dinsdag 3 december 2019

Anorexia II: is er een link met de zooifactor?


Toen ik mijn stukje over anorexia had geschreven, zweefde het idee vaag door mijn hoofd. Mijn vader benaderde het probleem van mijn niet eten totaal anders dan mijn moeder. Mijn vader kon vrij kritisch, sceptisch en nuchter zijn. Iets dat bij boerenzoons wel vaker valt te zien.

Mijn moeder had alles voor de kinderen over, maar je kon haar moeilijk een scherpe geest verwijten. Als haar verteld werd door een autoriteit met gezag dat er eten in haar kind moest, omdat dat kind anders zou sterven, viel daar niet aan te twijfelen.

Dan waren er nog twee andere punten die me opvielen. Mijn moeder was absoluut zeker, er was geen twijfel mogelijk. En ze zag zichzelf als 'redder des Vaderlands'. Ze wist zeker dat ze mijn leven gered had.

Maar het idee bleef slechts een vluchtig iets. Dat veranderde echter door de reacties die ik op mijn stukje ontving. De eerste was van een mijnheer met een zus die al jarenlang strijd levert tegen anorexia.

Natuurlijk had ik recht op een eigen mening, maar ergens was het toch een uiterst kwalijke zaak dat ik mijn 'collega's' zo besmeurde. De vraag of ik misschien gelijk kon hebben, kwam niet eens aan bod. Natuurlijk zag ik het volledig verkeerd.

Wat me verder opviel, was dat hij een heel verhaal hield over wat anorexia allemaal was. Hij wist het zeker, maar hoe hij dat allemaal zo precies wist, werd mij niet duidelijk.

Om het begrip 'autoritarisme' fatsoenlijk meetbaar te maken en te valideren, had Bob Altemeyer bijna 40 jaar noeste arbeid en stug geploeter nodig. Dan praat je over één enkel begrip. In het verhaal van mijn briefschrijver buitelden de begrippen als jonge honden over elkaar heen. Als je al die begrippen fatsoenlijk meetbaar zou maken, was je misschien wel 200 jaar verder. De 'theorie' van de briefschrijver was dus meer een 'mooi' verhaal dan dat het enige relatie had met de waarneembare werkelijkheid.

Een ander punt dat me opviel was, was het slechte lezen. Hij las in mijn stukje niet één punt dat ik nooit gesteld of bedoeld had, maar een hele reeks punten. Hij concludeerde er met andere woorden lustig op los, maar de conclusies hadden geen basis in mijn stukje.

Een ander punt dat me is bijgebleven, is dat zijn ver uitgewerkte anorexia-theorie, weinig effectief was. Zijn zus kampte immers al jarenlang met het probleem. De twee keer dat ik mijn theorie moest toepassen, was het probleem een aantal weken (zeg ongeveer 6) later opgelost. Je gelooft in een theorie en je blijft in die theorie geloven, hoewel de theorie absoluut niet werkt. Niet mijn idee van wat moet een bruikbare theorie moet doen.

Op basis van een stuk tekst kun je iemand indelen als inductief denker (bèta) of als dogmatisch denker (alfa). In dit geval leek er weinig twijfel te kunnen bestaan. Er werd duidelijk dogmatisch gedacht.

Een tweede reactie was afkomstig van een anorexia-slachtoffer. Deze mijnheer was als kind extreem behandeld met onder meer bloedtransfusies en bariumpap om maagfoto's te maken. Afgaande op zijn verhaal was hij door de gebeurtenissen, die lang geleden had plaatsgevonden, verregaand getraumatiseerd.

Ook bij hem was de anorexia verdwenen, toen hij in een totaal andere omgeving kwam. Een omgeving waar hij wel mocht eten, maar niet hoefde te eten. Daarna was hij eten zelfs gaan waarderen. Het kan soms best lekker zijn.

Het punt dat me echter opviel, was dat ik me een beeld kon vormen van zijn milieu en zijn moeder. Het zou me zeer verbazen als er ook in dit geval niet sprake was van een hoge score op de zooifactor. Met andere woorden: ook nu leek een alfa-component een rol gespeeld te hebben.

Een derde reactie maakte melding van een anorexiageval dat iemand met veel 'positiviteit' weer aan het eten had weten te krijgen. In feite bevestigt die melding ook weer mijn verhaal. In de sociale omgeving zitten één of meer mensen die zich verantwoordelijk voelen voor het eten van de persoon met anorexia.

Verder is er met 'positiviteit' niets mis, maar het gaat om het moment waarop die 'positiviteit' wordt gegeven. Ik geef mijn hond veel aandacht en liefde, maar vooral als ze rustig en lief is en niet andersom. De timing maakt het verschil.

Overal waar zooi is, is de zooifactor (bevooroordeeldheid, de alfa-bètafactor) actief. Het zou vreemd zijn als dat bij anorexia niet zo was.

Stel je de situatie voor. Een kind moet eten van de moeder (of de vader). Het kind weigert. Dat levert een hoop gedoe en aandacht op.

Je hebt zeldzame ouders die hun schouders ophalen. Zoek het zelf maar uit. Maar in landbouw-samenlevingen heb je veel ouders die alfa zijn, of één van de twee alfacomponenten met zich mee sjouwen.

Alfa's willen hun wil opleggen, zoeken strijd en zien falen in de strijd als een persoonlijke nederlaag. Mensen die autoritaristisch zijn, volgen het bevel van degene die ze als autoriteit zien. Als de dokter zegt, er moet eten in dat kind, dan moet er eten in dat kind. Ook al wordt dat misschien de dood van het kind.

Abraham moest van God zijn zoon offeren, maar toen het zover was, greep God in volgens het Bijbelverhaal. Dat ging God toch echt te ver. Maar voor menselijke goden (alfa's) en hun gelovigen (autoritaristen) is niets te extreem, zoals de geschiedenis vele malen geleerd heeft.

Mensen die sociaal-dominant zijn, zien zichzelf als superieur. Als zij vinden dat iemand moet eten, dan zal die ook eten. Ook al zal het zijn dood worden. Hun overwinning zien ze als belangrijk, de eventuele dood van het slachtoffer als iets, dat nu eenmaal hoort bij strijd en leven.

Alle drie soorten mensen die de alfacultuur bevolken, lijken dus in combinatie met een kind dat gewoon zijn eten weigert, in beginsel uiterst gevaarlijk. Het spijt me, het is, zoals het is. Ik kan het niet mooier maken.

Dit verklaart ook, waarom het probleem bij jagers/verzamelaars niet voorkomt. Allereerst is eten daar natuurlijk niet altijd zo overvloedig aanwezig als bij ons. Maar zelfs wanneer dat wel een keer het geval is: ze missen die twee bijzondere eigenschappen die moderne mensen zo gevaarlijk maken. Ze missen het autoritarisme en de sociale dominantie die samen verantwoordelijk zijn voor het bevooroordeelde denken. De factoren die tot de Holocaust leidden.

Het basisprobleem bij het niet-etende kind is de manier waarop iemand reageert. Voor die reactie staan uitgaande van het soortenmodel slechts twee routes open. Mensen kunnen systeem 2 hanteren en hun kritische vermogen inschakelen. En mensen kunnen systeem 1 inschakelen, de weg van de emoties. In dat geval wordt er niet zorgvuldig waargenomen, er wordt niet nagedacht, maar er wordt gekwekt. Men weet al bij voorbaat zeker wat het probleem is en dat men moet handelen om het Vaderland te redden.

De strekking van mijn stuk was: de sociale omgeving bekrachtigt het anorexiagedrag. Maar nu kunnen we kennelijk specifieker worden: in de sociale omgeving zitten vermoedelijk alfa's of andere mensen uit de alfacultuur waardoor het probleem ontstaat, in stand wordt gehouden en verergerd.

Met andere woorden: de oorzaak voor het probleem zit niet in het anorexia-slachtoffer, maar kennelijk in de persoonlijkheidsstructuur van bepaalde personen in de sociale omgeving van het slachtoffer.










 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten