donderdag 28 februari 2019

De psychotische psychiater



Laatst bijgewerkt 28-2-2019 om 15.06


Het gebeurde na de kerst-borrel. Uiteraard had ik gaandeweg meer gedronken dan echt verstandig was. In de fietsenkelder knalde ik met mijn hoofd tegen de vierkante koker van de ventilatie. Klappen op je kop horen bij het leven, maar het voelde alsof deze klap net even te hard was.

Alles leek echter goed te gaan. Ik fietste normaal naar huis en deed mijn ding. Het was begin januari toen, terwijl ik op het toilet zat, mijn beeld eerst naar links draaide en vervolgens terug draaide naar rechts. In eerste instantie leek het een interessant visueel effect, maar ik realiseerde me ook, dit is niet helemaal, wat het zou moeten zijn.

De dagen daarop, probeerde ik mijn ding te doen, maar het was een worsteling om niet om te vallen. Dingen waren opeens zo moeilijk geworden, dat het opzoeken van een arts een onmogelijke opgave was geworden. Het ging allemaal nog, maar het ging net.

Geleidelijk aan verbeterde de situatie echter en kon ik weer meer. Het leek nu toch wel verstandig eens een arts te raadplegen. De neuroloog vond het maar een lastig geval. Het budget was op, dus het doen van dure tests was even geen optie. 'Hoorde ik wel eens stemmen?' Ik kon de man opgewekt meedelen, dat ik nog prima stemmen kon horen, bijvoorbeeld de zijne.' Hij zuchtte. Dat was niet, wat hij bedoelde. Hoorde ik stemmen zonder dat er mensen in de buurt waren? Ik bekende, dat ik die bijzondere gave -- althans bij mijn weten -- niet bezat.

Het contact met de werkelijkheid kwijtraken of kwijt zijn, wordt door psychiaters een 'psychose' genoemd (hier). Een interessante vraag in dit verband is, of psychiaters dat werkelijk vaststellen of dat ze dat alleen denken dat te doen. U voelt hem al, in het laatste geval is hier sprake van een 'psychose' bij de desbetreffende psychiaters. Een mogelijkheid die ik niet bij voorbaat zou willen uitsluiten.

Ik moet dus nog zien, of er inderdaad empirisch onderzoek te vinden is, waaruit blijkt dat psychiaters onafhankelijk van elkaar en met alleen de informatie van het 'geval', inderdaad allemaal tot dezelfde conclusie komen: 'psychose'. Show me the data!

Een probleem in die definitie, is dat niet altijd duidelijk is, wanneer iemand wel of niet contact heeft, met de externe realiteit. Een volgend probleem in die definitie is dat er impliciet verondersteld wordt, dat normale mensen contact hebben met de externe realiteit. Maar is dat wel zo? En als dat zo is, waaruit blijkt dat dan?

Dan is er een volgend probleem. Men spreekt van 'een' psychose. Alsof het een ding is. We stappen in een raket naar Mars en gaan kijken of daar 'psychosen' op het oppervlak liggen. Met andere woorden: wanneer kun je zeggen, dat je een psychose ontdekt hebt. Vanochtend werkte ik in onze tuin en toen zag ik in de tuin van de buren een psychose liggen.

Iemand als de psycholoog J. Linschoten waarschuwde vroeger al nadrukkelijk voor die verleiding van de taal. Plak er een duur woord op en doe alsof het een ding is, en iedereen is tevreden. De oorzaak van het 'foute' gedrag: een psychose. Alsof een psychose een ding zou zijn.

Je kunt dus hoogstens zeggen, dat mensen 'psychotisch' zijn. Je bedoelt dan, dat je op grond van hun gedrag concludeert dat ze gemakkelijk de koppeling met de realiteit kwijt raken. De weg gaat naar links, maar de auto die ze besturen gaat naar rechts. Dat idee.

Nu wordt het interessant. Welke realiteit? Empirische wetenschappers hebben de neiging vooral te denken in termen van de empirische werkelijkheid. De temperatuur hier, waar ik deze woorden typ, is op dit moment 22,8 graden Celsius, volgens de digitale thermometer die hier op tafel staat. Die kan er wel iets naast zitten, alle thermometers hebben in de praktijk vaak een afwijking, maar bij mijn weten, niet heel veel. Mijn schatting zou zijn, hoogstens een halve graad. Dat is de inductieve manier waarop empirische wetenschappers denken: er is een waarneming en die wordt vertaald in getallen en woorden.

Maar het soortenmodel, dat de resultaten van het empirische onderzoek naar autoritarisme, sociale dominantie en bevooroordeeldheid samenvat, leidt tot de conclusie dat er twee verschillende culturen bestaan. Een bètacultuur waarin het gaat om de objectieve werkelijkheid en een alfacultuur waarin het gaat om de sociale werkelijkheid.

Een patiënt die stelt, dat een innerlijke stem de opdracht gaf iemand anders met een mes overhoop te steken, is misschien helemaal het contact met de realiteit niet kwijt. Hij leeft in een sociale werkelijkheid, waarin hij met een handig verhaal de schuld voor zijn daad bij iemand anders wil leggen. Hij heeft te maken met de sociale realiteit en gedraagt zich daar ook naar. Het is wel gebeurd, maar ik kon ik er niets tegen doen, doordat die machtige stem mij dwong het te doen.

Psychiaters mogen dan misschien stellen, dat de man 'knettergek' is -- ik vertaal hun jargon even in normale taal --, maar ik zou daar nog niet zo zeker van zijn. Wat vanuit het ene perspectief dus 'knettergek' lijkt, kan vanuit het andere perspectief 'volledig aangepast' zijn.

Anders geformuleerd: we hebben twee factoren die onze 'taaluitingen' (ons denken, ons praten) bepalen. Een sociale component: we willen met onze opmerking scoren, we willen bijval, we willen begrip, we willen erkenning. Kortom: we willen ons publiek op een bepaalde manier beïnvloeden. We proberen onszelf te verkopen. We proberen met woorden te krijgen, wat we graag willen hebben.

Maar een andere keer wordt ons gepraat en denken gestuurd door een objectieve, fysische component. Bijvoorbeeld als het toilet verstopt zit. Wat kunnen we doen? Hoe is de verstopping ontstaan? Wat is er al geprobeerd?

Uit een column die ik vanochtend in de Volkskrant las over een dergelijk voorval, krijg ik de indruk dat de mensen die goed zijn in het schrijven van stukjes, vaak minder goed zijn in het zelf verhelpen van dat soort verstoppingen. Stukjes schrijven is iets dat alfa's graag en gemakkelijk doen, toiletten ontstoppen is het vakgebied van bèta's. En inderdaad: atoombommen construeren en laten ploffen ook. Het begint soms simpel, maar het kan groot eindigen. Alfa's zijn dus normaal meer gefocust op de sociale werkelijkheid, terwijl bèta's vooral focussen op de fysische werkelijkheid.

Ik hoop dat mijn verhaal tot dit punt goed valt te volgen en vrij logisch klinkt. Nu wordt het lastiger. Er bestaat namelijk niet slechts een enkele sociale werkelijkheid. Een sociale werkelijkheid wordt bepaald door het publiek van de spreker. De reacties van het publiek bepalen wat wel en niet effectief is en dus 'waar'.

Wanneer de spreker zichzelf ziet als het belangrijkste publiek, bepaalt hij dus zelf de sociale werkelijkheid en daarmee: zijn werkelijkheid. Hij is God geworden in zijn eigen virtuele koninkrijk. Dat voelt goed, maar het geeft op termijn natuurlijk wel problemen. Allereerst met de sociale werkelijkheid van anderen en vervolgens ook vaak met de fysische werkelijkheid. Men ziet de spreker mogelijk als 'psychotisch'.

Een volgende mogelijkheid is dat de ene groep de ene sociale werkelijkheid hanteert en de andere groep een tegenovergestelde werkelijkheid. De regering denkt dat de geluidsoverlast van het vliegveld wel mee zal vallen, maar de actiegroep denkt daar totaal anders over. Geluid kun je meten qua sterkte, maar de last die je denkt te hebben van geluid is in beginsel een subjectieve kwestie. Wat de ene groep aanvaardbaar vindt, kan de andere groep dus onaanvaardbaar vinden. Beide groepen hebben hun eigen sociale werkelijkheid, maar die twee werkelijkheden botsen. Of de ene groep drukt zijn zin door, of de andere.

In mijn optiek zouden we een dergelijk conflict tussen twee personen of tussen twee groepen niet moeten betitelen als een 'waan'. Men is het oneens, men verschilt van mening, men verschilt van oordeel, maar verder dan dat gaat het niet. Voor alfa's ligt de zaak echter niet zo simpel, doordat ze -- in tegenstelling tot bèta's -- vaak geen onderscheid zien tussen feit en mening. Hun mening is dus de absolute waarheid, terwijl de mening van de ander 'fout', 'onzinnig', 'gevaarlijk' en 'onwaar' is. Dat verwerpelijke standpunt moet uit alle macht en met alle middelen bestreden worden.

Een voorbeeld van dit verschijnsel was de discussie tussen een psychiater en een patiënt die ik ooit mocht bijwonen. De patiënt vond dat de suf makende medicatie met allerhande vervelende bijwerkingen, wel wat omlaag mocht. De psychiater zag niets in dat voorstel. Dat dit 'foute' idee geopperd werd door de patiënt, was een duidelijk bewijs dat het weer helemaal mis dreigde te gaan. De patiënt dreigde in een nieuwe psychose te belanden, dacht hij.

Voor mijn idee was de desbetreffende psychiater echter het contact met de realiteit wat kwijt. Iemand die voorstelt een drug die zonder dwingende noodzaak voorgeschreven wordt, en allerhande vervelende en schadelijke bijwerkingen heeft, te verminderen, is niet irrationeel bezig, maar rationeel. Voor de psychiater was echter alles dat ook maar even leek af te wijken van zijn ideeën, een duidelijk bewijs dat de ander 'psychotisch' was of dreigde te worden. Als ik links stem, maar jij rechts, ben je duidelijk nog niet helemaal in orde.

Mijn voorstel zou dus zijn om onderlinge conflicten en meningsverschillen ook als zodanig te benoemen en het begrip 'waan' te reserveren voor de situaties dat het denken van mensen afwijkt van de harde, externe realiteit. De thermometer wijst 21,8 graden aan, maar de persoon in kwestie weet volstrekt zeker dat het minstens 25 graden moet zijn.

Heeft deze persoon een waan? Nu wordt het lastig. Thermometers hebben vaak een afwijking. Het kan dus zijn, dat de persoon die zo nadrukkelijk komt met het verhaal van die ogenschijnlijk 'foute' temperatuur over meer informatie beschikt dan men zich realiseert. En natuurlijk gaat het meestal niet om zulke simpele dingen als de temperatuur in een kamer op een bepaald moment. Het punt waar het mij om gaat, is dat je niet al te gemakkelijk mag besluiten tot een waan. In een miss Marple boek, vindt een zwakzinnige een lijk. Maar niemand gelooft hem, tot tenslotte iemand anders min of meer over het lijk struikelt.

Stel nu, dat iemand systematisch zaken beweert, die volledig los van de externe realiteit lijken te staan. Hoe moeten we dat begrijpen? De eenvoudigste verklaring is dat de persoon in een sociale realiteit leeft. Het doel van zijn opmerkingen is niet de waarneembare werkelijkheid te beschrijven, maar de sociale werkelijkheid te manipuleren. Doordat hij de sociale werkelijkheid aan het manipuleren is, ziet hij de afwijking van de feitelijke werkelijkheid niet of vindt die niet relevant. Hij heeft een sociaal doel en wil dat, hoe dan ook, realiseren.

Dit verklaart ook het psychotische gedrag van de psychiater. Zijn doel was niet de werkelijkheid te beschrijven, maar de patiënt te dwingen tot het blijven innemen van de door hem voorgeschreven pillen. De enige vorm van therapie waarmee hij zichzelf blijvend onmisbaar kon blijven maken als psychiater. Hij leeft niet in de fysische realiteit, maar in de sociale.

En doordat hij vermoedelijk zijn hele leven al heeft doorgebracht in die sociale realiteit, is de fysische realiteit voor hem niet langer relevant en niet waarneembaar. De fysische realiteit is weggevallen. Hij leeft in een sociaal universum. Hij leeft in de wereld van zijn groep en voelt zich daar prima bij.

Je bent geneigd te zeggen: hij leeft in de wereld van zijn geloof, hij leeft in zijn waan. Maar dan mis je het punt waar het om gaat. Zijn geloof, zijn waan maakt het voor hem mogelijk riant te leven. Dat daar veel patiënten voor nodig zijn en daar in feite door gedupeerd worden, is zijn probleem niet. Geloof is een prachtig iets, helaas alleen voor de gelovige zelf.












Geen opmerkingen:

Een reactie posten