dinsdag 19 februari 2019

Zijn mensen een gelovige diersoort?


Laatst bijgewerkt 20-2-2019 om 0.02


"Wat is de zin van ons leven?" Dat is de vraag die Fokke Obbema, journalist bij de Volkskrant, na een hartstilstand stelt aan allerhande mensen die bereid zijn met hun ogen dicht met hun kop in de Volkskrant te worden afgebeeld. Op maandag, 18 februari 2019, was het de sterrenkundige Vincent Icke die op deze manier de publiciteit zocht.

De vraag naar de zin van het leven blijkt een ideale vraag te zijn voor allerhande roeptoeters die in reactie op die vraag uitgebreide filosofische verhandelingen gaan geven over de vraag, hoe wij de wereld en ons leven daarin moeten zien. Om die reden wil ik deze betogen daarom nog wel eens zuchtend overslaan.

Tijdens de zondagse preek vroeger had ik al de gewoonte niet al te veel aandacht te besteden aan het warrige betoog, maar ondertussen in mijn hoofd een frequentielijst aan te leggen van termen als 'satan', 'duivel' en 'verdoemenis' in het betoog van de prediker. Maar voor Icke heb ik wat een zwak, dus ik wilde toch weten, wat hij te melden had.

Allereerst trapte Icke als een van de zeer weinigen niet in de val die deze vraag voor mensen vormt. Door de formulering van de vraag veronderstel je dat er iets moet bestaan als de zin van het leven. Maar klopt dat wel? Kun je een expeditie naar Mars organiseren om te gaan kijken of daar misschien ergens de zin van het leven op je staat te wachten? De vraag heeft dus alleen zin als je eerst 'de zin van je leven' operationeel definieert.

In dat kader verwijs ik altijd graag naar Bob Altemeyer, die ongeveer zijn hele werkzame leven (40 jaar) nodig had om 'autoritarisme' fatsoenlijk operationeel te definiëren. En dan begon hij bepaald niet vanaf nul. Het operationaliseren van vage begrippen schiet dus niet op. Mogelijk is dat ook een reden dat veel mensen het daarom gewoon niet doen. Gewichtig praten met volstrekt lege termen die interessant klinken, levert sociaal gezien zo veel meer moois op.

Icke merkte echter, zonder al te bot te worden, keurig op dat de vraag naar de zin van het leven 'zinledig' was. Het is een zinloze vraag. Wat is het nut van een kurkentrekker? Geen enkel, behalve wanneer je een fles wijn open wilt krijgen.

Icke formuleerde het anders. Hoe kun je herkennen of het antwoord klopt? Hoe kun je het antwoord toetsen op juistheid? Als empirische wetenschappers willen we kunnen waarnemen of iets wel of niet de zin van het leven is, en dat lukt niet zo lang het begrip niet meetbaar is.

Het punt waar het me in dit interview echter vooral om gaat, is de uitspraak van Icke: "'Wij zijn een gelovige diersoort.'" (De uitspraak vermeld ik tussen dubbele en enkele aanhalingstekens. Volgens het artikel in de VK is het dus letterlijk zo geformuleerd door Icke.)

Obbema vraagt eerst of we ons bestaan, ons leven echt als toeval moeten zien. Icke reageert daarop met de uitspraak van Simon Stevin: 'Wonder en is gheen Wonder.' Dat betekent zoveel als: het is een wonder, maar er zit ook systeem in het wonder, waardoor het niet langer een echt wonder is. In feite de basis-assumptie van empirische wetenschap. Er zit systeem in die fantastische werkelijkheid.

Obbema vraagt dan: ''De stap naar: er moet wel een kracht achter dit alles zitten, is dan toch niet zo groot?" Icke antwoordt daarop met: "'Daar komt de neiging van de mens tot geloof om de hoek kijken. Er zijn maar weinig mensen die zichzelf kunnen toestaan te zeggen: dat weet ik niet. Of: dat begrijp ik niet. Anders dan dieren heeft een mens begrip. Maar dat is altijd onvolledig. Dat wil hij, uit ongeduld of uit angst, aanvullen tot iets absoluuts. Daarom gaat hij geloven: in goden, geesten, spoken, een leven na de dood, verzin het maar. Wij zij een gelovige diersoort.'" [Obbema gebruikt in zijn tekst nog wel eens wat royaal aanhalingstekens, die heb ik om het citaat leesbaar te houden, niet allemaal overgenomen.]

Icke laat zich hier verleiden tot het uitleggen van zijn ideeën over geloof. Maar kloppen die? Is de mens inderdaad een gelovige diersoort? En zo ja, waarom dan?

Dat mensen op grote schaal geloven, mag duidelijk zijn. De hoeveelheid vooroordelen, onzin, esoterie, filosofie en andere nonsens die over je wordt uitgestort, is onvoorstelbaar. Richard Feynman wees daar bijvoorbeeld al lang geleden op. Ook een blad als Skepter illustreert dat.

Ik zou in dit verband drie opmerkingen willen maken. Allereerst gaat het hier niet om alle geloof, maar om irrationeel geloof. Geloof waar geen deugdelijke argumenten en harde evidentie voor bestaan.

Ten tweede hebben jagers/verzamelaars voor zover valt na te gaan, wel irrationeel geloof, maar geeft dat geen problemen. Het is functioneel. Het is slechts om de samenhorigheid van de groep te vergroten. Ze maken dus streng onderscheid tussen twee activiteiten: samen lol maken en jagen/verzamelen. Haal het niet in je hoofd tijdens de jacht met onzinnige opmerkingen te komen, dat idee.

Dat betekent dus eigenlijk dat geloof in de overheersende vorm waarin wij dat kennen, evolutionair gezien een vrij recent verschijnsel is, dat is ontstaan na de uitvinding van de landbouw.

Dan mijn derde opmerking. Niet iedereen gelooft. Sommige mensen geloven heel gemakkelijk in volstrekt irrationele lariekoek, andere mensen moeten daar niets van hebben. Maar hoe moet je dat precies vaststellen?

Nu wordt de zaak wat ingewikkelder. De mensen die geloven bestaan uit in totaal drie verschillende types en daarnaast hebben we dus nog een type dat het liefst niet gelooft: ongelovige, sceptische, zelfstandige individuen.

In totaal levert dat dus vier typen. Dat betekent dat het om twee onderliggende variabelen gaat: autoritarisme (RWA) en sociale dominantie (SDO). Irrationeel geloof meten we dan als bevooroordeeldheid (generalized prejudice).

Helemaal waar is de uitspraak dat de moderne mens een gelovige diersoort is, dus niet. Want we hebben ook nog steeds 'ongelovigen'. De mensen die op al deze drie variabelen laag scoren: de bèta's.

Welke drie groepen gelovigen hebben we dan? Onderin de piramide van de geloofsgroep hebben we de 'gewone gelovigen'. Mensen die wel geloven, wat hun verteld wordt, maar die verder weinig aspiraties hebben. Daarna komen de 'doeners'. Mensen die niet echt geloven en een helder verstand hebben, die echter om macht te krijgen, doen alsof ze geloven. Dit zijn de mensen die zaken regelen en uitvoeren binnen de machtige groep die gelooft. De derde groep zijn de predikers, de alfa's, de 'men of words'. Zij geloven blindelings en ze willen, hoe dan ook en voor alles, macht.

Waar komt die gigantische drive tot irrationeel geloof nu vandaan? De reden is dat na de uitvinding van de landbouw rijke voorraden ontstonden. Wie erin slaagt zich meester te maken van die voorraden, heeft een prachtig en gemakkelijk leven. De handige jongen die dus wat leeglopers met een mooi verhaal wist te organiseren, had het goed bekeken.

De basis van irrationeel geloof is dus het willen manipuleren en beïnvloeden van anderen, om op die manier zelf hoger in de sociale pikorde van de machtige groep te komen. Irrationeel geloof is het getwitter van de apenrots.

Op het moment dat iedereen daar mee bezig is, valt de productieve basis onder de samenleving weg en stort de 'civilisatie' in. De geschiedenis leert, dat dat uiteindelijk doorgaans slechts een kwestie van tijd is.

De gelovige diersoort mens kan dus alleen bestaan dankzij die basis van hard werkende, ongelovige bèta's. Zodra die wegvalt, stort het systeem in.






























Geen opmerkingen:

Een reactie posten