zondag 31 december 2023

Wat is links? Wat is rechts?

 

In de Volkskrant van 30 december 2023 vond ik een groot verhaal getiteld: Hoe links de ideale zondebok werd. De intro van het artikel luidt:

"Zuur, hypocriet, drammerig: links lijkt onder een deel van de bevolking verworden tot scheldwoord. Maar waar komt die afkeer vandaan, terwijl de politieke macht van progressieve partijen zo beperkt is? 'Als links werkelijk het bewustzijn zou bepalen, dan doen ze toch iets goed verkeerd.'"

De strekking van het artikel is dat het woord 'links' een negatieve gevoelswaarde heeft gekregen voor veel mensen. Ik laat een illustratieve alinea volgen.

"'Links is verworden tot scheldwoord', zeiden de wetenschappelijk directeuren van GroenLinks en PvdA in de Willem Drees-lezing die ze onlangs hielden. Links is 'radioactief besmet geraakt', in de woorden van NRC-columnist Floor Rusman. Het woord is geen kwalificatie meer, maar een diskwalificatie."

Tja, dat is natuurlijk niet zo best. Als zo'n belangrijk woord een negatieve emotionele lading krijgt voor veel mensen. Dan is er kennelijk iets goed mis! Of niet natuurlijk.

Eerlijk gezegd, begreep ik verder maar weinig van het artikel. Er wordt veel beweerd en verondersteld, maar in feite niets aangetoond. Toch was er een soort herkenningspunt. Het artikel gaat nogal uitgebreid te rade bij Merijn Oudenampsen.  Socioloog en politicoloog, aldus het artikel en: 'zelf uitgesproken links'.

Met andere woorden: omdat hij zelf zegt 'links te zijn', moet hij wel links zijn! Wel, dacht ik, daar ik hem op grond van zijn proefschrift heb ingedeeld als een typische babbelaar, als hij 'links' is, dan ben ik dat dus niet. Maar ben ik dan 'rechts'?

Kortom: een heel artikel over 'links' en 'rechts', maar met de impliciete definitie dat je 'links' bent als je jezelf 'links' en 'progressief' noemt. Een beetje mager dus.

Ik ging eens op internet zoeken en vond zonder veel moeite een artikel van Fons Kockelmans uit het populaire tijdschrift Historiek met de titel: Niemand weet precies wat links en rechts is. Die titel lijkt me behoorlijk duidelijk en het artikel is niet minder duidelijk. Maar kennelijk beschouwen sommige mensen zichzelf als zo superieur dat ze populaire geschriften als Historiek beneden hun stand achten.

Wat me dus opvalt, is dat mensen die zichzelf zien als links, kennelijk geen enkele behoefte hebben hun basisbegrippen te definiëren. Ach, dat weet iedereen toch? Nee, dus.

Een artikel waarin veel wordt beweerd, maar niets hard gemaakt. Basisbegrippen die niet worden gedefinieerd. Uitgebreid te rade gaan bij een typische babbelaar. Je bent geneigd te denken dat het artikel (of de auteur daarvan) hoog zal scoren op de babbelfactor. Ik bedoel daarmee de alfa-bètafactor, een duur woord voor bevooroordeeldheid, het omarmen van populaire vooroordelen en opvattingen. Wat ze in het Engels prejudice noemen.

Wat is bevooroordeeldheid precies? Typische groepsmensen ontlenen hun waarheid aan hun groep. Het gaat er niet om, wat werkelijk is en bestaat, maar om wat de groep vindt en gelooft. Ze baseren zich niet op feiten, maar op meningen. Op geloof. Het gaat eigenlijk om gelovigen en om mensen, die enthousiast doen alsof ze het geloof van de groep echt geloven, terwijl ze voor zichzelf heel goed weten dat het onzin is.

Groepsmensen zijn ook bij uitstek de mensen die discrimineren. Hun overtuigingen worden niet ingeperkt door de harde werkelijkheid, want wat de groep vindt, is de ultieme waarheid. Als de groep gelooft dat de X niet deugen, dan deugen de X ook echt niet, geloven ze.

De fascinerende vraag die dan overblijft, is: kunnen we de Nederlandse politieke partijen op grond van empirisch onderzoek indelen als links of rechts?

In de Atlas van afgehaakt Nederland (gratis als pdf te downloaden: https://www.kennisopenbaarbestuur.nl/documenten/rapporten/2021/12/17/atlas-van-afgehaakt-nederland) vond ik op bladzij 38 een figuur overgenomen van het Sociaal Cultureel Planbureau daterend van 2018. Men heeft gevraagd naar de tevredenheid met het eigen leven (horizontaal) en of het in Nederland de goede of verkeerde kant uitgaat (verticaal). In de figuur heeft men vervolgens verschillende groepen aangegeven met hun gemiddelde op die twee vragen.

Wat je in die figuur ziet, is dat alles (ook de politieke partijen) mooi gerangordend ligt rond een stijgende lijn. D66 en VVD scoren helemaal rechts boven. Op beide punten zijn ze in doorsnee uitermate tevreden. Aan de andere kant van de diagonale lijn ligt de PVV. Een eindje daar vandaan FvD en de SP. Nog weer iets verder op de lijn de PvdD. Nog weer iets meer schuin naar boven ligt 50+.

Aan de andere kant van het centrum krijgen we eerst Groen Links, vrijwel onmiddellijk daarna en vrijwel even hoog op die diagonaal krijgen we de PvdA, het CDA en de Christen Unie. Dan een hele tijd niets en tenslotte eerst D66 en vlak daarna de VVD.

Welke partijen willen verandering? Wel, het lijkt me duidelijk dat de mensen die heel tevreden zijn dat niet willen. De progressieve partijen zijn dus op deze manier bekeken: de PVV, Forum voor Democratie, de Socialistische Partij en de Partij voor de Dieren. Dit zijn de mensen die het meest ontevreden zijn, zowel met hun eigen situatie als met de koers van het land.

Ik weet niet of de Volkskrant zich realiseerde, dat Merijn Oudenampsen in werkelijkheid dus een fervent aanhanger van de PVV is, maar we moeten zijn verklaring toch serieus nemen, lijkt me.




De echte Faust was een vervolgde

 

De Faust van Goethe is wereldberoemd. Minder bekend is dat het werk gebaseerd is op de Duitse legende over Faust. Die legende is een verhaal dat zijn oorsprong vindt in de historische Faust. Wie was de historische Faust? Wie was de persoon die aanleiding was voor het ontstaan van de legende en daarmee ook voor de latere Faust van Goethe?

Wie gaat zoeken op internet vindt wel een aantal beweringen, maar als iemand in deze tijd iets beweert over een persoon die honderden jaren geleden leefde, wil je wel graag precies weten waar hij/zij die bewering op baseert. En dan blijft er akelig weinig over.

Laten we eerst beginnen met de legende. De Engelstalige Wikipedia vermeldt dit (https://en.wikipedia.org/wiki/Faust):

"Faust is the protagonist of a classic German legend based on the historical Johann Georg Faust (c. 1480–1540).

The erudite Faust is highly successful yet dissatisfied with his life, which leads him to make a pact with the Devil at a crossroads, exchanging his soul for unlimited knowledge and worldly pleasures. The Faust legend has been the basis for many literary, artistic, cinematic, and musical works that have reinterpreted it through the ages. "Faust" and the adjective "Faustian" imply sacrificing spiritual values for power, knowledge, or material gain.[1]

The Faust of early books—as well as the ballads, dramas, movies, and puppet-plays which grew out of them—is irrevocably damned because he prefers human knowledge over divine knowledge: "he laid the Holy Scriptures behind the door and under the bench, refused to be called doctor of theology, but preferred to be styled doctor of medicine".[2] Plays and comic puppet theatre loosely based on this legend were popular throughout Germany in the 16th century, often reducing Faust and Mephistopheles to figures of vulgar fun."

Volgens de legende is Faust succesvol, maar ontevreden met zijn leven. Daardoor sluit hij een pact met de Duivel. In ruil voor onbeperkte kennis en wereldse genoegens verkoopt hij zijn ziel aan de Duivel.

 

Nu de historische Faust. De Engelstalige Wikipedia (https://en.wikipedia.org/wiki/Johann_Georg_Faust) vermeldt het volgende.

"Johann Georg Faust (/ˈfaʊst/; c. 1480 or 1466 – c. 1541), also known in English as John Faustus /ˈfɔːstəs/, was a German itinerant alchemist, astrologer, and magician of the German Renaissance.

Doctor Faust became the subject of folk legend in the decades after his death, transmitted in chapbooks beginning in the 1580s, and was notably adapted by Christopher Marlowe as a tragic hero in his play The Tragical History of the Life and Death of Doctor Faustus (1604). The Faustbuch tradition survived throughout the early modern period, and the legend was again adapted in Johann Wolfgang von Goethe's closet drama Faust (1808), Hector Berlioz's musical composition La damnation de Faust (premiered 1846), and Franz Liszt's Faust Symphony of 1857.
Historical Faust
    
This section needs additional citations for verification. [. . .]

Because of his early treatment as a figure in legend and literature, it is difficult to establish historical facts about his life with any certainty. In the 17th century, it was even doubted that there ever had been a historical Faust, and the legendary character was identified with a printer of Mainz called Johann Fust. Johann Georg Neumann in 1683 addressed the question in his Disquisitio historica de Fausto praestigiatore, establishing Faust's historical existence based on contemporary references.

In the light of records of an activity spanning more than 30 years, the two suggested birth years (1466 vs. 1480/1), the two recorded first names (Georg vs. Johann) and the two recorded places of origin (Knittlingen vs. Heidelberg/Helmstett), it has been suggested[by whom?] that there were two itinerant magicians calling themselves Faustus, one Georg, active ca. 1505 to 1515, and another Johann, active in the 1530s.

Possible places of origin of the historical Johann Faust are Knittlingen (Manlius 1562)[incomplete short citation], Helmstadt near Heidelberg, or Roda. Knittlingen today has an archive and a museum dedicated to Faust. Baron (1978)[1] and Ruickbie (2009)[2] argue for Helmstadt as his place of birth.

Faust's year of birth is given either as 1480/1 or as 1466. Baron (1992) and Ruickbie[2] prefer the latter. The city archive of Ingolstadt has a letter dated 27 June 1528 which mentions a Doctor Jörg Faustus von Haidlberg. Other sources have Georgius Faustus Helmstet(ensis). Baron, searching for students from Helmstet in the archives of Heidelberg University, found records of a Georgius Helmstetter inscribed from 1483 to 1487, stating that he was promoted to baccalaureus on 12 July 1484 and to magister artium on 1 March 1487.

For the year 1506, there is a record of Faust appearing as performer of magical tricks and horoscopes in Gelnhausen. Over the following 30 years, there are numerous similar records spread over southern Germany. Faust appeared as physician, doctor of philosophy, alchemist, magician and astrologer, and was often accused as a fraud. The church denounced him as a blasphemer in league with the devil. Faust had also supposedly joined Protestantism.[3]

Johannes Trithemius in a letter to Johannes Virdung dated 20 August 1507 warns the latter of a certain Georgius Sabellicus, a trickster and fraud styling himself Georgius Sabellicus, Faustus junior, fons necromanticorum, astrologus, magus secundus etc. According to Trithemius, in Gelnhausen and Würzburg, Sabellicus boasted blasphemously of his powers, even claiming that he could easily reproduce all the miracles of Christ. Trithemius alleges that Sabellicus received a teaching position in Sickingen in 1507, which he abused by indulging in sodomy with his male students, evading punishment by a timely escape.[4]

Conrad Mutianus Rufus in 1513 recounts a meeting with a chiromanticus called Georgius Faustus, Helmitheus Heidelbergensis (likely for hemitheus, "demigod of Heidelberg"), overhearing his vain and foolish boasts in an Erfurt inn.

On 23 February 1520, Faust was in Bamberg, doing a horoscope for the bishop and the town, for which he received the sum of 10 gulden.[1]: 42 

In 1528, Faust visited Ingolstadt, whence he was banished shortly after. In 1532 he seems to have tried to enter Nürnberg, according to an unflattering note made by the junior mayor of the city to "deny free passage to the great nigromancer and sodomite Doctor Faustus" (Doctor Faustus, dem großen Sodomiten und Nigromantico in furt glait ablainen). Later records give a more positive verdict; thus the Tübingen professor Joachim Camerarius in 1536 recognises Faust as a respectable astrologer, and physician Philipp Begardi of Worms in 1539 praises his medical knowledge. The last direct attestation of Faust dates to 25 June 1535, when his presence was recorded in Münster during the Anabaptist rebellion.

Faust's death is dated to 1540 or 1541. He allegedly died in an explosion of an alchemical experiment in the "Hotel zum Löwen" in Staufen im Breisgau. His body is reported to have been found in a "grievously mutilated" state which was interpreted to the effect that the devil had come to collect him in person by his clerical and scholarly enemies.[5] In 1548, the theologian Johann Gast in his sermones conviviales states that Faust had suffered a dreadful death, and would keep turning his face to the earth in spite of the body being turned on its back several times. In his 1548 account, Gast also mentions a personal meeting with Faust in Basel during which Faust provided the cook with poultry of a strange kind. According to Gast, Faust travelled with a dog and a horse, and there were rumours that the dog would sometimes transform into a servant.

Another posthumous account is that of Johannes Manlius, drawing on notes by Melanchthon, in his Locorum communium collectanea dating to 1562. According to Manlius, Johannes Faustus was a personal acquaintance of Melanchthon's and had studied in Kraków. Manlius' account is already suffused with legendary elements, and cannot be taken at face value as a historical source. Manlius recounts that Faust had boasted that the victories of the German emperor in Italy were due to his magical intervention. In Venice, he allegedly attempted to fly, but was thrown to the ground by the devil. Johannes Wier in de prestigiis daemonum (1568) recounts that Faustus had been arrested in Batenburg because he had recommended that the local chaplain called Dorstenius should use arsenic to get rid of his stubble. Dorstenius smeared his face with the poison, upon which he lost not only his beard but also much of his skin, an anecdote Wier says he heard from the victim himself. Philipp Camerarius [de] in 1602 still claims to have heard tales of Faust directly from people who had met him in person, but from the publication of the 1587 Faustbuch, it becomes impossible to separate historical anecdotes from rumour and legend."

Het is heel veel tekst met akelig weinig harde informatie.

Wat mij opvalt, is dat Faust op alle mogelijke manieren moest worden afgeschilderd als iemand die niet deugde. Hij zocht harde kennis, maar dat was helemaal fout, want je moest gaan voor goddelijke kennis. Hij werd beschuldigd van sodomie, maar op basis van wat we nu denken te weten, klinkt dat uit de mond van een Rooms-Katholiek geestelijke nogal merkwaardig. Hij wordt verondersteld een pact met de Duivel gesloten te hebben, maar dat is natuurlijk allemaal verzonnen. Kennelijk met het doel hem zwart te maken.

Iedereen doet enthousiast mee: Faust deugt volledig niet!

Het doet me denken aan de tijd dat ik nog bij de RUG werkte. Mijn leidinggevende merkte toen onder vier ogen op: ''Iedereen weet, dat jij niet deugt." Ik vroeg vol belangstelling: "Waarom deug ik niet?" Op die vraag bleef ze het antwoord schuldig. Zover reikte haar aangeleerde kennis nu ook weer niet.

Zijn dergelijke toestanden uitzonderlijk? Op basis van wat ik in de loop van mijn studie naar discriminatie heb opgepikt: nee, volstrekt niet.

Een groep mensen die dezelfde overtuigingen en waarden deelt en daardoor ook nog een prachtige inkomstenbron en machtspositie heeft, ziet mensen met andere waarden en normen al snel als een bedreiging die het beste kan worden geëlimineerd.

Een groep zit daarbij zo in elkaar, dat mensen die daar daadwerkelijk een steentje aan bijdragen daar rijkelijk erkenning en statusverhoging voor krijgen. Groepsleden zijn dus gemotiveerd om de afwijkende elementen zo snel en zo grondig mogelijk te verjagen en te beschadigen.

Wie een bekend voorbeeld zoekt, kan kijken naar Poetin die Navalny op alle mogelijke manieren kapot probeert te maken. Waarom? Omdat Navalny dingen durft te zeggen, die als iedereen ze zou zeggen, het einde van Poetin zouden betekenen.

Ik denk dat de Faust-legende alleen te begrijpen valt vanuit discriminatie-oogpunt. Faust trok de aandacht en week af van de waarden en normen die de elite in zijn tijd erop nahield. Dus moest de man op alle mogelijke manieren kalt gestelt.

Het einde van de historische Faust lijkt dat idee te bevestigen. Opeens was het boem en toen was de man niet meer. Maar tja, wat wil je? Dat soort mensen doet toch voortdurend gevaarlijk?





maandag 25 december 2023

"De mens dwaalt"

 

Laatst bijgewerkt: 26-12-2023 om 18.10

 

Op deze blog heb ik talloze voorbeelden gegeven van mensen die merkwaardig gedrag vertonen, om het eufemistisch te stellen. De schrijver W.F. Hermans stelde het duidelijker: "Door gevaarlijke gekken omringd". Hij gebruikte die stelling als titel voor een bundel van zijn columns en andere stukken. 

Hermans verdedigde zijn stelling door te wijzen op het gedrag van de ons omringende weggebruikers. Je kon er nooit zeker van zijn, je moest altijd bedacht zijn op vreemde acties.

Als mens wil je graag geloven dat je zelf een uitzondering bent. Helaas klopt dat in mijn geval in elk geval niet. Ik blijk in het verleden ook wel eens dingen gedaan te hebben, die je eigenlijk alleen kunt omschrijven als: knettergek. Ik acht het daardoor niet onmogelijk, dat iedereen soms de kluts even volledig kwijt is.

Mijn lief pleegt in dat soort gevallen op te merken: 'De mens dwaalt.' Die opmerking klinkt me, mogelijk daardoor, vertrouwd in de oren. De schrijfwijze zou volgens haar eigenlijk moeten zijn: 'de mensch dwaelt'. De uitdrukking zou afkomstig zijn van Hedwig Courths-Mahler.

Bij nazoeken via Google blijkt 'de mens dwaalt' inderdaad de Nederlandse titels te zijn van een van haar vele boeken. Bij verder zoeken blijkt de oorspronkelijke Duitse titel echter te luiden: 'Es irrt der Mensch.' Het verwart de mens.

Mag je dat vertalen met: 'de mens dwaalt'? Volgens mij is de letterlijke vertaling: 'het verwart de mens' en is dat toch iets heel anders. In het eerste geval is de mens de weg kwijt. In het laatste geval is er iets, dat de mens verwart. Zodra je die stoorzender wegneemt, is alles weer oké.

Courths-Mahler schreef vaak romantische liefdesverhalen. Het ligt daardoor voor de hand te denken dat het 'Es' in haar titel slaat op de liefde, mogelijk zelfs de begeerte. De liefde, de begeerte verwart ons.

Is deze uitdrukking inderdaad afkomstig van Courths-Mahler? In het Duits blijkt 'Es irrt der Mensch' een uitermate bekende uitspraak te zijn, die afkomstig is uit de Faust van Goethe. Het volledige citaat luidt:

"Es irrt der mensch, so lang’ er strebt".

Anders geformuleerd: zo lang een mens 'strebt', verwart dat hem. Goethe dacht bij 'streben' natuurlijk niet aan het meer neutrale 'zoeken', maar meer aan het hartstochtelijk najagen van dingen, aan zaken als tomeloze hebzucht en de mateloze drang naar erkenning. Door die sterke innerlijke driften, zijn we niet langer in staat nuchter onze weg te zoeken.

Die stelling van Goethe is het begin van alle empirische wetenschap. Je begint met zo onbevangen mogelijk te kijken, je probeert je emoties uit te schakelen. Maar om verder te komen, om meer te weten te komen, is dat vaak niet genoeg.

Om echt verder te komen, heb je juist bepaalde emoties nodig. Je hebt een koppig verlangen nodig om te willen weten, hoe het zit. Het is ons nooit gegeven, alles te weten en te doorgronden. We mogen hooguit hopen een klein stukje van die complexe werkelijkheid, beter te gaan begrijpen. Om dat kleine stukje te doorgronden heb je niet altijd een groot intellect nodig, maar wel een voortdurerend innerlijke drang om te willen weten, hoe het precies zit en werkt.

Je eigen ideeën over hoe het zou moeten zijn, neem je niet al te ernstig. De god waaraan je je blindelings hebt onderwerpen is de harde werkelijkheid, de harde Natuur. De waarnemingen (data) zijn heilig, zijn God! 

Maar als ik daarna op internet ga zoeken, naar de betekenis van deze bekende passage van Goethe, kom ik van een koude kermis thuis.

De Nederlandse internet-encyclopedie Ensie vermeldt als betekenis doodleuk:

"de mens dwaalt, zolang hij streeft".

Wel, zelfs als vertaling klopt dat niet.

'De grote Rudolf Steiner Citatensite' maakt het nog bonter:

"Wijsheid kan alleen ontwikkeld worden doordat de mens door talloze vergissingen gaat. Goethe zegt: "De mens dwaalt, zolang hij streeft." – Zoals het kind ervan leert, dat het zich bij het vallen verwondt, zo hebben alle grote persoonlijkheden van de ervaringen geleerd, die zij door fouten gemaakt hebben."

Met ander woorden, de betekenis zou zijn: je leert door vallen en opstaan. Wel, dat is de betekenis dus beslist niet.

Op een andere Duitse site vind ik als betekenis deze bijdrage van een reageerder:

"paul klaus
Deutsch, Schule
vor 8 Jahren

So lange der Mensch strebt im Sinne von "suchen / forschen", wird er auch irren. Dieses Irren sollte ihn aber keineswegs davon abhalten, sondern ihn stattdessen ermutigen, weiter und weiter und weiter zu suchen - trotz verständlicher Rückschläge.

Sehr frei gedeutet: LEARNING BY DOING!"

Ook dit klopt dus volledig niet! Hier wordt 'streben' gelijk gesteld aan 'suchen/forschen', maar in werkelijkheid staan die twee haaks op elkaar.

De eerste site die Google vermeldde (https://literaturkreis-autoren-aus-russland.de/2020/05/streben-bestreben/), kostte enige moeite om te lezen en te duiden, maar maakt het terechte onderscheid tussen 'streben' en 'bestreben'. Veel mensen zouden tegenwoordig geloven dat dat synoniemen zijn, maar dat is in het Duits pertinent niet het geval.

De site merkt op:

"Das Streben ist mit einem hohen Maß an Aufwand und Anstrengung verbunden. Nicht umsonst unterstellt man einem Streber implizit, er würde Tag und Nacht an nichts anderes als an die Schule denken. Das Bestreben hingegen ist einfach der Ausdruck einer Absicht oder eines Ziels."

Eigenlijk gaat het nog een belangrijke stap verder dan Goethe dacht. Als je niet verwart wilt worden door dat, wat je hartstochtelijk najaagt, dan moet je hartstochtelijk de harde waarheid najagen. Dan moet je voortdurend gefocust zijn op willen weten, hoe het precies zit. Dan moet je bereid zijn de harde werkelijkheid te accepteren als almachtige God.

Het is dus niet voldoende om onze innerlijke hebzucht en onze mateloze drang naar erkenning te beteugelen, wij moeten die innerlijke hebzucht en drang naar erkenning veranderen in een mateloze drang tot willen weten, hoe het precies zit.

Kunnen mensen dat? Is er iets dat mensen kan motiveren om voortdurend te willen weten, hoe alles precies zit en werkt?

Mijn ervaring is dat je die drang moet hebben of je hebt hem niet. De meeste moderne mensen hebben die drang niet. Hoe het precies in de harde werkelijkheid zit, zal hen worst zijn. Ze hebben andere dingen aan hun hoofd.

Kunnen we die drang meten? Mijn inschatting is dat die drang samenvalt met de alfa-bètafactor. Met bevooroordeeldheid dus. Mensen die populaire opvattingen niet accepteren of eventueel beoordelen als neutraal hebben die drang, uitgesproken alfa's missen die drang volledig.

Helaas, geldt ook voor veel moderne 'wetenschappers' dat hun hartstocht eerder gericht is op de eigen carriëre, dan dat het een nietsontziende jacht is op dat, wat de harde Natuur ons kan leren.












woensdag 20 december 2023

"Links moet feller de strijd aangaan en minder zichzelf kastijden." Is het echt?


Laatst bijgewerkt: 26-12-2023 om 18.17


Als de strekking van mijn voorgaande blogposten klopt, zou je verwachten dat de meeste mensen tegenwoordig problemen hebben met helder, analytisch denken. Denken dat gericht is op het oplossen van concrete problemen.

Wat ik in doorsnee tegenkom in de diverse kranten die ik onder ogen krijg, lijkt dat te bevestigen. Je verdrinkt soms bijna in een zee van opinies.

Maar dan beroep ik me op een globale indruk, dat is niet echt overtuigend. Als je globaal kijkt, kun je ook denken iets te zien, dat er misschien niet is. Ik wil daarom illustreren aan de hand van een specifiek artikel, wat ik denk te zien.

In het Dagblad van het Noorden (12/12/2023, p. 11 ) kom ik een artikel tegen van NRC Media, geschreven door Guus Valk met de titel: "Links moet feller de strijd aangaan en minder zichzelf kastijden."

Het artikel is meer dan anderhalve bladzij lang met grote portretten van de twee geïnterviewden. Dat blijken de 'partij-ideologen' te zijn van Groen Links en PvdA. Respectievelijk Noortje Thijssen en Tim 'S Jongers. 

Wat is een 'partij-ideoloog'? Thijssen blijkt directeur te zijn van het wetenschappelijk bureau van Groen Links en 'S Jongers is hetzelfde bij de PvdA. Als je serieus wetenschap wilt bedrijven, moet je voor alles volstrekt onafhankelijk zijn. Hoe dat moet als je in dienst bent bij een politieke partij, is me  een raadsel. Ook de benaming 'ideoloog' botst met het idee van een objectieve wetenschapper die gedreven onderzoek doet, om te begrijpen hoe iets precies werkt.

Het probleem waar het het vraaggesprek om draait, is de enorme winst van Wilders en andere 'rechtse' partijen en de matige score voor 'links'.

Ik zet die begrippen hier tussen aanhalingstekens, omdat ze in het empirische discriminatie-onderzoek (en dus in deze blog) een andere betekenis hebben. Daar steunen de rechtse partijen de strongman (of de koning) en zijn er aan de linkerzijde alleen de ongeorganiseerde, onbevooroordeelde individualisten (de bèta's), die geen machtige groep achter zich hebben. In deze blogpost gebruik ik deze termen dus overkomstig het gangbare gebruik waarbij de precieze betekenis nogal vaag is.

Het probleem in kwestie was: waarom deed links het zo matig en rechts zo goed? Wat is het antwoord van beide 'experts'? Ik zou nu op basis van het artikel graag een helder antwoord willen geven, maar dat valt niet mee.

Thijssen vindt dat links nooit echt een kans heeft gekregen. Mensen hebben nooit kunnen zien, hoe geweldig het in ons land zou gaan als links de macht kreeg. Ze vindt het verhaal dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) recent publiceerde in dit geval de beste analyse. De mensen zijn de grip kwijt op hun leven. Als er geen overheid is die onzekere mensen helpt, maar ze juist wegduwt, dan krijg je dit soort uitslagen, vindt ze.

Het rapport van de WRR heb ik toevallig bekeken. Naar mijn mening was het nogal een kolderverhaal. Een 'mooi' verhaal niet gebaseerd op solide onderzzoek.

Zijn de mensen echt de grip kwijt op hun leven? Sinds wanneer hebben we als Aardse stervelingen grip gehad op het leven? Hadden mensen het vroeger zo veel makkelijker? Dat lijkt me sterk. Nederland is een van de rijkste landen ter wereld waar nu nog alles behoorlijk goed is georganiseerd.

'S Jongers zegt: "Als ongelijkheid groeit, groeit ook het onbehagen. Veel mensen zien dat hun leven die richting opgaat. Ze willen wel een leven opbouwen, maar moeten door woningnood nog vijf jaar langer bij hun moeder wonen. Dat onbehagen was ooit een veenbrand, maar nu is het een echte brand."

Kennelijk heeft 'S Jongers geen idee over wat een 'veenbrand' precies is. De strekking van zijn verhaal is: er zijn te weinig huizen. Dat is de schuld van de overheid en dus zijn de mensen kwaad. Het eerste lijkt me te kloppen, maar of het tweede daardoor wordt veroorzaakt, vraag ik me af.

Volgens 'S Jongers zijn de sociale voorzieningen vanaf de jaren tachtig steeds verder verschraald door een steeds grotere rol van de markt. Mensen willen dat hun bestaanszekerheid op peil blijft en daar zijn twee politieke antwoorden op. Je spiegelt ze een andere toekomst voor, of je grijpt terug naar het verleden. Een verleden, dat er nooit is geweest, aldus 'S Jongers.

Wat is nu precies zijn voorgestelde oplossing? 'S Jongers: "Ons verhaal is al heel sterk. We moeten het alleen met meer verve uitdragen." Meer spotjes op de tv met de blijde linkse boodschap en alles zal helemaal goed komen! Maar wie gaat al die spotjes betalen? En zit 'rechts' ondertussen stil?

"Links moet feller de strijd aangaan en minder zichzelf kastijden." Vooral niet kritisch naar jezelf kijken, maar gewoon: Voorwaarts, Christen-strijders! Of beter: Rode strijders!

De voorgestelde oplossing is: ons verhaal is prima, maar het moet gewoon beter gecommuniceerd worden. 'S Jongers was dan ook geen wetenschapper, maar journalist. Vanuit dat gegeeven valt te begrijpen dat hij met deze 'oplossing' komt. Gewoon beter communiceren!

Als auteur van deze blog denk ik wel iets te weten over politiek links versus politiek rechts. Het laatste blijkt namelijk samen te vallen met bevooroordeeldheid, de variabele die de basis voor discriminatie vormt. Handel je vanuit je geloof (zoals je groep je dat aangeleerd heeft) of handel je zelfstandig zo goed mogelijk op basis van harde feiten?  Wat vind ik -- gegeven die achtergrond -- van dit verhaal?

De oplossing van 'S Jongers is: meer van hetzelfde. We doen het goed, en als we nog meer ons best doen, komt het helemaal goed. Een mooie gedachte, maar weinig realistisch en niet gebaseerd op harde feiten.

Wat je hier verder ziet, is dat men niet op de hoogte is met wat er ondertussen op dit gebied bekend is. Men is zo druk bezig met babbelen en zichzelf te verkopen, dat men denkt de harde informatie die er door onderzoek is, probleemloos te kunnen negeren. Wat moet men met domme feiten, als men een heilige overtuiging koestert?

Wat je hier ziet, is dat men opgewekt verder babbelt. Men heeft zijn verhaal alweer klaar. We moeten er gewoon harder tegenaan en dan komt het helemaal goed. Het verhaal dat de nazi's lanceerden toen de Tweede Oorlog in hun nadeel omsloeg. 

Wat was de nazi-oplossing voor dat brandende probleem? Men riep met een grote massa-bijeenkomst de 'Totaler Krieg' uit. Net alsof de oorlog op dat moment al niet behoorlijk totaal was. Men zocht de oplossing niet in het wenden van de steven, maar men gaf vol gas, terwijl het gas in feite al helemaal open stond. Het klonk allemaal prachtig, maar het kon de Ondergang niet afwenden.

De reden dat 'rechts' gewonnen heeft, is dat een bepaalde manier van denken in ons land de overhand krijgt. We denken steeds minder vanuit de kille ratio en steeds meer vanuit de gevoelsmatige onderbuik. We kwebbelen er steeds vaker lustig op los om onszelf duidelijk te profileren. Wat we daardoor echter niet meer doen is de zaak rustig te analyseren en alle mogelijke oplossingen zorgvuldig na te gaan.

Alle oplossingen die we verzinnen komen uit de onderbuik en stijgen niet uit boven het niveau van populaire borrelpraat. Of het wel of niet klopt met de harde feiten, doet er niet langer toe. Als ons kroegpubliek ons verhaal maar positief waardeert. Dat is waar we op focussen, dat is wat we belangrijk vinden, dat is waar we mee bezig zijn.

Die neiging tot babbel-denken in het land kunnen we prima meten. Dat betekent dat sommige mensen erg aan het euvel lijden en anderen totaal niet. We doen dat meten door na te gaan of mensen instemmen met een reeks populaire vooroordelen, uitspraken gebaseerd op niets. Vandaar de naam: bevooroordeeldheid (in het Engels: prejudice).  Helaas lijkt die variabele vrijwel overal ter wereld en ook in Nederland, steeds verder toe te nemen. Mensen gaan steeds meer en vaker met hun onderbuik denken.

Als je het verhaal van 'links' hoort, is het een abstract verhaal. We zijn dit van plan en we zijn dat van plan. Het zijn allemaal fraaie, vage plannen, terwijl we allemaal weten dat de overheid vaak niet echt  goed is in het realiseren van grootse plannen.

Het verhaal van 'rechts' is daarentegen heerlijk concreet en doet een beroep op ons gevoel. Het zijn die verdomde buitenlanders die de schuld van alle ellende zijn! Iedereen had dat stiekum al zo gevoeld, maar nu hoor je ook nog eens van echte leiders! Als we die kliek stevig aanpakken, wordt Nederland weer van en voor de echte Nederlanders! Het is een simpel verhaal voor simpele geesten, dat aanspreekt.

Het is ook een 'mooi' verhaal, dat niet klopt met de harde feiten, maar moderne mensen (die hoog scoren op bevooroordeeldheid) vallen helaas voor 'mooie' verhalen. Geen vage verhalen over een verre toekomst, maar hup: gewoon het Kwaad bestrijden en die rotlui het heilige vaderland uitgooien! Dus nee, ik zie het somber in voor 'links'.

Maar het punt waar het me hier om gaat, is dit. Je hebt hier een concreet probleem. Je hebt hier mensen die zijn aangesteld om dat probleem serieus te bestuderen en aan te pakken. Maar wat je vervolgens ziet, is dat beiden vervallen in een opgewekte babbelmodus. Er wordt wat gekwekt en dan zal alles weer helemaal goed komen, verzekert men. De harde werkelijkheid trekt zich van die manier van denken geen sikkepit aan en gaat onverstoorbaar haar eigen gang.

Wat je hier dus ziet, is dat de partijen die zichzelf zien als 'links' hun probleem proberen op te lossen met rechts denken. Ze proberen hun harde probleem op te lossen met zacht denken (systeem 1 in plaats van systeem 2). Wel, die oplossing zal niet werken.

Ook in dit specifieke geval zien we dus dat de mensen die zijn aangesteld om serieus na te denken over een belangrijk en relevant probleem, er niet in slagen een systeem 2 reactie te formuleren, maar blijven hangen in een populaire borrelpraat-reactie (systeem 1).

 


 



 





zaterdag 2 december 2023

Eens transgender, altijd transgender!

 

 Laatst bijgewerkt: 3-12-2023 om 2.31

 

Thomas van der Meer schrijft prachtige stukjes en dat doet hij in de Volkskrant. Maar dan is er nog iets. Ik zou er niet over durven beginnen, maar hij is er zelf in een column (21 november 2023) over begonnen. Thomas heeft een 'transgenderachtergrond'.

Een wat? Een transgender-achtergrond! Wat bedoelt hij daar precies mee? Een goeie vraag, lijkt mij, want niet iedereen zal onmiddellijk weten, wat je je moet voorstellen bij een 'transgenderachtergrond'.

Thomas bedoelt daarmee dit.

'Vroeger, toen ik eruitzag als een meisje, was ik transgender. Maar ik voel me een man en zie er nu ook uit als een man, dus vind ik dat ik mezelf een gewone man mag noemen.'
Met andere woorden: Thomas was transgender, omdat hij eruitzag als meisje, maar zich man voelde. Maar nu ziet hij eruit als gewone man, dus mag hij zichzelf 'man' noemen, vindt hij.

Van mij mag dat, maar ik vind het wel wat verwarrend. Laten we om te beginnen eens kijken naar het eerste deel van de definitie. Hij zag eruit als meisje, maar voelde zich kennelijk jongen en was dus transgender in zijn optiek.

Maar wie bepaalt hoe een meisje eruit moet zien? Ik wilde dat vroeger altijd doen voor mijn huidige vrouw en ik herinner me, dat ze daar toen niet echt enthousiast over was. Mijn ideeën op dat punt, stemden niet overeen met de hare. Niet iedereen denkt daar dus gelijk over.

En dan dat dat tweede deel: hij voelde zich jongen/man. Ja, maar mijn hond gaf altijd het idee door zijn gedrag zich eigenlijk mens te voelen en andere honden te zien als verachtelijke en minderwaardige beesten. Als je wilde meetellen, moest je mens zijn, vond ze. Ondertussen zag het beest er toch echt uit als een mooie Duitse herder. Was mijn hond dan 'transgender'?

Ik bedoel: dat criterium van -- ik voelde me zus en zo -- is niet echt objectief waarneembaar. Eigenlijk helemaal niet, kunnen we wel stellen.

Eerst zitten we dus met een niet goed omschreven uiterlijk, dat volgens Thomas onmiddellijk moest resulteren in de conclusie: MEISJE! Vervolgens zitten we met een gevoel, dat alleen Thomas echt kon waarnemen. Met andere woorden: op deze manier wordt het hele begrip 'transgender' volstrekte kul! Laat ik het aardiger zeggen: op deze manier is het slechts een mening.

Dan is er met gevoelens nog een ander probleem. Vandaag de dag vinden we Joden oké, maar morgen geven we ze misschien aan bij de geheime politie. Ik bedoel maar: niets is zo veranderlijk als het menselijke gevoel. Het ene moment heb je honger, het volgende moment komt het je de keel uit (soms letterlijk).

Goed, Thomas was dus volgens eigen zeggen vroeger 'transgender'. Maar nu is hij dat volgens eigen zeggen niet meer, want zijn uiterlijk is aangepast. Hij heeft zich gedoucht, zijn haar gekamd, andere kleren aangetrokken en is nu opeens een totaal ander mens geworden! Tja, daar zit natuurlijk iets in, maar dat is eigenlijk niet wat normale mensen bedoelen met man of vrouw zijn.

Een man heeft in beginsel het vermogen kinderen te verwekken, een vrouw heeft in beginsel het vermogen kinderen te baren. Sommige mensen hebben pech, die zitten daar wat tussenin of kunnen geen van beide. Maar ik schreef dan ook 'in beginsel'.

Laat ik nu vertellen, hoe ik 'transgender' definieer. Iemand is transgender als hij of zij niet overkomt of beoordeeld wordt als 'echte man' of 'echte vrouw'. Het gaat er dus niet om, wat je bent of wat je kunt of wat je voelt. Het gaat er alleen om, hoe je overkomt. Het gaat erom, wat mensen van je denken. Een echte vrouw, die mannelijk overkomt, kan dus transgender zijn. In de praktijk betekent dat, dat ze een probleem heeft. In sommige gevallen kan dat bijvoorbeeld een reden zijn voor bepaalde mensen (vermoedelijk mannen) om haar te vermoorden. Voor een echte man, die vrouwelijk overkomt, geldt dit probleem nog sterker. Zijn risico om vermoord te worden, is belangrijk groter.

Stel, je ziet er volledig uit als echte man. Maar sommige mensen in je omgeving weten, dat je je soms als vrouw verkleed hebt. Of dat je iets had met dameskleding. Die wetenschap is ruim voldoende. Zo'n man is altijd in gevaar, of hij dat wil of niet. Of hij dat gevaar wel of niet erkent en ziet, doet niet terzake. Voor een vrouw geldt (in mindere mate) precies hetzelfde.

Het is dus simpel: eens transgender, altijd transgender! Dat 'foute' verleden kan ieder moment bekend worden en dan grote conseuquenties hebben. Je mag dat discriminatie noemen of agressie, wat je maar wil, daar gaat het nu even niet om.

Nu mijn punt.

Thomas definieert zijn transgender-zijn op basis van zijn gevoel en zijn ideeën. Hij had het idee eruit te zien als meisje en hij voelde zich aangetrokken tot het man zijn. Dus was hij 'transgender'. Het transgender zijn bestond alleen in zijn hoofd.

Maar als je mijn definitie van 'transgender' volgt, zie je dat die volledig objectief is. Het gaat er niet om, wat je voelt. Het gaat er niet om, wat je gelooft. Het gaat er niet om, wat je denkt. Het gaat er slechts om, hoe je overkomt of beoordeeld wordt. Als je publiek denkt, wat is dat nou?, dan heb je een probleem en mogelijk een groot probleem. Waarom je publiek dat denkt, doet niet terzake. Het kan je uiterlijk zijn, het kan zijn dat ze iets over je gehoord hebben. In beide gevallen kan dat publiek minder leuke dingen gaan doen.

Nu het grappige.

De titel boven zijn column luidt: 'Ik kan die hele transgender-toestand nooit echt achter me laten, en dat vind ik jammer'. Hij realiseert zich dus dat de harde werkelijkheid zich niet zo gedraagt als hij graag zou willen, maar trekt daar vervolgens niet de conclusie uit, dat hij fout denkt. Dat hij zijn denken moet aanpassen. Hij blijft het in plaats daarvan jammer vinden, hij had de werkelijkheid graag anders gehad.

Waarom is dit relevant?

In de voorgaande blogposts kwam bevooroordeeldheid steeds weer uit de bus als de grote variabele die vrijwel alles in onze moderne samenleving bepaalt.

Wat je hier ziet, is dat bevooroordeeldheid ook terugkomt bij iets fundamenteels als transgender zijn. Thomas is schrijver en werkt in een verpleeghuis. Je verwacht: hij zit in het alfagebied. Ik ben ooit begonnen als natuurkunde student en tenslotte terecht gekomen in de psychologische statistiek, psychometrie en dataverwerking. Je zou dus denken: in het bètagebied. Thomas redeneert vanuit zijn geloof, ik probeer te redeneren vanuit de feiten.

Mijn opvatting klopt met de feiten, zijn opvatting is misschien 'prachtig', maar trekt zich van de harde werkelijkheid niets aan.

Je kunt dus transgender zijn vanuit je geloof, maar je kunt het ook zijn vanuit de feiten. Twee totaal verschillende benaderingen. Klopt dit, met wat er over transgenders bekend is?

Ik denk van wel. Showgirl-transgenders (ook wel: Type I) staan bekend als totaal anders dan wat ik noem 'klassieke transgenders' (ook wel: type II). Showgirls overleven langer en beter dan de anderen, vermoedelijk doordat ze hun ideeën al jong hebben moeten leren aanpassen aan de harde realiteit.

Dat betekent nog iets. Denken zoals Thomas doet, is misschien mooi, maar er hangt een prijskaartje aan en mogelijk een stevig. Ik zou denken: je bent een bedreigde diersoort, kies eieren voor je geld! Pas als de bliksem je denken aan, aan die harde realiteit!

Mijn motto is simpel: een levende transgender is een goede transgender. Try to stay alive! Voor een transgender is dat al heel wat. Voor een transgender moet overleven de eerste prioriteit zijn. Klassieke transgenders zien dat echter allemaal totaal anders. Ze geloven te leven in een heerlijk roze wereld.

Van mij mag dat, maar de realiteit is, dat daar een fors prijskaartje aan kan hangen.

Kun je in dat geval zeggen: de harde natuur hangt daar een fors prijskaartje aan? Dat is wat misleidend, denk ik. Je kunt beter zeggen: de menselijke natuur, van de mensen om ons heen, hangt daar soms een fors prijskaartje aan. Die menselijke natuur is ook een stukje van de grote Natuur, waarin we moeten leven en overleven.

Die merkwaardige menselijke natuur van moderne mensen -- waar we als transgenders voortdurend mee te maken hebben (en die we natuurlijk zelf ook meesjouwen) -- is de reden voor het bestaan van deze blog!

Het empirische onderzoek heeft tenslotte iets moois opgeleverd. Niet alle mensen zijn even gevaarlijk. Mensen verschillen sterk op dit punt. Sommige mensen vinden het geen probleem, anderen krijgen een rode waas voor ogen. De meeste mensen zitten ergens tussen die twee uitersten in.

Wat bepaalt de mate van gevaarlijkheid? Inderdaad, het gaat om bevooroordeeldheid. Denk je vooral vanuit je ideeën, je geloof òf probeer je te denken vanuit de harde feiten?

De accepterende, onbevooroordeelde geesten zien, wat ze zien en maken zich daar niet druk over. De niet-accepterende, bevooroordeelde geesten geloven dat het vaderland bedreigd wordt, dat het gevaar nabij is en dat alleen geweld het gevaar kan verdrijven, zodra ze iets zien dat niet klopt met hun opvattingen.

Het merkwaardige is dus, dat de vooringenomen geesten aan de ene kant gemakkelijk gewelddadig worden als ze geconfronteerd worden met iemand die voor hun idee afwijkt, maar dat die zelfde vooringenomen geesten zodra ze transgendergevoelens hebben, het gevaar niet zien en niet willen zien. Alleen de ideeën die ze koesteren, zijn belangrijk. Zij geloven liever iets moois.



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 






De Volkskrant worstelt met de verkiezingsuitslag

 

Op maandag, 27 november 2023, zag ik in de Volkskrant drie verschillende stukken staan, waarin de journalist of schrijver zijn mening gaf over de oorzaak voor het grote succes van de PVV van Wilders.

Het eerste stuk was van Sander Schimmelpenninck. Het was getiteld:

'De kiezer stemt uit verveling op een grote bek zonder ideeën'.

De PVV-stemmers zouden volgens velen echte noden en zorgen hebben, maar volgens hem is dat onzin. Ons land is welvarend, de werkeloosheid laag , we werken weinig vergeleken met andere landen en ga zo maar door. Hij denkt dus dat de keuze voor de PVV niet rationeel was, maar irrationeel. Deze mensen zijn geconditioneerd door de sociale media. Ze hebben het niet slecht, ze hebben het juist veel te goed!

Zijn betoog doet denken aan de beruchte opmerking van Clinton over de 'deplorables'. Daarna moesten de Trump-stemmers helemaal niets meer van haar hebben, en dat is misschien begrijpelijk. Toch heeft ze het op een bepaalde manier goed gezien. Met Trumpstemmers is iets aan de hand, is iets mis, en als je verstandig bent, heb je die kwaal zelf liever niet.

Zo is het ook met het betoog van Schimmelpenninck, op veel plaatsen lijkt hij de persoonlijkheid van de PVV-stemmer wel goed geschoten te hebben. Ik ga dan uit van wat we weten over mensen, die sterk bevooroordeeld zijn. De variabele die verklaart of iemand op Trump (of een andere strongman) stemt. 

Daarna kwam een column van Teun van de Keuken, getiteld:

'Lachend hadden ze het over Geert Milders. Jongens, wat een grap!'

Van de Keuken wijt het succes van Wilders aan de manier waarop alles op tv kwam. Het moest allemaal leuk, snel, flitsend en oppervlakkig zijn.

Ik denk dat zijn argument hout snijdt. Als je zoiets op tv brengt, wordt het bijna automatisch amusement. Het verwachte gevolg is dan inderdaad dat mensen eerder met hun onderbuik gaan stemmen. Ze schakelen niet hun systeem 2 in -- als ze dat al kunnen --, maar alles gaat via systeem 1, het emotionele systeem.

Tenslotte kwam een column van Arie Elshout, getiteld:

'Als het links-intellectuele milieu zegt dat immigratie geen probleem is, dan is het geen probleem. Zelfkritiek, ho maar'.
In zijn optiek is 'links' het contact met de kiezers kwijtgeraakt. Men leeft in zijn eigen fraaie droomwereld, maar heeft niet langer oog voor wat er leeft bij bepaalde groepen.

Ook die kritiek lijkt me terecht. 'Links' kwam inderdaad bijzonder zelfingenomen over, men was soms erg met zichzelf bezig.

De grote vraag die achter deze drie columns zit, is: waarom stemde de PVV-kiezer op Wilders? Op die vraag heeft het empirische discriminatie-onderzoek na meer dan 75 jaar onderzoek ondertussen een duidelijk antwoord.

Als voor de stemmers op Wilders hetzelfde opgaat als voor de stemmers op Trump, dan is er één grote, duidelijke variabele die hun stemgedrag verklaart. Dat is bevooroordeeldheid (prejudice), het instemmen met populaire slogans die niet gebaseerd zijn op harde evidentie.

Waarom zijn mensen bevooroordeeld? Ook dat weten we vrij goed. Er zijn twee verschillende drijfveren om bevooroordeeld te zijn. De eerste drijfveer is 'rechts autoritarisme'. Men wil bij de groep horen, de groep biedt veiligheid en structuur. De tweede drijfveer is 'sociale dominantie'. Men denkt in groepsverschillen en wil zelf zo hoog mogelijk komen in de eigen superieure groep.

Wilders speelt daarop handig in met kreten, die goed klinken. Deze mensen geloven die kreten maar wat graag en zien hem daardoor als Redder en Verlosser. Hitler deed het niet anders. Trump deed precies hetzelfde. Het is het vaste recept, dat iedere strongman volgt.

Naarmate de samenleving rijker wordt, zal de mate van bevooroordeeldheid toenemen (de beheersing van systeem 2 denken neemt af). Waar leidt dat toe? Dat leidt tot toestanden zoals nu in de Gaza-strook. Oorlog en geweld, gekoppeld aan armoede.

Kan bevooroordeeldheid beïnvloed worden? In beginsel is het een persoonseigenschap, een karaktertrek. Nee, dus. Maar je zou verwachten dat onderwijs waarbij je effectief systeem 2 traint en gebruikt (het logisch, rationele denksysteem om harde problemen op te lossen) bevooroordeeldheid naar beneden drukt. Of dat echt zo is? Dat is bij mijn weten nog niet bekend.

 


 

 

 

 

 

 



dinsdag 28 november 2023

Er is iets heel erg mis in Nederland!

 

Laatst bijgewerkt: 29-11-2023 om 0.07

 

Op dit moment dreigt Wilders premier te worden van Nederland. Zijn PVV is de grootste partij geworden bij de recente verkiezingen voor de Tweede Kamer. Hoe krijgt die man dat voor elkaar?

Volgens wat ik in de krant las, heeft hij naar het oordeel van de kijkers de laatste 4 tv-debatten ruimschoots gewonnen. Hij vertelt zijn publiek, wat het graag horen en geloven wil en maakt van tijd tot tijd een grapje.

De implicatie van dat succes is dat het Nederlandse publiek in doorsnee steeds onbenulliger wordt. Wanneer je een snake-oil-salesman niet herkent als een gevaarlijke mooiprater, dan is er met je intellect iets mis.

Eigenlijk zeg ik het verkeerd. Met het aangeboren intelligentievermogen is vermoedelijk weinig mis. Maar wat er aanwezig was aan verstandelijke vermogens bij aanvang, is vervolgens niet ontwikkeld. Het kind is terechtgekomen in een cultuur van eindeloos gebabbel en dom staren naar een schermpje met flitsende beelden.

Meer technisch: men heeft moeite met helder denken. Men scoort hoog op bevooroordeeldheid. Bij teksten van enige complexiteit lukt het niet meer, daar doorheen te kijken.

Klopt dat idee?

In de Volkskrant van zaterdag 25 november 2023 stond een paginagroot artikel over iemand die recent gepromoveerd is op populisme. Allereerst krijg ik via het artikel geen duidelijkheid. Wat is er nu precies waargenomen, wat is er precies gevonden? Ik verzand in een hoop populair gebabbel. Ook meerdere malen lezen brengen me niet verder.

Maar we leven in een tijd met internet. Ik haal dus de pdf met het proefschrift op. Het begint met een keurige abstract, waar ik ook na meerdere keren lezen geen vat op krijg. Ik laat hier de titel met de samenvatting volgen.

"Why do European citizens support populism?
A comparative study of demand-side and supply-side explanations

European democracies have witnessed the progressive affirmation of populist parties in the last two decades. This thesis draws from the suggestions of the theoretical literature on populism to study why European citizens support populist parties. In doing so, the aim of this thesis is twofold: on the one hand, it applies the ideational approach to populism to investigate support for populism from a comparative perspective; on the other hand, it seeks to understand how demandside and supply-side factors contribute to explaining the cross-country and temporal heterogeneity in their electoral performances. This thesis focuses on two demand-side factors (i.e., social marginalisation and sociotropic concerns about economy) and two factors of the supplyside (i.e., liberal institutional arrangements and party competition).
The results show that, first, populist parties attract significant support from citizens perceiving socially marginalised, especially in wealthy and globalised contexts; whereas sociotropic concerns about economy do not lead to higher support for populism. Second, liberal institutional arrangements increase the anti-institutional appeal of populist parties; whereas party competition on a core element of the far-right populist ideology (nativism) does not affect support for far-right populism to a great extent. This thesis shows that an approach that integrates both demand and supply side perspectives is beneficial to understand the reasons underlying support for populism.''

 

Het abstract begint met een stelling waarin 'Europese democratieën' worden opgevoerd als persoon. Vervolgens krijg je allerhande beweringen over wat het proefschrift probeert. En dan pats boem, daar hebben we opeens de resultaten en ja, die laten zien ...! Dit is onderzoek van iemand die kennelijk geen flauw idee heeft, hoe empirisch onderzoek gaat.

Dan het proefschrift zelf. Het proza klinkt wetenschappelijk, leest moeilijk en ik kan er inhoudelijk geen touw aan vastknopen. Natuurlijk geef ik het  na mijn eerste poging niet op. Ik blijf nog een tijdje wanhopig proberen. Maar het resultaat is steeds hetzelfde.

Wanneer je als empirisch wetenschapper denkt iets belangrijks gevonden te hebben, presenteer je je data in de vorm van grafieken en gemiddelden of correlaties. Op zo'n manier dat een geïnteresseerde middelbare school scholier het in beginsel kan volgen. Wel, zo'n soort wetenschapper was dit dus duidelijk niet.

Is dat erg? Het is misschien van alle tijden. Op het gebied van discriminatie heb je een leger van alfa-wetenschappers en slechts een zeldzame bèta. Alfa-wetenschappers hebben een totaal ander idee van 'onderzoek' dan bèta's.

Maar als je dan door een landelijk dagblad daar een paginagroot artikel over voorgeschoteld krijgt, zonder een enkele kritische opmerking, dan is er kennelijk toch iets mis in ons land. Want zo'n krantenartikel wordt door een veel groter publiek gelezen en zou belangrijk leesbaarder moeten zijn dan het proefschrift.

Wat er mis is in ons land, zit niet in de falende woningbouw. Het zit niet in het instortende zorgsysteem. Het zit niet in het leger dat overwegend niet meer bestaat. Nee, het zit in de hoofden van de Nederlanders, van de mensen die in Nederland wonen.

Of beter geformuleerd: het gaat om wat er niet in die hoofden zit. Je zou kunnen zeggen: in die hoofden ontbreekt het kritisch vermogen om door taal heen te kijken. Het zijn hoofden die moeiteloos borrelpraat na borrelpraat produceren, die overal een meing over hebben als het zo uitkomt, maar die kennelijk geen idee hebben, wat er precies beweerd wordt.

Natuurlijk, dit is maar één proefschrift en het is maar één krantenartikel, dus als er tegenover dit ene proefschrift en dit ene krantenartikel honderd gedegen stukken werk zouden staan, dan zou ik selectief focussen op dat ene beroerde proefschrift en dat ene krantenartikel. Maar zo is het niet. Beide zijn heel erg doorsnee, heel erg gewoon, totaal niet bijzonder.

Dan blijft er maar een mogelijke conclusie over. Dat kan alleen, als er in ons land met de inhoud van die hoofden in doorsnee iets heel erg mis is!

Ik bedoel dat niet als een wilde kreet, maar als een toetsbare uitspraak.

Ik zou willen dat ik ongelijk heb, helaas durf ik de uitkomst wel te voorspellen, want we hebben op dat gebied eerder data verzameld op dit punt bij hbo-studenten. Het meetinstrument dat we hanteerden bleek goed betrouwbaar, maar het gemiddelde dat we vonden, gaf reden tot zorg.

Men scoorde op de meerkeuze-items gemiddeld onder de toevalsscore. Wanneer men volstrekt willekeurig een alternatief had gekozen, was de betrouwbaarheid slecht geweest, maar het gemiddelde een stuk hoger. De toets liet zien dat de studenten vooral het foute alternatief zagen als juist. Ze dachten, dat dat wat niet klopte, waar moest zijn.















 




 

zondag 26 november 2023

De honderdste blogpost dit jaar!

 

Laatst bijgewerkt: 29-11-2023 om 0.20

 

De vorige blogpost was de honderdste gepubliceerde op deze blog dit jaar. Een behoorlijk aantal, dat neerkomt op bijna 2 per week. Je kunt dat aantal vergelijken met het aantal posts in eerdere jaren en dan zie je, dan het meer was dan voorgaande jaren.

De jaren met de meeste gepubliceerde posts waren 2019 en 2018. In 2019 verschenen 81 posts, in 2018 verschenen 79 posts.

Het jaar met de minste gepubliceerde posts was 2016, toen verschenen slechts 8 posts. Maar in feite ging het toen slechts om een deel van het jaar, want in dat jaar startte ik met deze blog. Ook als je daar rekening mee houdt, was het aantal gepubliceerde posts het eerste jaar bescheiden. Ook in het tweede jaar (2017), verschenen slechts een klein aantal (16) posts.

Wanneer ik de huidige blogpost meetel, zijn er tot nu toe in totaal 382 posts gepubliceerd. Wanneer ik het aantal jaren van bestaan op 7,5 stel, komt dat neer op iets meer dan 50 posts per jaar.

Het doel was echter nooit een bepaald aantal posts per jaar te publiceren. Ook was het doel nooit een groot publiek te trekken door dat naar de mond te praten. Het doel was op het gebied van discriminatie inhoudelijk verder te komen.

Om dat te bereiken, moet je erover schrijven. Door erover te schrijven, dwing je jezelf je gedachten te formuleren, te ordenen, te verbeteren en te toetsen. Mijn ervaringen met mijn travestie-blog hadden me geleerd dat je op deze manier snelle vooruitgang kunt realiseren.

Het begin van deze blog valt niet samen met het tijdstip waarop ik me meer dan fulltime op het probleem van discriminatie stortte. Dat was medio 2014,  toen de RUG een heksenjacht op mijn vrouw en mij opende als pas gepromoveerden. Men had kennelijk het idee dat een 'foute' man zoals ik met mijn transgender-achtergrond niet gepromoveerd behoorde te zijn.

In de literatuur staat een dergelijke heksenjacht waarbij een groep mensen jacht maakt op een of meer individuën met het doel die te beschadigen, ten val te brengen en mogelijk erger, bekend als 'mini-holocaust'. Het belangrijkste bij een mini-holocaust is dat je het overleeft en gezond blijft. Dat lukt lang niet altijd, maar mijn vrouw en mij lukte dat, hoewel het soms kantje boord was.

Wanneer je als psycholoog een mini-holocaust meemaakt (in de rol van slachtoffer) is dat natuurlijk niet leuk, het is bedreigend. Tegelijkertijd is het ook leerzaam en interessant. Je maakt een groep mensen mee, die door het dolle heen zijn. Die maar één ding willen: jou en alles wat bij je hoort, beschadigen en liefst erger. Deze reeks gebeurtenissen (die ik elders uitvoerig beschreven heb) motiveerden me om me op volle kracht in die ogenschijnlijk vreemde gebeurtenissen te verdiepen.

Het voorgaande betekent dat ik me inmiddels meer dan 9 jaar gericht met het onderwerp discriminatie bezighoud. In de eerste jaren na medio 2014 meer dan full time, in latere jaren wat minder.

Ook voor 2014 had ik me echter al verdiept in problemen betreffende discriminatie. Als transgender was ik al jong uit de kast gekomen (rond 1970) en daardoor had ik op dit gebied wel het een en ander meegemaakt. Je zou kunnen zeggen dat ik daardoor wat een 'ervaringsdeskundige' ben, maar als empirisch wetenschapper moet je achterdochtig zijn bij het woord 'deskundigen'. De Natuur heeft de vervelende gewoonte zich van dat soort mensen soms akelig weinig aan te trekken. Of zoals een bioloog formuleerde: je ziet maar weer, deze vogels lezen de handboeken niet. Een bepaalde mate van persoonlijke ervaring maakt het onderwerp echter een stuk minder abstract.

Er waren in de vele jaren van mijn leven voorafgaand aan 2014 natuurlijk meer zaken, die een rol speelden bij mijn aanpak van het discriminatie-probleem. Voor deze blogpost voert dat echter te ver.

Als je dus consequent denkt, heeft dat getal van 100 niet zoveel betekenis. Toch is het niet verkeerd. Het betekent dat ik regelmatig iets schrijf en produceer over dat grote en belangrijke onderwerp. Dat is geen garantie dat je altijd verstandige dingen schrijft, maar het is beter dan niks. Want als je niet schrijft, zodat anderen het kunnen lezen en eventueel kritiek kunnen leveren, blijf je hangen in je eigen heerlijke, vage gedachten.

De grote variabele die uit het empirische discriminatie-onderzoek naar boven komt, is: bevooroordeeldheid. Maar wat is dat precies? En heeft dat consequenties voor deze blog?

Het grote onderscheid is het onderscheid dat we globaal ook terugvinden tussen de alfawetenschappen en de bètawetenschappen. Het grote onderscheid is het criterium, dat je hanteert voor het beoordelen van uitspraken. Het alfa-criterium is dat wat de groep vindt (of haar leiders). Het bèta-criterium is dat wat de harde Natuur zegt of kenbaar maakt. Voor die twee manieren van denken geldt: '... and never the twain shall meet."

Het uiteindelijke oordeel over mijn blogposts is als het ware aan de harde werkelijkheid, eventueel aan degenen die bereid zijn die harde werkelijkheid als enig zaligmakend criterium te omarmen. Wat ik beweer klopt of het klopt niet. Je streeft naar het eerste en vreest voor het tweede.

De andere kant van bevooroordeeldheid kennen we als borrelpraat, als iets snel de ruimte ingooien om sociaal te scoren. Wel, met dat snel de ruimte ingooien lijkt het bij mijn blog soms wel wat mee te vallen. De honderdste blogpost dit jaar werd door mij gepubliceerd op 15 november. Op 26 november bracht ik er nog een verbetering in aan. Dat betekent dat ik gedurende anderhalve week de eerste gepubliceerde versie nog geprobeerd heb te verbeteren.

Heeft dat zin? Hoe korter en helderder je zo'n beschrijving maakt van wat het empirische onderzoek heeft opgeleverd, hoe beter. Alleen op die manier zie je wat er niet klopt, wat er ontbreekt en wat er wel gevonden is. Pas door iets eindeloos te herkauwen, proef je de onverteerbare delen.

Dat levert ook een bruikbaar criterium op om bevooroordeelde teksten te onderscheiden van onbevooroordeelde teksten. Fascisten praten en schrijven belangrijk anders dan niet-fascisten! Bevooroordeelde geesten praten en schrijven totaal anders dan onbevooroordeelde geesten. Daardoor is het mogelijk op basis van een tekst de mate van bevooroordeeldheid te voorspellen van de schrijver van die tekst. In mijn volgende blogpost probeer ik dat principe toe te passen.








woensdag 15 november 2023

De wetenschap die begon met het meten van antisemitisme, in 13 punten

 

Laatst bijgewerkt: 26-11-2023 om 13.12

 

We hebben het liever niet over 'Jodenhaat', 'antisemitisme' klinkt beter. Dat was ooit de reden om dat woord te verzinnen. Fijn is ook, dat het minder concreet is. Bij het woord 'Jodenhaat' denk je al snel aan iemand die Joden haat. Antisemitisme is meer iets dat er gewoon is. We hebben niet langer het akelige idee, dat bepaalde mensen het met zich meedragen.

De wetenschappers die begonnen met het empirische onderzoek van antisemitisme dachten echter precies omgekeerd. Ze dachten dat 'antisemitisme' een vaag woord was. Om er wat aan te hebben, moest je het kunnen meten. En verder geloofden ze, dat antisemitisme niet in de lucht zweefde, maar dat bepaalde mensen het in zich hadden als een soort geloof. Ze dachten verder, dat als je een vragenlijst over Joden voorlegt aan mensen, de antisemieten zich wel zouden openbaren.

Het idee dat je antisemitisme kunt bestuderen door mensen een vragenlijst in te laten vullen, bestaat nog maar kort. Toen in bezet Europa de Holocaust woedde, kwam een Amerikaanse club Joden op een bizar idee. Hoe konden ze de Joden in Europa helpen? Waarom werden Joden al eeuwenlang vervolgd? Wetenschap was er toch om praktische problemen op te lossen? Welnu, hier was een praktisch probleem!

Ze organiseerden de benodigde gelden en gaven nog tijdens de oorlog opdracht aan een stel wetenschappers het probleem te onderzoeken. Dit resulteerde in 1950 in het boek: The Authoritarian Personality. Een te dik boek met nogal sterk verschillende bijdragen. Het boek is niet consistent, bevat onjuistheden en is vaak wollig. Achteraf bezien, heeft mogelijk nooit iemand de moeite genomen het helemaal door te worstelen. Toch vormt dit boek het begin van het empirische onderzoek naar antisemitisme.

Antisemitisme lijkt een beperkt verschijnsel. Joden vormen maar een relatief kleine groep. Je verwacht dat het aantal mensen dat Joden werkelijk haat, daardoor zal meevallen. Het onderzoek leerde precies het tegenovergestelde. Wat klein leek te beginnen, werd groter en groter. Tot het tenslotte iets werd dat aan de ene kant de mensheid verdeelt in twee grote kampen. Aan de andere kant werd het iets dat iedereen van nature in zich heeft.

Wat klein begon, is uitgegroeid tot het empirisch onderzoek van vooroordelen, discriminatie, agressie en oorlog. Eigenlijk formuleer ik het dan fout. Daar gaat het strikt genomen niet over. Het gaat over de vraag: welke mensen laten zich in hun denken en gedrag leiden door vooroordelen? Welke mensen discrimineren? Welke mensen zien geweld als oplossing voor hun problemen? Welke mensen geloven in eeuwige strijd en dromen van oorlog? En omgekeerd: wie doen dat niet?

De basis van het empirische onderzoek was een simpel idee. Vermoedelijk is het begonnen als een simpele waarneming. Joodse wetenschappers in nazi-Duitsland hadden zich gerealiseerd, dat lang niet iedereen nazi was. Het leken steeds bepaalde mensen te zijn, die Hitler zagen als redder en verlosser. Dat simpele idee was de basis voor het onderzoek. 

Waar het om ging, was te achterhalen op welke punten de Hitler-enthousiasten verschilden van de mensen die Hitler niet zagen zitten. Welke kenmerken maakten een mens tot een nazi? Tot een 'fascist'? Daar bedoel ik mee: iemand met enthousiasme voor de strongman (dictator).

Dan was er een tweede belangrijk idee. De onderzoekers geloofden niet dat fascisme iets was, dat beperkt was tot Duitsland. Ze geloofden dat je overal ter wereld mensen kon vinden, die een eventuele strongman graag op het schild zouden hijsen. Fascisten had je overal!

Wat begon met het empirisch bestuderen van haat jegens Joden, is tenslotte uitgegroeid tot op onderzoek gebaseerde kennis over het grote probleem dat de mensheid al duizenden jaren teistert: de onstuitbare zucht naar macht en geweld, die mensen vaak in zich meedragen. Het probleem dat al in de Bijbel beschreven staat met het verhaal over Kaïn en Abel. Abel was een succesvolle boer, maar Kaïn had daar het geduld niet voor. Daarom sloeg hij Abel dood.

Als je broer beter is dan jij, vermoord je hem gewoon. Daarna is dat probleem opgelost. Op basis van wat we nu weten over strongmen en hun volgelingen,  beschrijft dat hun manier van denken. Het begint met het gevoel dat de ander meer heeft. Dat voelt als gemeen en oneerlijk. Dat gevoel groeit uit tot haat. Die haat wordt tenslotte omgezet in actie. In eerste instantie levert die actie het gewenste resultaat. De bron van het foute gevoel is verdreven of vermoord. tenslotte wordt echter vaak de Bijbelse spreuk waarheid: wie het zwaard hanteert, zal door het zwaard omkomen! Uiteindelijk stort de samenleving die geweld omarmt en ziet als oplossing van alle problemen, in. Uiteindelijk levert de vlucht in geweld niets meer op en is het voorbij.

 

Terug naar de wetenschap. Wat heeft het empirische onderzoek naar 'antisemitisme' tot nu toe opgeleverd?

1. De auteurs van The Authoritarian Personality konden na jaren onderzoek in 1950 berichten over een vragenlijst waarmee ze negatieve sentimenten bij hun overwegend Amerikaanse respondenten geprobeerd hadden te meten. Die meting bleek te lukken. De vragenlijst leverde een betrouwbare score op. Mensen konden op basis van hun score betrouwbaar ingedeeld worden als wel of niet haatdragend of iets daartussenin.

Wat betekent dat? Jodenhaat is een persoonskenmerk, een karaktertrek. Iedere persoon heeft het in meer of mindere mate. Sommige mensen hebben veel, anderen hebben het niet of amper, de meeste mensen vallen tussen beide uitersten in. De mate waarin men Joden haat, ligt voor iedere persoon vast en kan niet eenvoudig worden gewijzigd. Het is niet wat men toevallig doet, het is hoe men denkt en inelkaar zit.

2. Daarna hebben de onderzoekers geprobeerd hun vragenlijst uit te breiden naar andere minderheidsgroepen. Ze hadden het donkerbruine vermoeden dat Jodenhaat een te beperkt begrip was en dat het niet alleen ging om haat tegenover Joden, maar ook om haat tegenover andere minderheidsgroepen. 

Die uitbreiding bleek te lukken. Mensen die haat koesterden tegen Joden bleken dat vaak ook te doen tegenr andere minderheden. De vragenlijst bleek voor de verschillende minderheidsgroepen die men afvroeg, soortgelijke uitkomsten op te leveren.

Ook deze lijst bleek redelijk betrouwbaar. Op basis van de score kon je respondenten betrouwbaar indelen. Sommige respondenten moesten niets hebben van andere groepen, anderen hadden er geen enkel probleem mee.  

Conclusie? Antisemitisme is een te beperkt begrip. Het gaat om een karaktertrek van mensen die belangrijk meer omvat dan alleen Jodenhaat. De onderzoekers noemden deze wijdere maat 'etnocentrisme'. Dat betekent: je eigen groep als norm en ideaal zien. Alle andere groepen wijken af van die norm en deugen niet.

3. Dit belangrijke resultaat uit 1950 is niet algemeen bekend geworden. Een eerste reden was het woord 'etnocentrisme'. Een weinig bekende term, die ook nog eens wat verhult, waar het precies om gaat. Een tweede reden was vermoedelijk het boek. Zoals eerder vermeld: het was te dik, het bevatte tegenstrijdigheden en onjuistheden. Verder trok het stuk over de later nog te bespreken F-schaal, alle aandacht naar zich toe.

Misschien is er nog een derde reden. Misschien willen veel mensen deze conclusie liever niet horen, omdat die hun niet goed uitkomt. Het is iets, dat we liever niet geloven. Dat je mede mensen en mogelijk ook wijzelf haat koesteren jegens alles dat afwijkt.

In een eerdere blogpost liet ik zien, dat er een verband lijkt te bestaan tussen het niet geloven in het bestaan van antisemieten en het zelf hebben van antisemitische gevoelens. Met andere woorden: antisemiet-ontkenners doen graag alsof er geen antisemieten bestaan, omdat ze op die manier zichzelf vrijpleiten.

4. Om aan te tonen dat etnocentrisme inderdaad fascisme (enthousiasme voor de strongman) mat, zoals de onderzoekers hoopten, had men een tweede vragenlijst nodig, die ook bedoeld was dat te doen. De tweede vragenlijst fungeert als check op de eerste en omgekeerd. Hun eerste poging tot bevestiging was een vragenlijst voor 'politiek rechts'. Ze noemden dit de PEC-schaal (Politiek Economisch Conservatief-schaal).

De PEC-schaal bleek redelijk betrouwbaar en bleek te correleren met etnocentrisme, maar belangrijk minder hoog dan men gehoopt had. Het leek alsof etnocentrisme en de PEC-schaal slechts voor een deel hetzelfde maten en dat iedere vragenlijst daarnaast ook nog iets anders mat. Men dacht daarom dat deze poging tot bevestiging slechts gedeeltelijk was gelukt.

5. Men deed hierna een tweede poging tot bevestiging van etnocentrisme als maat voor fascisme. Dit was de constructie en afname van de eerder vermelde F-schaal. Men probeerde fascisme (enthousiasme voor de strongman) te meten via een vragenlijst die focuste op 'de diepere kenmerken van de persoonlijkheid'. De F-schaal leverde weer een redelijk betrouwbare score op en die score bleek samen te hangen met etnocentrisme (en ook met de PEC-schaal). Maar ook nu was de correlatie weer belangrijk minder hoog dan men gehoopt had. Ook deze poging tot bevestiging zag men daarom als slechts matig gelukt.

6. De onderzoekers eindigden dus met drie verschillende vragenlijsten om fascisme te meten, die onderling wel correleerden, maar niet zo hoog, dat men dacht driemaal hetzelfde gemeten te hebben. Iedere maat leek behalve 'fascisme' ook nog iets anders te meten.

Men probeerde dit teleurstellende resultaat te camoufleren door de aandacht nadrukkelijk op de F-schaal te vestigen en deze aan te prijzen als de grote doorbraak in het onderzoek.

7. In werkelijkheid lag de zaak echter belangrijk anders, zoals de lezers van deze blog kunnen weten. Wanneer men rekening houdt met de onbetrouwbaarheid van de drie vragenlijsten (via de correctie voor onbetrouwbaarheid), dan blijken de onderzoekers wel degelijk driemaal hetzelfde gemeten te hebben. De metingen waren slechts beperkt betrouwbaar, waardoor de gevonden correlaties onmogelijk veel hoger konden uitvallen dan ze deden!

8. Na het verschijnen van The Authoritarian Personality raakte het onderzoek in een impasse. Men leverde vooral kritiek op de F-schaal, maar kwam niet echt verder. De situatie veranderde pas toen Bob Altemeyer de F-schaal reduceerde tot een nieuwe vragenlijst: de RWA-schaal (Right Wing Authoritarianism scale). De problemen die de F-schaal geteisterd hadden (niet gebalanceerde vragen, multidimensioneel en een onduidelijke validiteit) werden opgelost bij zijn RWA-schaal.

9. Nu bleek echter een probleem. De RWA-schaal bleek bevooroordeeldheid (het instemmen met vooroordelen, prejudice) niet goed te voorspellen. De correlatie was belangrijk lager dan men gehoopt had. Men had het idee dat een maat die bevooroordeeldheid niet goed kan voorspellen, onmogelijk de juiste maat kan zijn om fascisme (enthousiasme voor de strongman) te voorspellen. Strongmen strooien doorgaans royaal met vooroordelen, die het goed doen bij hun publiek.

Dit probleem werd opgelost na de ontdekking en constructie van de SDO-schaal (Social Dominance Orientation scale) (https://en.wikipedia.org/wiki/Social_dominance_orientation). Jim Sidanius and Felicia Pratto realiseerden zich rond 1995 dat in iedere moderne (landbouw-)samenleving overschotten ontstaan. Er wordt meer geproduceerd dan onmiddellijk nodig is. In iedere samenleving ontstaan daardoor machtige groepen die de buit proberen te verdelen op zo'n manier dat ze er zelf beter van worden. In moderne samenlevingen ontstaan daardoor systematische groepsverschillen. Wie in de machtigste groep zit, geniet meer rechten en voordelen dan iemand die in een lagere of de laagste groep zit. In de praktijk worden mensen in de laagste groep vaak vervolgd.

Mensen hebben dus de neiging groepen te vormen, lid te worden van de machtigste groep en daarin zo hoog mogelijk te komen.  Dit betekent dat mensen allerhande wilde (ongefundeerde) verhalen geloven die de verschillen tussen groepen bevestigen, verklaren en vergroten. Maar niet iedereen is in dezelfde mate geneigd dergelijke sprookjes te geloven. De SDO-vragenlijst was bedoeld de mate van geloof in zulke ongefundeerde verhalen te meten.

Mensen die hoog scoren op SDO geloven in het bestaan van superieure groepen (zoals hun eigen groep) en het bestaan van inferieure minderheden. Ze hebben vaak een attitude van vechten. Men ziet het leven als een voortdurende strijd om zo hoog mogelijk te komen. Ze leven in een wereld van dog-eat-dog. Of je overwint de ander, of je wordt zelf opgegeten. Verder zijn ze letterlijk tot alles bereid om hoger in de groep te komen.

Ook SDO bleek bevooroordeeldheid slechts gedeeltelijk te kunnen voorspellen, maar nu bleek dat SDO in combinatie met RWA samen, dat wel konden. Om te begrijpen, hoe dat kan, moet men weten dat SDO en RWA sterk verschillen. Normaal correleren ze niet of amper. Beide maten voorspellen daardoor een ander stuk van de totale bevoooroordeeldheid.

Bob Altemeyer had zelf via jarenlang onderzoek de RWA-schaal geconstrueerd, nu verscheen er een andere schaal die bevooroordeeldheid nog beter bleek te voorspellen dan zijn RWA-schaal. Dat was even slikken. Het duurde echter niet lang of hij zag de meerwaarde van de nieuwe SDO-schaal in. Dit was het stuk van de autoritaire persoonlijkheid dat zijn RWA-schaal gemist had! Samen konden beide schalen de autoritaire persoonlijkheid (de fascist) wel behoorlijk goed beschrijven. Dit was het ontbrekende stuk, dat tot nu toe had ontbroken.

10. In de psychologie is het een uiterst zeldzaam en merkwaardig verschijnsel: twee totaal verschillende maten die samen een derde kunnen voorspellen. Hoe is dit resultaat mogelijk? Die vraag leidde tot het in deze blog beschreven soortenmodel dat gebaseerd is op dit empirische resultaat. Het soortenmodel maakt dit vreemde verband begrijpelijk.

Hier volgt een korte schets. Samenlevingen bestaan na de landbouwrevolutie in beginsel uit vier 'soorten' verschillende mensen. I. Mensen die hoog scoren op RWA en hoog op SDO. Zogenaamde double-highs of alfa's, die alles in zich hebben om strongman te worden. II. Mensen die laag scoren op RWA, maar hoog op SDO. De zogenaamde 'men of action': mensen die scherp kunnen denken en de strongman hun diensten aanbieden om vooruit te komen. III. Mensen die hoog scoren op RWA, maar laag op SDO. De zogenaamde ware gelovigen of gewone volgelingen, die de machtsbasis van de strongman vormen. IV. Tenslotte, de mensen die laag scoren op RWA en laag op SDO, de zogenaamde bèta's. Deze mensen vallen buiten de machtige groep, worden gediscrimineerd door de machtige groep, moeten zelf in hun levensonderhoud voorzien en zijn gericht op productie en het oplossen van problemen. Deze productieve onderlaag vormt de basis waarop de machtige groep kan bestaan.

Hierbij neemt de mate van bevooroordeeldheid per soort voortdurend af. Double highs zijn het meest bevooroordeeld en agressief. Men of action eisen de tweede plaats op. Daarna komen de volgelingen of gewone gelovigen op de derde plaats. De double lows of beta's zijn niet of amper bevooroordeeld en daarmee niet of nauwelijks agressief.

Als het soortenmodel klopt (en dat moet wel, want het is slechts wat empirisch gevonden is), dan is bevooroordeeldheid de basis van alle moderne (landbouw-)samenlevingen. Discriminatie is niet de uitzondering, maar de regel!

11. Het onderzoek na 1950 leverde uiteindelijk drie 'grote' variabelen op: RWA, SDO en bevooroordeeldheid (prejudice). Welke van deze drie meet nu het best 'fascisme'?

Omdat RWA samen met SDO de totale mate van bevooroordeeldheid kan voorspellen, is bevooroordeeldheid kennelijk de variabele waar alles om draait. Bevooroordeeldheid moet de variabele zijn, die fascisme voorspelt. Maar is dat inderdaad zo? 

12. Het empirische antwoord kwam tenslotte toen Trump president van de VS werd. Uit onderzoek bleek bevooroordeeldheid (prejudice) inderdaad het stemmen op Trump goed te voorspellen (Authoritarian Nightmare, https://www.amazon.com/Authoritarian-Nightmare-Ongoing-Threat-Followers/dp/1612199348).

13. Valt te zeggen wat de auteurs van The Authoritarian Personality op drie verschillende manieren gemeten hebben? Strikt genomen weten dat nog steeds niet honderd procent zeker. Maar RWA is een verbijzondering van de F-schaal. Politiek rechts (de PEC-schaal) typeert Trumpstemmers goed. Verder lijkt duidelijk dat Trumpstemmers niets op hebben met mensen die niet tot hun groep behoren (etnocentrisme). Kennelijk hebben de auteurs dus op drie verschillende manieren bevooroordeeldheid gemeten.

Wat betekent dit? Dat duidt erop dat bevooroordeeldheid op veel manieren gemeten kan worden en in veel vragenlijsten terugkomt. Het suggereert dat welke vragenlijst je ook hanteert: vaak meet je toch bevooroordeeldheid. Bevooroordeeldheidis een maat, die in bijna alles terug komt.

 

Wat betekenen de voorgaande 13 punten?

We gebruiken de term 'antisemitisme' voor uitingen van Jodenhaat. Maar in werkelijkheid gaat het dus om iets, dat veel wijder is dan Jodenhaat.  Je kunt het in eerste instantie omschrijven als haat jegens minderheden, die niet tot de eigen groep behoren.

Eigenlijk gaat het echter om een persoonskenmerk dat nog algemener is. Het gaat om bevooroordeeldheid (vooringenomenheid, het omarmen van populaire vooroordelen), weten we nu. Bevooroordeelde mensen denken vanuit hun (sociaal aangeleerde) overtuiging en ideeën, niet vanuit de feiten, niet vanuit de harde werkelijkheid. Omarm je de opvattingen van de groep, ook al zijn die niet gebaseerd op feiten, of doe je dat niet? Denk je vanuit de harde werkelijkheid of denk je vanuit je geloof, ideeën, opinies, meningen, gevoelens en opvattingen?

Wij denken 'antisemitisme' te zien, maar de empirie vertelt iets geheel anders. Het gaat om mensen die denken vanuit hun (sociaal aangeleerde) geloof en ideeën. Daar tegenover staan mensen die hun ideeën baseren op harde feiten. De eerste groep zoekt het in strijd en macht, de tweede groep zoekt het in productie en het oplossen van problemen.

In werkelijkheid gaat het natuurlijk niet om een tweedeling, maar om een glijdende schaal. Sommige mensen scoren uiterst rechts (veel bevooroordeeldheid, veel agressie, veel discriminatie, veel corruptie), anderen uiterst links (niet of amper bevooroordeeld, niet agressief, niet geneigd tot discriminatie en niet bereid tot corruptie). De meeste mensen vallen ergens tussen die twee uitersten in, waarbij iedereen een bepaalde score heeft, die vast ligt en niet eenvoudig valt te wijzigen. Bevooroordeeldheid is een persoonlijkheidskenmerk, een karaktertrek.

Het is de grote maat, die alles in moderne samenlevingen bepaalt. Maar wat houdt die maat precies in? Bevooroordeeldheid betekent ellende. Het betekent dat men gelooft en zijn geloof ziet als heilig. Het betekent dat men denkt in termen van wij en zij. Het betekent dat men gelooft in vooroordelen en andere fictieve waandenkbeelden. Het betekent dat men corrupt is. Het betekent dat men geweld ziet als de oplossing voor alle problemen, die men ervaart. Het betekent dat men geneigd is tot discriminatie en belust op macht.

Korter geformuleerd: het betekent geweld. Het betekent oorlog en burgeroorlog. Het betekent moord en doodslag. Het betekent dictatuur. Het betekent armoede.

De andere kant van bevooroordeeldheid is dat men onbevooroordeeld probeert te zijn. Men probeert objectief te denken. Men klampt zich vast aan de harde feiten, hoewel dat vaak niet simpel is. Deze kant staat voor productie, voor het oplossen van harde problemen, voor collectieve rijkdom, voor welvaart, en ga zo maar verder.

Dan de uitsmijter. Op basis van wat we nu denken te weten, neemt de bevooroordeeldheid in de wereld steeds verder toe. Bevooroordeeld zijn (systeem 1 hanteren, het emotionele systeem volgen) is makkelijk, maar onbevooroordeeld denken, denken vanuit de harde feiten, logisch denken, harde problemen oplossen (systeem 2 hanteren, gericht denken om een hard probleem daadwerkelijk op te lossen) is lastig en moet moeizaam geleerd worden door interactie met de harde natuur. Dat laatste doen we steeds minder. Daardoor stijgt de gemiddelde mate van bevooroordeeldheid in vrijwel alle landen steeds verder. Dit staat bekend als de ruk naar rechts.

Hoe loopt dit af? Komen we tenslotte om door onze eigen mateloze bevooroordeeldheid?



 










zaterdag 11 november 2023

'Antisemieten bestaan niet!'

 

Laatst bijgewerkt: 12-11-2023 om 0.36

 

De Volkskrant opent op vrijdag 3 november 2023 met een merkwaardige kop. Die kop luidt:

"Waar we het over moeten hebben als we het over antisemitisme hebben".

Mijn eerste reactie is: waarom zouden we het in Godsnaam over antisemitisme hebben? Ik kan me voorstellen dat je een discussie krijgt over de avondmaaltijd. 'Wat, nu alweer spruitjes! Je weet, dat ik daar niet tegen kan!'

Ik kan me ook voorstellen dat je het hebt over een actueel onderwerp. Zeg, het conflict tussen Hamas en Israël. Maar waarom zou je een chat beginnen over antisemitisme? En hoe gaat dat dan?

'Goeiemorgen, goed geslapen?' 'Mooi zo!' 'Nu je hier toch bent, ik wilde je eigenlijk nog even spreken. Je partner reageert wat verwonderd, maar oké. Jij gaat door met: 'Tja, wij moeten het nu ondertussen toch eens hebben over antisemitisme.'

Je partner: 'Gaat het wel goed, met je? Heb je echt goed geslapen? Je was de laatste tijd al steeds wat afwezig. Is het niet beter als ik even een afspraak voor je maak met de huisarts?'

Mijn tweede reactie op die kop heeft betrekking op de interne logica. Je hebt het om een of andere reden met je gesprekspartner over antisemitisme. Een duur woord, dat eigenlijk gewoon 'jodenhaat' betekent. Maar volgens deze kop, is dat niet oké, want je moet het nu onmiddellijk over iets anders hebben. Dat vind ik vreemd, waarom zou je het niet over antisemitisme mogen hebben?

Goed, antisemitisme is dus een taboe-onderwerp! Snel door naar iets anders. Waar moeten we het dan wel over hebben? Onder de kop staat een wat geheimzinnige mededeling, die luidt:

"Het debat over Israël is zo beladen dat veel Nederlanders er liefst het zwijgen toe doen. Dat is niet verstandig, zeggen wetenschappers die het antisemitisme nauwgezet hebben bestudeerd. 'Vooroordelen, stereotypen, discriminatie, racisme en antisemitisme nemen significant af op het moment dat je andere mensen ontmoet en er met ze over praat.'"

Het gaat dus over het debat dat over Israël gevoerd wordt. Mijn partner en ik zwijgen daar inderdaad het liefste over. Vermoedelijk omdat dat hele debat ons geen millimeter interesseert. Maar dat is niet verstandig zeggen bepaalde wetenschappers. Want vooroordelen, stereotypen, discriminatie, racisme en antisemitisme nemen duidelijk af op het moment dat je er met iemand anders erover praat.

Maar waar moeten mijn partner en ik dan precies over praten om onze vooroordelen etc. kwijt te raken? Over dat debat, waar we niets van weten? Over Israël, dat we eigenlijk ook niet echt kennen?

Deze introductie, van het lange artikel op pagina 13-15, riep dus meer vragen dan antwoorden bij mij op. Maar misschien is dat ook wel de bedoeling van een goede introductie.

Toch laat deze intro een nare nasmaak bij me achter. Het artikel op pagina 13-15 maakte het er niet beter op.

Als je de introductie wat globaler leest, dan  zou het debat over Israël beladen zijn, met andere woorden Israël is een omstreden land. Bepaalde mensen vinden dat het weg moet, anderen niet.

Vervolgens wordt Israël gekoppeld aan antisemitisme. Ach ja, waarom ook niet? De bron van alle jodenhaat zou de Joodse natie zijn. Hoe verzin je het? Het doet denken aan de Grote Leugen van Hitler. De werkelijkheid volledig omdraaien. De verkrachter die het meisje aanwijst als de oorzaak, want ze droeg een rokje. Had ze maar niet moeten doen! Niet hij moet de cel in, maar zij!

Een dag eerder stond er in de Volkskrant een nogal smakeloze cartoon waarin Israël letterlijk wordt aangeduid als: "DE DIKKE DUIM op de LANGE ARM". Die 'DIKKE DUIM op de LANGE ARM' zou overal antisemitisme zien, terwijl het in werkelijkheid slechts zou gaan om oprechte verontwaardiging van de wereld over de onschuldige slachtoffers in Gaza. Kennelijk wordt in deze introductie, die zo prominent op de voorpagina staat, op dat thema voortgeborduurd.

Maar wat mijn klomp doet breken, is die laatste stelling. Als je maar met andere mensen praat, zouden je vooroordelen verdwijnen als sneeuw voor de zon. En dat overgoten met het sausje van wetenschappers die het antisemitisme nauwgezet bestudeerd zouden hebben.

Het aangekondigde artikel op pagina 13-15 doet daar nog een stevige schep bovenop. Het eindigt met:

"'Zeg niet langer: 'Jij bent een antisemiet,' maar zeg: 'Jij hebt misschien per ongeluk iets antisemitisch gezegd'. Dat zou helpen.'"

Wat zeg je dan eigenlijk? Je beweert dan impliciet, dat als er slechts één Jood zo slim was geweest om te zeggen:

'Herr Hitler, u heeft misschien per ongeluk in uw toespraak iets antisemitisch gezegd.' Dat zou voldoende zijn geweest! Dat had geholpen! Dan had de Holocaust nooit plaatsgevonden! Dan waren die zes miljoen Joden nooit vermoord!

Met andere woorden: dat de Holocaust kon plaatsvinden, is eigenlijk de schuld van de Joden zelf. Kan het nog antisemitischer?














donderdag 9 november 2023

De antisemiet-ontkenners: 'Antisemitisme bestaat natuurlijk, maar antisemieten ...? Daar geloven wij niet in!'

 

Laatst bijgewerkt: 11-11-2023 om 18.10

 

'Antisemitisme' is een duur woord. Bij een duur woord ben ik geneigd te vragen: wat betekent dat precies? Of ik vraag: wat bedoel je daar precies mee?

Die laatste vraag valt vaak niet goed bij je gesprekspartner, want die weet dat vaak ook niet precies en staat dan met de mond vol tanden. Die laatste vraag kun je daarom bestempelen als een sociaal onhandige vraag.

Toch blijf ik die vraag stellen, omdat je anders niet precies weet waar je over praat. Je praat in dat geval wel, het klinkt goed en misschien zelfs indrukwekkend, maar het gaat eigenlijk nergens over. Het is dom gebabbel, zoals mensen in de kroeg vaak babbelen.

'Antisemitisme' betekent: jodenhaat. Sommig mensen moeten niets van Joden hebben, bij sommige mensen gaat dat zelfs zover, dat ze Joden haten. Dat zijn dus jodenhaters, maar om een of andere reden vinden we dat een akelig woord en noemen we die mensen daarom niet zo. Als we die mensen toch moeten benoemen, noemden we ze liever 'antisemiet', want dat klinkt beter. Tenminste zo was het altijd.

Tegenwoordig gaan veel mensen echter een stap verder. Antisemitisme bestaat natuurlijk, dat kun je moeilijk ontkennen, maar antisemieten ...? Bestaan die echt? Zij geloven dat niet zo? Die mening en dat geloof spreken ze liever niet uit, maar houden ze liever voor zichzelf. Het idee dat sommige mensen Joden haten, vinden zij onaangenaam en moeilijk. Het idee dat er mensen bestaan die Joden haten, vinden ze als het ware politiek niet correct. Van zoiets kun je de mensen om je heen niet zo maar beschuldigen, dat gaat te ver.

Uitingen van jodenhaat bestaan natuurlijk. Dat willen ze niet ontkennen. Maar die uitingen zweven als het ware in de lucht. Ze dalen als het ware vanuit het heelal neer op de Aarde. Het idee dat er mensen zouden zijn die jodenhaat in zich dragen en systematisch de wereld in bazuinen, dat is in de ogen van de antisemiet-ontkenners een heel fout idee.

In de optiek van deze mensen is Jodenhaat een abstract iets geworden . Het is er, natuurlijk! Het zweeft als het ware rond en moet bestreden worden. Maar dat bepaalde mensen die jodenhaat in zich dragen, daar geloven ze niet in. Dat is een brug te ver. Zo slecht kunnen mensen niet zijn!

Eigenlijk gebruik ik nu steeds foute termen. Want 'jodenhaat' klinkt zo plat en concreet. Ik behoor 'antisemitisme' te schrijven en te zeggen. Antisemitisme bestaat natuurlijk, maar antisemieten . . .? Die bestaan toch niet echt?, denken de antisemiet-ontkenners. Nee, daar geloven ze niet in.

Waarom bestaat antisemitisme wel, maar antisemieten niet in de optiek van deze mennsen? Iets als antisemitisme mag bestaan, omdat het vaag en abstract is. Wat is het precies? Is het er wel in een bepaald geval of niet? Daar valt over te twisten.Want wat is het eigenlijk precies?

Maar de term 'antisemieten' is een ander verhaal. Dan beweer je dus dat bepaalde mensen systematisch Joden haten! Dat klinkt akelig, dat klinkt heel concreet. Zo moeten we niet over elkaar denken! Als je gelooft, dat de meeste mensen deugen, is er geen ruimte voor zulke akelige, negatieve gedachten. Kortom, deze mensen geloven liever niet in het bestaan van jodenhaters. Het past niet in hun roze wereldbeeld.

Je kunt zelfs voorzichtig een stap verder gaan en vragen: wie zijn deze antisemiet-ontkenners eigenlijk precies? Waarom wil je met alle geweld niet geloven in iets waarvan het bestaan al in 1950  is vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek (The Authoritarian Personality). Daarna is het nog vele malen bevestigd.

Vanuit discriminatie-oogpunt zit de wereld simpel in elkaar, weten we nu? De wereld bestaat uit mensen die wel en die niet discrimineren. De wereld bestaat uit mensen, die de strongman wel en niet actief steunen. De variabele die dit dat alles bepaalt, kunnen we al heel lang goed  meten. Het gaat om bevooroordeeldheid. Geloof je in de populaire vooroordelen van je groep of moet je daar niets van hebben en klamp je je vast aan de feiten? 

Eigenlijk gaat het dus om de vraag: leef je in een wereld die geregeerd wordt door geloof en vooroordelen of leef je in een wereld die geregeerd wordt door dat wat echt bestaat?

Als je het zo formuleert, is het vrij duidelijk waar de mensen moeten zitten die niet in het bestaan van antisemieten willen geloven.

 

 

 

 

 

 

 


dinsdag 7 november 2023

Antisemitisme is geen ideologie

 

In de Volkskrant van 3 november 2023 wijdt redacteur Peter Giesen een commentaar aan het conflict tussen Israël en Hamas onder de kop:  Antisemitisme is een verwerpelijke, giftige denkwijze die leidt tot ontmenselijking.

Die kop intrigeert me. Gaat het stukje inderdaad over antisemitisme? Als je het stuk leest, gaat het ook voor een groot deel over het conflict Hamas-Israël. Maar mogelijk zijn die twee in dit geval inderdaad gerelateerd.

Is antisemitisme inderdaad een 'verwerpelijke, giftige denkwijze die leidt tot ontmenselijking'? Je kunt beweren dat Joden als precies aanwijsbare groep niet bestaan, maar je kunt niet volhouden dat antisemitisme (jodenhaat) niet bestaat.

Eigenlijk gaat het niet om antisemitisme, maar om iets dat belangrijk wijder is. En het gaat uiteindelijk inderdaad om een bepaalde, corrupte manier van denken. Een manier van denken (via systeem 1) die mensen niet zouden moeten toepassen in combinatie met echte problemen.

Misschien moet ik dat toelichten. Als we samen eten en drinken en het gezellig willen hebben, is het prima om lekker te leuteren. Dat is als het ware het moment voor borrelpraat. Maar als we geconfronteerd worden met echte problemen die grote consequenties kunnen hebben, is die borrelpraat-modus de dood in de pot. In combinatie met echte problemen hebben we geen borrelpraat nodig (systeem 1 denken), maar serieus nadenken (systeem 2 denken). We moeten dan niet onze onderbuikgevoelens volgen, maar onze grijze cellen overuren laten maken. Want systeem 2 denken gaat niet automatisch, is vermoeiend en kost erg veel tijd. Verder moet het ook nog eens moeizaam geleerd worden en heeft niet iedereen er evenveel aanleg voor.

Wat ik goed vind aan het stuk van Giesen is dat het kort is. Positief vind ik ook dat de naam van de auteur vermeld staat. In zo'n stuk zit altijd opinie en dan is het irritant, wanneer dat zonder naam als redactioneel commentaar geplaatst wordt. Ook met de strekking van het stuk heb ik geen probleem.

Er is echter één passage die me opvalt en waarvan ik me afvraag of die klopt. Dat is deze:

"Antisemitisme is een oude, verwerpelijke ideologie die nu weer opleeft als gevolg van het Israëlisch-Palestijnse conflict."

Is antisemitisme inderdaad een ideologie, vraag ik me af. Is dat niet te veel eer? Het lijkt me ook niet te kloppen met de gebruikelijke definitie van antisemitisme als jodenhaat.


Ideologie

Wat is een 'ideologie' precies? Volgens het gratis online woordenboek van Van Dale (https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/ideologie), is dat:

"het geheel van ideeën dat ten grondslag ligt aan een politiek of filosofisch stelsel".

Kun je 'jodenhaat' bestempelen als een 'politiek of filosofisch stelsel' gebaseerd op een verzameling ideeën? Volgens mij is het eerder zo, dat de jodenhaters als puntje bij paaltje komt, merkwaardig weinig ideeën hebben. Wat ze (als volgelingen/gelovigen) wel hebben, zijn slogans en gebral. Lees hierover bijvoorbeeld het stuk in The Authoritarians van Bob Altemeyer over fundamentalistische gelovigen.

Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Ideologie) is voorzichtiger en stelt dat er geen consensus bestaat over de betekenis van de term. Oorspronkelijk was de term bedoeld om een 'wetenschap (leer) van ideeën' aan te duiden. Eigenlijk helemaal niet zo'n gek idee, maar op dat moment (1796) lukte het nog niet om dat in te vullen met op onderzoek gebaseerde kennis.

 

Alfa versus bèta

In feite kunnen we dat nu wel. De basisindeling voor kennis is alfa (systeem 1) versus bèta (systeem 2). Allereerst volgt dat uit het in deze blog eerder besproken soortenmodel (dat volledig empirisch gebaseerd is). Verder volgt het ook uit de behavioristische leertheorie (toegepaste gedragsanalyse).

Mensen hebben volgens de gedragsanalyse twee belangrijke manieren van verbaal communiceren: de mand en de tact. De mand is gedrag gericht tot het publiek van de spreker met het doel een bepaalde bekrachtiging uit te lokken. De tact is gedrag van de spreker dat de waarneembare werkelijkheid beschrijft met als uiteindelijk doel via die waarneembare werkelijkheid beloond (bekrachtigd) te worden.

Iemand die vraagt om de kaas levert een voorbeeld van een mand. Een boer die een vruchtboom tenslotte beoordeelt op de opbrengst daarvan, vormt een voorbeeld van een tact.

Die indeling stemt verder overeen met wat we weten over systeem 1 en 2 denken. Tenslotte hebben we als onafhankelijke bevestiging het eerder in deze blog besproken onderzoek naar alfa/bèta en intelligentie gebaseerd op de testscores van Amerikaanse eerstejaars en de door hen gekozen studierichtingen. Ook dat onderzoek liet in de empirische data een duidelijke alfa-bètafactor zien.

De basis van alfakennis is indruk maken op groepsgenoten en hun bijval verwerven. De basis van bètakennis is het correct voorspellen van harde natuurverschijnselen.

We vinden het alfa-bètaonderscheid ook terug in beschrijvingen van de verschillen in taal die stammen hanteren, die jagen en verzamelen. Tijdens de jacht in het oerwoud communiceert men belangrijk anders dan tijdens het verblijf in het relatief veilige dorp en tijdens het nuttigen van de buit. Het gaat kennelijk om een zeer oud en basaal onderscheid. Mensen hanteren (in beginsel) twee totaal verschillende manieren van taalproductie! Daarbij is niet gesteld dat deze bij moderne mensen beide even goed ontwikkeld zijn. Integendeel! Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de tweede manier van communiceren (via systeem 2) vaak niet meer goed wordt beheerst.


Ideologie als geloof van de groep

Wikipedia vermeldt verder dat het begrip 'ideologie' later binnen de politicologie opgang heeft gemaakt en vermeldt daarover:

"De aanhangers van een ideologie bekeken de wereld steeds uit het perspectief van hun theorieën ten koste van wat waar en goed is. Bell werd hierin gesteund door filosofen zoals Albert Camus en Karl Popper. [7]"

De term 'ideologie' dus als aanduiding voor het geloof van de machtige groep. Voor de machtige groep geldt: might makes right. De machtige groep heeft lak aan een begrip als waarheid, het gaat erom de machtigste te worden. De ideologie is bindmiddel en weg naar de macht.

Het probleem met het geloof van de machtige groep is dat dat geloof natuurlijk volstrekt variabel is. Als de Grote Leider de ene dag een bepaalde groep ziet als ultieme vijand en de volgende dag als beste vriend, dan past iedereen zich binnen no time aan de nieuwe realiteit aan, tenzij men zijn hoofd wil verliezen. Waarheid is dat wat de Grote Leider vindt en zegt.

Als we deze omschrijving van ideologie accepteren, moeten we ons dus afvragen of het mogelijk is antisemitisme op te vatten als het geloof van een machtige groep?

De machtige groep die dan natuurlijk het meest in aanmerking komt waren de nazi's. En natuurlijk waren ze berucht om hun antisemitisme. Maar het nazi-geloof omvatte meer dan alleen antisemitisme. Men droomde ook van een Groot Duitsland en zag zichzelf als Ubermensch.

In dit verband geldt de opmerking: fascisten kunnen prima zonder God, maar niet zonder Satan. Het antisemitisme was dus een essentieel bestanddeel. De oorzaak van alle problemen moest een aanwijsbare minderheidsgroep zijn!

Ik denk dat je moet stellen, dat antisemitisme gewoon jodenhaat is. We kunnen dat al heel lang meten, we weten dat het om iets gaat dat belangrijk wijder is dan alleen jodenhaat. En dat het uiteindelijk gaat om een corrupte manier van denken. Het is het geloof in kreten en slogans, zonder te begrijpen wat die precies betekenen. Maar een ideologie is het niet.