donderdag 28 februari 2019

De psychotische psychiater



Laatst bijgewerkt 28-2-2019 om 15.06


Het gebeurde na de kerst-borrel. Uiteraard had ik gaandeweg meer gedronken dan echt verstandig was. In de fietsenkelder knalde ik met mijn hoofd tegen de vierkante koker van de ventilatie. Klappen op je kop horen bij het leven, maar het voelde alsof deze klap net even te hard was.

Alles leek echter goed te gaan. Ik fietste normaal naar huis en deed mijn ding. Het was begin januari toen, terwijl ik op het toilet zat, mijn beeld eerst naar links draaide en vervolgens terug draaide naar rechts. In eerste instantie leek het een interessant visueel effect, maar ik realiseerde me ook, dit is niet helemaal, wat het zou moeten zijn.

De dagen daarop, probeerde ik mijn ding te doen, maar het was een worsteling om niet om te vallen. Dingen waren opeens zo moeilijk geworden, dat het opzoeken van een arts een onmogelijke opgave was geworden. Het ging allemaal nog, maar het ging net.

Geleidelijk aan verbeterde de situatie echter en kon ik weer meer. Het leek nu toch wel verstandig eens een arts te raadplegen. De neuroloog vond het maar een lastig geval. Het budget was op, dus het doen van dure tests was even geen optie. 'Hoorde ik wel eens stemmen?' Ik kon de man opgewekt meedelen, dat ik nog prima stemmen kon horen, bijvoorbeeld de zijne.' Hij zuchtte. Dat was niet, wat hij bedoelde. Hoorde ik stemmen zonder dat er mensen in de buurt waren? Ik bekende, dat ik die bijzondere gave -- althans bij mijn weten -- niet bezat.

Het contact met de werkelijkheid kwijtraken of kwijt zijn, wordt door psychiaters een 'psychose' genoemd (hier). Een interessante vraag in dit verband is, of psychiaters dat werkelijk vaststellen of dat ze dat alleen denken dat te doen. U voelt hem al, in het laatste geval is hier sprake van een 'psychose' bij de desbetreffende psychiaters. Een mogelijkheid die ik niet bij voorbaat zou willen uitsluiten.

Ik moet dus nog zien, of er inderdaad empirisch onderzoek te vinden is, waaruit blijkt dat psychiaters onafhankelijk van elkaar en met alleen de informatie van het 'geval', inderdaad allemaal tot dezelfde conclusie komen: 'psychose'. Show me the data!

Een probleem in die definitie, is dat niet altijd duidelijk is, wanneer iemand wel of niet contact heeft, met de externe realiteit. Een volgend probleem in die definitie is dat er impliciet verondersteld wordt, dat normale mensen contact hebben met de externe realiteit. Maar is dat wel zo? En als dat zo is, waaruit blijkt dat dan?

Dan is er een volgend probleem. Men spreekt van 'een' psychose. Alsof het een ding is. We stappen in een raket naar Mars en gaan kijken of daar 'psychosen' op het oppervlak liggen. Met andere woorden: wanneer kun je zeggen, dat je een psychose ontdekt hebt. Vanochtend werkte ik in onze tuin en toen zag ik in de tuin van de buren een psychose liggen.

Iemand als de psycholoog J. Linschoten waarschuwde vroeger al nadrukkelijk voor die verleiding van de taal. Plak er een duur woord op en doe alsof het een ding is, en iedereen is tevreden. De oorzaak van het 'foute' gedrag: een psychose. Alsof een psychose een ding zou zijn.

Je kunt dus hoogstens zeggen, dat mensen 'psychotisch' zijn. Je bedoelt dan, dat je op grond van hun gedrag concludeert dat ze gemakkelijk de koppeling met de realiteit kwijt raken. De weg gaat naar links, maar de auto die ze besturen gaat naar rechts. Dat idee.

Nu wordt het interessant. Welke realiteit? Empirische wetenschappers hebben de neiging vooral te denken in termen van de empirische werkelijkheid. De temperatuur hier, waar ik deze woorden typ, is op dit moment 22,8 graden Celsius, volgens de digitale thermometer die hier op tafel staat. Die kan er wel iets naast zitten, alle thermometers hebben in de praktijk vaak een afwijking, maar bij mijn weten, niet heel veel. Mijn schatting zou zijn, hoogstens een halve graad. Dat is de inductieve manier waarop empirische wetenschappers denken: er is een waarneming en die wordt vertaald in getallen en woorden.

Maar het soortenmodel, dat de resultaten van het empirische onderzoek naar autoritarisme, sociale dominantie en bevooroordeeldheid samenvat, leidt tot de conclusie dat er twee verschillende culturen bestaan. Een bètacultuur waarin het gaat om de objectieve werkelijkheid en een alfacultuur waarin het gaat om de sociale werkelijkheid.

Een patiënt die stelt, dat een innerlijke stem de opdracht gaf iemand anders met een mes overhoop te steken, is misschien helemaal het contact met de realiteit niet kwijt. Hij leeft in een sociale werkelijkheid, waarin hij met een handig verhaal de schuld voor zijn daad bij iemand anders wil leggen. Hij heeft te maken met de sociale realiteit en gedraagt zich daar ook naar. Het is wel gebeurd, maar ik kon ik er niets tegen doen, doordat die machtige stem mij dwong het te doen.

Psychiaters mogen dan misschien stellen, dat de man 'knettergek' is -- ik vertaal hun jargon even in normale taal --, maar ik zou daar nog niet zo zeker van zijn. Wat vanuit het ene perspectief dus 'knettergek' lijkt, kan vanuit het andere perspectief 'volledig aangepast' zijn.

Anders geformuleerd: we hebben twee factoren die onze 'taaluitingen' (ons denken, ons praten) bepalen. Een sociale component: we willen met onze opmerking scoren, we willen bijval, we willen begrip, we willen erkenning. Kortom: we willen ons publiek op een bepaalde manier beïnvloeden. We proberen onszelf te verkopen. We proberen met woorden te krijgen, wat we graag willen hebben.

Maar een andere keer wordt ons gepraat en denken gestuurd door een objectieve, fysische component. Bijvoorbeeld als het toilet verstopt zit. Wat kunnen we doen? Hoe is de verstopping ontstaan? Wat is er al geprobeerd?

Uit een column die ik vanochtend in de Volkskrant las over een dergelijk voorval, krijg ik de indruk dat de mensen die goed zijn in het schrijven van stukjes, vaak minder goed zijn in het zelf verhelpen van dat soort verstoppingen. Stukjes schrijven is iets dat alfa's graag en gemakkelijk doen, toiletten ontstoppen is het vakgebied van bèta's. En inderdaad: atoombommen construeren en laten ploffen ook. Het begint soms simpel, maar het kan groot eindigen. Alfa's zijn dus normaal meer gefocust op de sociale werkelijkheid, terwijl bèta's vooral focussen op de fysische werkelijkheid.

Ik hoop dat mijn verhaal tot dit punt goed valt te volgen en vrij logisch klinkt. Nu wordt het lastiger. Er bestaat namelijk niet slechts een enkele sociale werkelijkheid. Een sociale werkelijkheid wordt bepaald door het publiek van de spreker. De reacties van het publiek bepalen wat wel en niet effectief is en dus 'waar'.

Wanneer de spreker zichzelf ziet als het belangrijkste publiek, bepaalt hij dus zelf de sociale werkelijkheid en daarmee: zijn werkelijkheid. Hij is God geworden in zijn eigen virtuele koninkrijk. Dat voelt goed, maar het geeft op termijn natuurlijk wel problemen. Allereerst met de sociale werkelijkheid van anderen en vervolgens ook vaak met de fysische werkelijkheid. Men ziet de spreker mogelijk als 'psychotisch'.

Een volgende mogelijkheid is dat de ene groep de ene sociale werkelijkheid hanteert en de andere groep een tegenovergestelde werkelijkheid. De regering denkt dat de geluidsoverlast van het vliegveld wel mee zal vallen, maar de actiegroep denkt daar totaal anders over. Geluid kun je meten qua sterkte, maar de last die je denkt te hebben van geluid is in beginsel een subjectieve kwestie. Wat de ene groep aanvaardbaar vindt, kan de andere groep dus onaanvaardbaar vinden. Beide groepen hebben hun eigen sociale werkelijkheid, maar die twee werkelijkheden botsen. Of de ene groep drukt zijn zin door, of de andere.

In mijn optiek zouden we een dergelijk conflict tussen twee personen of tussen twee groepen niet moeten betitelen als een 'waan'. Men is het oneens, men verschilt van mening, men verschilt van oordeel, maar verder dan dat gaat het niet. Voor alfa's ligt de zaak echter niet zo simpel, doordat ze -- in tegenstelling tot bèta's -- vaak geen onderscheid zien tussen feit en mening. Hun mening is dus de absolute waarheid, terwijl de mening van de ander 'fout', 'onzinnig', 'gevaarlijk' en 'onwaar' is. Dat verwerpelijke standpunt moet uit alle macht en met alle middelen bestreden worden.

Een voorbeeld van dit verschijnsel was de discussie tussen een psychiater en een patiënt die ik ooit mocht bijwonen. De patiënt vond dat de suf makende medicatie met allerhande vervelende bijwerkingen, wel wat omlaag mocht. De psychiater zag niets in dat voorstel. Dat dit 'foute' idee geopperd werd door de patiënt, was een duidelijk bewijs dat het weer helemaal mis dreigde te gaan. De patiënt dreigde in een nieuwe psychose te belanden, dacht hij.

Voor mijn idee was de desbetreffende psychiater echter het contact met de realiteit wat kwijt. Iemand die voorstelt een drug die zonder dwingende noodzaak voorgeschreven wordt, en allerhande vervelende en schadelijke bijwerkingen heeft, te verminderen, is niet irrationeel bezig, maar rationeel. Voor de psychiater was echter alles dat ook maar even leek af te wijken van zijn ideeën, een duidelijk bewijs dat de ander 'psychotisch' was of dreigde te worden. Als ik links stem, maar jij rechts, ben je duidelijk nog niet helemaal in orde.

Mijn voorstel zou dus zijn om onderlinge conflicten en meningsverschillen ook als zodanig te benoemen en het begrip 'waan' te reserveren voor de situaties dat het denken van mensen afwijkt van de harde, externe realiteit. De thermometer wijst 21,8 graden aan, maar de persoon in kwestie weet volstrekt zeker dat het minstens 25 graden moet zijn.

Heeft deze persoon een waan? Nu wordt het lastig. Thermometers hebben vaak een afwijking. Het kan dus zijn, dat de persoon die zo nadrukkelijk komt met het verhaal van die ogenschijnlijk 'foute' temperatuur over meer informatie beschikt dan men zich realiseert. En natuurlijk gaat het meestal niet om zulke simpele dingen als de temperatuur in een kamer op een bepaald moment. Het punt waar het mij om gaat, is dat je niet al te gemakkelijk mag besluiten tot een waan. In een miss Marple boek, vindt een zwakzinnige een lijk. Maar niemand gelooft hem, tot tenslotte iemand anders min of meer over het lijk struikelt.

Stel nu, dat iemand systematisch zaken beweert, die volledig los van de externe realiteit lijken te staan. Hoe moeten we dat begrijpen? De eenvoudigste verklaring is dat de persoon in een sociale realiteit leeft. Het doel van zijn opmerkingen is niet de waarneembare werkelijkheid te beschrijven, maar de sociale werkelijkheid te manipuleren. Doordat hij de sociale werkelijkheid aan het manipuleren is, ziet hij de afwijking van de feitelijke werkelijkheid niet of vindt die niet relevant. Hij heeft een sociaal doel en wil dat, hoe dan ook, realiseren.

Dit verklaart ook het psychotische gedrag van de psychiater. Zijn doel was niet de werkelijkheid te beschrijven, maar de patiënt te dwingen tot het blijven innemen van de door hem voorgeschreven pillen. De enige vorm van therapie waarmee hij zichzelf blijvend onmisbaar kon blijven maken als psychiater. Hij leeft niet in de fysische realiteit, maar in de sociale.

En doordat hij vermoedelijk zijn hele leven al heeft doorgebracht in die sociale realiteit, is de fysische realiteit voor hem niet langer relevant en niet waarneembaar. De fysische realiteit is weggevallen. Hij leeft in een sociaal universum. Hij leeft in de wereld van zijn groep en voelt zich daar prima bij.

Je bent geneigd te zeggen: hij leeft in de wereld van zijn geloof, hij leeft in zijn waan. Maar dan mis je het punt waar het om gaat. Zijn geloof, zijn waan maakt het voor hem mogelijk riant te leven. Dat daar veel patiënten voor nodig zijn en daar in feite door gedupeerd worden, is zijn probleem niet. Geloof is een prachtig iets, helaas alleen voor de gelovige zelf.












zondag 24 februari 2019

Leven in de werkelijkheid van het geloof: een voorbeeld


Laatst bijgewerkt 24-2-2019 om 14.05


Op donderdag, 14 februari 2019, bevatte de NRC voor mijn idee weinig nieuws, maar wel een artikel dat sterk mijn aandacht trok. Het verhaal werd verkocht als factcheck en de titel luidde: NRC checkt: 'Klimaatneutraal maken kost 1.000 mld' (hier). De ondertitel luidde: "Dat zei Thierry Baudet, partijleider van Forum voor Democratie, vorige week in de Tweede Kamer."

Baudet dacht te weten dat het klimaatneutraal maken van de Nederlandse samenleving veel geld gaat kosten, iets dat me niet helemaal onrealistisch lijkt, en stelde dat het in totaal om zeker 1.000 miljard euro gaat. Erik van der Walle van de NRC sloeg op zijn manier aan het factchecken en beoordeelde die bewering vervolgens als 'onwaar'. Hij wist absoluut zeker dat het allemaal belangrijk minder ging kosten.

Wel, dat was inderdaad nieuws waar ik wel even van opkeek, als het juist zou zijn. Van dat laatste punt was ik echter niet bij voorbaat overtuigd. Was de Klimaatwet inderdaad zo bescheiden? De politici die ik over die wet hoorde jubelen, zagen dat anders: Nederland zou opnieuw in de wereld voorop lopen.

Wie de Klimaatwet erbij zoekt, ziet dat de wet in feite twee verwante doelen stelt. Het eerste doel is de uitstoot van broeikasgassen in 2050 teruggebracht te hebben naar minder dan 5% ten opzichte van het peiljaar 1990. De tweede doelstelling is in 2050 geen fossiele brandstoffen meer te verbruiken. Men streeft naar honderd procent 'hernieuwbare' energie.

Een wet heeft de bedoeling het gedrag van burgers te reguleren. Toen Mozes met de Tien Geboden de berg afkwam, was een van de bepalingen dat je niet langer je buurman dood mocht slaan. Wil zo'n wet effectief zijn, dan moet je die handhaven. De mensen die wel hun buurman dood slaan, moeten opgesloten of opgehangen worden. In de praktijk is dat nog niet altijd even simpel. Wetten zijn mooi, maar het probleem is, hoe ze te handhaven.

In dit geval is de wet echter niet gericht op het gedrag van burgers, maar op het 'klimaatbeleid van de regering'. De overheid zegt tegen zichzelf, wat ze wil gaan doen. Jantje moet appels rapen en zegt tegen moeder: mijn doelstelling is in 2050 alle appels geraapt te hebben. Dat lijkt me een mededeling waar moeder niet blij van wordt.

Je moet je afvragen, wat gebeurt er, als die twee prachtige doelen niet gehaald worden. Het antwoord is: niets, helemaal niets. De wet stelt slechts een doel. We willen kernfusie economisch rendabel maken en we willen dat gerealiseerd hebben in 2050. In 2050 gaan we dat natuurlijk -- als we dan nog leven en aan de macht zijn -- evalueren. We gaan dan vaststellen of het wel of niet gelukt is.

Ik vrees dat wetenschappers die op die manier een echt probleem proberen op te lossen, niet echt verder komen. Ik dacht, dat het de uitvinder van de polaroid-camera Edwin Land was, die stelde: je moet iedere dag een relevant experiment doen, wil je echt verder komen.

Dan is er een volgend punt. Het zijn niet precies bescheiden doelstellingen die de Klimaatwet stelt, maar het zijn gigantische doelstellingen, waarvan op dit moment volstrekt onduidelijk is, of ze ooit realiseerbaar zullen zijn.

Toen ik rond 1980 met het plan kwam, de computer in te zetten voor onderwijsdoeleinden, was dat plan anderhalve A4 lang. Verder was het dermate bescheiden en concreet, een geprogrammeerde instructie aanbieden via de computer, dat alle 'deskundigen' in die tijd stelden, dat het niets nieuws was, dat het al vele malen gedaan was en dat het allemaal veel te simpel was. De toekomst was aan de 'intelligente' programma's en dat was dit niet.

Vervolgens bleek dat, wat veel te simpel was, allemaal toch belangrijk minder simpel dan iedereen verondersteld had, en lukte het tenslotte in 2014 alles in de praktijk werkend te krijgen op een -- toen nog -- bescheiden schaal. Na 34 jaar ploeteren, hadden we al eersten een geautomatiseerde methode gerealiseerd die schrijfvaardigheid aantoonbaar verbeterde.

Hoe was het ondertussen de 'deskundigen' uit de jaren "80 vergaan, die zeker wisten dat onze aanpak te simpel was en dat de toekomst aan 'intelligente' programma's was? Na jarenlange subsidies demonstreerde een van hen tenslotte een 'intelligent' programma. Door onbekende redenen wilde het 'intelligente' programma die dag echter net even niet opstarten.

Niet gehinderd door dit toch wat teleurstellende resultaat is de 'deskundige' vervolgens hoogleraar geworden met de opdracht de computer geschikt te maken voor toepassing op het gebied van de rechtspraak. Wat op het gebied van onderwijs niet lukt, lukt misschien op het gebied van rechtspraak wel, was kennelijk het idee. Ook dat schijnt echter toch allemaal wat minder simpel te zijn dan verondersteld. Het lukt niet echt, maar heeft ondertussen wel -- zoals bekend -- gigantische bedragen gekost.

De methode van gigantische doelen stellen, die in de verre toekomst liggen, werkt niet. Mijn oude moeder placht in dat verband altijd te stellen: 'De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.' Ik denk dat de Klimaatwet vooral een 'prachtig' voornemen is om toch maar vooral niets te hoeven doen. Men belijdt zijn geloof en gaat daarna over tot de orde van de dag.

In dit verband moet ik terugdenken aan Joop den Uyl in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het Groningse gas kon niet snel genoeg opgestookt worden, want over enkele jaren zou kernfusie zorgen voor een overvloed van goedkope energie. Als beginnend student placht ik er in die tijd al op te wijzen, dat dat allemaal nog moest worden gerealiseerd en dat dat soort zaken in de praktijk doorgaans zwaar tegenviel. Uiteraard was ik lang niet de enige die er zo over dacht. Dat mocht echter niet verhinderen dat het Nederlandse gas voor een grijpstuiver verkocht werd aan iedereen die het maar wilde hebben.

Waarom geloof ik de factcheck van de NRC niet? Ogenschijnlijk lijkt het een heel verdedigbaar betoog. De reden is echter simpel. Als empirisch wetenschapper wil je eerst duidelijkheid over wat er precies gedaan gaat worden. Vervolgens is de vraag: wat gaat dat kosten en is dat effectief? In dit geval loopt het hele project bij het eerste punt al vast. Het is volstrekt onduidelijk wat men allemaal precies hoopt te gaan doen.

Daar komt bij, dat het op dit moment helemaal niet duidelijk is, of wat men wil inderdaad realiseerbaar is. Je kunt wel kernfusie willen, maar dat betekent niet, dat het er dan opeens ook automatisch is. Voor een volledige overstap op niet-fossiele energie geldt precies hetzelfde.

Maar laten we ons nu proberen te verplaatsen in de wereld van de gelovigen. Allereerst blijkt de factcheck in de NRC dan niet uitzonderlijk te zijn. Ook de Volkskrant had de dag daarop een artikel met een soortgelijke strekking (hier). Het idee, het gevoel, het geloof, dat het allemaal nooit zo ontzettend veel geld als het enorme bedrag van duizend miljard euro kan gaan kosten, is kennelijk vrij algemeen.

Een tweede punt: deze mensen geloven zelf hun verhaal. Zij denken zeker te weten dat het allemaal nooit zoveel kan gaan kosten. Misschien geloven ze morgen weer iets totaal anders, maar in deze situatie en op dit moment, is hun geloof hun werkelijkheid. Wanneer ze nu beslissingen zouden moeten gaan nemen: zouden ze oprecht denken dat die kosten met zekerheid minder dan 1000 miljard zullen bedragen.

In dit geval gaat het slechts over geld. Althans zo lijkt het. Maar als je iets rotsvast gelooft, dan handel je naar die overtuiging. Stel nu dat dat geloof betrekking heeft op mensen. Dan handel je vanuit dat geloof en treffen je beslissingen die mensen. Dat is echter precies de basis van discriminatie en agressie.

De interessante vraag is dan: hoe kon dit geloof ontstaan? En: hoe kan het blijven bestaan? Laten we eerst naar de eerste vraag kijken.

Het geloof begint in feite met de prikkelende uitspraak van Baudet: de Klimaatwet gaat minstens duizend miljard kosten. Dat is een onvoorstelbaar groot bedrag. Dat roept associaties op van: dat kan toch niet waar zijn.

Vervolgens is er de persoon Baudet, die graag prikkelende uitspraken doet en het met de feitelijke waarheid niet altijd even nauw neemt. De bron is nogal suspect.

Dan is er de onderbouwing van de uitspraak (hier). Die onderbouwing oogt misschien heel aardig bij een eerste indruk, maar zelfs een doorsnee journalist zal zien, dat het een gebakken lucht verhaal is.

Vervolgens is er het probleem van de kosten van de Klimaatwet, wanneer we die doelen inderdaad zouden willen realiseren. Die doelen zijn zo gigantisch en de weg er naar toe, is nog zo onbekend, dat de kosten naar alle waarschijnlijkheid behoorlijk zullen tegenvallen. Maar hoe reageren alfa's op emotioneel negatief geladen informatie?

Alfa's reageren daarop snel en emotioneel. De informatie wordt weggeklikt. Het kan niet kloppen. De computer (of de bron) moet zich vergissen. Wat men gaat doen, is de informatie omvormen tot een 'mooi' nieuw verhaal. Dat verhaal is in dit geval, dat het allemaal nooit zo erg kan zijn en dat Baudet een foute bewering heeft gedaan.

Met andere woorden: men produceert een 'mooi' verhaal. Het gaat over een persoon: Baudet. En die persoon heeft iets beweerd, dat a. helemaal niet zo leuk is, en b. dat dan wel 'fout' moet zijn. De factcheck communiceert in werkelijkheid een negatieve emotie over Baudet.

Ik denk dat er in dit geval nog een ander belangrijk punt meespeelt. Men zit in een sociale situatie waarin men min of meer gedwongen wordt tot het produceren van een verhaal. Als journalist kun je niet voortdurend zeggen, dat je nog niks hebt. In het geval van een factcheck kun je moeilijk terug, wanneer je al de nodige tijd geïnvesteerd hebt in een stukje. Er moet dus iets komen, men staat onder tijdsdruk en publicatiedwang.

Klopt het 'mooie' verhaal dat men zelf op deze manier geproduceerd heeft? Op dit punt voelt men zich toch niet helemaal zeker, maar gelukkig: andere journalisten beweren precies hetzelfde. Het moet dus wel zo zijn!

Stel nu, dat men deze blogpost leest. Heeft dat effect op zijn geloof? Nee, want gelovigen selecteren de informatie die tot hen komt. Mocht een gelovige per ongeluk deze informatie onder ogen krijgen, dan wordt die snel weggeklikt en afgedaan: belachelijk verhaal, de man is niet eens hoogleraar. Dat soort reacties.

Gelovigen zitten in een informatiebubbel. De informatie die tot hen komt, moet hun geloof bevestigen. Informatie die dat niet doet, is 'fout', moet zo snel mogelijk weg (bijvoorbeeld: verbrand worden of verboden worden) en wordt omgevormd tot een nieuw 'mooi' verhaal. Die auteur klopt niet, het verhaal klopt niet. Vervolgens zoekt men weer sociale bevestiging voor zijn nieuwe, 'mooie' verhaal.

Probeer het probleem door de ogen van de gelovige te zien. Men zit in een machtige groep, heeft het daarin goed en probeert zijn positie te verbeteren. Voor dat doel moet men niet met een feitelijk juist verhaal komen, dat niemand ziet zitten, maar met een verhaal dat aanspreekt, dat bijval oplevert. Het moet kortom een 'mooi' verhaal zijn. Men leeft in een wereld waarin het 'mooie' verhaal de werkelijkheid is geworden. Tot de echte werkelijkheid het feestje komt verstoren.


 

















dinsdag 19 februari 2019

Zijn mensen een gelovige diersoort?


Laatst bijgewerkt 20-2-2019 om 0.02


"Wat is de zin van ons leven?" Dat is de vraag die Fokke Obbema, journalist bij de Volkskrant, na een hartstilstand stelt aan allerhande mensen die bereid zijn met hun ogen dicht met hun kop in de Volkskrant te worden afgebeeld. Op maandag, 18 februari 2019, was het de sterrenkundige Vincent Icke die op deze manier de publiciteit zocht.

De vraag naar de zin van het leven blijkt een ideale vraag te zijn voor allerhande roeptoeters die in reactie op die vraag uitgebreide filosofische verhandelingen gaan geven over de vraag, hoe wij de wereld en ons leven daarin moeten zien. Om die reden wil ik deze betogen daarom nog wel eens zuchtend overslaan.

Tijdens de zondagse preek vroeger had ik al de gewoonte niet al te veel aandacht te besteden aan het warrige betoog, maar ondertussen in mijn hoofd een frequentielijst aan te leggen van termen als 'satan', 'duivel' en 'verdoemenis' in het betoog van de prediker. Maar voor Icke heb ik wat een zwak, dus ik wilde toch weten, wat hij te melden had.

Allereerst trapte Icke als een van de zeer weinigen niet in de val die deze vraag voor mensen vormt. Door de formulering van de vraag veronderstel je dat er iets moet bestaan als de zin van het leven. Maar klopt dat wel? Kun je een expeditie naar Mars organiseren om te gaan kijken of daar misschien ergens de zin van het leven op je staat te wachten? De vraag heeft dus alleen zin als je eerst 'de zin van je leven' operationeel definieert.

In dat kader verwijs ik altijd graag naar Bob Altemeyer, die ongeveer zijn hele werkzame leven (40 jaar) nodig had om 'autoritarisme' fatsoenlijk operationeel te definiëren. En dan begon hij bepaald niet vanaf nul. Het operationaliseren van vage begrippen schiet dus niet op. Mogelijk is dat ook een reden dat veel mensen het daarom gewoon niet doen. Gewichtig praten met volstrekt lege termen die interessant klinken, levert sociaal gezien zo veel meer moois op.

Icke merkte echter, zonder al te bot te worden, keurig op dat de vraag naar de zin van het leven 'zinledig' was. Het is een zinloze vraag. Wat is het nut van een kurkentrekker? Geen enkel, behalve wanneer je een fles wijn open wilt krijgen.

Icke formuleerde het anders. Hoe kun je herkennen of het antwoord klopt? Hoe kun je het antwoord toetsen op juistheid? Als empirische wetenschappers willen we kunnen waarnemen of iets wel of niet de zin van het leven is, en dat lukt niet zo lang het begrip niet meetbaar is.

Het punt waar het me in dit interview echter vooral om gaat, is de uitspraak van Icke: "'Wij zijn een gelovige diersoort.'" (De uitspraak vermeld ik tussen dubbele en enkele aanhalingstekens. Volgens het artikel in de VK is het dus letterlijk zo geformuleerd door Icke.)

Obbema vraagt eerst of we ons bestaan, ons leven echt als toeval moeten zien. Icke reageert daarop met de uitspraak van Simon Stevin: 'Wonder en is gheen Wonder.' Dat betekent zoveel als: het is een wonder, maar er zit ook systeem in het wonder, waardoor het niet langer een echt wonder is. In feite de basis-assumptie van empirische wetenschap. Er zit systeem in die fantastische werkelijkheid.

Obbema vraagt dan: ''De stap naar: er moet wel een kracht achter dit alles zitten, is dan toch niet zo groot?" Icke antwoordt daarop met: "'Daar komt de neiging van de mens tot geloof om de hoek kijken. Er zijn maar weinig mensen die zichzelf kunnen toestaan te zeggen: dat weet ik niet. Of: dat begrijp ik niet. Anders dan dieren heeft een mens begrip. Maar dat is altijd onvolledig. Dat wil hij, uit ongeduld of uit angst, aanvullen tot iets absoluuts. Daarom gaat hij geloven: in goden, geesten, spoken, een leven na de dood, verzin het maar. Wij zij een gelovige diersoort.'" [Obbema gebruikt in zijn tekst nog wel eens wat royaal aanhalingstekens, die heb ik om het citaat leesbaar te houden, niet allemaal overgenomen.]

Icke laat zich hier verleiden tot het uitleggen van zijn ideeën over geloof. Maar kloppen die? Is de mens inderdaad een gelovige diersoort? En zo ja, waarom dan?

Dat mensen op grote schaal geloven, mag duidelijk zijn. De hoeveelheid vooroordelen, onzin, esoterie, filosofie en andere nonsens die over je wordt uitgestort, is onvoorstelbaar. Richard Feynman wees daar bijvoorbeeld al lang geleden op. Ook een blad als Skepter illustreert dat.

Ik zou in dit verband drie opmerkingen willen maken. Allereerst gaat het hier niet om alle geloof, maar om irrationeel geloof. Geloof waar geen deugdelijke argumenten en harde evidentie voor bestaan.

Ten tweede hebben jagers/verzamelaars voor zover valt na te gaan, wel irrationeel geloof, maar geeft dat geen problemen. Het is functioneel. Het is slechts om de samenhorigheid van de groep te vergroten. Ze maken dus streng onderscheid tussen twee activiteiten: samen lol maken en jagen/verzamelen. Haal het niet in je hoofd tijdens de jacht met onzinnige opmerkingen te komen, dat idee.

Dat betekent dus eigenlijk dat geloof in de overheersende vorm waarin wij dat kennen, evolutionair gezien een vrij recent verschijnsel is, dat is ontstaan na de uitvinding van de landbouw.

Dan mijn derde opmerking. Niet iedereen gelooft. Sommige mensen geloven heel gemakkelijk in volstrekt irrationele lariekoek, andere mensen moeten daar niets van hebben. Maar hoe moet je dat precies vaststellen?

Nu wordt de zaak wat ingewikkelder. De mensen die geloven bestaan uit in totaal drie verschillende types en daarnaast hebben we dus nog een type dat het liefst niet gelooft: ongelovige, sceptische, zelfstandige individuen.

In totaal levert dat dus vier typen. Dat betekent dat het om twee onderliggende variabelen gaat: autoritarisme (RWA) en sociale dominantie (SDO). Irrationeel geloof meten we dan als bevooroordeeldheid (generalized prejudice).

Helemaal waar is de uitspraak dat de moderne mens een gelovige diersoort is, dus niet. Want we hebben ook nog steeds 'ongelovigen'. De mensen die op al deze drie variabelen laag scoren: de bèta's.

Welke drie groepen gelovigen hebben we dan? Onderin de piramide van de geloofsgroep hebben we de 'gewone gelovigen'. Mensen die wel geloven, wat hun verteld wordt, maar die verder weinig aspiraties hebben. Daarna komen de 'doeners'. Mensen die niet echt geloven en een helder verstand hebben, die echter om macht te krijgen, doen alsof ze geloven. Dit zijn de mensen die zaken regelen en uitvoeren binnen de machtige groep die gelooft. De derde groep zijn de predikers, de alfa's, de 'men of words'. Zij geloven blindelings en ze willen, hoe dan ook en voor alles, macht.

Waar komt die gigantische drive tot irrationeel geloof nu vandaan? De reden is dat na de uitvinding van de landbouw rijke voorraden ontstonden. Wie erin slaagt zich meester te maken van die voorraden, heeft een prachtig en gemakkelijk leven. De handige jongen die dus wat leeglopers met een mooi verhaal wist te organiseren, had het goed bekeken.

De basis van irrationeel geloof is dus het willen manipuleren en beïnvloeden van anderen, om op die manier zelf hoger in de sociale pikorde van de machtige groep te komen. Irrationeel geloof is het getwitter van de apenrots.

Op het moment dat iedereen daar mee bezig is, valt de productieve basis onder de samenleving weg en stort de 'civilisatie' in. De geschiedenis leert, dat dat uiteindelijk doorgaans slechts een kwestie van tijd is.

De gelovige diersoort mens kan dus alleen bestaan dankzij die basis van hard werkende, ongelovige bèta's. Zodra die wegvalt, stort het systeem in.






























maandag 18 februari 2019

Zijn YouTube-clips echt zo gevaarlijk? Gevaarlijk gebabbel van journalisten


Laatst bijgewerkt 18-2-2019 om 14.52


Op de site van The Guardian verschijnt een interessant, maar ook wat verontrustend bericht (hier). De link op de homepage luidt: Conspiracy theories / Study blames YouTube for rise in number of Flat Earthers. Volgens deze 'studie' zou YouTube de schuld zijn van de stijging in het aantal mensen dat gelooft dat de Aarde vlak is.

Persoonlijk geloof ik dit soort verhalen niet zo. Mijnheer X werd een overtuigde nazi doordat hij toevallig op een dag drie bladzijden Mein Kampf las. Zelfs iemand als Adolf Hitler geloofde niet dat het zo werkte.

Of: alle problemen met discriminatie en agressie zijn nu voorgoed opgelost. Alle schoolkinderen worden verplicht tien minuten lang de blog Stop discriminatie, maar hoe? te bestuderen. Daarna gedragen ze zich hun lange leven verder keurig. Als het eens allemaal zo simpel was.

Laten we even terug gaan in de tijd. Ongeveer vierduizend jaar geleden (de precieze datum is niet bekend) komt Mozes de berg af met de Tien Geboden. Wie het desbetreffende Bijbelboek nauwkeurig leest, kan zien, dat het kennelijke probleem de godhaters (alfa's) waren, die op een of andere manier in toom moesten worden gehouden. Het idee was, als we nu duidelijk op schrift stellen wat wel en niet mag, dan gaan die mensen zich wel wat netter gedragen.

Echt gewerkt heeft dat niet, want ongeveer tweeduizend jaar geleden probeerde Jezus het met een sterk vereenvoudigde versie van twee geboden opnieuw. Die poging moest hij met zijn dood bekopen. Kennelijk is het dus niet zo simpel om mensen via alleen woorden langdurig te beïnvloeden.

Goed, laten we nu eens naar het gepresenteerde onderzoek kijken. Wel, dan zijn we snel klaar, want dat is er niet. Het is althans niet te vinden, het wordt nergens vermeld. Het 'duivelse' Google (de eigenaar van het 'foute' YouTube) geeft echter ook nog een link naar een soortgelijk artikel op de site van de Independent (hier).

De basis voor de bewering is dat Asheley Landrum, de veronderstelde onderzoekster, een prachtig verhaal heeft opgehangen tegen een onkritische wetenschapsjournalist. Vervolgens hebben andere wetenschapsjournalisten het verhaal dankbaar en kritiekloos overgenomen. Ik laat het verhaal uit de Independent hier volgen zonder de afleidende illustraties en de tussengevoegde clips.

Flat Earth conspiracy theorists are being ‘indoctrinated through YouTube videos’
Flat Earth conspiracy theorists are being indoctrinated after falling down a “rabbit hole” of videos on YouTube, a scientist has warned.

The popular site’s habit of recommending related videos to viewers is drawing in people who are vulnerable to believing in outlandish ideas, according to Dr Asheley Landrum at Texas Tech University

Subscribers to the ideology tend to believe the government is covering up the fact the Earth is flat, not a round spinning sphere.

While this seems like a fringe idea, in recent years it has appeared to grow in prominence as celebrities like the rapper B.o.B have emerged as advocates for it.

A poll conducted by YouGov last year found only two-thirds of young people surveyed “firmly believed” the Earth was round.

Dr Landrum said the spread of this phenomenon can largely be attributed to YouTube and its habit of suggesting videos to keep viewers engaged.

“YouTube really has propagated the Flat Earth movement in a way I don’t think has been done before with any conspiracy community,” she said.

Dr Landrum has attended the last two Flat Earth International Conferences, both held in the US, to interview people and establish how they arrived at their conclusions.

All 30 people she interviewed at the first conference had learned about the phenomenon directly from YouTube, apart from one whose daughter had told him about it after watching YouTube.

“There was a real spread and we were very surprised by that. Many had college degrees, there was an engineer, a social worker, a substitute teacher,” she said.

Everybody Dr Landrum and her colleagues talked to believed in other conspiracy theories including those concerning 9/11, “chemtrails” and the Holocaust.

However, she said belief in a flat Earth in particular was a “YouTube-centric” phenomenon.

“It comes down to the way that the algorithms work,” said Dr Landrum. “Under normal circumstances that might not be problematic. But it means that if someone’s looking up conspiracy videos, it’s going to suggest more conspiracies.”

This creates the impression among viewers that there is an enormous amount of evidence for the flat Earth theory, she suggested.

One man Dr Landrum talked to at the convention said he had been sceptical about the idea for a long time, but after repeatedly being drawn to the videos after watching other conspiracy theories, he was eventually converted.


After that, he said he struggled to find any evidence to disprove the flat Earth idea.

Dr Landrum, who was discussing her work at the American Association for the Advancement of Science meeting, said while many of these people did not trust institutions, scientists must try to fight back against the flow of misinformation on YouTube.

“There are a lot of people out there who are questioning, who are curious, who want to understand – and we can’t let the only information that’s out there that’s accessible from YouTube be coming from conspiracy theorists,” she said.

The Independent has contacted YouTube for comment.

-----

Landrum beweert dus heel veel, maar heeft ze echt iets waargenomen? Allereerst valt me op dat ze veel meer beweert, dan ze kan waar maken. Ze grossiert dus kennelijk in 'mooie' verhalen. Laat ik dit toelichten.

Ze beweert dat het geloof in een platte Aarde ontstaat door YouTube-clips, maar ze heeft niet de moeite genomen dat te onderzoeken. Je kunt studenten verdelen in twee groepen. De ene groep laat je de 'foute' clip zien, de andere een neutrale clip en veertien dagen later ondervraag je al je studenten over hun opvattingen, zodat ze geen link leggen met de eerdere clips. Het is even wat werk, maar dan heb je ook wat.

Klopt het idee dat ze goed is in roeptoeteren? Even zoeken met Google op haar naam en de categorie 'nieuws' levert (op het moment dat ik dit schrijf) maar liefst 58 resultaten op. Op het gebied van pr is ze dus in ieder geval uiterst handig.

Dit blijkt ook te kloppen met haar vak: communicatiekunde. Dit is een vak dat echter ook hoog scoort op de alfa-bètafactor zagen we eerder. De beoefenaren zijn doorgaans vooral goed in het produceren van 'mooie' verhalen in plaats van gedegen onderzoek.

Wat heeft ze dan wel precies waargenomen volgens haar verhaal. Haar verhaal is, dat van 30 mensen die ze op de eerste Flat Earth International Conference sprak, 29 tot het ware geloof bekeerd zijn door het zien van YouTube-clips.

Dat klinkt me nogal griezelig in de oren. Hoeveel mensen heb je in totaal precies ondervraagd om die 30 te vinden? Hoe heb je die respondenten precies geselecteerd? Wat heb je precies gevraagd? Waar is je vragenlijst of was die er helemaal niet? Hoe weten die mensen zo precies waardoor ze tot het ware geloof bekeerd zijn? Mensen geloven op een bepaald moment iets, maar weten normaal volstrekt niet waardoor ze dat precies geloven?

En dan is er nog een groot probleem. Als onderzoekster heeft ze belang bij bepaalde uitkomsten. Maar zij was ook degene (of in ieder geval een van degenen) die met de respondenten sprak. Dat geeft je uitgebreid de gelegenheid de uitkomsten te beïnvloeden. Wat heeft ze gedaan om die mogelijkheid uit te sluiten?

Dan is er die tweede conferentie waarop ze aanwezig was? Waarom wel rapporteren over de eerste, maar niet over de tweede, terwijl je die wel bezoekt? Je hebt de kans je resultaten te checken, maar je doet dat niet. En waarom ga je dan pas na de tweede conferentie met dit sensationele bericht de publiciteit zoeken? Waarom niet onmiddellijk na de eerste?

Het Guardian-artikel biedt meer informatie over een van de clips die zo gevaarlijk zouden zijn. Dat artikel vermeldt: "Landrum said one of the most popular Flat Earth videos, 200 proofs Earth is not a spinning ball [hier], appears to be effective because it offers arguments that appeal to so many mindsets, from biblical literalists and conspiracy theorists to those of a more scientific bent."

Die bewering geeft ons de gelegenheid haar verhaal te checken. Hier is een video die volgens haar effectief is om je te laten geloven dat de Aarde plat is en die video zou ook effectief zijn bij mensen met een meer wetenschappelijke instelling. Als het goed is, moet die video dus ook bij mij effectief zijn. Wel, ik bereid dat vreselijke risico te lopen. Ik neem de proef op de som.

Daarbij komt, dat ik al tijden harde evidentie zoek, dat de Aarde inderdaad vlak is. Tot nu toe is die zoektocht nog steeds niet beloond, maar ik blijf volhouden. Strikt genomen heb ik dus niet 200 bewijzen nodig, maar slechts één. Einstein merkte iets dergelijks al op bij de weerlegging van de relativiteitstheorie. Om zijn theorie te weerleggen was een enkele wetenschapper al voldoende. Op dezelfde manier ben ik tevreden met een enkele weerlegging dat de Aarde een bol is. Deze video kan mij dus precies leveren, wat ik zoek.

Wel, de eerste reeks bewijzen zijn beweringen die niet kloppen. Wanneer je bijvoorbeeld inderdaad recht omhoog gaat met een raket, zie je tenslotte wel degelijk de ronding van de horizon. En zo gaat het door. Het zijn allemaal beweringen, maar geen harde waarnemingen.

Wanneer je als empirisch wetenschapper met een gedurfde theorie komt en de eerste 10 van je 200 verzamelde feiten blijken niet te kloppen, kun je je publiek niet kwalijk nemen dat ze het na het tiende nepfeit wel geloven. Beter gezegd: dat ze je dan niet meer geloven.

Mijn reactie op deze video is dus: bull-shit. Ben ik de enige met die reactie? Wat zou bijvoorbeeld Max Pam hiervan denken? Dat weet ik natuurlijk niet zeker, maar ik geloof niet dat hij door deze video overtuigd zou worden. De mensen die zich door deze video laten overtuigen, vormen dus kennelijk een bepaalde selectie uit de totale populatie.

Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk precies? Landrum beweert haar 30 respondenten (waar is de vragenlijst?) gesproken te hebben tijdens de eerste Flat Earth International Conference. Ook die bijeenkomst kon zich al in warme belangstelling van de pers verheugen. De Guardian berichtte daar over (hier). Het ging om ongeveer 650 mensen.

Hoeveel mensen hebben ondertussen deze video gezien? YouTube vermeldt: "667.833 weergaven". Dat komt neer op minder dan 1 promille. Kennelijk is de video toch iets minder effectief dan Landrum ons wil laten geloven.

Wat vind ik het verontrustende? Niet dat er wereldwijd ongeveer 650 mensen naar een gezellige conferentie gaan om elkaar te sterken in hun geloof dat de Aarde plat is als een pannenkoek. Wat ik verontrustend vind, is dat een site als The Guardian klakkeloos dit soort kliknieuws publiceert en zelf kennelijk niet meer ziet, dat er van alles mis is met het bericht. Moderne journalisten zijn kennelijk vaak mensen die volledig voor het effect gaan en zich niet meer druk maken over het misleidende karakter van hun bericht. Het gaat kennelijk volledig om het 'mooie' verhaal en niet langer om de feitelijke juistheid van het verhaal.

Als de informatie in deze blog klopt, mag je ze dat echter niet al te hard aanrekenen: ze leven in een wereld waarin feiten niet bestaan, althans niet relevant geacht worden. Zodra we echter allemaal in die wereld zijn gaan leven, ontstaan er wel problemen, zoals bijvoorbeeld instortende viaducten en naar beneden vallende vloeren. En dat zijn dan alleen nog maar de kleine ongemakken, waarmee we dan zullen moeten leven.

Het probleem is niet dat er misleidende verhalen verteld worden, het probleem is dat steeds meer mensen kennelijk het verschil niet meer zien tussen feit en geleuter. Als samenleving gaan we kennelijk steeds meer leven in de virtuele wereld van het geloof en het gebabbel. Het moet leuk zijn, het moet opwindend zijn, het moet passen bij onze vooroordelen, maar kloppen met de harde feiten is niet langer nodig, want we weten niet meer, wat dat zijn.














zaterdag 16 februari 2019

Slavernij-paradoxen: slavernij-enthousiasme en de fundamentele slavernij-puzzel


Laatst bijgewerkt 16-2-2019 om 15.13


In een van de vorige blogposts kwam een college op YouTube aan de orde van de historicus Stefan Molyneux over slavernij: The Truth About Slavery: Past, Present and Future (hier). Volgens het krantenartikel dat deze video vermeldde, zou het ernaar kijken, leiden tot extreme, rechtse radicalisering. Zelf zie ik dat verband nog niet zo duidelijk. Het lijkt me dat er weinig mis is met zijn college over dit onderwerp.


Enthousiast over iets dat we volledig verwerpelijk vinden

Wat me echter opviel in dit college, is zijn nadrukkelijke stellingname dat slavernij slecht is. Zelf heb ik overigens iets soortgelijks beweerd: slavernij lijkt uiteindelijk een verwoestend effect te hebben op de geest van de slaaf en van de meester (hier). Ze lijken elkaar in een op termijn dodelijke omhelzing gevangen te houden. Het denken wordt aangetast, de moraliteit verdwijnt en men wordt extreem gewelddadig.

De reden om dit te denken, is dat autoritarisme de slavenfactor lijkt te zijn en sociale dominantie de meesterfactor. Over beide factoren valt weinig positiefs te melden, terwijl de combinatie van die twee een collectie eigenschappen oplevert die sterk doet denken aan psychopathie. Dat wat psychopaten zo bijzonder en gevaarlijk maakt.

Wie concrete voorbeelden zoekt dat de meester-slaaf relatie uiteindelijk leidt tot ellende, stagnatie, corruptie, geweld en ondergang kan kijken naar de ondergang van het Romeinse Rijk. Een ander voorbeeld is Haïti. Ooit een van de rijkste gebieden van Amerika, nu een van de armste. Misschien kunnen we daar binnenkort de VS aan toevoegen. Aan slavernij hangt een hoog prijskaartje dat verhaald wordt op de kinderen een tiental geslachten verderop.

Er zijn dus goede reden om slavernij volstrekt verwerpelijk te vinden en dat doen we dan ook: we vinden het allemaal massaal helemaal niks. Maar met politiek correcte uitspraken is vaak een probleem. Vaak kloppen ze niet met de kille realiteit. Wat wij vinden, is vaak wat wij graag willen en niet de huidige of toekomstige werkelijkheid.

Wanneer autoritarisme inderdaad iets is als de slavenfactor dan moet ongeveer de helft van de bevolking graag slaaf willen zijn. En wanneer sociale dominantie inderdaad de meesterfactor is, dan moet ook ongeveer de helft van de bevolking graag meester willen zijn. Het laatste valt nog wel te begrijpen, maar het eerste komt bizar over.

Willen veel mensen inderdaad graag slaaf zijn? Willen veel mensen graag hun vrijheid kwijt zijn? Erich Fromm dacht indertijd (1942) in The Fear of Freedom van wel. Hij dacht te zien dat een belangrijke groep mensen orde en geborgenheid zocht in de machtige groep onder leiding van de toenmalige strongman: Adolf Hitler. Verder dacht hij te zien, dat een belangrijke groep mensen graag de baas wilde zijn, meester wilde zijn, over de rest.

Ik formuleer het dan belangrijk compacter, dan hij het deed, maar in essentie kwam zijn idee daar vermoedelijk op neer. Inmiddels heeft empirisch onderzoek dat wilde en 'foute' idee vele malen bevestigd. Autoritaristen zoeken hun toevlucht in een machtige groep waardoor ze zich volledig onderwerpen aan de leiders van die groep. Sociaal-dominanten willen voor alles macht en die valt te vinden een machtige groep.

De eerste paradox is dus dat we slavernij verafschuwen, maar dat ruwweg drie vierde van de bevolking (beide variabelen, autoritarisme en sociale dominantie, zijn vrijwel ongecorreleerd, waardoor de combinatie van beide variabelen ongeveer drie vierde omvat) in werkelijkheid of dolgraag slaaf wil zijn, of dolgraag meester of beide tegelijk. Dat laatste wil natuurlijk niet, maar die bereidheid, instelling en het enthousiasme daarvoor kan wel tegelijkertijd aanwezig zijn.

Hoe valt die tegenstelling tussen verhaal en werkelijkheid te begrijpen? 'Slavernij' is voor autoritaristen slechts een woord. Aan dat woord zijn door klassieke conditionering sterk negatieve emoties gekoppeld. De emotionele reacties die het woord 'slavernij' oproept, zeggen niets over de innerlijke drijfveren. Fromm, als psycho-analyticus, probeerde juist te focussen op die diepere drijfveren. En hoewel zijn formulering hele generaties onderzoekers hoofdbrekens heeft opgeleverd en er soms ook behoorlijk naast zat, bleek zijn 'foute' idee uiteindelijk toch te kloppen.

Het probleem met de term 'slavernij' is dat die niet operationeel gedefinieerd is. Dat maakt het lastig feiten over slavernij vast te stellen. Tegelijkertijd roept die term wel felle emoties op, waardoor onze perceptie nog meer ontregeld raakt. De variabelen autoritarisme (RWA) en sociale dominantie (SDO) zijn echter wel operationeel gedefinieerd. Het enthousiasme voor de machtige groep en de ziekelijke wil tot macht, kunnen dus beide objectief gemeten worden.

Ook het resultaat van deze twee onderliggende variabelen, bevooroordeeldheid (generalized prejudice), kan objectief gemeten worden. 'Bevooroordeeldheid' is een neutraal woord voor een kwalijke mix van vooringenomenheid, emotionaliteit, agressie, irrationaliteit, gerichtheid op mensen en psychopathie. Het is de eigenschap die de strongman zo gevaarlijk en doortrapt maakt en het is ook de eigenschap waarmee de strongman volgelingen/gelovigen aantrekt.

Op basis van dat empirische onderzoeksresultaat verwacht je dus, dat een groot deel van de moderne wereldbevolking slavernij omarmt (jagers/verzamelaars hebben er geen last van). Klopt dat echt?

De Engelstalige Wikipedia vermeldt bij 'History of slavery': "David P. Forsythe wrote [5]: 'The fact remained that at the beginning of the nineteenth century an estimated three-quarters of all people alive were trapped in bondage against their will either in some form of slavery or serfdom' [6]." Ruim tweehonderd jaar geleden was dus ongeveer drie vierde van de wereldbevolking nog slaaf of horige. Slavernij was tot voor kort niet de uitzondering, maar de regel.

Ook nu werken de meeste mensen nog steeds in loondienst: het zijn loonslaven. Ze moeten de orders van hun baas opvolgen en uitvoeren. Soms doen ze dat en soms doen ze dat niet. Maar wie geen eten of geen inkomen heeft, wil graag een baantje. Het is beter om jezelf te verhuren als slaaf dan van honger dood te gaan.

Een andere manier om naar slavernij te kijken, is naar de mate van democratie in de wereld te kijken. Een groot deel van de wereldbevolking blijkt dan in onvrije landen te wonen, vervolgens is er een groot middengebied waarin men niet volledig vrij is en tenslotte is er ook een deel van de wereld vrij. Dat wil zeggen: deze landen worden gezien als democratisch. En dat deel is inderdaad het meest welvarende deel van de wereld. Onvrijheid of slavernij leidt tot stagnatie en productieverlies.



Slavernij als sociale stratificatie

Is er een andere manier om slavernij te definiëren? De Engelstalige Wikipedia noemt het: "Slavery is [ . . .] developed as a system of social stratification [3] [4]." Je kunt 'slavernij' ook opvatten als 'sociale stratificatie': in de samenleving ontstaan verschillende lagen die verschillen qua status. Samenleving van jagers/verzamelaars zijn plat: iedereen is gelijk. De beste jager van de stam krijgt als dank voor zijn royale buit badinerende grapjes te verduren. Men werkt sociale verschillen actief tegen. Voor het overleven van de groep is belangrijk dat iedereen qua status op hetzelfde niveau zit. Ik heb jou nodig, jij hebt mij nodig.

Na de uitvinding van de landbouw ontstaat er echter 'sociale stratificatie', dat wil zeggen: slavernij. De handige jongen die een stel mensen weet te inspireren en weet op te zwepen wordt de baas. De boeren komen onderin de voedselpiramide terecht. De handige jongen met zijn gevolg bovenin. Hij is de nieuwe vorst of koning, de alfa.

Zijn macht is gebaseerd op het leger van volgelingen/gelovigen dat hij achter zich weet te verzamelen. Deze gewone gelovigen vormen de laagste trap van de alfacultuur. Tussen de gewone gelovigen en de elite van de alfa bevindt zich de middenstand. De mensen die zorgen dat de orders van de alfa ook inderdaad worden gerealiseerd. De doeners, de uitvoerders, de generaals.

Het interessante punt is nu dat de Engelstalige Wikipedia bij 'sociale stratificatie' drie lagen vermeldt: de upper class, de middle class en de lower class. De twee aansturende variabelen (autoritarisme en sociale dominantie) leveren echter vier lagen op, die ook inderdaad alle vier verschillen in mate van bevooroordeeldheid. Alfa's zijn het meest bevooroordeeld, daarna de doeners, vervolgens de gewone gelovigen en de double-lows of bèta's zijn niet of amper bevooroordeeld.

Sociologen, historici en dergelijke lijken dus de mensen buiten de alfacultuur, de bèta's, volledig te missen, hoewel juist zij de basis van de voedsel- en productiepiramide vertegenwoordigen. Zij waren kennelijk de outcasts, de mensen die geen deel uitmaakten van de echte samenleving en werden daarom niet gezien.


De fundamentele slavernij-puzzel

Een tweede slavernij-paradox is het beperkte economische nut van slavernij. Stel je koopt een slaaf. Allereerst kostte dat altijd veel geld. Vervolgens moet je bezit echter ook eten en huisvesting geven. Niet alleen de aanschaf kost dus geld, maar de aanschaf levert ook terugkerende kosten op. Wil dat economisch renderen dan moet men dus zorgen dat de slaaf voldoende productief werk kan verrichten. In de praktijk is dat niet altijd simpel. Het kan al lastig zijn om loonslaven nuttig werk te laten verrichten, in het ergste geval kan men die echter ontslaan. Bij echte slaven moet men dan echter een koper proberen te vinden voor een weinig productieve slaaf. Met andere woorden: de kans is groot dat men er dan zwaar op verliest.

Adam Smith zag als econoom dit probleem al, terwijl hij zich tegelijkertijd realiseerde dat slavernij wereldwijd gezien op grote schaal voorkwam. Dit wordt wel omschreven als de 'fundamental puzzle' van slavernij (hier). Hoe kan dit?

Wanneer de veronderstelling klopt dat autoritarisme de slaaf-variabele is en sociale dominantie de meester-variabele, dan levert het soortenmodel de oplossing voor deze fundamentele slavernij-puzzel. Het voordeel van een behoorlijk aantal slaven (of ondergeschikte volgelingen/gelovigen) is niet hun productie, maar de macht die dat oplevert. De strongman heeft een leger nodig, maar kan vervolgens dankzij dat leger leven als een vorst.

In het Oude Testament is bijvoorbeeld een passage te vinden, waaruit blijkt dat Abraham toen de nood aan de man kwam, zijn slaven verzamelde en ten strijde trok om Lot te bevrijden. Zijn slaven waren dus gemotiveerd om op zijn verzoek hun leven te wagen. Dankzij hem, een slimme en grote boer, hadden zij een behoorlijk leven. De slaven fungeerden als zijn strijdmacht.

Het idee van Adam Smith dat de productiviteit van slaven in realiteit vaak zwaar tegen zal vallen, kan dus volledig kloppen. Het ging normaal niet om hun arbeidsproductiviteit, maar vooral om de macht die ze opleverden. Wie een boerderij probeert te runnen met ambtenaren komt van een koude kermis thuis. Maar belasting heffen op de productie van een boer is een koud kunstje, mits men een leger van slaven of volgelingen/gelovigen heeft.

Dit betekent ook dat slaven niet de onderste laag van de samenleving vormden, maar dat de boeren en ambachtslieden de onderste laag vormden. Dit verklaart dus ook voor een belangrijk deel de bijna aangeboren haat van bevooroordeelde mensen (alfa's, doeners en gewone gelovigen) tegen alles dat riekt naar rationaliteit. De bèta's behoorden niet tot hun groep, maar moesten juist onderdrukt en uitgeschud worden.














vrijdag 15 februari 2019

Hoe ontstaat geloof? 'Niemand controleert elkaar'



Laatst bijgewerkt 15-2-2019 om 14.22 


Als je de kranten mag geloven, brengen zij alleen echt nieuws. Nieuws dat klopt. Er zijn vast wel mensen die die stelling geloven, maar dat zijn dan ook gelovigen. Goedgelovige lieden die liever babbelen, dan denken. Je hoeft als ongelovige scepticus maar een krant open te slaan en het nepnieuws schreeuwt je tegemoet.

Is dat erg? Dat is een volgende vraag. Misschien wel, misschien niet. Laten we voor het moment de wereld even accepteren zoals die is.

Waarom brengen journalisten nepnieuws? Ik kan vrij onbekommerd over dat onderwerp schrijven, omdat ik van deze blog niet hoef te leven. Verder ben ik door mijn boeren komaf, niet echt bang uitgevallen. Ik durf dus ook nog op lange tenen te gaan staan. Niet ongevaarlijk, zoals de ervaring leert, maar tot nu toe heb ik het overleefd.

Voor een journalist ligt die kwestie echter lastiger. Wanneer journalist A schrijft over journalist B dat die nepnieuws produceert, vindt B dat niet leuk. Verder weten we inmiddels dat de producenten van nepnieuws in de extreme alfahoek moeten worden gezocht: de meest haatdragende mensen die er op Gods aardbodem rondlopen. Journalist A solliciteert dan dus naar een levenslange vete met journalist B, waarbij als B inderdaad alfa is, hem niets te gek zal zijn om zijn ultieme doel te bereiken: A moet kapot! Niet een klein beetje, maar helemaal! Nepnieuws is dus een journalistiek mijnenveld. Een verstandige journalist loopt er met een grote boog omheen.

Toine Heijmans van de Volkskrant, durft het echter aan om als journalist dat mijnenveld binnen te gaan en te onderzoeken. De titel van zijn column is: Waarom Omroep Brabant nepnieuws brengt (Volkskrant, 11-02-2019).

Het verhaal begint met paparazzi Mark Vuurens die op een zondag een foto maakt van Jesse Klaver bij zijn huis. Deze loopt met een tv en andere spullen te sjouwen, laadt die in een huurbus en stopt tenslotte bij een bungalow in het buitengebied van Roosendaal. Op dat punt moet Vuurens de achtervolging noodgedwongen opgeven, omdat Klaver privégebied binnenrijdt.

Mensen lopen niet dagelijks hun tv te verhuizen. Vuurens veronderstelt daarom dat Jesse Klaver terug verhuist naar de streek waar hij opgroeide. Klaver komt uit de omgeving van Roosendaal. Vuurens belt met dit verhaal Privé, dat vervolgens inderdaad zijn foto's koopt.

Privé plaatst een foto van de met een tv sjouwende Jesse Klaver onder de kop: "Jesse Klaver: WEG UIT DEN HAAG!" De kop met het bijgaande verhaaltje zijn afkomstig van Evert Santegoeds, de hoofdredacteur van Privé, die het verhaal van de fotograaf zonder checken overneemt. Het verhaal is nieuws geworden.

Vervolgens pikt Omroep Brabant het bericht op en brengt het met de titel: "Jesse Klaver verruilt het koude Den Haag voor het warme Brabant." Om het bericht te illustreren kan men natuurlijk niet de foto uit de Privé gebruiken, omdat men daar de rechten niet van bezit. Bij het bericht komt daarom een archieffoto waarop Jesse Klaver een biertje drinkt met de burgemeester. Samen proosten op Roosendaal! Het nieuws is overgenomen, mooier gemaakt en verder verspreid.

Er is alleen een probleem: Jesse Klaver vertrekt helemaal niet uit Den Haag. Het nieuws is nepnieuws. Het gaat misschien om een onbenullig bericht, maar het is toch nepnieuws, aldus Heijmans, en ondermijnt daarmee het echte nieuws. Door dit soort nepnieuws verliezen mensen hun vertrouwen in het echte nieuws, is zijn idee. Als zo'n simpel bericht al niet meer klopt, wat klopt er dan nog wel?

Hoe kwam het dat dit nepnieuws ontstond? In het verhaal van Heijmans zitten drie schakels. De paparazzi moet geld verdienen en kan scoren met een foto van een bekende Nederlander. De foto klopt, het verhaal dat hij erbij bedenkt, klopt niet, maar maakt de foto wel verkoopbaar. De fotograaf produceert een onwaar verhaal, maar haalt dankzij dat misleidende verhaal zijn beloning binnen.

De hoofdredacteur van Privé moet zijn nummer vullen. Zo'n foto van een bekende Nederlander met een bijpassend verhaaltje, doet het altijd goed. Hij heeft er dus geen enkel belang bij het verhaal van de fotograaf kapot te checken. Het misleidende bericht wordt 'nieuws', dat wil zeggen: het wordt op grote schaal verspreid.

De site-redactie van Omroep Brabant wil zoveel mogelijk kliks trekken. Hoewel men een publieke omroep is, leveren die kliks reclame-inkosten, die men prima kan gebruiken. De desbetreffende redacteur reageert desgevraagd met: je schrijft zo tien van die stukjes per uur. "Het is een onderwerp van niks maar het klikt goed, de mensen houden ervan, 'en als ik het niet schrijf, schrijft iemand anders het.'"

Wat valt me op in deze nepnieuws-keten? Het begint allemaal met een objectief feit: de foto van de met een tv sjouwende Jesse Klaver. Vervolgens wordt daar een verhaal bij verzonnen, want de foto moet verkocht worden. De afnemende journalist neemt het verzonnen verhaal klakkeloos over, want of dat nu wel of niet klopt, maakt hem in de praktijk niet echt uit. Het blad moet vol en verkocht worden: lekker nieuws helpt daarbij. Vervolgens komt de site-redacteur van Omroep Brabant die het nieuws nog verder opleukt: Den Haag wordt 'koud', Brabant 'warm'. Nationalisme is één van de vaste punten in het verhaal van de strongman.

Kloppen de punten van ons eerder besproken geloofsmodel (hier)? Gaat het inderdaad om napraten en sociale bekrachtiging? De term 'napraten' lijkt me in dit geval wat te beperkt. Men neemt het bericht over en maakt het mooier. Misschien is het beter om het dan te hebben over 'klakkeloos overnemen en aandikken'.

Verder wordt uit de reacties van de betrokkenen heel duidelijk dat men onder sociale druk staat om snel met een mooi verhaal te komen. De foto moet verkocht worden, het blad moet kopers trekken, de site moet kliks genereren. Het doel is dus inderdaad steeds het publiek te beïnvloeden en iets te laten doen. Het doel is niet de kille werkelijkheid zo goed mogelijk te beschrijven.

Niemand van de betrokkenen interesseert zich voor de vraag of de informatie feitelijk klopt. Men zit kennelijk een cultuur waarin men dat ziet als een vreemde vraag. Waarom zou je je daar druk over maken. Dat is niet relevant. Of zoals de fotograaf tegenover Heijmans opmerkte: ''Niemand controleert elkaar."

Het kenmerk van een bèta-cultuur is juist dat iedereen zichzelf en anderen voortdurend zit te controleren. Dingen moeten kloppen, anders ontstaan er grote problemen. Het gaat in dit geval dus duidelijk om een alfacultuur.

Valt te begrijpen dat mensen in een alfacultuur elkaar niet controleren? Alfa's scoren hoog op bevooroordeeldheid, de standaardmaat voor discriminatie en agressie. Het gaat dus vaak om mensen die om niets extreem emotioneel kunnen reageren met verbaal of ander geweld. Dit zijn niet alleen mensen die gemakkelijk gewelddadig kunnen worden, maar het zijn ook mensen die sterk geneigd zijn te haten. Wie dus verstandig is, laat het wel uit zijn hoofd om openlijk kritiek te uiten op het product van een alfa. Een journalist die schrijft over het nepnieuws van een andere journalist waagt zich, zoals ik al opmerkte, in een mijnenveld.

Dit verklaart dus waarom gelovigen nooit kritisch naar hun geloof kijken. Iedere verbale scheet binnen de eigen cultuur en groep is prachtig. Het is allemaal geweldig. Het doet me denken aan de lofzangen van sommigen op de Generatie Einstein. Onvoorstelbaar geniaal! Helaas blijken ze bij onderzoek niet te kunnen rekenen en beheersen ze ook hun moedertaal niet. Maar een kniesoor die daar een punt van maakt.

Als dit idee klopt, valt dus te verwachten dat mensen in een alfacultuur problemen hebben met de verwerking van negatieve informatie. Dit is inderdaad ook wat een taal-trainingsprogramma als TAVAN laat zien. De mensen die heel talig zijn (alfa's), hebben in doorsnee meer problemen de informatie na een fout antwoord te benutten. Men reageert emotioneel op de negatieve feedback door deze snel weg te klikken in plaats van deze informatie rustig te bestuderen. Nepnieuws en geloof daarin, kunnen dus kennelijk niet los gezien worden van de alfacultuur.













donderdag 14 februari 2019

Hoe ontstaat geloof? Voorbeeld: het overnemen van een 'mooi' verhaal


Wie ervaring heeft met het herkennen van nepnieuws (en daar lol aan beleeft), wordt soms al gewaarschuwd door de context. De bijlage Zaterdag van de Volkskrant (zaterdag, 9 februari 2019) opende met een wazig en romantisch portret ter grootte van een volledige pagina. De tekst in het portret: ''Dit rayonhoofd stond 8.071 dagen klaar voor een Elfstedentocht die niet kwam". Waarom in die tekst de ''8.071 dagen klaar" niet vet gedrukt werd, is me wat onduidelijk, maar zo staat het er.

Dat is natuurlijk vreselijk! Ik moest een traan wegpinken. Meer dan 8000 dagen startklaar staan, je Noren ondergebonden. Je kunt niet slapen, want je weet nooit of misschien niet opeens de magische oproep gedaan wordt. Vreselijk! Dit tearjerker-verhaal was niet bepaald niks: vier volle bladzijden lang ging het door. Een weekend is lang, dachten ze kennelijk bij de Volkskrant en kan wel enige vulling gebruiken met die lange winteravonden.

Daarna ging men echter pas goed los. Zes bladzijden lang ging het over: "HET GEVAAR VAN YOUTUBE". De titel van het artikel moest uit de illustratie van een volledige pagina gedecodeerd worden, maar blijkt dan te luiden: "Hoe YouTube rechtse radicalisering in de hand werkt".

De intro van het artikel luidt: "Op YouTube krijgen gebruikers vaak filmpjes gesuggereerd die net iets extremer zijn dan ze zelf bekeken. Hoe dat ertoe kan leiden dat ze steeds radicaler rechts worden, zochten de Volkskrant en de Correspondent uit op basis van een omvangrijk onderzoek."

Kijk, dat is de ware geest. Kranten die zelf onderzoek gaan doen en niet zo maar wat, nee, omvangrijk onderzoek. Onderzoek moet vooral heel groot zijn. Als je wilt weten of een steen omhoog of omlaag valt, heb je zeker tien miljoen stenen nodig voordat je enigszins betrouwbare conclusies kunt trekken. Dat is pas echte wetenschap!

De kogels (cilinders als ik het goed heb) die Galilei van zijn schuine plank liet afrollen, waren vermoedelijk op de vingers van een hand te tellen. Laten het de vingers van twee handen geweest zijn. Die knullige experimenten van Galilei vormden het begin van de moderne wetenschap zoals we die nu kennen en zouden ons wereldbeeld ingrijpend veranderen. Niks geen omvangrijk onderzoek, maar wel onderzoek dat stond als een huis en dat de weg wees. En dat gerapporteerd werd, zoals deze blog dat ook probeert te doen. Als een helder en logisch verhaal. Geen woord Frans bij.

Bij echte (empirische) wetenschap gaat het om twee of drie dingen. Allereerst moet je je uitkomsten kunnen samenvatten. Alles dat niet samenvatbaar is in enkele regels, is geen serieuze wetenschap.

Als voorbeeld geef ik de samenvatting van het proefschrift van mijn vrouw en mij (Van Eerden en Van Es, 2014). In totaal heb ik zelf gedurende een 34 jaar aan dit onderwerp gewerkt (vanaf ongeveer 1980) en heeft het totale onderzoek (inclusief de ontwikkeling van het digitale programma) ons samen een 40.000 uur gekost (meer dan 20 normale werkjaren). Je kunt dus bepaald niet zeggen, dat het om een klein onderzoekje ging.

Het gezamenlijke proefschrift telt 487 bladzijden. De (kortste) samenvatting van het totale onderzoek telt echter precies 75 woorden (volgens OpenOffice) en luidt als volgt.
This study shows that basic writing skill is an important measure to predict dropout
and to indicate the level of students. Three new methods are presented to measure
basic writing skill. By using confirmed errors per A4 (500 words) it was possible to
show that the basic writing skill of Dutch first-year students is far from ideal. The
newly developed TAVAN program succeeded in ten 2-hour lessons to reduce the
number of errors with 20%.
Terug naar het onderzoek van de Volkskrant en de Correspondent. Waar is de samenvatting? Je kunt toch moeilijk verwachten dat een serieuze wetenschapper vijf bladzijden tekst op goed geluk gaat doorworstelen? Wel, een fatsoenlijke samenvatting ontbreekt. In plaats daarvan heeft men op het eind van het artikel een Verantwoording waar je als onderzoeker niet echt verder mee komt.

Een volgend punt is de vraagstelling. Wat is de vraag precies die je wilt beantwoorden met je onderzoek? De onderzoekers komen met de volgende tendentieuze omschrijving: ''Heeft YouTube een 'rechts' radicaliseringsprobleem, zoals een groeiende groep onderzoekers stelt?"

Om onderzoek te kunnen doen, heb je echter een vraag nodig, naar iets dat je moet kunnen waarnemen. De laatste keer dat ik door het bos liep, heb ik wel gezocht naar een 'rechts radicaliseringsprobleem' maar ik kwam alleen een ree tegen die snel wegschoot de schemering in. We willen dus graag de vraag zo geformuleerd, dat we de boel kunnen waarnemen. Wanneer je 'God' definieert als een theepot tussen Venus en Mars die in een baan om de zon cirkelt, is dat voor wetenschappers geen enkel probleem. Het zal even tijd kosten, maar dan weten we zeker of die theepot er wel of niet is. Maar zonder die definitie lukt het niet. Met vage termen als 'rechts radicaliseringsprobleem' vult men de krant, maar kunnen we geen onderzoek doen.

Een derde punt bij onderzoek doen, is de methode. Je hebt in het bos gezocht naar X. In welk bos precies? Wanneer? Hoe heb je precies gezocht? Het verhaal in de krant googelt met grote getallen en dat zal moderne krantenlezers vast imponeren, maar verder slaat het nergens op.

Een vierde punt bij onderzoek is: wat heb je precies gevonden? Je bent naar het bos gegaan en hebt daar gezocht naar X. Hoeveel X heb je gevonden? Of denk je gevonden te hebben?

Wel de onderzoekers van de krant gingen naar YouTube. Maar YouTube is heel erg groot. Wat hebben die onderzoekers daar gedaan? Volgens hun verhaal verzamelden ze 1500 kanalen, 600.000 video's en 120 miljoen reacties. Verder nog: 15 miljoen aanbevelingen en 440 duizend transcripties van video's. Heel indrukwekkend, maar als ik naar het bos ga, kom ik daar ook veel bomen tegen, misschien wel een paar miljoen. Dus wat is de zin van dit alles, behalve indruk maken op de lezer?

Wel, wat de onderzoekers tenslotte gevonden denken te hebben, zijn 175 Nederlanders. "Van hen konden we gedetailleerd reconstrueren welke video's ze bekeken en welke opvattingen ze op dat moment tentoonstelden," stellen ze.

Prachtig! Laat dan zien! Waar is de lijst van die 175 Nederlanders? Welke video's hebben ze precies bekeken? Hoe weet je dat zo zeker? En hoe weet je precies hun opvattingen? Kortom, er wordt veel in het artikel beweerd, maar niets hard gemaakt.

De strekking van het artikel is dat YouTube radicalisering in de hand werkt. Is dat echt zo? Mensen radicaliseren wel eens, maar waar komt dat precies door? Uitgaande van de informatie in deze blog is dat vooral een kwestie van persoonlijkheid.

Als de onderzoekers van de Volkskrant en de Correspondent echt hard kunnen maken, dat die verklaring niet klopt, dan is dat groot nieuws en zal ik het graag horen. Voorlopig zie ik echter nog niet, dat ze dat aangetoond hebben.

In reactie op het artikel neem ik zelf de proef op de som. Ik start op de Ipad mijn YouTube-app op. Doordat ik veel zoek via Google en dan ook nog op onderwerpen als 'fascisme', 'autoritarisme', 'agressie', 'terreur', 'geweld', 'nazisme' en Google dat uiteraard weet en bijhoudt, mag ik toch wel een behoorlijk rechtse oogst verwachten.

De eerste clip die ik krijg aangeboden is Lady Gaga: A Star is Born. De tweede clip is Miley Cyrus in de BBC Live Lounge met Summertime Sadness. De derde clip is Miley Cyrus met Lilac Wine. Mijn vrouw kan de verleiding van het rechtse gedachtegoed niet weerstaan en komt er geboeid bij staan kijken en luisteren. De vierde clip is weer van Lady Gaga. Onze radicalisering is begonnen! Ik ben dus geneigd te denken, mede op grond van mijn volstrekt 'foute' zoekgeschiedenis, dat het voorlopig allemaal nog wel wat meevalt.

Ik krijg nu echter de smaak te pakken. Het artikel begint met het uitgebreid beschrijven van de clip waardoor 'Lukas' helemaal het rechtse pad werd ingezogen: The Truth About Slavery: Past, Present and Future van de historicus Stefan Molyneux. Ik wil die clip wel eens zien, ook al ga ik dan misschien volledig het foute pad op.

Wel, kennelijk is mijn radicalisering al ver gevorderd. Ik zie een keurige clip waarin Molyneux op gedegen wijze een lang college geeft over slavernij. Wat is er zo fout aan Molyneux?, vraag ik me af. Het foute is kennelijk dat hij -- net als deze blog -- de zaak rationeel probeert te benaderen. Ik weet niet of hem dat altijd lukt, hij heeft natuurlijk een alfa-achtergrond als historicus, dus ook een aangeboren neiging naar rechts (uitgaande van het soortenmodel). In ieder geval is zijn college terecht en goed en bevat dat mijns inziens geen of weinig onjuiste informatie. Kortom, ook het verhaal over die clip klopt niet.

Ik zit nu al een tijd tegen mijn zin over dat enorme verhaal in de weekend-krant te schrijven. Ik geloof dus de strekking van het VK-verhaal niet zo. Het verhaal lijkt me meer een opinieverhaal dan een feitenrelaas. Het is uiteindelijk een 'mooi' verhaal.

Is dat erg? Nee, want de krant moet vol en in de krant van vandaag de dag spelen opinies een belangrijke rol. Dus ook zo'n artikel moet kunnen, wat mij betreft. Het is aan de lezer om het koren van het kaf te scheiden.

Maar lukt dat altijd? Zijn lezers daartoe wel altijd gemotiveerd? De strekking van de voorgaande blogposts was juist dat gelovigen een sterke neiging bezitten tot napraten. Ze verwerken informatie niet actief, maar passief. Ze geloven bij voorbaat wat hun verteld wordt.

Is dat echt zo? Ik vind dat zelf altijd nog wat moeilijk te geloven. In de NRC van vandaag (13-2-2019) vind ik een artikel van Paul Scheffer met de indrukwekkende titel: Een global village roept tribalisme op. Ik heb me nooit uitgebreid in de man verdiept, maar op grond van wat ik zoal gezien heb, zou ik toch vrij zeker verwachten dat hij behoort tot een van de drie groepen gelovigen. Het lijkt me duidelijk dat hij geen typische bèta is. Hij is dus minimaal een gewone gelovige. In zijn geval is het zelfs waarschijnlijker dat hij een 'man of words' (alfa) is.

Scheffer begint zijn column zo:
"De ontnuchtering over de sociale media grijpt snel om zich heen. In een lange reportage over YouTube konden we dit weekeinde lezen hoezeer het medium een rol speelt in de radicalisering van gebruikers. Vooral de rechts- radicale scene blijkt gebruik te maken van dit internetkanaal. De extreme stemmen ter linkerzijde hebben meer vertrouwen in de gevestigde media. Dat verbaasde me niet.

Het omvangrijke onderzoek van de Volkskrant en De Correspondent liet vorige week zien hoe een kanaal als YouTube de broedplaats kan worden van haat. Een technologie-socioloog wordt aangehaald: 'Met een miljard gebruikers of meer is YouTube mogelijk een van de grootste radicaliseringsinstrumenten van de 21ste eeuw.' Dat verbaasde me wel – ik zoek dan ook vooral naar video’s van Bob Dylan."
Blijkens zijn verhaal accepteert hij dus de misleidende informatie uit het VK-artikel alsof het om harde feiten gaat. Interessant daarbij is dat hij zelf ook al nattigheid voelt, hij krijgt op YouTube slechts clips over Bob Dylan, maar dat zet hem verder niet aan tot denken en checken. Het verhaal klinkt goed, de column moet af, dus het onzinverhaal wordt op vol vermogen overgenomen.


Terugblik

Laten ik even proberen terug te kijken naar wat we inmiddels hebben over de vraag: Hoe ontstaat geloof?

In de eerste blogpost (hier kwam ik tot de conclusie dat geloof ontstaat doordat men anderen napraat om vervolgens op die manier zelf sociaal bekrachtigd te worden. Het 'mooie' verhaal wordt door iemand in de alfacultuur (minimaal een gewone gelovige, maximaal een alfa) klakkeloos overgenomen en doorverteld om op die manier zelf sociaal te scoren.

In de tweede blogpost (hier) over deze vraag viel via de gelinkte clip Flat Earth Rising te zien dat geloof inderdaad een groepsactiviteit is, waarbij sociale bekrachtiging de drijvende rol vervult.

In de derde blogpost (hier) ging ik in op het rapport Crises in Democracy dat vooral een 'mooi' verhaal is van de alfa-auteurs om zichzelf te promoten. Men houdt een plechtige toespraak, die indrukwekkend klinkt, maar geen harde feitelijke basis heeft. Deze blogpost laat zien wat de producenten van zo'n 'mooi' verhaal allemaal kunnen produceren om hun doel te bereiken.

In deze vierde blogpost laat ik zien dat een 'mooi' verhaal door een lid van de alfacultuur inderdaad klakkeloos wordt overgenomen en verder verspreid.

Alle punten uit de eerste blogpost zijn dus geïllustreerd. De productie van het 'mooie' verhaal, het sociale karakter van het napraten en de bevestiging die dat kan leveren. En het klakkeloos overnemen van het 'mooie' verhaal om op die manier zelf weer te scoren.





















vrijdag 8 februari 2019

Hoe ontstaat geloof? Voorbeeld: 'Crisis in Democracy'


De clip Flat Earth Rising uit de vorige blogpost, laat prachtig zien -- naar mijn mening -- hoe irrationeel geloof kan ontstaan in een groep gelovigen. Maar irrationeel geloof kan ook in een totaal andere vorm tot ons komen.

Op de site van The Guardian vond ik op dezelfde dag dat ik Flat Earth Rising tegenkwam, dit artikel: Loss of trust in American democracy is a crisis we have to confront (hier). Het is een verhaal over het rapport van de Knight Commission over: 'trust, media and democracy' (hier als pdf te downloaden).

Het rapport is 208 bladzijden lang en ziet er heel indrukwekkend uit. Het gaat over gewichtige zaken: verrtrouwen, media en democratie. Ik moet echter eerlijk bekennen dat zowel het artikel op de site van The Guardian als het rapport van de Knight-commissie me tegenstaan. Natuurlijk heeft de VS een groot probleem en dat probleem is niet Trump, maar de stemgerechtigde Amerikanen die dit soort mensen hun vertrouwen meent te moeten geven. Het bestaan van dat probleem valt volgens mij moeilijk te ontkennen.

Wat me echter tegenstaat aan bijvoorbeeld het rapport, is de schreeuwerige toon. Het zichzelf opwerpen als een soort autoriteit, terwijl men in feite geen of amper deskundigheid op dit specifieke gebied bezit. Het gooien met abstracte begrippen als 'trust', 'media' en 'democracy'. Het vrijwel ontbreken van harde feiten. Men roeptoetert wel veel, maar het is allemaal op vrijwel niets gebaseerd. Dan dat onmiddellijk springen naar allerhande oplossingen, terwijl van vrijwel geen enkele aangedragen oplossing duidelijk is, hoe die precies moet worden geïmplementeerd en of die enig nuttig effect zou sorteren. Ik denk dus dat men heel druk bezig is zichzelf te verkopen. Het probleem is vaag, wordt niet goed onderbouwd en de analyse ontbreekt of is uiterst oppervlakkig.

Het heeft geen zin het hele rapport door te worstelen. De Executive Summary vertelt in anderhalve bladzij wat men allemaal bedacht heeft en wil verkondigen (p. 5 en 6). Wel, dat is weer een uitermate vaag verhaal. Er zit wel een enkele krent in de pap, namelijk hier: "Layered on top of these challenges is perhaps an even more fundamental development—an inability to agree on facts." Het basisprobleem is mijns inziens inderdaad dat mensen niet meer onderscheid maken en kunnen maken tussen feit en mening. Die opmerking wordt echter verder niet hard gemaakt, niet uitgewerkt en men heeft geen enkel serieus plan om op dat gebied met iets van een oplossing te komen.

Wat wil men dan wel? De laatste alinea's van de Executive Summary vermelden dat. Ik laat ze hier volgen.
The Knight Commission on Trust, Media and Democracy, 27 diverse citizens organized by the Aspen Institute in partnership with the John S. and James L. Knight Foundation, hopes for an American future that promotes knowledge of the country’s democratic heritage, encourages a willingness to engage in local civic activities and supports an array of inclusive institutions in government, media, business and civil society. It sees vibrant and responsible journalism serving the goal of self-government and holding the powerful accountable, and a world where new forms of communication enhance rather than diminish a healthy democracy.

This Commission wants 21st century American democracy to work at all levels, and strongly believes it can. This report aims to articulate the reasons for the growing distrust in American institutions, to re-envision news media that will be fair, truthful and responsible, and to catalyze citizens to participate in civic life.

The Commission recommends specific actions to restore trust in media and democracy. It identifies what journalists can do; what the media distributors such as social media and other digital networks can do; what government and business leaders can do; and, perhaps most important, what each American can and should do to assume responsibility for democratic governance.

De commissie heft een belerend vingertje en vertelt anderen wat ze moeten doen. In werkelijkheid doet de commissie zelf geen ene donder, behalve zichzelf promoten. Men vertelt een 'mooi' verhaal over zichzelf. Wij hoeven slechts te doen, wat de commissie ons vertelt, en dan zal het allemaal helemaal goed komen. Of niet natuurlijk.

Is dit inderdaad een tekst waar de gemiddelde hbo-student niet doorheen prikt? Ik heb het niet uitgeprobeerd, maar ik zou ze niet graag de kost geven.




woensdag 6 februari 2019

Hoe ontstaat geloof? Een voorbeeld: 'Flat Earth Rising'


Laatst bijgewerkt: 7-2-2019 om 3.17


In de vorige blogpost ging het over het ontstaan van geloof bij gelovigen. Als die blogpost klopt, spelen twee mechanismen de hoofdrol: klakkeloos napraten en sociale bekrachtiging. Het laatste punt -- sociale bekrachtiging -- is wat alles aandrijft. Zonder sociale bekrachtiging geen geloof.

Op deze blog heb ik om die reden de reacties uitgeschakeld. Het doel is niet een groot aantal mensen over hun bol te aaien en te vermaken om op die manier erkenning te krijgen. Het doel is duidelijk te krijgen, hoe discriminatie en agressie werken. Het gaat om feiten en predictie, niet om meningen.

Hoe gaat geloof nu in de praktijk? Op de website van The Guardian vond ik een prachtige clip over mensen die geloven dat de Aarde vlak is (hier). Vroeger heb ik wel eens een boek gelezen van iemand (ik dacht uit Sneek) die die stelling best knap verdedigde. Ik was in de veronderstelling dat het geloof in een vlakke Aarde inmiddels niet meer populair zou zijn. De clip van The Guardian stelt zelfs in de titel dat het geloof 'rising' is. Het zou toenemen. Of dat echt zo is, weet ik niet, maar het valt ook niet bij voorbaat uit te sluiten.

Is de Aarde echt een bol of nemen we dat slechts aan? In confrontatie met Flat Earthers zit er uiteindelijk maar een ding op. Je moet zelf op onderzoek uit. Dat is nog best even lastig. Gelukkig kwam het toeval mij een keer te hulp. Op een windstille, heldere dag maakten we in Domburg een zonsondergang mee. De zon zakte steeds verder in zee, achter de horizon weg. Tenslotte was hij helemaal verdwenen. Net op dat moment maakte ik een sprongetje. En ja hoor: ik kon nog net een stukje zon zien.

Wat me in de clip opvalt, is het sociale karakter van het geloof. Je zou in stilte kunnen geloven dat de Aarde vlak is, maar deze mensen zijn bepaald niet stille denkers te noemen. Het zijn eerder handige babbelaars.

Iemand als Copernicus lanceerde het idee dat de Zon het middelpunt van het zonnestelsel was en niet de Aarde, in een boek, dat uitkwam toen hij al op zijn sterfbed lag. Dus dat was een vrij solitaire aangelegenheid. Niemand hoefde hem te geloven. Integendeel, je moest je ook nog door dat boek heen worstelen. Wel, dat idee krijg je bij de Flat Earthers niet bepaald. Ze bakken een leuke cake. Ze houden bijeenkomsten. Ze verkopen handelswaar. Het is kortom best een gezellige boel.

Hebben ze echt harde evidentie? Als de Aarde echt plat zou zijn, zou dat toch best belangrijk zijn. Maar waar is de harde evidentie? In plaats daarvan krijg je vage en ingewikkelde verhalen die tussen neus en lippen door over je worden uitgestort. Niet een saaie, maar degelijke publicatie verstopt in een dik boek.

In deze korte blogpost geef ik via eigen waarneming behoorlijk harde evidentie dat de Aarde kennelijk een bol is. Zo moeilijk is dat dus kennelijk niet. In mijn geval was er zelfs een getuige bij aanwezig. Waarom is het dan zo moeilijk met overtuigende informatie te komen dat onze planeet plat is? De argumenten van de Flat Earthers overtuigen me dus niet echt. Dat gold ook voor het boek dat ik in mijn jonge jaren over het onderwerp las. Het is leuk, het is geestig, maar het is allemaal niet overtuigend.

Maar goed, dat is natuurlijk niet het punt waar het in deze blog om gaat. Klopt de theorie over het ontstaan van geloof, zoals die in de vorige blogpost geformuleerd is, wanneer we naar dit specifieke voorbeeld kijken?

Wat is die theorie precies? Allereerst verwacht je een 'mooi' verhaal. Bij een 'mooi' verhaal hoort een 'men of words' (een alfa) die dat 'mooie' verhaal probeert te verkopen aan zijn publiek.

Vervolgens komt de vraag, waarom geloven mensen dat 'mooie' verhaal? Volgens de voorgaande blogpost moet het gaan om drie elementen: het moet gaan om (gewone) gelovigen (autoritaristen), het moet gaan om napraten en het moet gaan om sociale bekrachtiging. Klopt dit allemaal in het voorbeeld?

Een 'mooi' verhaal is niet gebaseerd op feiten of harde waarnemingen. Een 'mooi' verhaal gaat over mensen of zaken die sterk aan mensen gerelateerd worden. Een 'mooi' verhaal bevat emotie en die emotie moet gericht zijn: zij deugen niet, wij wel.

Ogenschijnlijk gaat het verhaal in dit geval slechts over de vorm van de Aarde. In werkelijkheid wordt het verhaal echter veel groter gemaakt. 'Truth-seeker' Dave Murphy sleept er 9/11 bij, dat hij zelf gezien zou hebben, maar waarvan hij vervolgens gelooft, dat wat hij zag, helemaal niet gebeurd kan zijn. Even later zijn we verwikkeld geraakt in een gigantisch complot met machtige mensen met veel geld, die ons willen dwingen.

Fascisten kunnen wel zonder God, maar niet zonder Duivel. Het lijkt me duidelijk dat hier in nog wat bedekte termen een Duivel wordt geconstrueerd. Als Murphy nog even doorgaat, wordt het tijd voor de Joden en alles dat afwijkt, zich zorgen te gaan maken. Iedereen kan immers in dat wereldwijde complot zitten, maar uiteindelijk zijn het altijd dezelfde groepen die als slachtoffers worden uitgekozen.

Ik denk dus dat het verhaal niet op feiten gebaseerd is, dat het in wezen gaat over mensen, de machtige en rijke X, dat het emotie bevat, er is een gigantisch complot gaande om ons te dwingen, en dat die emotie gericht is: zij deugen niet, wij zijn in gevaar, omdat we de samenzwering doorzien hebben. Er is dus inderdaad sprake van een 'mooi' verhaal.

Is er iemand die dat 'mooie' verhaal probeert te verkopen aan zijn publiek om op die manier zelf macht en populariteit te verwerven? Daar lijkt me in dit geval geen twijfel over mogelijk. Murphy lijkt een typische alfa (man of words) te zijn.

Wie geloven het verhaal en waarom? Ik dacht dat ik iemand heel positief over een strongman als Trump hoorde praten. Dat suggereert autoritarisme: het gaat dus kennelijk inderdaad om gelovigen. De aanhangers vormen ook duidelijk een groep. Men komt bij elkaar. Men kletst en babbelt.

Hoe wordt er op het verhaal van Murphy gereageerd? Wie naar Murphy luistert hoort een volstrekt chaotisch verhaal. Maar Murphy zelf gelooft heilig in zijn chaos-betoog. Kennelijk vindt niemand het dus ooit nodig zijn verhaal kritisch tegen het licht te houden. Integendeel, men vindt het een mooi verhaal en neemt het over.

Waarom neemt men het over? Wel, als je bij de groep wilt horen, zul je ook dat verhaal moeten accepteren. Het verhaal vormt als het ware de identiteit van de groep. Het is het geloof dat de leden een unieke band verschaft. In de clip lijkt duidelijk naar voren te komen, dat het verdedigen en uitdragen van het juiste geloof sociale erkenning oplevert.

Het mooie van de clip vind ik, dat je heel duidelijk ziet, dat het om sociaal gebabbel gaat. Het is allemaal heel gezellig, mits men niet openlijk tegen het partij-standpunt ingaat. Het lijkt me duidelijk dat het allemaal volledig tegenovergesteld is aan hoe iemand als Copernicus werkte en hoe hij dat publiceerde. Na jarenlang ploeteren waagde hij tenslotte op het allerlaatst zijn gedurfde inzicht aan het papier toe te vertrouwen. Wat dat uiteindelijk allemaal los zou maken, zou de man niet meer meemaken.





 




Hoe ontstaat geloof? Napraten en sociale bekrachtiging


Laatst bijgewerkt op 8-2-2019 om 3.46


Het probleem waar het om gaat, is het ontstaan van geloof. Waarom geloven mensen vreemde en 'mooie' verhalen? Daarbij gaat het niet om het geloof dat een koe doorgaans vier poten heeft, maar om het geloof in bizarre verhalen. Het gaat om irrationeel geloof.

Niet iedereen gelooft een wild verhaal. Als we dus willen begrijpen, waarom mensen wilde verhalen bereid zijn te geloven, moeten we focussen op de mensen die dat wel doen. Het gaat dus om gelovigen. De technische term voor volgelingen/gelovigen is 'autoritaristen': mensen die hoog scoren op autoritarisme gemeten met de RWA-schaal (Right Wing Authoritarianism) van Bob Altemeyer.

Geloof (bevooroordeeldheid) wordt aangestuurd door twee verschillende variabelen: sociale dominantie en autoritarisme. Dit betekent dat gelovigen in drie verschillende smaken komen: gewone gelovigen (fanatics), doeners (men of action) en predikers (men of words). De predikers (ook wel: alfa's of double-highs) hebben naast hun bereidheid onmogelijke zaken te geloven, nog iets bijzonders. Ze zijn sociaal-dominant, hun leven wordt beheerst door een ziekelijke drift naar macht. Voor de doeners geldt precies hetzelfde. Ook zij willen voor alles macht. Doeners missen echter iets dat predikers wel hebben: ze geloven niet echt in vreemde zaken. Ze zeggen te geloven, omdat ze macht willen, maar met hun denken is weinig mis. Doeners fungeren daardoor als de generaals en uitvoerders van de predikers.

Om te begrijpen hoe geloof ontstaat, kunnen we het beste focussen op gewone gelovigen. Gewone gelovigen hebben maar een enkele eigenschap die ze speciaal maakt: hun hoge score op autoritarisme. Wat is autoritarisme? Autoritarisme is het zoeken van veiligheid in de groep. Volgens de definitie gelden voor autoritaristen drie punten. Ze onderwerpen zich aan hun leider. Ze zijn bereid tot geweld in naam van hun leider. En ze zijn bang af te wijken van de groepsnorm.

Met wie moeten we de gewone gelovigen vergelijken? De enig in aanmerking komende soort mensen zijn in dit geval: de bèta's. Bèta's zoeken niet de bescherming van een groep en hebben geen ambities leider van een machtige groep te worden. Bèta's waren vroeger de boeren en ambachtslieden. Het bijzondere dat gewone gelovigen bezitten, namelijk hun autoritarisme, missen de bèta's. Ze scoren niet hoog op autoritarisme, maar juist laag. Ze lijken te beschikken over een soort ingebouwde onzin-detector, die gelovigen volledig missen.

Wat volgens Bob Altemeyer vooral bijzonder gevonden werd door zijn publiek, wanneer ze hoorden wat onderzoek oplevert over de eigenschappen van autoritaristen, is hun bizarre denken. Bèta's lijken kampioenen te zijn op het gebied van zakelijk, logisch en kritisch denken, gelovigen lijken echter precies het tegenovergestelde te zijn. Een groter verschil op het gebied van denken lijkt niet voorstelbaar. Autoritaristen denken onlogisch, irrationeel, chaotisch en ga zo maar door. De lijst is eindeloos. Maar waar zit het verschil precies? Waardoor ontstaan al die verschillen?


Het 'denken' van gelovigen is vooral napraten

Op dit punt komt de Volkskrant me te hulp met een interview van Julio Poch (26/01/2019). Poch zat acht jaar onschuldig gevangen op basis van een 'mooi' verhaal. Tijdens een etentje met collega-piloten had hij zich genuanceerd uitgelaten over de gebeurtenissen in Argentinië tijdens de junta. Voor twee van zijn collega's voldoende reden om zeker te weten dat hij betrokken moet zijn geweest bij de Argentijnse dodenvluchten. Kon niet missen, anders praat je daar niet zo 'fout' over, dachten ze kennelijk.

Uit het genuanceerde betoog van Poch leidden ze iets af, waarvan ze dachten absoluut zeker te zijn. Ze voelden het zo en dus moest het zo zijn. Mijn inschatting is dat dit het soort piloten is, waarbij je beter niet in het vliegtuig kunt zitten. Er zijn genoeg voorbeelden te vinden van alfa-piloten waarbij de inzittenden en de piloot zelf de laatste vliegreis niet kunnen navertellen.

Wat er gebeurde, was dat deze 'piloten' hun opinie opwaardeerden tot feit. Dan redeneer ik echter vanuit een bèta-perspectief. Alfa's zien het onderscheid tussen feit en opinie niet. Dat is wat vliegen met een alfapiloot tot een hachelijk avontuur kan maken. Ze zien het probleem niet. Hun denken wordt niet bepaald door wat de instrumenten aanwijzen, maar door wat ze voelen dat de waarheid moet zijn. Helaas trekken vliegtuigen zich van die subjectieve waarheid doorgaans weinig aan.

Wat er gebeurt, moeten we daarom anders beschrijven om er grip op te krijgen. Alfa's bedenken een 'mooi' verhaal. Het vertellen van 'mooie' verhalen is, wat ze goed kunnen en graag doen. Vervolgens gaan ze dat 'mooie' verhaal ondersteunen met extra beweringen. Op die manier schrijven ze in sommige gevallen hele boeken vol. Nog liever brengen ze dat verhaal mondeling. Het doel is om een (meestal onware) bewering als ultieme waarheid te verkopen aan een goedgelovig publiek om op die manier zelf te scoren.

Ze zien het verkopen van zichzelf via hun verhaal als waar het in het leven om gaat. Data en waarnemingen zijn in dat verband vooral lastig en overbodig. Voor het 'mooie' verhaal zijn die niet nodig. Integendeel, de feiten spreken het 'mooie' verhaal doorgaans vooral tegen. Maar het gaat erom de ander te overtuigen van je gelijk, het gaat er niet om of je uitspraak klopt met de kille werkelijkheid. Het ultieme doel is via het verhaal sociaal de overhand te krijgen.

Stel nu, dat je behoort tot de gewone gelovigen. Er wordt je indringend verteld dat Poch in de tijd van de Argentijnse junta 'heel erg fout' was. Je hebt als gewone gelovige in het leven drie prioriteiten: je zoekt veiligheid in de groep en je wilt brood en spelen. Als de hele groep gelooft dat Poch fout was, loop je als groepslid gevaar op het moment dat je een afwijkend standpunt inneemt. Je laadt dan de verdenking op je, misschien wel een bèta te zijn. Het soort mensen dat iedere groep liever kwijt dan rijk is. Die optie is dus bij voorbaat uitgesloten.

Verder wil je brood, maar dat krijg je dankzij je leiders. Wanneer je leiders stellen dat Poch fout was, wel: dan was Poch fout. Punt uit. Waarom zou dat een probleem zijn? Het is toch gezegd? De leiders zeggen zoiets toch niet zo maar?

En dan wil je nog een derde ding: spelen. Je wilt samen met je groepsgenoten een leuke tijd hebben. Wel, wat is er op tegen om Poch te offeren en samen te genieten van het offerfeest? Allereerst was die man een buitenlander. Iedereen weet dat die niet deugen. Vervolgens was het ook nog iemand die in het verleden in dienst was van een fout regiem! Meer bewijs kun je toch niet wensen? Iemand die met de foute partij heulde. Wat een smeerlap! Weerloze slachtoffers uit vliegtuigen gooien! Je zou zo'n kerel toch! De gewone gelovige heeft zijn prioriteiten, maar het zoeken van de waarheid behoort daar niet toe.

Als de gang van zaken die ik hier schets, klopt, dan accepteren gelovigen dus klakkeloos wat hun leiders hun vertellen als waarheid. Vergelijk het met de orders die een ondergeschikte krijgt. Het is niet aan de ondergeschikte om de juistheid van de orders van zijn leidinggevende ter discussie te stellen. Hij hoeft die orders slechts uit te voeren.

Autoritaristen zien zichzelf als onderworpen aan hun leiders. Bekend is het 'Befehl ist Befehl' van Duitse soldaten, hetzelfde principe gold echter ook in het Britse leger. Niet nadenken, maar doen wat je verteld wordt. Kennelijk geldt voor gelovigen dus: geloven, wat je verteld wordt te geloven.

Stel nu dat iemand voortdurend op deze manier denkt. Alles wat hem op een gezaghebbende manier met enige emotie verteld wordt, wordt verheven tot onbetwistbaar feit. Je kunt als gewone gelovige beter niet ingaan tegen de diepzinnige wijsheid van je meerderen, geloof je. Het wereldbeeld van zo'n gelovige wordt een chaotisch geheel van verschillende opinies. Want wat A met nadruk brengt als grote wijsheid, is tegengesteld aan wat B brengt als grote wijsheid, maar voor de gelovige zijn A en B, hoewel logisch strijdig, allebei tegelijkertijd waar. Het rationele denken van de gelovige stort volledig in. De wereld wordt een onvoorspelbaar, chaotisch en beangstigend geheel. Angst is inderdaad een van de kenmerken van autoritaristen.

Een andere invalshoek om een idee te krijgen van de manier waarop geloof tot stand komt, is te kijken naar de tekst van de Heidelbergse Catechismus. Wie deze catechismus bestudeert, ziet het volgende. De gelovige krijgt een vraag, die letterlijk vermeld staat in de catechismus. En lepelt vervolgens het antwoord op dat ook weer in deze catechismus vermeld staat. De gelovige leert dus vragen over het geloof te beantwoorden, maar er is geen enkele garantie dat hij begrijpt, wat hij zegt.

Aan de redactie van de ze tekst, zoals gelovigen die op internet gezet hebben, valt te zien dat ze die tekst zelf kennelijk nooit lezen, afgaande op de spel- en spatiefouten. Ze dreunen dus in het gunstigste geval de uit het hoofd geleerde tekst op in reactie op een vaste vraag, maar ze weten bij G.. niet, wat ze precies zeggen. Ze herhalen slechts, wat hun verteld is.

De gelovige geeft wel het juiste antwoord, maar begrijpt niet. De taal is een eigen leven gaan leiden. De gelovige denkt niet, maar geeft in reactie op een vraag als een soort robot het antwoord dat zijn sociale omgeving wil horen.

Iets dergelijks is voor gelovigen niet uitzonderlijk blijkt bij onderzoek. Bob Altemeyer rapporteerde in The Authoritarians over de bijbelkennis van fundamentalistische gelovigen. Gelovigen beroepen zich bijvoorbeeld op de Bijbel als Gods Woord, maar wie ze vervolgens gaat ondervragen, ziet dat het met die Bijbelkennis nogal tegenvalt. Het is allemaal vooral oppervlakkig napraten. 


Gelovigen zijn beperkte robots

Gelovigen geloven hetzelfde en zijn bang af te wijken van de groepsnorm. Daardoor gaan ze in in veel opzichten lijken op robots. Ze denken gelijk, ze kleden zich vergelijkbaar en ze handelen gelijk.

Toen Erich Fromm in1942 als eerste de persoonlijkheid van fascisten probeerde te beschrijven (The Fear of Freedom) zag hij drie manieren om aan de angst voor vrijheid (en verantwoordelijkheid) te ontsnappen: autoritarisme, agressie en . . .  robotachtige conformiteit. Autoritarisme betekent dat men zich onderwerpt aan de leider van de groep en vlucht in de groep. Agressie betekent dat men bereid is tot geweld in opdracht of in naam van de leider. En robotachtige conformiteit betekent een ziekelijke angst om op een of andere manier af te wijken van de groepsnorm. Alle drie aspecten die Fromm dacht te zien, zitten verwerkt in de moderne definitie van autoritarisme (RWA, Right Wing Authoritarianism) van Bob Altemeyer.

Fromm zag dus in 1942 al dat autoritaristen (gelovigen) sterk deden denken aan robots. Hij gebruikte de term: 'automaton conformity'. Het ideaal van iedere strongman (of prediker) is een enorm leger van robots, dat zonder discussie zijn bevelen uitvoert. Wie macht wil, heeft een groot leger nodig. Autoritaristen benaderen dat ideaal in hoge mate. Ze willen allemaal eender zijn. Ze willen zonder nadenken en zonder discussie hun leider gehoorzamen. En ze zijn bereid tot extreem geweld in opdracht van hun leider. Wat dat betreft, zou je kunnen stellen dat autoritaristen het antwoord van de natuur vormen op de behoefte van de strongman aan een groot leger. Ze denken niet zelfstandig na, ze doen wat hun wordt opgedragen en ze zijn bereid tot niets ontziende agressie.

Wie kritisch leest, ziet echter een probleem. Wat je als strongman wilt, is een leger waarmee je kunt winnen. Niet een leger waarmee je verliest. Alle moderne wapentuig dat ontwikkeld wordt, is daarom intelligent. Je vuurt niet in het wilde weg een vuurpijl af, maar je wilt een raket die zelfstandig naar het doel vliegt en dat raakt. Of nog liever: je wilt een drone die op grote hoogte in de lucht hangt en zodra de tijd daar is, zelfstandig de terroristen-hoofdman uitschakelt. De strongman heeft dus uiteindelijk niet een robotleger nodig, maar een leger van zelfstandig denkende militairen of zelfstandig denkende intelligente machines.

Hoe scoren autoritaristen op dit punt? Het antwoord is: slecht. De evolutie of de natuur heeft een simpele 'machine' opgeleverd. Door het kritische denken (systeem 2) af te schakelen, kreeg de strongman (alfa, prediker) wat hij wilde hebben, maar niet wat hij uiteindelijk nodig had: een effectief leger. Ook op dit punt leverde de natuur echter een oplossing: sommige bèta's zijn sociaal-dominant en daarmee niet langer echte bèta's. Deze mensen kunnen wel scherp denken, maar willen ook dolgraag macht. Deze doeners leveren de Grote Leider zijn generaals en uitvoerders. Simpel gesteld: de gelovigen leveren de soldaten voor het leger van de Heer (of prediker). De doeners leveren het brein om het leger effectief aan te sturen.

Gelovigen lijken misschien ideale robots, maar ze zijn dat niet, doordat ze moeilijk aanstuurbaar zijn. Robots kun je precies aansturen: ze kunnen leren een complexe taak nauwkeurig uit te voeren. Bij gelovigen zal dat niet lukken, doordat het systeem 1 denkers zijn. Het emotionele systeem stuurt hun handelen.

Gelovigen denken niet in procedures die precies moeten worden uitgevoerd, maar ze denken in termen van goed en fout. Ze leren automatisch en onbewust via de taal die ze horen van hun leiders, bepaalde emoties te koppelen aan bepaalde mensen en zaken. Iemand of iets roept daardoor bij hen een positieve of een negatieve emotie op. Bij een positieve emotie zoeken ze toenadering, bij een negatieve emotie wenden ze zich af, of worden ze agressief.

Gelovigen denken daarmee absoluut en moralistisch. Iets is goed of slecht, maar ze denken niet functioneel. Iets kan geschikt zijn voor het ene doel, maar ongeschikt voor een ander doel. Dat levert echter een wereld in grijstinten op, die voor het idee van gelovigen nodeloos complex is.

Wat er daardoor uiteindelijk blijft hangen van het verhaal van de Grote Leider, is dat sommige dingen goed zijn en andere fout. Daarbij zit er geen enkel systeem in het criterium voor goed of fout, doordat gelovigen niet in regels en principes denken. 'Goed' is daardoor alles dat hun leider goed vindt, terwijl alles dat hun leider slecht vindt, het label 'fout' krijgt. 


Gelovigen hanteren sociale bekrachtiging in plaats van feitelijke

Wat drijft dit proces nu aan? Wat drijft de (gewone) gelovige? Wat is de reden om het 'mooie' verhaal te geloven?

Bèta's leven in een harde wereld waarin ze van twee verschillende kanten bedreigd worden. Het is alsof ze voortdurend PacMan aan het spelen zijn. Ze moeten een lastige taak uitvoeren om te overleven en ondertussen zijn er een heel stel kwaadaardige monstertjes naar hen op zoek. In die omstandigheden is het leven kort en moet je cognitief maximaal functioneren om het zo lang mogelijk vol te houden.

Jij kunt wel geloven dat de monstertjes nog veraf zijn, maar in werkelijkheid zijn ze meestal dichterbij dan je zou willen en is het eerder 'Game over' dan je voor mogelijk houdt. Juiste en relevante informatie is voor bèta's dus van levensbelang. Wat ze denken, moet kloppen met de feiten.

Gelovigen leven echter in een groep. Hun status in die groep wordt vooral bepaald door op het juiste moment het juiste te zeggen en 'foute' opmerkingen vooral niet te zeggen. Wie PacMan speelt, ontwikkelt tenslotte een soort automatische routine om zonder bewust nadenken puntjes op te eten en tegelijkertijd de kwaadaardige monstertjes te ontwijken. Voor gelovigen gebeurt er iets vergelijkbaars. Door jarenlange training voelen ze als het ware wat ze wel en wat ze niet moeten zeggen. Ze ontwikkelen een soort zintuig, lijkt het, om te voelen wat wel en wat niet goed zal vallen bij hun publiek van andere groepsleden.

Voor gelovigen telt dus het effect dat hun opmerking heeft op hun publiek. Het gaat erom in sociaal opzicht de juiste opmerking te maken, die het grootste positieve effect sorteert. Wat een gelovige beweert, heeft dus geen enkele inhoudelijke lading. Het is slechts in sociaal opzicht iets aardigs zeggen. Het is babbelen, het is borrelpraat.

Bèta's kijken echter voor het effect van hun opmerking (de juistheid) niet naar hun publiek, maar naar de externe werkelijkheid (de feiten). Voor gelovigen is de uitwerking van hun opmerking normaal vrijwel onmiddellijk zichtbaar via de reacties van hun gesprekspartner, voor bèta's is de uitwerking van hun opmerking vaak pas tijden later zichtbaar. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag: wanneer moet ik zaaien? Of: is deze brug sterk genoeg om niet in te storten?

De feedback komt voor bèta's dus normaal niet snel, maar met vertraging. Dat maakt de verwerking van de feedback veel lastiger. Het gerichte, kritische, rationele denken is veel later ontstaan dan het gebruik van taal voor sociale doeleinden. Dit verklaart dat voor het rationele denken systeem 2 ontwikkeld is. Voor sociale doeleinden functioneert het emotionele systeem (systeem 1) echter prima.

Hoe hard is deze verklaring?  Bèta's evalueren een 'mooi' verhaal (een vooroordeel) totaal anders dan alfa's en gewone gelovigen. Het 'mooie' verhaal kan de verklaring niet zijn, want dat is voor beide groepen hetzelfde. De enige optie die dan overblijft, is dat beide groepen op verschillende vormen van bekrachtiging (feedback) focussen. Van alfa's is bekend dat ze maximaal op hun publiek focussen, van bèta's lijkt duidelijk te zijn dat ze vooral focussen op feitelijke juistheid.

Het geloof dat een gelovige uitdraagt, is dus slechts het 'mooie' verhaal dat zijn groep graag wil horen. Er is geen reden om te denken dat het verwijst naar de harde werkelijkheid. De gelovige herhaalt slechts op zijn manier, wat zijn leiders hem eerder verteld hebben. Geloof, althans irrationeel geloof, is slechts sociaal gebabbel.


Geloof of begrip?  Systeem 1 of systeem 2?

Als gewone gelovigen vooral geloven en druk zijn met het uitdragen van hun geloof, wat doen bèta's dan? Ik denk dat bèta's druk zijn met begrijpen. Het woord 'begrijpen' wil iets zeggen als 'de essentie grijpen'. Doordat bèta's voortdurend van twee kanten bedreigd worden, is begrijpen een van hun favoriete bezigheden. Misschien is het resulterende begrip nooit nodig, maar het kan ook zijn dat dat stukje verworven begrip net het verschil maakt tussen leven of dood.

Om een goed idee te krijgen van het geloofsproces kunnen we kijken naar een klassiek voorbeeld. Een kind dat rekenen leert, moet leren dat 2+2=4. De ene manier om optellen te leren, is dat te doen door bijvoorbeeld erwten te tellen. Je pakt twee erwten en dan nog twee, je doet die bij elkaar en je telt opnieuw. Een kind dat op die manier rekenen leert, begrijpt de essentie.

Er is echter een andere manier, die ogenschijnlijk ook nog eens veel sneller werkt. De juf (of meester) legt uit: 2+2=4. Hoeveel is 2+2? De klas of het kind antwoordt met: '4'. De juf zegt dat dat het goede antwoord goed is. Wat het kind geleerd heeft van dit onderwijs, is dat de juf aangeeft, wat het antwoord moet zijn. Het juiste antwoord is dus het antwoord dat de juf (of meester) goed vindt. Een kind dat op deze manier rekenen leert, gelooft dat 2+2=4.

Geloof als basis voor rekenen, leidt tot onbegrip en cijferangst. Een kind dat op deze manier rekenen leert, ziet rekenen al snel als een onbegrijpelijk iets. Sommige antwoorden zijn goed, andere antwoorden zijn fout, maar waarom precies, weet je pas zeker na de reactie van de juf of meester. Wanneer die opeens zegt: 2+2=5, dan moet het antwoord kennelijk voortaan '5' zijn.

Het is voor onderwijzers, leraren en docenten uiterst verleidelijk om mensen te leren het 'juiste' antwoord te geven door ze dat in de mond te leggen. Mensen begrip bij brengen, is veel lastiger en tijdrovender. Strikt genomen valt begrip niet bij te brengen, doordat uiteindelijk het de leerder zelf is, die de essentie moet grijpen. Op het moment dat de essentie hem verteld moet worden, mist hij de essentie. Hij gelooft dan de uitleg, maar begrijpt nog steeds niet.

Gebeurt het inderdaad dat mensen bij zaken als rekenen wel het juiste antwoord geven, maar zonder te begrijpen, waarom dat het juiste antwoord is? Een eenvoudige test is mensen vragen aan te tonen dat 2+2 inderdaad 4 is. Kan men de juistheid van het antwoord bewijzen? Mijn ervaring is dat lang niet iedereen dat onmiddellijk lukt.

Mijn scheikunde-leraar gaf ooit, lang geleden, de vijfde HBS-B klas een eenvoudig optimaliseringsprobleem. Een fabrikant wil uit een plaat blik van precies 1 vierkante meter, een doos maken met een zo'n groot mogelijke inhoud. Alle kinderen in die klas hadden differentiaalrekening gehad en geoefend. Dat was dus het probleem niet. Van de ongeveer dertig kinderen was er maar één die dit simpele optimaliseringsprobleem kon oplossen. De leerlingen hadden wel geleerd het juiste antwoord te geven in reactie op standaardvragen, maar begrepen de essentie niet van wat ze geleerd hadden. Ze geloofden differentiaalrekening, maar begrepen het niet.

Laat ik afsluiten met een vreemde uitkomst, die we indertijd niet goed konden plaatsen. Alfa-studenten kregen voor het naderende statistiek-tentamen een computerpracticum aangeboden. In het practicum oefenden ze met sommen zoals die ook op de toets gevraagd zouden kunnen worden. Wat de deelnemende studenten niet wisten, was dat iedere opgave tweemaal voorkwam, maar de tweede keer in iets andere bewoordingen en met iets andere getallen. Wanneer ze een opgave fout beantwoordden, kregen ze dat te lezen en kregen ze vervolgens ook te lezen, hoe bij die opgave het juiste antwoord gevonden kon worden. Het idee was: een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen. Onze verwachting was dus dat de tweede opgave in doorsnee beter gemaakt zou worden dan de eerste van al die gepaarde sommen.

Deze verwachting werd echter niet bevestigd. De tweede opgave bleek in doorsnee precies even vaak goed gemaakt te worden als de eerste. Er was dus geen leereffect, hoewel de studenten zeer positief oordeelden over dit (nieuwe) computergestuurde practicum: ze zagen het als uiterst waardevol, hoewel ze er in werkelijkheid dus niets van geleerd hadden.

Inmiddels lijkt duidelijk te zijn, hoe dit vreemde resultaat verklaard moet worden. Studenten namen niet de moeite de informatie na een fout te lezen en te vertalen in een reeks stappen, die ze moesten uitvoeren om het antwoord te vinden. Het antwoord was fout, dat was vervelend, dus gingen ze liever snel door naar het volgende item dat hopelijk wel goed door hen beantwoord zou worden. De verklaring is dus dat deze alfa-studenten de aangeboden informatie, hoewel die voor hen uiterst relevant was, niet analyseerden (systeem 2), maar slechts emotioneel verwerkten (systeem 1). In confrontatie met statistieksommen schakelden ze niet terug naar systeem 2, maar bleven ze het emotionele babbelsysteem hanteren.

Dit resultaat staat niet op zich. De reden dat deze verklaring me nu plausibel lijkt, is dat ik bij het online taalprogramma TAVAN vond dat veel studenten wel kennisnamen van een fout resultaat ('geen match'), maar niet de informatie over het juiste antwoord bleken te lezen en te benutten. Informatie slechts emotioneel verwerken is dus -- in ieder geval voor moderne studenten -- niet uitzonderlijk, maar vaak een vaste gewoonte geworden. Men hanteert slechts het snelle systeem 1 en niet het tijdrovende en energievretende systeem 2. Men focust op sociale bekrachtiging (fout antwoord, jammer, dan snel een nieuwe poging wagen om toch nog te scoren) en niet op waarnemingen/feiten.

En dat was ook precies de oorzaak om het 'mooie' verhaal over Julio Poch klakkeloos te geloven. Men focuste niet op de juistheid/onjuistheid van het verhaal, maar men focuste op sociaal scoren. De mensen die het verhaal moesten beoordelen, waren geen bèta's, maar behoorden tot de alfa-cultuur.