zaterdag 16 februari 2019

Slavernij-paradoxen: slavernij-enthousiasme en de fundamentele slavernij-puzzel


Laatst bijgewerkt 16-2-2019 om 15.13


In een van de vorige blogposts kwam een college op YouTube aan de orde van de historicus Stefan Molyneux over slavernij: The Truth About Slavery: Past, Present and Future (hier). Volgens het krantenartikel dat deze video vermeldde, zou het ernaar kijken, leiden tot extreme, rechtse radicalisering. Zelf zie ik dat verband nog niet zo duidelijk. Het lijkt me dat er weinig mis is met zijn college over dit onderwerp.


Enthousiast over iets dat we volledig verwerpelijk vinden

Wat me echter opviel in dit college, is zijn nadrukkelijke stellingname dat slavernij slecht is. Zelf heb ik overigens iets soortgelijks beweerd: slavernij lijkt uiteindelijk een verwoestend effect te hebben op de geest van de slaaf en van de meester (hier). Ze lijken elkaar in een op termijn dodelijke omhelzing gevangen te houden. Het denken wordt aangetast, de moraliteit verdwijnt en men wordt extreem gewelddadig.

De reden om dit te denken, is dat autoritarisme de slavenfactor lijkt te zijn en sociale dominantie de meesterfactor. Over beide factoren valt weinig positiefs te melden, terwijl de combinatie van die twee een collectie eigenschappen oplevert die sterk doet denken aan psychopathie. Dat wat psychopaten zo bijzonder en gevaarlijk maakt.

Wie concrete voorbeelden zoekt dat de meester-slaaf relatie uiteindelijk leidt tot ellende, stagnatie, corruptie, geweld en ondergang kan kijken naar de ondergang van het Romeinse Rijk. Een ander voorbeeld is Haïti. Ooit een van de rijkste gebieden van Amerika, nu een van de armste. Misschien kunnen we daar binnenkort de VS aan toevoegen. Aan slavernij hangt een hoog prijskaartje dat verhaald wordt op de kinderen een tiental geslachten verderop.

Er zijn dus goede reden om slavernij volstrekt verwerpelijk te vinden en dat doen we dan ook: we vinden het allemaal massaal helemaal niks. Maar met politiek correcte uitspraken is vaak een probleem. Vaak kloppen ze niet met de kille realiteit. Wat wij vinden, is vaak wat wij graag willen en niet de huidige of toekomstige werkelijkheid.

Wanneer autoritarisme inderdaad iets is als de slavenfactor dan moet ongeveer de helft van de bevolking graag slaaf willen zijn. En wanneer sociale dominantie inderdaad de meesterfactor is, dan moet ook ongeveer de helft van de bevolking graag meester willen zijn. Het laatste valt nog wel te begrijpen, maar het eerste komt bizar over.

Willen veel mensen inderdaad graag slaaf zijn? Willen veel mensen graag hun vrijheid kwijt zijn? Erich Fromm dacht indertijd (1942) in The Fear of Freedom van wel. Hij dacht te zien dat een belangrijke groep mensen orde en geborgenheid zocht in de machtige groep onder leiding van de toenmalige strongman: Adolf Hitler. Verder dacht hij te zien, dat een belangrijke groep mensen graag de baas wilde zijn, meester wilde zijn, over de rest.

Ik formuleer het dan belangrijk compacter, dan hij het deed, maar in essentie kwam zijn idee daar vermoedelijk op neer. Inmiddels heeft empirisch onderzoek dat wilde en 'foute' idee vele malen bevestigd. Autoritaristen zoeken hun toevlucht in een machtige groep waardoor ze zich volledig onderwerpen aan de leiders van die groep. Sociaal-dominanten willen voor alles macht en die valt te vinden een machtige groep.

De eerste paradox is dus dat we slavernij verafschuwen, maar dat ruwweg drie vierde van de bevolking (beide variabelen, autoritarisme en sociale dominantie, zijn vrijwel ongecorreleerd, waardoor de combinatie van beide variabelen ongeveer drie vierde omvat) in werkelijkheid of dolgraag slaaf wil zijn, of dolgraag meester of beide tegelijk. Dat laatste wil natuurlijk niet, maar die bereidheid, instelling en het enthousiasme daarvoor kan wel tegelijkertijd aanwezig zijn.

Hoe valt die tegenstelling tussen verhaal en werkelijkheid te begrijpen? 'Slavernij' is voor autoritaristen slechts een woord. Aan dat woord zijn door klassieke conditionering sterk negatieve emoties gekoppeld. De emotionele reacties die het woord 'slavernij' oproept, zeggen niets over de innerlijke drijfveren. Fromm, als psycho-analyticus, probeerde juist te focussen op die diepere drijfveren. En hoewel zijn formulering hele generaties onderzoekers hoofdbrekens heeft opgeleverd en er soms ook behoorlijk naast zat, bleek zijn 'foute' idee uiteindelijk toch te kloppen.

Het probleem met de term 'slavernij' is dat die niet operationeel gedefinieerd is. Dat maakt het lastig feiten over slavernij vast te stellen. Tegelijkertijd roept die term wel felle emoties op, waardoor onze perceptie nog meer ontregeld raakt. De variabelen autoritarisme (RWA) en sociale dominantie (SDO) zijn echter wel operationeel gedefinieerd. Het enthousiasme voor de machtige groep en de ziekelijke wil tot macht, kunnen dus beide objectief gemeten worden.

Ook het resultaat van deze twee onderliggende variabelen, bevooroordeeldheid (generalized prejudice), kan objectief gemeten worden. 'Bevooroordeeldheid' is een neutraal woord voor een kwalijke mix van vooringenomenheid, emotionaliteit, agressie, irrationaliteit, gerichtheid op mensen en psychopathie. Het is de eigenschap die de strongman zo gevaarlijk en doortrapt maakt en het is ook de eigenschap waarmee de strongman volgelingen/gelovigen aantrekt.

Op basis van dat empirische onderzoeksresultaat verwacht je dus, dat een groot deel van de moderne wereldbevolking slavernij omarmt (jagers/verzamelaars hebben er geen last van). Klopt dat echt?

De Engelstalige Wikipedia vermeldt bij 'History of slavery': "David P. Forsythe wrote [5]: 'The fact remained that at the beginning of the nineteenth century an estimated three-quarters of all people alive were trapped in bondage against their will either in some form of slavery or serfdom' [6]." Ruim tweehonderd jaar geleden was dus ongeveer drie vierde van de wereldbevolking nog slaaf of horige. Slavernij was tot voor kort niet de uitzondering, maar de regel.

Ook nu werken de meeste mensen nog steeds in loondienst: het zijn loonslaven. Ze moeten de orders van hun baas opvolgen en uitvoeren. Soms doen ze dat en soms doen ze dat niet. Maar wie geen eten of geen inkomen heeft, wil graag een baantje. Het is beter om jezelf te verhuren als slaaf dan van honger dood te gaan.

Een andere manier om naar slavernij te kijken, is naar de mate van democratie in de wereld te kijken. Een groot deel van de wereldbevolking blijkt dan in onvrije landen te wonen, vervolgens is er een groot middengebied waarin men niet volledig vrij is en tenslotte is er ook een deel van de wereld vrij. Dat wil zeggen: deze landen worden gezien als democratisch. En dat deel is inderdaad het meest welvarende deel van de wereld. Onvrijheid of slavernij leidt tot stagnatie en productieverlies.



Slavernij als sociale stratificatie

Is er een andere manier om slavernij te definiëren? De Engelstalige Wikipedia noemt het: "Slavery is [ . . .] developed as a system of social stratification [3] [4]." Je kunt 'slavernij' ook opvatten als 'sociale stratificatie': in de samenleving ontstaan verschillende lagen die verschillen qua status. Samenleving van jagers/verzamelaars zijn plat: iedereen is gelijk. De beste jager van de stam krijgt als dank voor zijn royale buit badinerende grapjes te verduren. Men werkt sociale verschillen actief tegen. Voor het overleven van de groep is belangrijk dat iedereen qua status op hetzelfde niveau zit. Ik heb jou nodig, jij hebt mij nodig.

Na de uitvinding van de landbouw ontstaat er echter 'sociale stratificatie', dat wil zeggen: slavernij. De handige jongen die een stel mensen weet te inspireren en weet op te zwepen wordt de baas. De boeren komen onderin de voedselpiramide terecht. De handige jongen met zijn gevolg bovenin. Hij is de nieuwe vorst of koning, de alfa.

Zijn macht is gebaseerd op het leger van volgelingen/gelovigen dat hij achter zich weet te verzamelen. Deze gewone gelovigen vormen de laagste trap van de alfacultuur. Tussen de gewone gelovigen en de elite van de alfa bevindt zich de middenstand. De mensen die zorgen dat de orders van de alfa ook inderdaad worden gerealiseerd. De doeners, de uitvoerders, de generaals.

Het interessante punt is nu dat de Engelstalige Wikipedia bij 'sociale stratificatie' drie lagen vermeldt: de upper class, de middle class en de lower class. De twee aansturende variabelen (autoritarisme en sociale dominantie) leveren echter vier lagen op, die ook inderdaad alle vier verschillen in mate van bevooroordeeldheid. Alfa's zijn het meest bevooroordeeld, daarna de doeners, vervolgens de gewone gelovigen en de double-lows of bèta's zijn niet of amper bevooroordeeld.

Sociologen, historici en dergelijke lijken dus de mensen buiten de alfacultuur, de bèta's, volledig te missen, hoewel juist zij de basis van de voedsel- en productiepiramide vertegenwoordigen. Zij waren kennelijk de outcasts, de mensen die geen deel uitmaakten van de echte samenleving en werden daarom niet gezien.


De fundamentele slavernij-puzzel

Een tweede slavernij-paradox is het beperkte economische nut van slavernij. Stel je koopt een slaaf. Allereerst kostte dat altijd veel geld. Vervolgens moet je bezit echter ook eten en huisvesting geven. Niet alleen de aanschaf kost dus geld, maar de aanschaf levert ook terugkerende kosten op. Wil dat economisch renderen dan moet men dus zorgen dat de slaaf voldoende productief werk kan verrichten. In de praktijk is dat niet altijd simpel. Het kan al lastig zijn om loonslaven nuttig werk te laten verrichten, in het ergste geval kan men die echter ontslaan. Bij echte slaven moet men dan echter een koper proberen te vinden voor een weinig productieve slaaf. Met andere woorden: de kans is groot dat men er dan zwaar op verliest.

Adam Smith zag als econoom dit probleem al, terwijl hij zich tegelijkertijd realiseerde dat slavernij wereldwijd gezien op grote schaal voorkwam. Dit wordt wel omschreven als de 'fundamental puzzle' van slavernij (hier). Hoe kan dit?

Wanneer de veronderstelling klopt dat autoritarisme de slaaf-variabele is en sociale dominantie de meester-variabele, dan levert het soortenmodel de oplossing voor deze fundamentele slavernij-puzzel. Het voordeel van een behoorlijk aantal slaven (of ondergeschikte volgelingen/gelovigen) is niet hun productie, maar de macht die dat oplevert. De strongman heeft een leger nodig, maar kan vervolgens dankzij dat leger leven als een vorst.

In het Oude Testament is bijvoorbeeld een passage te vinden, waaruit blijkt dat Abraham toen de nood aan de man kwam, zijn slaven verzamelde en ten strijde trok om Lot te bevrijden. Zijn slaven waren dus gemotiveerd om op zijn verzoek hun leven te wagen. Dankzij hem, een slimme en grote boer, hadden zij een behoorlijk leven. De slaven fungeerden als zijn strijdmacht.

Het idee van Adam Smith dat de productiviteit van slaven in realiteit vaak zwaar tegen zal vallen, kan dus volledig kloppen. Het ging normaal niet om hun arbeidsproductiviteit, maar vooral om de macht die ze opleverden. Wie een boerderij probeert te runnen met ambtenaren komt van een koude kermis thuis. Maar belasting heffen op de productie van een boer is een koud kunstje, mits men een leger van slaven of volgelingen/gelovigen heeft.

Dit betekent ook dat slaven niet de onderste laag van de samenleving vormden, maar dat de boeren en ambachtslieden de onderste laag vormden. Dit verklaart dus ook voor een belangrijk deel de bijna aangeboren haat van bevooroordeelde mensen (alfa's, doeners en gewone gelovigen) tegen alles dat riekt naar rationaliteit. De bèta's behoorden niet tot hun groep, maar moesten juist onderdrukt en uitgeschud worden.














Geen opmerkingen:

Een reactie posten