingsgroep zo gevaarlijk als de mensen die laag scoren op sociale dominantie en autoritarisme. Deze bèta's (van origine boeren en ambachtslieden) zijn anders door hun objectieve denken en door hun motivatie.

Ze vormen voor de machtige groep niet alleen een bron van inkomsten, maar ook een gevaar, doordat zij helder kunnen denken. Iets dat de mensen in de machtige groep niet gegeven is.

Wat bindt de machtige groep? De centrale factor van het discriminerende systeem is bevooroordeeldheid: het geloof in ongefundeerde veronderstellingen. De mate van bevooroordeeldheid wordt vrijwel volledig bepaald door sociale dominantie en autoritarisme. Het gemeenschappelijke (irrationele) geloof is wat de discriminerende groep bindt. Dat is tegelijkertijd het criterium om onderscheid te maken met bèta's: zij missen die irrationele geloofsovertuiging.

De dodelijke vereniging heeft drie status-lagen. De hoogste laag, de elite, is de kliek rond de Grote Leider. Dit zijn in beginsel andere double-highs (alfa's) die wachten op hun kans de toppositie over te nemen. Ze zijn sociaal dominant en autoritaristisch.

De tweede laag zou je de middenstand kunnen noemen. Dit zijn de generaals, de uitvoerders van de Grote Leider. Dankzij deze mensen komen er dingen tot stand. Ze worden ook wel benoemd als 'men of action'. Ze zijn sociaal dominant en niet autoritaristisch.

De onderste laag in de machtige groep zijn de ware volgelingen/gelovigen. Ze vormen het leger van de Heer. Je zou dit ook het plebs kunnen noemen. Ze zijn autoritaristisch en niet sociaal dominant.

Dan zijn er de mensen die buiten de machtige groep vallen: de double-lows (bèta's). Mensen die niet autoritaristisch zijn en niet sociaal dominant. Vroeger waren dit boeren en ambachtslieden. Zij zijn de mensen die er -- vanuit de optiek van de machtige groep -- onder moeten worden gehouden, die vervolgd moeten worden, die gediscrimineerd moeten worden. Die de productie draaiende moeten houden.










Joint Fact Finding: feiten zoeken zonder werkelijkheid


Martijn Katan bericht in NRC van 14 en 15 december 20119 over een studie van het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL voert in opdracht van de regering een omvangrijke studie uit naar 'duurzame biomassa'.

Naar wat? Naar de duurzaamheid van biomassa. Klinkt goed, maar wat bedoelt men? Het probleem is dat de overheid in haar streven om van het gas af te gaan, dringend biomassa nodig heeft als brandstof. Zonder biomassa lukt het allemaal niet.

Verder is het mooie van biomassa dat de grote hoeveelheden CO2 die bij verbranding vrijkomen, niet meegeteld hoeven te worden. Op papier stoot je dus minder broeikasgas uit.

Katan was uitgenodigd voor de eerste vergadering, getiteld; Joint Fact Finding. Het doel van de vergadering blijkt echter niet te zijn het vaststellen van feiten. Het doel blijkt eerder te zijn: meningen te verkopen als feiten.

In de Achtergrondnotitie van de vergadering staat, dat alle visies legitiem zijn, er bestaat dus geen objectieve, eenduidig vast te stellen 'werkelijkheid'.

Bij de vergadering zijn vooral bedrijven en overheidsinstanties vertegenwoordigd en amper wetenschappers.

Katan schrijft: 'Ik vrees dan ook dat het rapport van deze Joint Fact Finding onze regering niet gaat confronteren met onaangename feiten, bijvoorbeeld dat hout meer CO2 uitstoot dan kolen. Hoe dan ook, ik heb mij eruit teruggetrokken.'

Je zou kunnen zeggen: het 'wetenschappelijke' rapport van het PBL dient als de fraaie vlag op de strontpraam. Met empirische wetenschap heeft het echter niets van doen.

Maar wat is 'empirische wetenschap'? Katan omschrijft het wel treffend: 'Topwetenschappers die een advies opstellen in hun vrije tijd en onbetaald zijn minder bang om een opdrachtgever op de tenen te trappen.'

De basis van 'empirische wetenschap' is dat je geen belang hebt, bij bepaalde uitkomsten. De basis is dat je wilt weten hoe de Natuur werkt.

De consequentie is dat iedere betaalde wetenschapper op dit punt doorgaans een probleem heeft. Je kunt niet en je broodheer dienen en de Wetenschap. Precies zoals Katan al min of meer stelde.










donderdag 19 december 2019

'Klimaatdrammer' en 'boomer' zeggen iets over de tijdgeest


In de Volkskrant van vandaag (donderdag, 19 december 2019) een waarneming over de tijdgeest. Ik ben zo vrij de ingezonden brief hier te laten volgen.

"Zowel klimaatdrammer als boomer zijn begrippen die meer zeggen over de afzender dan over de ontvanger. Men zegt dus, 'ik heb geen inhoudelijke argumenten, dus besluit ik maar om je uit te schelden'. Op de man spelen is op het voetbalveld goed voor een rode kaart. Dat wij in een tijd leven dat het acceptabel wordt gevonden om anderen weg te zetten, en dat scheldwoorden 'woord van het jaar' kunnen worden, zegt iets over de tijdgeest.
Reynier Pronk, Heemstede"

Schelden is de eerste fase van discriminatie/agressie. Het begint allemaal met schelden. Genocide begint met schelden. Wanneer we scheldwoorden openlijk gaan omarmen, voorspelt dat weinig goeds, helaas.

Je kunt het ook 'duurder' formuleren: het laat zien dat de zooifactor veel te hoog staat. Andere woorden voor 'zooifactor': bevooroordeeldheid, alfa-bètavariabele, enthousiasme voor de strongman.

Pronk leidt correct af, dat die scheldwoorden meer zeggen over de afzenders, dan over de mensen waarvoor ze bedoeld zijn.

Wat volgens mij echter niet klopt in zijn verhaal, is de veronderstelde redenering, die men zou hanteren. Mensen die schelden, hangen dus voor zichzelf niet een heel verhaal op, waarom ze het doen.

De reden: mensen die hoog op de zooifactor scoren, denken niet bewust. Hun handelen is gebaseerd op de automatische piloot, op hun emotionele systeem, op hun onderbuikgevoelens.

Wat psychologen noemen: systeem 1, het systeem van 'snel denken'. Een ongelukkige benaming, want het is wel 'babbelen', 'kletsen', maar geen 'denken'.







woensdag 18 december 2019

Anorexia V -- 'Münchhausen by proxy' is er wel, maar we zien het meestal niet


Laatst bijgewerkt: 19-12-2019 om 0.20


In mijn vorige blogpost toetste ik de stelling dat er in de omgeving van het anorexia-slachtoffer een alfa-persoonlijkheid (double high, iemand die hoog scoort op bevooroordeeldheid) aanwezig moet zijn. Voor die toetsing gebruikte ik de informatie in het NRC.next artikel: een interview met de ouders van Noa. De stelling had door de informatie volledig weerlegd kunnen worden, maar werd bevestigd.

Een tweede punt dat duidelijk werd, is dat anorexia onder het wijdere begrip 'Münchhausen by proxy' valt. De persoon of personen die het hongergedrag bij het slachtoffer, mogelijk onbedoeld en onbewust, bekrachtigen en daardoor veroorzaken, worden zelf bekrachtigd in hun rol en gedrag door de sociale aandacht die het lijden van het slachtoffer genereert.

Kunnen we nog meer leren van dit tragische gebeuren?


Is 'Münchhausen by proxy' zeldzaam?

Zijn dit soort voorvallen zeldzaam? Vaak zal men geneigd zijn te denken dat het hier om uitzonderlijke gevallen moet gaan. Ik ben daar niet zo zeker van. In mijn eigen kleine kennissenkring heb ik in ieder twee soortgelijke gevallen meegemaakt.

Een sociaal-dominante moeder die warrig dacht (autoritaristisch was) en vervolgens een noodsituatie dacht te signaleren. Vervolgens hulpverleners die zonder problemen op de rijdende trein springen, maar niets doen om de trein te stoppen. Trekken aan de noodrem zit als het ware niet in hun gedragsrepertoire.

Deze twee gevallen zijn niet zo dramatisch en snel afgelopen als dat van Noa, maar in beide gevallen zijn de levens van de twee betrokkenen in maatschappelijk opzicht vrijwel volledig verwoest. In één van de twee gevallen is ook de te verwachten levensduur -- op basis van wat uit onderzoek bekend is -- met bijna een kwart verkort.

Ik denk dus dat Münchhausen by proxy vaker voorkomt dan men zich realiseert. Valt dat te begrijpen? Waarom is het herkennen zo lastig?


Waarom is 'Münchhausen by proxy' herkennen zo lastig?

Je krijgt een moeder op je spreekuur, die zich zorgen maakt over haar kind. Op zich een volstrekt normale zaak, want normale moeders maken zich voortdurend zorgen over hun kinderen.

Maar deze moeder weet het heel zeker: haar kind heeft iets. Verder is het ook niet een moeder die je gemakkelijk met een praatje of een pilletje weer kunt geruststellen. Er moet actie worden ondernomen en wel onmiddellijk. Waag het niet het met haar oneens te zijn, want dan neemt ze verdergaande stappen.

Verder heeft deze moeder ook een charmante kant. Ze kan innemend zijn, als ze wil. Ze kan haar zaak goed bepleiten. Ze is goed van de tongriem gesneden. Op een of andere manier weet ze perfect je zwakke plek te vinden. Het punt waar je kwetsbaar bent. Waar het gat zit in je verdedigingssysteem.

Uiteindelijk geef je toe. Als deze moeder het beslist wil, oké, toe dan maar. Maar nu heb je een beslissing genomen, die je voor de buitenwereld moet verdedigen. Jij hebt je akkoord verklaard. Vanaf dit moment ben je niet langer de objectieve deskundige, maar een deskundige die voor de buitenwereld zijn beslissing moet verdedigen. Er is geen weg terug.

Dan is er een tweede probleem. Om te kunnen zien dat het probleem bij het kind veroorzaakt wordt door de moeder, moet je onbevangen naar de situatie kunnen kijken. Maar normaal volg je de boodschap van de moeder. Haar boodschap is: mijn kind heeft een probleem. De normale reactie is: het kind onderzoeken om na te gaan wat het probleem is.

Maar op dat moment heb je je denkkader al ingeperkt. Je hebt de veronderstelling dat het kind een probleem heeft, geaccepteerd. Een eenmaal geaccepteerde veronderstelling is voor mensen niet iets, dat ze nog eenvoudig ongedaan kunnen maken. Wat er ook gebeurt, wat er ook aan informatie boven tafel komt, je zult altijd geloven dat het kind een probleem heeft.

Dan is er een volgend probleem. Het foute idee wordt bevestigd. Bij anorexia bevestigt de toestand van het kind het idee dat het probleem bij het kind zit. Bij een depressie bevestigt het pakje afscheidsbrieven het idee dat het kind depressief is.

De kritische toehoorder zal echter iets vreemds signaleren. Stel dat het kind depressief is. Je zou dan verwachten dat het lusteloos is, weinig initiatief vertoont. Maar dit depressieve kind heeft een heel pak afscheidsbrieven geproduceerd! Was één afscheidsbrief niet voldoende? Waarom een heel pak?

Einstein merkte ooit op, dat als hij echt ongelijk had gehad, één wetenschapper ook wel voldoende was geweest om dat aan te tonen. Men had echter bijna 100 gebruikt. Dat waren er iets van 99 te veel.

Dan is er het probleem van het beïnvloedingsmechanisme. Hoe de dominante ouder invloed uitoefent op het kind, is normaal niet duidelijk. Mensen zijn niet vertrouwd met het mechanisme van gedragsbeïnvloeding door bekrachtiging. Wanneer je zelf  niet uitgebreid geëxperimenteerd hebt op dit gebied (kat, hond, jezelf, je kinderen, je vrouw) is de kracht van dit mechanisme moeilijk voorstelbaar.

Een ander punt. In de alfa-cultuur geldt de sociale norm dat je nooit mag tegen te spreken. Je mag wel reageren, je mag wel met een totaal ander verhaal komen, maar je mag nooit de juistheid van wat de ander beweert openlijk in twijfel trekken.

De standaard-reactie is opmerkingen van de ander te accepteren zoals ze zijn gedaan. Ze te verwerken via de automatische piloot. Je hoort ze, je beluistert ze en je haakt daarop in met een fraai, nieuwe verhaal. Maar op die manier wordt het uitgangspunt nooit ter discussie gesteld.

Het idee dat het probleem niet bij het kind zit, maar veroorzaakt wordt door de moeder, vereist een analytische persoonlijkheid. Iets van een bèta-persoonlijkheid. Men moet zelf voldoende laag scoren op bevooroordeeldheid. Men moet tegen de groepsdruk kunnen en durven ingaan.

Al deze punten suggereren dat we wel gevallen meemaken, maar die vervolgens niet herkennen als 'Münchhausen by proxy'.

De Nederlandse Wikipedia (hier) vermeldt voor Nederland een 60-tal officieel herkende gevallen per jaar. Volgens een door hen geciteerde deskundige is het in werkelijkheid wel 10 keer zo veel. Dat brengt het aantal gevallen op een 600 per jaar. Het zou mij persoonlijk niet verbazen als ook die schatting nog veel te laag is.


Men bezoekt een hele reeks specialisten

De Wikipedia geeft drie belangrijke aanvullingen op mijn verhaal. Mensen die aan Münchhausen by proxy leiden, bezoeken vaak een hele reeks specialisten. Ze voelen zich vermoedelijk snel niet voldoende serieus genomen of zijn kwaad dat ze niet volledig hun zin krijgen en stappen dan naar een volgende hulpverlener. Ook bij de ouders van Noa was dat het geval. Doordat men een veelheid van hulpverleners bezoekt, heeft niemand van die hulpverleners meer overzicht over het volledige dossier. Iedereen ziet slechts een stukje van het totaal.

De Wikipedia formuleert het zo:
'Een complicerende factor hierbij is, dat de arts of dierenarts vaak niet de enige is die meermalen geconfronteerd wordt met de steeds chronisch ziek blijvende persoon/het huisdier, doordat de lijder aan het syndroom vaak meer medici en hulpverleners bezoekt. Daardoor raakt de dossieropbouw gefragmenteerd.'


Men stemt te gemakkelijk in met belastende behandelingen

Een tweede punt waar de Wikipedia op wijst, is hoe personen die lijden aan Münchhausen by proxy herkend kunnen worden. Ze stemmen veel te gemakkelijk toe met allerhande belastende en gevaarlijke behandelingen van hun kind.

De Wikipedia formuleert dit zo:
'Voor de herkenning van het syndroom is het belangrijk alert te zijn op een al te "gewillige" moeder die zonder protesten telkenmale haar kind voor belastende of pijnlijke medische verrichtingen aan de medici ter beschikking stelt.'


Geen enkele evidentie kan het heilige geloof aantasten

Het derde punt dat Wikipedia toevoegt, is dit:
'Daarnaast is een karakteristiek element van lijders aan dit syndroom, dat ze altijd zullen blijven ontkennen, zelfs als ze direct worden geconfronteerd met bewijs tegen hen (zoals filmbeelden).'

Dit laatste punt bevestigt dat het om mensen gaat met een bepaalde persoonlijkheid. Je kunt immers op die video-opnames op twee totaal verschillende manieren reageren. Je kunt zeggen: oké, inderdaad, ik ben op heterdaad betrapt. Je kunt ook komen met een totaal wild verhaal als: ja, maar dat ben ik helemaal niet.

Verder weten we via wat er bekend is over alfa-persoonlijkheden (double-highs) dat die vrijwel nooit uit hun rol vallen. Het verhaal van Agamemnon in het gelijknamige drama kan men daarbij als voorbeeld aanhouden. Nadat hij zijn dochter geofferd heeft, moet hij dat natuurlijk zijn vrouw vertellen. Het verhaal wordt dan: onze dochter heeft zichzelf vrijwillig geofferd om het land te redden en is nu bij de Goden in de hemel. Een prachtig verhaal, maar of je het helemaal mag geloven, is de vraag.

Dit derde punt bevestigt dat lijders aan 'Münchhausen by proxy' een alfa-persoonlijkheid hebben (double-high zijn). Ze laten zich door feitelijke informatie niet uit het veld slaan. Ze hebben een bepaald idee in hun hoofd en blijven dat idee uitdragen. Het zijn predikers, 'men of words'.













donderdag 12 december 2019

Anorexia IV: de dood van Noa


Laatst bijgewerkt: 13-12-2019 om 23.59


Ik begon mijn vorige blogpost door een artikel in NRC.next over de dood van Noa. Er werd verondersteld dat zij leed aan 'anorexia'. Het artikel droeg de titel: Noa wilde niet dood, ze wilde rust. Het stond op dinsdag 10 december 2019 in de krant. Het is een interview met haar ouders, dat opgeschreven is door Anne-Martijn van der Kaaden.


Anorexia, Münchhausen by Proxy en de alfa-persoonlijkheid

Wanneer je 'anorexia' gedragspsychologisch bekijkt, dan wordt het hongergedrag aangeleerd, in stand gehouden en bekrachtigd door de sociale omgeving van het slachtoffer (hier). Mensen reageren echter niet allemaal gelijk op een kind, dat zijn eten weigert.

Het lijkt plausibel dat het moet gaan om een sociaal-dominant persoon, die ongecontroleerd 'denkt'. Met andere woorden: die 'babbelt'. De persoon is dus niet alleen sociaal-dominant, maar ook autoritaristisch.

Mensen met die twee eigenschappen hebben echter nog een derde eigenschap, die veroorzaakt wordt door de eerste twee: ze zijn uiterst bevooroordeeld. Ze omarmen de meest extreme vooroordelen. Dat betekent nog iets: ze zijn extreem agressief. Ze zien de wereld als een voortdurende strijd waarbij het erom gaat te winnen. In het kader van die strijd is niets te gek (hier).

Je krijgt dan de situatie dat iemand in de omgeving van het kind door hun bekrachtiging met aandacht 'psychische signalen en symptomen' veroorzaakt, in stand houdt en in sterkte doet toenemen. Maar dat is precies de omschrijving van 'Münchhausen by Proxy'.

Wanneer je de stelling uit mijn tweede blog over anorexia dus wat ruimer trekt, zou je verwachten dat we in geval van 'Münchhausen by Proxy' op zoek moeten naar een persoon met een alfa-persoonlijkheid: sociaal dominant, autoritaristisch en extreem bevooroordeeld (hier).

Maar klopt mijn verhaal? Het artikel in NRC.next gaf een gelegenheid mijn idee te testen. Het voert hier te ver om alle punten die ik in het artikel heb aangestreept, te behandelen. De reeks is bijna eindeloos.


Een somber portret

Het artikel begint met een somber portret van Noa in de woonkamer. Waarom hang je een 'somber' portret op van je overleden dochter? Wel, dat was hoe Noa zich voelde. Oké, maar dat verplicht jou nog niet om een somber portret van haar op te hangen.

Het sombere portret van Noa vertelt iets over haar sociale omgeving. Een somber portret van je overleden dochter communiceert naar de bezoeker in de woonkamer toe: erg, hè! Zijn wij niet zwaar getroffen?

De verbale reactie, 'omdat Noa zich zo voelde', vertelt nog iets. Allereerst is hoe zij zich voelde, niet relevant voor het wel of niet ophangen van die plaat. Haar sociale omgeving denkt dus niet rationeel, maar irrationeel. Het laat zien, dat men een grote rol toekent aan gevoelens.

Op het portret van Noa, met die sombere uitstraling, zijn littekens te zien, kennelijk van verwondingen die Noa zichzelf toebracht. Wie zijn slimme idee is dat?

Het blijkt dat de fotosessie het idee van Noa was. Maar een kind komt in de praktijk niet zo maar op zo'n idee. Noa verwachtte dus met haar fotosessie een bepaald sociaal effect te bereiken. Het moest dramatisch overkomen.

Je laat als ouders je kind zo fotograferen dat ze een sombere uitstraling heeft, dat haar littekens zichtbaar zijn en je hangt vervolgens dat portret pontificaal in de woonkamer. Voer je als ouders een publiciteitscampagne met de strekking: Noa is heel erg ziek?

Hoe noemt Noa haar littekens? Die noemt ze 'oorlogswonden'! Niemand in de sociale omgeving die even op de rem trapt, vraagt of ze wel goed snik is. Nee, het moet allemaal maar kunnen. Het klinkt dramatisch, dus dan is het helemaal oké.


Anorexia: de 'ziekte' die Noa fataal werd

Wat waren de veronderstelde kwalen van Noa? De ouders van Nora formuleren het belangrijk stelliger. Noa leed aan: posttraumatische stressstoornis (PTSS), anorexia en depressie. Je bent zeventien en je lijdt aan een heel reeks 'ziektes'? Ik kan me voorstellen dat je één van die drie kwalen hebt, maar alle drie? Is dat niet wat veel tegelijk?

Hoe weten haar ouders dat eigenlijk allemaal zo zeker? Het probleem met die drie 'ziektes' is dat het geen echte ziektes zijn, maar labels die je baseert op het gedrag van de betrokkene. Wat was er dan precies zo fout aan het gedrag van Noa? Je krijgt de indruk dat de labels hier gehanteerd zijn als een soort sociaal commando. Attentie: Noa heeft PTSS en dat is heel erg!

Stel dat Noa PTSS had. Psychische trauma's -- vreselijke dingen die je meemaakt -- horen bij het leven en laten altijd hun sporen na. Maar PTSS valt prima te behandelen, zeker bij iemand die zo slim was als Nora. Voor 'depressies' geldt precies hetzelfde.

Die twee zaken kunnen de dood van Nora dus niet verklaren. Blijft over die anorexia. Kennelijk is ze  aan anorexia overleden. Iets dat heel goed mogelijk is. Maar in het geval van 'anorexia' moet er in de sociale omgeving van het slachtoffer op zijn minst één persoon zitten, die het hongergedrag -- bewust of onbewust -- in stand houdt en bekrachtigt.


Het begin van de rit naar de dood

Hoe is dat hongergedrag eigenlijk begonnen? In het geval van Noa is het begonnen op 27 januari 2016. Haar moeder vond bij het opruimen van haar kamer een stapeltje afscheidsbrieven. Wacht even. Noa zou de maandag voordat het artikel in de NRC verscheen, 18 geworden zijn. Op het moment dat alles begon, was ze dus net 14.

Je hebt een intelligente dochter die op het VWO zit, maar die op die leeftijd haar eigen kamer nog niet kan schoonhouden? En je vindt een stapeltje brieven op haar kamer, dat je vervolgens onmiddellijk gaat zitten lezen? De moeder houdt er kennelijk flexibele normen op na.

Dat betekent ook dat die brieven niet bij toeval door de moeder gevonden werden. Noa kende haar moeder natuurlijk wel wat en verwachtte een groot en dramatisch effect. Dat kwam ook inderdaad. Wat ze natuurlijk niet voorzag, was dat dat effect uiteindelijk tot haar dood zou leiden.

Op het moment dat de brieven gevonden worden, gaat het echter met Noa nog prima. Ze loopt lachend met haar vriendinnen over het schoolplein. Zij vermaakt zich goed.

Je zou denken: niets aan de hand. Maar dan vergis je je. De vader: 'Je snapt er niets van.' Inderdaad, heftig: je wilt graag het gedrag van je kind begrijpen, maar hoe je dat ook probeert, het lukt je niet.

De moeder: 'Je denkt: dit is een droom, ik ben in een slechte film beland.' Met Noa is dus op dat moment nog steeds niets mis, maar met haar ouders lijkt op dat moment heel veel mis te zijn. Ze zijn door de vondst helemaal de kluts kwijt.

Het artikel beschrijft dit met: 'Het was alsof ze vanaf dat moment in een sneltrein stapten die niet meer stopte. Noa blijkt een depressie te hebben, ze ontwikkelt een eetstoornis.'

Het ene moment loopt Noa nog lachend over het schoolplein, het volgende moment weten haar ouders zeker: er is van alles mis met haar.

Maar waar is die absolute zekerheid op gebaseerd? Niet op harde feiten. Natuurlijk zijn die brieven er. Maar het is je kind, als ouders is het dus zaak verstandig te reageren en niet in het wilde weg maar wat te gaan doen. In eerste instantie moet je in zo'n geval natuurlijk helemaal niets doen. Je behoort die brieven niet eens gezien en gelezen te hebben.

Als je het verhaal van de ouders volgt, lijkt het probleem dus duidelijk niet bij Nora vandaan te komen. Nora loopt opgewekt lachend over het schoolplein. Maar haar ouders reageren vervolgens als de anekdotische motorbootvaarder, die zodra hij denkt in een moeilijke situatie te zitten, de ogen stijf dicht knijpt en vol gas vooruit geeft.


De daders

Hebben de ouders dit alleen gedaan? Nee, dat denk ik niet. Ze hebben de trein in beweging gezet. Ze zijn op de locomotief geklommen, waarna het enorme gevaarte langzaam begon te rollen en vervolgens steeds sneller ging rijden.

Wie werkten er verder nog mee aan deze fatale afloop? Op 27 januari 2016 vond de moeder een stapeltje afscheidsbrieven en was Noa nog volledig in orde. Op 2 juni 2019 was ze dood. Hoe krijg je een jong, gezond meisje in drie en een half jaar dood?

Het artikel volgend, is dat onmiskenbaar. De ouders hebben hulpverleners ingeschakeld, die hun waan bekrachtigd moeten hebben. Er was van alles mis met Nora! Dat werd het heersende geloof in de sociale groep om Noa heen.

Dat geloof werd vervolgens vertaald in een eindeloze reeks onzinnige en overbodige opnames, die het probleem -- dat er niet was -- veranderden in levensgevaarlijk gedrag en dat gevaarlijke gedrag vervolgens ook nog eens gingen bekrachtigen.


Conclusie

Bij anorexia moet er een factor in de sociale omgeving aanwezig zijn, die het hongergedrag bekrachtigt. Maar waarom zou je hongergedrag bij iemand anders bekrachtigen?

Die behoefte heb je alleen als je sociaal-dominant bent. Verder moet je ook warrig denken, anders realiseer je je dat je helemaal verkeerd bezig bent. Met andere woorden: je bent autoritaristisch (irrationeel gelovig).

Wanneer je hoog scoort op die twee meetbare eigenschappen, betekent dat, dat je extreem bevooroordeeld bent. Je omarmt ieder extreem vooroordeel en gerucht dat sociaal goed valt. Ongeacht of het klopt met de harde werkelijkheid of niet.

Noa overleed aan het door haar omgeving aangeleerde en bekrachtigde hongergedrag. Als de theorie  tot zover klopt, moeten er dus in haar sociale omgeving mensen gezeten hebben die extreem bevooroordeeld waren.

Als je voor een gezonde dochter drie ziektebeelden veronderstelt en die vervolgens zonder harde evidentie als vaststaande feiten accepteert, dan ben je qua bevooroordeeldheid behoorlijk ver heen.

Er is een tweede punt dat de bevooroordeeldheid van de ouders verder bevestigt. Stel Noa had echt iets. In dat geval zoek je natuurlijk een oplossing voor dat probleem. Maar is die oplossing er echt?

Stel je zit in A en je wilt naar B. Wanneer je dan in het wilde weg maar wat gaat doen, kom je tenslotte ergens uit waar je helemaal niet wilt zijn. Je eindigt misschien in Z. Iets dat in dit geval inderdaad gebeurde.

Waar ik op doel is het onbegrensde vertrouwen van de ouders in de hulpverlening. In het artikel staat: 'Het is het begin van een eindeloze reeks opnames en behandelingen.'

Men doet dus alsof een opname geen enkel kwaad kan, terwijl de realiteit natuurlijk precies het tegenovergestelde is. Je kunt de patiënt altijd opereren, maar als je in het wilde weg gaat opereren, is de patiënt snel dood.


Een extra check

Dan is er nog een simpele check, die je kunt uitvoeren. Wat doet een alfa-persoonlijkheid (double-high) in de praktijk? Alfa's hebben een boodschap voor de wereld en dragen die met kracht en overtuiging uit. Daarbij gaat het niet om de (feitelijke) juistheid van de boodschap, maar om de emotionele lading van het verhaal. Het uiteindelijke doel is populariteit, status en macht. Om die reden staan alfa's ook wel bekend als 'men of words'.

De krant schrijft: 'Maandag, de dag nadat Noa achttien jaar zou zijn geworden, zat [de moeder] aan tafel bij Pauw.' Het interview met de ouders stond op dinsdag in de krant. De moeder: '''We hebben een verhaal te vertellen waarvan we hopen dat ervan wordt geleerd en dat er iets verandert.'"


Moraal

Wat kunnen we leren van haar verhaal? Sociaal-dominante gelovigen (mensen met een alfa-persoonlijkheid, double-highs, men of words) zijn extreem gevaarlijke mensen, ook voor hun eigen kinderen.

Strikt genomen, is dat niet echt iets nieuws. Aan de ene kant klopt het met wat bekend is uit het empirische discriminatie-agressie onderzoek. Aan de andere kant waren ook de oude Grieken al bekend met het verschijnsel. Een echte koning doet over een dochter meer of minder niet moeilijk. Agamemnon offert in het gelijknamige drama -- na enig geweeklaag -- zonder aarzelen zijn dochter Iphigenia, want voor hem gaat het overwinnen van Troje boven alles.

Mijn veronderstelling was dat er in gevallen van anorexia en Münchhausen by Proxy een alfa-persoonlijkheid (double-high) aanwezig moet zijn. De informatie in het interview met de ouders van Noa bevestigt dat.
















woensdag 11 december 2019

Anorexia III: anorexia en Münchhausen by Proxy


Laatst aangepast: 12-12-2019 om 1.04


In de NRC.next kom ik vandaag (10 december 2019) een groot verhaal tegen over de dood van Noa. Het is een interview met de ouders van Noa. Noa overleed op 2 juni, een paar dagen nadat ze gestopt was met eten en drinken. Er werd verondersteld dat ze 'anorexia' had.


Meer aandacht voor anorexia leidt tot meer overbodige anorexia-doden

Ik schreef op deze blog eerder over anorexia (hier en hier). Mijn eerste blogpost was een reactie op het kabinetsplan om dit soort problemen -- nadat men de snelheid op de autoweg teruggebracht had naar 100 -- voortvarend aan te pakken.

Die twee zaken lijken misschien ongerelateerd, maar politiek is nu eenmaal een bedrijf waar alles draait om beeldvorming en kordaat optreden. Wanneer je op het ene punt bakzeil moet halen, is het logisch dat je iets anders zoekt om je daadkracht te tonen.

De strekking van mijn reactie was dat die actie op termijn vrijwel zeker tot nog belangrijk meer overbodige anorexia-doden zal leiden. Een resultaat waar we mijns inziens niet blij mee hoeven te zijn.

De reden om dat te denken, is dat 'anorexia' niet een ziekte is, maar gedrag. Dat betekent dat het de normale gedragswetten volgt. Het stuk van de psychologie dat al iets van honderd jaar oud is en staat als een huis. Wat in de natuurkunde de zwaartekracht-theorie van Newton is, is de behavioristische gedragspsychologie in de psychologie. Geen enkel stuk psychologie is zo solide onderbouwd als de gedragsanalyse.

Het vreemde is echter dat die kennis nogal weggezakt, lijkt te zijn. Als je tegen de gemiddelde psycholoog over gedragsanalyse begint, kijkt hij je glazig aan en draait hij zich vervolgens om. Dat is zijn taal niet, dat is zijn ding niet.

Ik denk dat ook wel te kunnen verklaren. Ooit lang geleden had ik een discussie met collega's. Ze vonden de gedragsanalyse helemaal niets. Maar, wierp ik tegen, het voorspelt wel voortdurend precies wat er gebeurt. Ja, vonden ze, dat is misschien wel zo, maar daar gaat het niet om. Die theorie voelt niet goed. Het is een vreemde manier van denken. Wij vinden die behavioristische gedragsanalyse helemaal niet tof.

Ik kon op dat moment hun reactie niet goed plaatsen. Als empirisch wetenschapper zoek je een theorie die correct voorspelt. Niet een theorie die je 'lekker' vindt. Maar mijn collega's dachten op dit punt dus duidelijk totaal anders over wetenschap dan ik.

Nu denk ik die reacties wel te kunnen plaatsen. Mensen hanteren twee systemen om waarheid vast te stellen. Mensen in de alfa-cultuur voelen waarheid. Als de theorie in de mode is, als ze goed voelt, als andere mensen die theorie ook geloven, als autoriteiten hun vertellen dat het zo is, dan voelt de theorie goed. Het gevoel vertelt, dat het zo moet zijn. Het positieve gevoel dat de theorie oproept, betekent dat de theorie waar moet zijn.

Bèta's stellen waarheid vast door te kijken of de theorie klopt met de bekende feiten, met de bekende waarnemingen. Einstein bedacht een uiterst vreemde theorie, maar het was wel een theorie die correct voorspelde. Dankzij die vreemde manier van denken werkt onze TomTom.

Terug naar anorexia. Bij 'anorexia' gaat het om gedrag. Om gedrag te begrijpen, moet je bij een goede gedragspsycholoog zijn. Maar die zijn schaars, want gedragsanalyse vereist een vreemde manier van denken, die je wel hebt als bèta, maar niet als alfa. Veel psychologen willen graag mensen helpen, dat betekent in de praktijk dat ze doorgaans 'alfa' zijn. Zo'n uitspraak is niet de manier waarop een bèta denkt.

Hoe ziet de gedragspsycholoog anorexia? Natuurlijk als gedrag. Maar waar komt dat gedrag vandaan? Wat is de oorzaak? Op dit punt weten we iets: in bepaalde culturen komt het niet voor. Het is dus een cultureel iets. De omgeving werkt in op iemand.

Gedragspsychologisch gezien, is dat niet zo vreemd. Mensen zijn extreem gevoelig voor hun sociale omgeving. Aandacht is een bekende en krachtige bekrachtiger ('reinforcer'). Wanneer de omgeving dus maar reageert op bepaald gedrag, zal dat gedrag in frequentie en sterkte toenemen. Je mag dat helemaal verkeerd vinden, maar dat is hoe de Natuur in elkaar zit. Of beter geformuleerd: hoe de mens in elkaar zit (en vrijwel alle andere dieren).

Wanneer je dus allemaal instituten opricht om anorexia te behandelen, levert dat nog meer foute aandacht op en krijg je nog meer overbodige doden. Zo simpel zit de werkelijkheid soms in elkaar.


De mensen die anorexia veroorzaken en bekrachtigen scoren hoog op bevooroordeeldheid

Naar aanleiding van mijn stuk, dat ik naar de krant stuurde, kreeg ik enkele reacties. Dat resulteerde in mijn tweede blogpost over anorexia.

Eén reactie bevestigde vrijwel letterlijk mijn verhaal. Een dominante moeder had zich verantwoordelijk gevoeld voor het slechte eten van haar zoon. Daarna was er een lange keten van diepe ellende en extreme behandelingen gevolgd, waardoor het slachtoffer nu -- heel veel jaren verder -- nog steeds zwaar getraumatiseerd leek.

Een tweede reactie wist zeker dat ik het volledig verkeerd zag, suggereerde dat ik me als 'psycholoog' schandelijk gedroeg en maakte melding van een zus die al vele jaren met anorexia kampte. Kennelijk was de behandeling niet erg effectief, dacht ik, maar de briefschrijver leek zichzelf dat niet zo te realiseren.

De tweede reactie bevestigde, volledig onbedoeld, ook mijn verhaal. De briefschrijver wist alles absoluut zeker, had een hele 'theorie' over anorexia, maar niet gebaseerd op enige harde data. Mijn stelling echter dat er iemand moest zijn in de sociale omgeving die het hongergedrag bekrachtigde met aandacht, paste de briefschrijver als een nauwsluitende handschoen.

De reacties op mijn stuk brachten bij mij een idee naar de oppervlakte, dat ik al langer koesterde. Anorexia wordt veroorzaakt door één of meer personen in de sociale omgeving die het hongergedrag bekrachtigen. Wanneer die bekrachtiging lang genoeg duurt en voldoende effectief is, zal dat tenslotte lijden tot de hongerdood. Maar wat voor persoon?

Op grond van de reacties die ik gekregen had, op grond van mijn eigen ervaringen als 'anorexia-geval' en op grond van wat we (de lezers van deze blog) inmiddels weten over de zooifactor -- en dat is heel veel -- leek het onmiskenbaar dat het bijna altijd om een 'alfa' moet gaan. Iemand die hoog scoort op autoritarisme, sociale dominantie en daardoor extreem bevooroordeeld is en denkt.

Tot zover de inhoud van mijn tweede post over anorexia. Realiseer je even wat dit betekent. Voor gedragspsychologen is duidelijk: dat anorexia-gedrag komt niet uit de lucht vallen, er moet op zijn minst één iemand in de sociale omgeving zitten, die dat hongergedrag bekrachtigt met aandacht.

Maar nu ging het niet langer om een willekeurig 'iemand', maar om een persoon met een specifieke persoonlijkheid. Eerst waren we als het ware op zoek naar 'iets' in de sociale omgeving, nu hadden we een duidelijk plaatje hoe die persoon er qua persoonlijkheid precies moest uitzien.

Het is iemand die niet twijfelt aan het eigen oordeel. Iemand die zaken volstrekt zeker weet, maar in werkelijkheid zijn praatjes baseert op gebakken lucht en populaire vooroordelen. Het is iemand die naar A wil en dan vaak in Z uitkomt. Het is iemand met een grote overredingskracht. Iemand die volstrekt warrig denkt. En het is iemand die extreem gevoelig is voor sociale aandacht.


Anorexia en 'Münchhausen by Proxy'

Ik moest denken aan 'Münchhausen by Proxy'. Je hebt iemand in de sociale omgeving van een kind die zichzelf als verantwoordelijk ziet voor het eetgedrag van dat kind. Meestal: een dominante moeder. En het is iemand die de heldenrol, de rol van 'redder des Vaderlands' niet kan weerstaan. Of die geniet van de aandacht die het drama oproept.

Is dat denken aan 'Münchhausen by Proxy' terecht? De omschrijving die ik op internet vind (hier), luidt: 'Kenmerkend voor het münchhausen-by-proxysyndroom is dat de plegers bij een kind fysieke of psychische signalen of symptomen voorwenden of een verwonding of ziekte veroorzaken of verergeren.'

Ik vind dat praten over 'plegers' wat overtrokken. Je maakt dan stilzwijgend de veronderstelling dat het om bewust gedrag zou gaan. Op grond van wat we weten, is daar eigenlijk geen sprake van. Alfa's gedragen zich wel, maar overzien hun eigen gedrag niet. Hun gedrag wordt gestuurd door de sociale omgeving. Het gevolg is dat ze normaal zich niet bewust zijn, wat ze precies aan het doen zijn.

Hun bewuste, gerichte, kritische denken is -- voor zover we weten -- uitgeschakeld. Ze zijn als ware een beetje: 'dement', maar daarom niet minder gevaarlijk. Alfa-persoonlijkheden (double-highs) staan bekend als de gevaarlijkste mensen die er op Gods aardbodem rondlopen. Ze scoren maximaal op bevooroordeeldheid, de standaard maat voor agressie.

Als je die omschrijving van 'Münchhausen by Proxy' verder volgt, gaat het er dus om dat bepaalde personen bij een kind 'psychische signalen of symptomen' veroorzaken of verergeren.

Ik beschreef 'anorexia' eerder als hongergedrag dat tot stand komt door één of meer personen in de sociale omgeving van het kind, die dat gedrag -- onbewust en onbedoeld misschien -- bekrachtigen. Maar dat kun je dus ook bestempelen als: 'Münchhausen by Proxy'.

Maakt dat uit? Ik denk van wel. Psychiaters hebben door hun opleiding vaak slechts een beperkte kennis van gedragspsychologie. Dat is nu eenmaal iets waar we die schaarse gedragspsychologen voor hebben. Dat psychiaters met een anorexia-geval de mist ingaan, kun je ze dus misschien niet al te zeer kwalijk nemen.

Maar als de naam van het beestje verandert in 'Münchhausen by Proxy' dan is dat iets, waar iedere psychiater van gehoord heeft. Met andere woorden: men krijgt een anorexia-geval voorgeschoteld, maar niemand van de hooggeleerde 'collega's' komt op het idee: wacht eens even, is dit geen 'Münchhausen by Proxy'? Triest, maar het is niet anders.

Er is echter nog een tweede gevolg. Als mijn verhaal over anorexia in feite een verhaal is over 'Münchhausen by Proxy' dan moeten de conclusies uit mijn verhaal natuurlijk ook kloppen voor Münchhausen by Proxy.

Met andere woorden: dan weten we vrij precies naar wat voor soort mensen we in de omgeving van het slachtoffer moeten zoeken als we het over 'Münchhausen by Proxy' hebben. We hebben in dat geval een nauwkeurig plaatje van de persoonlijkheid van de 'dader'. Het moet gaan -- zou je verwachten -- om minstens één typische alfa-persoonlijkheid. Om een persoon die autoritaristisch is, sociaal-dominant en extreem bevooroordeeld.



















zondag 8 december 2019

Twee manieren om dementie te bestrijden



Wat is 'dementie'? De duidelijkste definitie vind ik op de site van Alzheimer Nederland (hier). De omschrijving nog wat inkortend, krijg ik:
Dementie is dat de hersenen informatie niet meer goed verwerken.

Onze hersenen zijn als het ware de computer van de zelf-rijdende auto. Onze zintuigen leveren informatie over de wereld, via zenuwen gaat die het brein in, dat verwerkt de input en bewerkt die tot een output. De output gaat vervolgens via andere zenuwen naar de emotie regulerende klieren en naar de spieren, waarmee we bewegen en in wezen ook gericht, kritisch denken.

Wanneer er iets mis is met de computer, merk je dat aan de output. Ons gedrag is niet meer, wat het zou moeten zijn. We maken vergissingen, we vergeten dingen die we nog zouden moeten weten, we hebben onszelf minder goed in de hand, we weten niet meer waar we precies zijn, we kunnen de weg niet meer vinden, we kunnen niet meer op het juiste woord komen, maken taalfoutjes waar we die vroeger niet maakten en ga zo maar door.

Andere woorden voor 'dementie' zijn 'geestelijke aftakeling' en 'kindsheid'. Mensen die dement zijn, worden geestelijk weer als kinderen. Ze missen het overzicht en moeten verzorgd worden.

Wanneer ons brein binnenkomende informatie niet meer goed verwerkt, kunnen we dat dus in beginsel op twee niveau's merken. Op het eerste niveau reageren we op de binnenkomende informatie via het automatisch werkende emotionele systeem. Dit systeem wordt bij dementie pas het laatst aangetast.

Pavlov heeft dat ooit experimenteel keurig en knap uitgezocht, hoe het emotionele systeem precies werkt. Die kennis lijkt tegenwoordig nogal weggezakt te zijn, maar is in werkelijkheid uiterst belangrijk. Het staat bekend als 'klassieke conditionering'.

Op het tweede niveau reageren we op de binnenkomende informatie met bewust gedrag of we reageren niet. Het gerichte, kritische denken (systeem 2, traag denken) hoort hierbij. Maar ook zaken als wandelen, fietsen, joggen, dansen vormen allemaal operant gedrag en vallen onder systeem 2.

Hoe systeem 2 werkt, is blootgelegd door B.F. Skinner. De basis van het systeem staat bekend als 'operante conditionering'. Ook deze kennis is al weer oud (ongeveer 1950) en vaak onbekend. Waarom zou je zaken willen weten, als je met wat geblaat toch wel eten in je bekje gestopt krijgt?

Nu heb ik geen onderzoek gedaan naar dementie. Maar als wat wij weten, klopt, zou je verwachten dat dementie in ieder geval op twee manieren bestreden kan worden. Allereerst is bewust bewegen iets dat het tegenwerkt.

Denk aan zaken als lopen, wandelen, fietsen, hollen, joggen, yoga, ballet, dansen, gymnastiek, zingen, muziek maken, klussen, tuinieren, een dagboek bijhouden (maar dan wel liefst zakelijk, beschrijvend), schrijven (liefst feitelijk en zakelijk, liever niet emoties versterkend).

Ten tweede moet je het rationele denken (denken gevolgd door harde feedback) oefenen en versterken. Dat kan soms heel simpel: speel een computerspelletje. Of ga bloggen over iets. Bijvoorbeeld wat je in de krant leest. Probeer actief concrete problemen op te lossen.

Die twee simpele, concrete aanbevelingen hoorde ik tot nu toe nog niet van de 'expert' op dementiegebied (Van der Plaats), terwijl ze toch niet zo moeilijk lijken te zijn. Verder lijkt er ook nog empirische ondersteuning voor te bestaan. Als 'expert' zou je dat misschien toch moeten weten.







De meeste mensen zijn dement


In de Volkskrant vandaag een prachtig verhaal over dementie. Eigenlijk: over een expert in dementie. De titel van het verhaal: De expert in dementie is zelf getroffen. En natuurlijk door: dementie.

Het verhaal is bijna zo mooi, dat je je begint af te vragen -- ik heb een achterdochtige geest -- of het verhaal wel helemaal klopt. Aan de andere kant, het schijnt dat zo'n 20% van alle mensen ooit dement wordt, dus het kan gemakkelijk.

Het verhaal gaat over Anneke van der Plaats. Hoe weten we dat zij 'expert' is op het gebied van dementie? Een fatsoenlijk empirisch wetenschapper krijgt koude rillingen van 'experts'. Einstein grapte ooit dat God hem gestraft had voor zijn hekel aan 'experts' door hem tot een expert op het gebied van relativiteit te maken.

De basis voor het 'expert' zijn van Van der Plaats wordt gevormd door een drietal boeken die zij -- soms samen met anderen -- over dementie heeft geschreven. Verder was zij uiterst bedreven in het zoeken van publiciteit, het vragen van aandacht en dat soort zaken.

De Volkskrant meldt dat ze vele jaren onderzoek heeft gedaan naar dementie, maar bij nazoeken op internet vind ik daar niets van terug. Iemand die onderzoek doet, moet rapporteren wat hij precies denkt te hebben waargenomen, maar in haar geval blijven die waarnemingen een groot vraagteken.

Zij was verpleeghuis-arts en kwam op die manier in aanraking met dementerende ouderen en natuurlijk heeft ze daardoor op dat gebied ervaring opgedaan. Ze heeft dus wel een heel verhaal over dementie, dat ze ook goed weet te brengen, maar de empirische basis voor dat verhaal -- de waarnemingen, de data -- lijkt vrijwel volledig te ontbreken.

Het lijkt dus inderdaad vooral om 'mooi' verhaal te gaan. In dat geval is het een verhaal dat we graag willen geloven en dat onze vooroordelen op het gebied van 'dementie' bevestigt, maar waarvan we de juistheid in twijfel moeten trekken. 

De demente bejaarden van Van der Plaats hebben bovennatuurlijke vermogens
Laat ik een concreet voorbeeld geven. Op internet staat een korte video over haar 'verklaringsmodel' (hier). De titel begint met: Hoe werken onze hersenen?
Bij dementie gaan de hersenen minder goed werken. Als we dus weten, hoe onze hersenen werken, kunnen we dementie beter begrijpen. Dat lijkt een plausibel idee, waar we gemakkelijk mee instemmen.

Maar klopt haar verhaal over de werking van de hersenen? Ze stelt bijvoorbeeld dat ons brein bestaat uit 4 lagen. Prima, maar waar is de evidentie? Je kunt dat wel heel suggestief stellen, maar je moet het ook hard kunnen maken. Die evidentie is er dus niet.

Zo zitten er in die clip veel suggestieve beweringen, die niet echt hard gemaakt kunnen worden. Het klinkt allemaal prachtig, maar in werkelijkheid is het allemaal verraderlijk drijfzand.

Wanneer je de clip helemaal uitkijkt, zie je dat het in feite een advertentie is voor haar boek. Het doel is niet onderzoek te rapporteren of de kijker voor te lichten. Nee, het doel is haar boek te promoten en te verkopen. In feite zit je dus naar reclame te kijken, die gebracht wordt als informatie over het brein en over dementie.

Een andere, langere clip van haar is getiteld: De Wondere Wereld van Dementie (hier). Op ongeveer 3.45 debiteert ze daar met veel nadruk -- als je er even over nadenkt -- een volstrekt onmogelijke uitspraak.

Even voor die uitspraak, kwam al een andere vreemde opmerking. Ze begon als verpleeghuis-arts en is eindeloos bezig geweest -- volgens haar zeggen -- demente mensen te observeren.

Stel je voor: je bent verpleeghuis-arts en je gaat net als een etholoog dagenlang dementerende ouderen observeren. Krijg je daar als verpleeghuis-arts de tijd voor? Waar zijn de observatieverslagen? Wat kwam er uit die observaties? Wat leer je dan?

Sterker nog: ik kan me mevrouw Anneke van der Plaats helemaal niet goed voorstellen als een soort bioloog die dagenlang in de hitte van het oerwoud haar dementerende chimps zit gade te slaan. Jane Goodall bestudeerde 40 jaar lang chimpansees. Zij ontdekte dat die werktuigen maken en gebruiken. Een wereldschokkende ontdekking. Maar als je beiden gehoord hebt, lijkt Goodall me een totaal ander soort mens.

Wat is de onmogelijke uitspraak die Van der Plaats debiteert in de clip? Ze is in de zeventiger jaren begonnen met het observeren van demente mensen. Pas in 2002, ruim 22 jaar later, mocht ze samen met iemand anders gespreksgroepjes oprichten voor dit soort mensen. Wat hoopten ze te bereiken met die gespreksgroepjes?

'Wij hoopten te bereiken dat zij zouden vertellen wat er in hun hoofd omging.' Stel je voor, je vraagt iemand die goed bij zinnen is, te vertellen wat er in zijn hoofd omgaat. Psychologen hebben dat meer dan honderd jaar geprobeerd en het is nooit echt gelukt. Maar nu vraagt iemand het aan demente mensen en kijk! Geen enkel probleem. Ze konden het precies vertellen!

Vervolgens wordt het nog gekker. De demente bejaarden konden vertellen over hun onbewuste brein, waarmee ze emoties verwerkten. Maar dat is echt een 'onbewust' brein. Hoe is het mogelijk dat iemand weet, wat er in zijn 'onbewuste' brein gebeurt? De demente bejaarden van Van der Plaats beschikken kennelijk over bovennatuurlijke gaven.


Kunnen niet 'demente' mensen wel altijd rationeel denken?

Wat me in het Volkskrant-artikel triggert, is de stelling van Van der Plaats dat mensen met zware dementie niet meer rationeel kunnen denken. Ze kunnen alleen nog emotioneel reageren op hun omgeving. Dat is, aldus het artikel, de basis van haar Brein Omgevingsmethodiek.

Nu heb ik geen problemen met het gegeven dat zwaar demente personen niet meer in staat zijn tot goed rationeel denken. Dat geloof ik wel. Maar de onderliggende veronderstelling is dat mensen die we niet beschouwen als 'dement' wel altijd rationeel kunnen denken. Klopt dat wel?

De maat om 'rationaliteit' te meten, is de zooifactor (bevooroordeeldheid). Mensen hanteren twee verschillende systemen om uitspraken (vooroordelen) te beoordelen. Dat kan via de gevoelsmatige route van systeem 1 en het kan via de rationele route van systeem 2. In het eerste geval volgen we onze onderbuikgevoelens, in het tweede geval proberen we moeizaam na te gaan wat er feitelijk precies bekend is en vermoedelijk klopt.

Door het meten van bevooroordeeldheid (de zooifactor, de alfa-bètafactor) krijg je dus een indicatie van het breinsysteem dat mensen bij emotioneel geladen uitspraken hanteren. Van der Plaats noemt die twee systemen: het onderbrein (systeem 1) en het bovenbrein (systeem 2). Bij dementie verdwijnt het laatst gevormde systeem (systeem 2, traag denken) het eerst.

Bevooroordeeldheid ('generalized prejudice') is een variabele die goed en betrouwbaar te meten valt. Dat betekent dat mensen op dit punt belangrijk verschillen. De realiteit is dus dat slechts een klein deel van de bevolking laag scoort op bevooroordeeldheid. Met andere woorden: ruwweg drie vierde van de bevolking heeft een probleem met rationeel denken. Men volgt in de praktijk vooral zijn emoties en niet zijn verstand.

Met andere woorden: de meeste mensen zijn 'dement'.


De betekenis van 'dement'

Klopt dat met de gangbare betekenis van 'dement'?

Synoniemen.net (hier) geeft de volgende drie betekenissen: 'kinds, seniel, zwakzinnig'. Alle drie betekenissen komen erop neer dat er met de verstandelijke vermogens iets zwaar mis is.

Het Engelstalige Wordhippo.com geeft voor 'demented' als adjectief (hier) de volgende 4 omschrijvingen:
1 - 'behaving irrationally due to anger, distress, or excitement';
2 - 'under a spell';
3 - 'unable to think clearly';
4 - 'deeply angered but not outwardly displaying it'.

Irrationeel gedrag, zich laten leiden door emoties, zich laten leiden door een innerlijke macht, niet helder kunnen denken en zo boos, dat men dat niet meer normaal kan uiten. Dat lijkt me wel een vrij behoorlijke omschrijving van bevooroordeeld zijn. Van hoog scoren op de zooifactor.










'De meeste mensen deugen'


'Onder een varkensstal in het Poolse gehucht Godlewo Wielkie zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog vijf Joodse onderduikers verstopt.

Ze waren volledig afhankelijk van de etensresten die de boerin één keer per dag bij het voeren van de varkens naar beneden gooide.

Twee onderduikers hielden het niet uit en verlieten voor heel even de schuilplaats om spullen te zoeken die ze nabij hun huis verstopt hadden.

Ze werden teruggevonden in het bos -- doodgeknuppeld.

De overgebleven drie onderduikers overleefden de oorlog wel. Twee dagen na de bevrijding liepen ze naar hun geplunderde huizen.

Meteen kwam een groep gewapende Polen bij ze langs; Joden die alles hadden overleefd, moesten wel heel rijk zijn.

Toen bleek dat de voormalige onderduikers helemaal niets bezaten, werden ze vermoord.

Op zoek naar goud trokken de Polen vervolgens naar de boerderij waar de Joden ondergedoken hadden gezeten.

Ze vonden er niets, hoe hard ze de boer ook sloegen.

Enkele dagen later overleed hij aan zijn verwondingen.'


---

Bovenstaande passage heb ik overgenomen uit de bespreking in de NRC (6 december 2019) van het boek: Liever dier dan mens. Een overlevingsverhaal.

Met het aangehaalde verhaal opent het boek.

Het boek is geschreven door Pieter van Os en behandelt het 'onwaarschijnlijke levensverhaal' van de nu 93-jarige Mala Kizel tijdens de Holocaust.

Het laat zien hoe eindeloos er tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog is gemoord. Aldus de ondertitel van de boekbespreking in de NRC.

De titel van de boekbespreking is: Gered door haar charme en blonde haar. Auteur van de boekbespreking is Jaap Cohen.

De titel voor deze blogpost is afkomstig van Rutger Bregman. Zijn gelijknamige boek verdedigt die stelling.











zaterdag 7 december 2019

Wat zijn de twee onderliggende autisme-factoren?



De AQ meet autisme kennelijk op twee totaal verschillende manieren. De eerste manier is via de kernitems. Alle kernitems discrimineren goed tussen autisten en niet-autisten, maar wat meten ze precies?

Ik laat hier de 12 kernitems nog een keer volgen. Nu in volgorde van scoring. De bovenste (met * aangegeven) 8 items worden door een autist ontkennend beantwoord, de overige 4 items worden door een autist bevestigd.
De 12 kernitems
34*K. I enjoy doing things spontaneously.
17*K. I enjoy social chitchat.
38*K. I am good at social chitchat.
44*K. I enjoy social occasions.
10*K. In a social group, I can easily keep track of several different people’s conversations.
32*K. I find it easy to do more than one thing at once.
47*K. I enjoy meeting new people.
11*K. I find social situations easy.

22 K. I find it hard to make new friends.
13 K. I would rather go to a library than to a party.
46 K. New situations make me anxious.
26 K. I frequently find that I don’t know how to keep a conversation going.

De items lijken duidelijk te vragen naar plezier en handigheid in het babbelen met mensen. Met andere woorden: ze meten kennelijk autoritarisme, dat wil zeggen: de afwezigheid daarvan. Zoekt men zijn toevlucht in een groep of juist niet?

Als de kernitems autoritarisme meten, zou je verwachten dat de tweede factor iets als sociale dominantie moet meten.

De items van de AQ die goed discrimineren tussen autisten en niet-autisten, maar geen kernitems zijn, laat ik hierna volgen.
De 7 goed discriminerende items van de AQ die geen kernitem zijn
36*. I find it easy to work out what someone is thinking or feeling just by looking at their face.
24*. I would rather go to the theater than to a museum.
31*. I know how to tell if someone listening to me is getting bored.
15*. I find myself drawn more strongly to people than to things.

5. I often notice small sounds when others do not.
41. I like to collect information about categories of things (e.g., types of cars, birds, trains, plants).
45. I find it difficult to work out people’s intentions.

Deze items lijken vooral gericht te zijn op het wel of niet beïnvloeden van mensen. Maar dat is precies de basis van sociale dominantie. Men probeert de overhand te krijgen op de ander.


Conclusie

Autisme, gemeten met de AQ, lijkt dus inderdaad grotendeels hetzelfde te zijn als de omgekeerde zooifactor. Bèta's ('double-lows') scoren laag op bevooroordeeldheid, maar hoog op autisme. Alfa's ('double-highs') scoren hoog op bevooroordeeldheid, maar laag op autisme.

Het interessante is dan dat dezelfde variabele via totaal verschillende benaderingen boven is komen drijven. De mensen die de ene benadering kozen, zagen bèta's als mensen waar van alles mis mee was. De mensen die de andere benadering kozen, zagen alfa's als mensen waar van alles mis mee was.

Je zou dan verwachten dat het autisme-onderzoek vooral alfa's zou moeten aantrekken en het empirische discriminatie-agressie onderzoek vooral bèta's. Dat lijkt inderdaad te kloppen.

Ik wees er eerder al op dat bij autisme-onderzoekers zich bovenmatig vaak allerhande persoonlijkheidsproblemen voordoen. Ook iemand als Baron-Cohen bevestigt dat weer. Eerst meerdere malen de standaarddeviatie van de AQ benoemen als 3, kennelijk om het verschil tussen autisten en niet-autisten groter te doen lijken dan het in werkelijkheid is, vervolgens blijkt dat die standaarddeviatie in werkelijkheid meer dan tweemaal zo groot is.

Verder zou iemand als Bob Altemeyer dan een bèta-inslag moeten hebben. Wel als je iets van veertig jaar doorploetert om een begrip als 'autoritarisme' een solide empirische basis te geven en je bovendien ook nog eens extreem wars bent van speculatie, lijkt me daar weinig twijfel over mogelijk.

Autisme, gemeten met de AQ, is kennelijk slechts de zoveelste manier om de zooifactor vast te stellen, naast alle andere methodes die al bekend zijn.








De AQ meet autisme op twee totaal verschillende manieren.


Autisme kunnen we meten met de AQ, maar ook met de kernitems van de AQ.

Het nadeel van de AQ is dat die een vrij lage alfa-betrouwbaarheid heeft. De 'coëfficiënt alfa' is vrij laag (0.73). De items schieten als het ware alle kanten uit. Het voordeel van de kernitems is dat die wel een goede alfa-betrouwbaarheid hebben. De 'coëfficiënt alfa' is hoog (0.92). De items meten allemaal dezelfde eigenschap.

Een sterk punt van de AQ is echter dat die goed onderscheid maakt tussen groepen 'autisten' en groepen 'niet-autisten'. Het verschil tussen beide groepen, uitgedrukt in standaarddeviaties, bedroeg voor de Zweedse AQ 1.3.

De kernitems steken daarbij vergeleken maar mager af. Ook deze groep items maakt duidelijk onderscheid tussen beide groepen, maar het verschil dat zij leveren, bedraagt -- uitgedrukt in standaarddeviaties -- slechts 0.9.


De AQ meet autisme op twee totaal verschillende manieren

Wat betekent dit? Hoe is het mogelijk dat de AQ belangrijk beter discrimineert tussen 'autisten' en 'niet-autisten' dan de kernitems?

De kernitems zijn betrouwbaar en maken goed onderscheid tussen beide groepen. Wanneer de AQ op een of andere manier een groter verschil weet te maken tussen beide groepen, kan dat alleen betekenen dat de AQ nog een tweede factor meet, die (vrijwel) ongecorreleerd is met de factor die de kernitems meten. Die tweede factor voorspelt (of meet) wel autisme, maar is iets totaal anders dan wat de kernitems meten.

De AQ kan kennelijk 'autisme' voorspellen op basis van iets dat de kernitems niet meten. Met andere woorden: autisme kan op twee totaal verschillende manieren gemeten (of voorspeld) worden. De kernitems gebruiken de ene manier, de AQ gebruikt daarnaast ook nog de tweede manier.

In de psychologie is het heel zeldzaam dat een variabele op twee totaal verschillende manieren, die vrijwel ongecorreleerd zijn (niets met elkaar te maken hebben), voorspeld kan worden. Hoe valt dit vreemde resultaat te begrijpen?

Eerder heb ik gesteld dat er goede redenen zijn om te denken dat 'autisme' min of meer hetzelfde is als de zooifactor (bevooroordeeldheid), maar dan op een andere manier gemeten. Met de zooifactor is echter iets merkwaardigs aan de hand: deze factor kan op twee totaal verschillende manieren voorspeld worden. Iets dat in de testpsychologie als zeer uitzonderlijk geldt.

De ene manier is via sociale dominantie: het streven om ten koste van alles de top van de groep te bereiken. Zeg maar: men wil de baas worden. De andere manier is autoritarisme: de drang om veiligheid en onderdak te vinden bij een machtige groep door de leiders van die groep blindelings te gehoorzamen.

Dat de AQ autisme beter voorspelt dan de kernitems alleen betekent dat autisme zich net zo gedraagt als de zooifactor. Het is dus een aanwijzing dat autisme en de zooifactor inderdaad globaal hetzelfde zijn.

Dat wil zeggen: alfa's scoren hoog op hoog op bevooroordeeldheid (ze gaan oorlog voeren en discrimineren), maar laag op autisme. Terwijl bèta's laag scoren op bevooroordeeldheid (ze moeten niets hebben van vooroordelen), maar hoog op autisme. De beide maten lijken dus elkaars tegenovergestelde te zijn. Wie op de ene hoog scoort, scoort laag op de andere. 













Autisme en wiskunde


Bestaan er inderdaad rechtstreekse aanwijzingen dat bèta's hoog scoren op autisme (gemeten met de AQ)? Baron-Cohen vermeldt in een artikel uit 2001 dat hij samen met anderen schreef (titel: The Autism-Spectrum Quotient (AQ): Evidence from Asperger Syndrome/High-Functioning Autism, Males and Females, Scientists and Mathematicians) dat 16 mensen die deelnamen aan de Wiskunde Olympiade gemiddeld 25 scoorden op de AQ.

In dit artikel blijkt ook dat de standaarddeviatie van de AQ niet 3 is, zoals Baron-Cohen in zijn boek, Autism and Asperger Syndrome (The Facts), ten onrechte vermeldt, maar 6.3. Een punt dat ik in een voorgaande blogpost al veronderstelde op grond van de frequentieverdelingen.

Deze 16 wiskundig begaafde geesten scoren daarmee volgens de AQ 1.3 standaarddeviatie boven het gemiddelde. Een groot verschil dus.

In dit onderzoek presenteert Baron-Cohen ook de uitkomsten voor studenten van verschillende studierichtingen. De studenten die het laagst op de AQ scoren, zijn afkomstig van biologie en geneeskunde. De 31 biologen scoren gemiddeld 14.9. De 69 toekomstige artsen scoren gemiddeld 15.4. Ze scoren daarmee onder het gemiddelde van de groep die de populatie moet weerspiegelen. Deze laatste groep scoorde 16.4.

De 85 wiskunde-studenten scoorden 21.5, de 23 informatica-studenten scoorden 21,1. Tussen de in dit opzicht meest extreme studierichtingen vinden we dus een verschil van ongeveer 1 standaarddeviatie. Dat geldt als een groot verschil.

Biologen zijn daarbij het minst autistisch, wiskundigen het meest. (In dit deelonderzoek kwamen geen studenten van letteren en de sociale wetenschappen voor.)

In het onderzoek naar de Zweedse AQ werd een verschil van 1.3 standaarddeviatie gevonden tussen autisten en niet-autisten. Maar mensen die meededen aan de Wiskunde Olympiade weken precies evenveel af van het populatiegemiddelde. Kennelijk maakt het in dit opzicht dus weinig verschil of je het hebt over 'autisten' of over 'wiskundig zeer begaafden'.














De AQ meet autisme belangrijk beter dan de kernitems


'Autisme' is een lastig begrip doordat iedereen er iets anders onder kan verstaan. Gelukkig kunnen we het meten met de AQ. Helaas heeft deze vragenlijst ook een belangrijk bezwaar. Het probleem is, dat de betrouwbaarheid nogal beperkt is.

Eerder (hier) kon ik voor de Zweedse AQ berekenen dat coëfficiënt alfa, een maat voor de betrouwbaarheid op basis van de mate waarin de items soortgelijke uitkomsten opleveren, slechts 0.73 bedraagt. Een waarde die voor een vragenlijst van 50 items nogal matig is.

Een consequentie van die lage betrouwbaarheid is dat de AQ alleen voor onderzoeksdoeleinden (gemiddelden van groepen) goed bruikbaar is. De AQ is echter te weinig nauwkeurig voor uitspraken over individuele personen. De betrouwbaarheid (de nauwkeurigheid) van de scores is daarvoor te gering.

Gelukkig blijken er in de AQ een 12-tal items te zitten, die onderling wel goed samenhangen: de zogenaamde 'kernitems'. Deze items zijn wel betrouwbaar: de coëfficiënt alfa bleek 0.92 te bedragen. Deze items vormen inderdaad een consistente maat.

Verder maken deze kernitems goed onderscheid tussen 'autisten' en 'niet-autisten'. De scores van beide groepen op de kernitems verschillen sterk. De kernitems meten dus niet alleen betrouwbaar een  eigenschap X, maar de eigenschap X die ze meten is ook bruikbaar (valide) om 'autisten' te onderscheiden van 'niet-autisten'.

De AQ maakt echter -- vreemd genoeg -- ook goed onderscheid tussen beide groepen. De vraag rijst dan: welke van de twee doet het beter? Maakt de AQ beter onderscheid of winnen de kernitems op dit punt?

De manier om beide tests op dit punt te vergelijken, is het verschil dat beide groepen maken op de desbetreffende maat, te delen door de standaarddeviatie van die maat. Wanneer het verschil tussen beide groepen met de kernitems bijvoorbeeld 8 is en de maat heeft een standaarddeviatie van 10, is het verschil gerekend in standaarddeviaties 0.8. Op deze manier kunnen beide maten op dit punt eenvoudig vergeleken worden.


Welke vragenlijst onderscheidt autisme beter: de AQ of de kernitems?

De vijftig items van de AQ leveren een verschil van 0.17 per item tussen het gemiddelde van de 'autisten' en het gemiddelde van de 'niet-autisten'. Het totale verschil voor 50 items is 8.3 punt die de 'autisten' hoger scoren dan de 'niet-autisten'. Uitgaande van de standaarddeviatie van 6.3 voor de AQ komt dat neer op een verschil van 8.3/6.3 standaarddeviatie. Voor de AQ vinden we dus 1.3 standaarddeviatie.

De 12 kern-items van de AQ leveren een verschil van 0.30 per item. Bijna twee keer zoveel als het gemiddelde item van de AQ. Samen leveren de 12 kernitems 3.6 punt verschil op tussen beide groepen.

Daar de betrouwbaarheid van de kernitems bekend is (0.92) en ook de som van de itemvarianties (in Baron-Cohen scoring: 2.70) bekend is, kan via de berekeningsformule voor coëfficiënt alfa de variantie van de itemsom gevonden worden (17.3). Dat levert voor de kernitems een standaarddeviatie van 4.2 op.

Voor de 12 kernitems vinden we dan een verschil tussen 'autisten' en 'niet-autisten' van 3.6/4.2. Voor de kernitems vinden we dus 0.9 standaarddeviatie.

Voor de AQ vonden we 1.3, voor de kernitems 0.9. De AQ wint dus met een grote voorsprong. Hoewel de AQ items bevat die onderling alle kanten lijken uit te schieten, meet ze op een of andere manier autisme belangrijk beter, dan de 12 kernitems, die wel een betrouwbare maat opleveren.

Conclusie: de 50 items tellende AQ  maakt beter onderscheid tussen 'autisten' en 'niet-autisten' dan de 12 kernitems alleen. Wie dus onderscheid wil maken tussen autisten en niet-autisten heeft belangrijk meer aan de AQ, dan aan alleen de 12 kernitems.













woensdag 4 december 2019

Verklaring populariteit Trump: twee culturen, twee soorten betekenis

Hoe is het mogelijk dat leugens en racisme iemand als Trump bij zijn achterban alleen maar populairder maken?

In de Volkskrant van woensdag (31/7/2019) buigt Peter Giesen zich over deze vraag in zijn column: Partij als pinautomaat.

De verklaring is de 'populistische logica', schrijft hij. Volgens politicoloog Jan-Werner Müller plaatst de populistische leider een 'moreel puur en volledig verenigd volk tegenover elites die worden veroordeeld als corrupt of anderszins moreel inferieur'. Natuurlijk is dat een fictie.

Inderdaad, maar waarom is een belangrijke minderheid van de bevolking (tot wel 40% of meer) geneigd die fictie te geloven?

Het empirische onderzoek naar fascisme dat tijdens de Tweede Wereldoorlog begon, heeft tenslotte het antwoord op deze vraag geleverd. Het gaat om twee onderliggende persoonlijkheidsfactoren (sociale dominantie en autoritarisme) waarvan de resultante gemeten wordt als bevooroordeeldheid. De maat die standaard gehanteerd wordt om agressie en discriminatie te meten.

Wat betekent dat? Aanhangers van mensen als Trump zoeken in een machtige groep macht, status en veiligheid. Ze worden aangetrokken door vooroordelen, discriminatie, agressie, corruptie, misdaad, geld, macht en seks.

Dat is wat hen motiveert. De morele puurheid die ze zo stellen te bewonderen, is in werkelijkheid slechts een manier om de eigen immoraliteit te verhullen.


Moreel willen handelen of 'moreel' willen overkomen

Dit laatste punt behoeft misschien enige toelichting. Hoe is het mogelijk dat je 'moraliteit' idealiseert, terwijl je in werkelijkheid vaak volstrekt niet moreel handelt?

Omdat te begrijpen, moet je je realiseren dat mensen door de evolutie als het ware ontworpen zijn om in twee totaal verschillende omgevingen te functioneren en te overleven. Wie moet overleven door op de Natuur voedsel te veroveren, heeft te maken met een harde leermeester die zich niets aantrekt van 'mooie' praatjes. Voor boeren en ambachtslieden gaat het dus om objectieve juistheid. Wanneer hun denken niet klopt met de harde realiteit, kan dat grote negatieve gevolgen hebben.

Voor mensen die in dienst zijn van een Heer of Vorst is echter hun status in de machtige groep doorslaggevend. Hun leider bepaalt, wat ze krijgen. Ze hebben te maken met subjectieve juistheid. Het oordeel van hun leider is bepalend.

In het eerste geval is het belangrijk om objectief juist te handelen. In het tweede geval is dat niet relevant. In dit geval is alleen van belang hoe ze overkomen bij hun leider. Met andere woorden: van belang is dat ze het juiste verhaal ophangen. Je hoeft niet moreel te handelen, maar je moet de ander ervan overtuigen dat je een uiterst moreel mens bent.

De betekenis van de gehanteerde woorden is dus totaal anders. In het ene geval betekent 'moraliteit' objectief juist handelen. Dus: handelen volgens bepaalde normen. In het andere geval is 'moraliteit' slechts een woord dat bedoeld is om bij de toehoorder positieve gevoelens op te roepen.

Een treffend voorbeeld van deze manier van denken, levert het interview van de BBC met prins Andrew (hier) over het Epstein-schandaal. De prins slooft zich in het interview uit om te benadrukken dat hij vooral steeds eervol wil handelen. In werkelijkheid lijkt zijn gedrag, zich laten onthalen door een rijke kennis die knappe meiden regelt, vooral het tegenovergestelde. Het verhaal is mooi, de realiteit het tegenovergestelde. Men zegt A, men doet B.