zaterdag 7 december 2019

De AQ meet autisme op twee totaal verschillende manieren.


Autisme kunnen we meten met de AQ, maar ook met de kernitems van de AQ.

Het nadeel van de AQ is dat die een vrij lage alfa-betrouwbaarheid heeft. De 'coëfficiënt alfa' is vrij laag (0.73). De items schieten als het ware alle kanten uit. Het voordeel van de kernitems is dat die wel een goede alfa-betrouwbaarheid hebben. De 'coëfficiënt alfa' is hoog (0.92). De items meten allemaal dezelfde eigenschap.

Een sterk punt van de AQ is echter dat die goed onderscheid maakt tussen groepen 'autisten' en groepen 'niet-autisten'. Het verschil tussen beide groepen, uitgedrukt in standaarddeviaties, bedroeg voor de Zweedse AQ 1.3.

De kernitems steken daarbij vergeleken maar mager af. Ook deze groep items maakt duidelijk onderscheid tussen beide groepen, maar het verschil dat zij leveren, bedraagt -- uitgedrukt in standaarddeviaties -- slechts 0.9.


De AQ meet autisme op twee totaal verschillende manieren

Wat betekent dit? Hoe is het mogelijk dat de AQ belangrijk beter discrimineert tussen 'autisten' en 'niet-autisten' dan de kernitems?

De kernitems zijn betrouwbaar en maken goed onderscheid tussen beide groepen. Wanneer de AQ op een of andere manier een groter verschil weet te maken tussen beide groepen, kan dat alleen betekenen dat de AQ nog een tweede factor meet, die (vrijwel) ongecorreleerd is met de factor die de kernitems meten. Die tweede factor voorspelt (of meet) wel autisme, maar is iets totaal anders dan wat de kernitems meten.

De AQ kan kennelijk 'autisme' voorspellen op basis van iets dat de kernitems niet meten. Met andere woorden: autisme kan op twee totaal verschillende manieren gemeten (of voorspeld) worden. De kernitems gebruiken de ene manier, de AQ gebruikt daarnaast ook nog de tweede manier.

In de psychologie is het heel zeldzaam dat een variabele op twee totaal verschillende manieren, die vrijwel ongecorreleerd zijn (niets met elkaar te maken hebben), voorspeld kan worden. Hoe valt dit vreemde resultaat te begrijpen?

Eerder heb ik gesteld dat er goede redenen zijn om te denken dat 'autisme' min of meer hetzelfde is als de zooifactor (bevooroordeeldheid), maar dan op een andere manier gemeten. Met de zooifactor is echter iets merkwaardigs aan de hand: deze factor kan op twee totaal verschillende manieren voorspeld worden. Iets dat in de testpsychologie als zeer uitzonderlijk geldt.

De ene manier is via sociale dominantie: het streven om ten koste van alles de top van de groep te bereiken. Zeg maar: men wil de baas worden. De andere manier is autoritarisme: de drang om veiligheid en onderdak te vinden bij een machtige groep door de leiders van die groep blindelings te gehoorzamen.

Dat de AQ autisme beter voorspelt dan de kernitems alleen betekent dat autisme zich net zo gedraagt als de zooifactor. Het is dus een aanwijzing dat autisme en de zooifactor inderdaad globaal hetzelfde zijn.

Dat wil zeggen: alfa's scoren hoog op hoog op bevooroordeeldheid (ze gaan oorlog voeren en discrimineren), maar laag op autisme. Terwijl bèta's laag scoren op bevooroordeeldheid (ze moeten niets hebben van vooroordelen), maar hoog op autisme. De beide maten lijken dus elkaars tegenovergestelde te zijn. Wie op de ene hoog scoort, scoort laag op de andere. 













Geen opmerkingen:

Een reactie posten