dinsdag 4 december 2018

Nepnieuws, 'mooie' verhalen, vooroordelen en genocide



Abel Herzberg realiseerde zich het verband tussen 'mooie' verhalen en vervolging en genocide (hier). Hij schreef:
"Het verhaal van de kindermoord te Bethlehem wordt door miljoenen mensen als waarheid aanvaard, omdat zij daarvoor ontvankelijk zijn. Wij vinden een verhaal 'mooi', ja wij geloven aan een verhaal, indien het in spanningen, welke in ons leven, weerklank vindt. Een goed gerichte propaganda kan er daardoor in slagen, als onweersprekelijke waarheid ingang te doen vinden, wat volkomen uit de lucht gegrepen, of zelfs in strijd is met het objectief waarneembare. De heksenvervolging, die miljoenen mensen het leven gekost heeft, of de Jodenvervolging van Hitler, zijn daarvan de meest bekende voorbeelden. En de hemel mag weten, aan welke 'waarheden' wij geloven, zonder er ook maar de flauwste notie van te hebben dat hier slechts van subjectieve, niet van objectieve waarheid sprake is. In elk geval doen wij er goed aan jegens onszelf en onze zekerheden enigszins wantrouwend te staan."

Als uitgangspunt neemt Herzberg het Bijbels verhaal over de kindermoord te Bethlehem door koning Herodus. Dat verhaal is een heel verschrikkelijk verhaal. Herzberg veronderstelt door die diep emotionele lading, dat het om een 'mooi' verhaal moet gaan. Het is een verhaal gemaakt om de toehoorder diep te raken.

Voldoet het verhaal van de kindermoord aan mijn omschrijving van 'mooi' verhaal? Het verhaal is volgens historici vermoedelijk niet echt gebeurd. Verder heeft het verhaal betrekking op koning Herodus. Het gaat dus inderdaad over een mens en niet over een dood ding. Ook het volgende punt wordt bevestigd: het bevat emotie en niet zo'n klein beetje ook. Ook het vierde punt klopt: de emotie is gericht. Herodus deugt niet! Het is een vreselijke man! Weg met Herodus! Het verhaal bezit dus inderdaad alle kenmerken van een 'mooi' verhaal.

Wie de passage van Herzberg zorgvuldig naloopt, ziet dat deze een aantal belangrijke elementen bevat:
1. Het 'mooie' verhaal wordt verspreid als propaganda, dus door een propagandist. Iemand die belang heeft de massa op te jutten, een alfa dus.
2. Het 'mooie' verhaal is met opzet zo geconstrueerd dat het de massa diep raakt. Het roept veel emotie op en koppelt die aan de foute X.
3. Veel mensen geloven het 'mooie' verhaal, maar sommigen trappen er niet in.
4. Het resultaat van het 'mooie' verhaal is vervolging en genocide.
5. Het verschil tussen de gelovigen en de ongelovigen is het soort waarheid dat men hanteert. De gelovigen hanteren subjectieve waarheid, de ongelovigen objectieve waarheid.

Herzberg heeft kennelijk uitgebreid nagedacht over de gang van zaken bij iets als de Holocaust en de heksenvervolging. In het tekstfragment komen vrijwel alle belangrijke bestanddelen van het 'fascistische systeem' aan bod: de propagandist of alfa, de gelovigen die zijn verhaal blindelings voor waar aannemen, de ongelovigen die er doorheen kijken en het resultaat: vervolging van de slachtoffers. Het middel voor de alfa om dat allemaal te realiseren is het 'mooie' verhaal. Maar zonder 'gelovigen' die er blindelings intrappen, zou zijn verhaal geen zin hebben.

Het probleem, de wortel van het kwaad, is dus de bereidheid 'mooie' verhalen te geloven. Het probleem is niet dat de patiënt komt met het verhaal dat hij Napoleon is. Het probleem is dat andere mensen dat verhaal geloven -- hoe onvoorstelbaar dat misschien ook klinkt -- en vervolgens vanuit dat geloof gaan handelen. Nu is dit specifieke verhaal toevallig niet een verhaal, dat we graag geloven. We geloven immers liever dat iemand heel slecht is, dan heel bijzonder. De 'patiënt' die het wat handiger aanpakt, wordt echter door veel mensen wel geloofd.

Met betrekking tot dat probleem -- mensen geloven verhalen die ze rationeel gezien niet zouden moeten geloven -- heeft het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie enkele resultaten opgeleverd:
1. het gaat niet om een specifiek 'mooi' verhaal, maar om 'mooie' verhalen in het algemeen;
2. het gaat niet om alle mensen, maar om een bepaalde groep mensen, die geneigd zijn dit soort verhalen te geloven;
3. de mensen die deze neiging bezitten scoren hoog op bevooroordeeldheid (de alfa-bètafactor): het zijn alfa's;
4. behalve dat alfa's hoog scoren op de alfa-bètafactor scoren ze ook hoog op autoritarisme en sociale dominantie. Ze willen en moeten lid van een machtige groep zijn en ze willen in die groep -- koste wat het kost -- qua status zo hoog mogelijk komen. Ze willen tot iedere prijs de top van de piramide bereiken.

De wortel van het kwaad meten we door een vragenlijst te laten invullen. We meten goedgelovigheid als (algemene) bevooroordeeldheid (generalized prejudice). De bereidheid om vooroordelen ten opzichte van verschillende minderheidsgroepen te omarmen. Het gaat er niet om, wie je gelooft te zijn, maar het gaat erom, hoe je reageert op irrationele, emotioneel geladen uitspraken over mensen behorend tot minderheidsgroepen.

Een aspirant 'sterke man' op een zeepkist in Hyde Park, is slechts een roeptoeter op een kist, zoals je er daar wel meer hebt. Zo lang iedereen rustig doorloopt, is er geen enkel probleem. De man schreeuwt maar wat. We leven in een vrije samenleving: dat moet kunnen. Helaas blijkt het niet te kunnen. Sommige mensen in het publiek worden geraakt door de woorden die de man schreeuwt. Wat hij zegt, klinkt goed voor hun gevoel. Hij belooft een betere toekomst. Wie wil dat nu niet. Hij geeft aan waar alle problemen vandaan komen. Dat zijn de slechte en gevaarlijke X. Hij vertelt zijn publiek dat het behoort tot een superieur ras. Stel dat dat nu eens waar zou zijn. Dat zou toch best leuk zijn.

Willen we dus verder komen, dan moeten we duidelijk krijgen waarom alfa's de neiging hebben voor het verhaal van de sterke man te vallen, terwijl bèta's er niets van moeten hebben. Wat maakt dat bèta's hun schouders ophalen bij het verhaal van de sterke man, terwijl alfa's de roep van de sterke man vaak niet kunnen weerstaan? Wat drijft de gelovige?


De opbrengst van het Comprova-artikel tot nu toe

Toen kwam in de Volkskrant het artikel over de strijd van Comprova tegen nepnieuws langs (hier). Waarom geloven mensen nepnieuws? Konden we uit het Comprova-verhaal  iets leren over nepnieuws?

Wat me na bestudering van het verhaal opviel, was dat het verhaal zelf ook weer een 'mooi' verhaal was. De feitelijke basis ontbrak. Men streed tegen 'mooie' verhalen, stelde men, maar produceerde vervolgens zelf een nieuw 'mooi' verhaal. Het ene 'mooie' verhaal zag men als goed, het andere 'mooie' verhaal als fout.

Maar bèta's zouden al die 'mooie' verhalen gewoon beschouwen als 'mooie' verhalen. De feitelijke basis is niet in orde waardoor het uiteindelijk allemaal gebakken lucht is. Kennelijk hadden we hier dus van doen met alfa's en het bijzondere was dat die onderscheid zagen tussen twee verhalen, waar bèta's dat onderscheid niet zagen.

Wat het Comprova-verhaal duidelijk leek te maken, was dat alfa's verhalen op een totaal ander criterium beoordelen dan bèta's. Bèta's focussen op de feitelijke juistheid van een verhaal, terwijl alfa's focussen op het sociale effect van het verhaal.

Een tweede punt dat naar voren kwam, was dat alfa's verhalen onderverdelen in 'goed' en 'fout'. Een verhaal dat voor alfa's bijdraagt aan een betere plaats in de rangorde is goed. Omgekeerd zal een verhaal dat die plaats bedreigt, fout zijn. Verder kunnen ook verhalen bestreden worden om zichzelf op die manier te profileren. De nadruk in dat geval ligt echter steeds op verhaalproductie en strijd, niet op informatie en onderzoek.

Deze dubbele tweedeling leidt in totaal tot het bestaan van vier soorten verhalen:
1. 'goede' feitelijk kloppende verhalen (ware verhalen die een alfa niet bestrijdt);
2. 'foute' feitelijk kloppende verhalen (ware verhalen die een alfa bestrijdt);
3. 'goede' 'mooie' verhalen (onware verhalen die een alfa uitdraagt);
4. 'foute' 'mooie' verhalen (onware verhalen die een alfa bestrijdt).
Bij deze indeling is het voor bèta's verleidelijk zich vooral te richten op categorie 1. Op die manier voorkomt men problemen met alfa's. Alfa's zullen zich vooral richten op categorie 3: 'mooie' verhalen om uit te dragen. In deze twee categorieën zullen dus naar verwachting de meeste verhalen zitten.

Verhalen in categorie 2 zien we later als wetenschappelijke doorbraken. De empirie dwong de alfa's uiteindelijk het 'foute' idee toch te accepteren. In het geval van Galilei en de Kerk zijn er nog steeds alfa's te vinden, die geloven dat de man toch ongelijk had. Acceptatie door alfa's moeten we dus meer zien als het geleidelijk uitsterven van de desbetreffende alfa's. De jongere alfa's zien het probleem tenslotte niet meer.

De clash tussen verhalen in categorie 3 en categorie 4 bestaat vooral voor de betrokken alfa's. Het gaat om de strijd tussen geloven, religies, ideologieën. Een bekend voorbeeld is de strijd tussen het fascisme en het communisme. De ene groep bestrijdt de andere groep en daarmee ook het verhaal van die groep. Beide verhalen ogen belangrijk anders, maar leveren in de praktijk hetzelfde op: een totalitaire samenleving.

Het gegeven dat alfa's verhalen onderverdelen in 'goed' en 'fout' leidde vervolgens tot het bijstellen van de definitie van vooroordeel en 'mooi' verhaal (hier). Een 'mooi' verhaal of vooroordeel heeft in de nieuwe formulering vier bestanddelen:
1. het is niet goed gebaseerd op feiten (irrationeel geloof);
2. het gaat over mensen of sterk aan mensen gerelateerde zaken;
3. het bevat emotie;
4. de emotie is gericht ('wij zijn goed', 'zij zijn slecht').

Maar wanneer vooroordelen zowel positief ('wij zijn goed') als negatief kunnen zijn ('zij zijn slecht'), zijn positieve vooroordelen ook een vorm van discriminatie en agressie. Zaken als medailles en het toekennen van prijzen zijn daar voorbeelden van (hier).

Het reduceren van informatie tot emoties verklaart ook waarom alfa's hun eigen vooroordelen niet zien. Het vooroordeel heeft voor de alfa een positieve lading, terwijl de term 'vooroordeel' een negatieve lading heeft. De positieve emotie is niet verenigbaar met de negatieve emotie (hier).

Al met al lijkt dat geen slechte opbrengst voor een enkel artikel. Ik denk echter dat het Comprova-artikel misschien ook kan verduidelijken, hoe nepnieuws werkt, doordat het een aantal voorbeelden geeft en een aantal kenmerken noemt. Ik ga daar in de volgende post verder op in.





Twee verschillende problemen door elkaar


Wanneer ik de vorige blogpost herlees (hier), denk ik te zien dat er twee verschillende problemen door elkaar lopen. Aan de ene kant is er het probleem van de probleemomschrijving. Welke vraag probeer je precies te beantwoorden? Aan de andere kant is er het probleem van de toetsbaarheid. Een antwoord op de vraagstelling moet getoetst kunnen worden om zekerheid te krijgen over de juistheid.

Hoe moet je in algemene bewoordingen de vraag formuleren die we in het 'empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' proberen te beantwoorden? Op basis van wat we nu denken te weten, draait het allemaal om bevooroordeeldheid. Mensen lijken twee verschillende gedragssystemen te beschikken, een rationeel systeem en een irrationeel systeem, waarbij bevooroordeeldheid lijkt te meten in welke mate men geneigd is het irrationele systeem te hanteren.

In de vorige blogpost noemde ik dat het Kaïn-probleem naar het verhaal in de Bijbel over Kaïn die zijn broer Abel doodde. Kennelijk zag men dat in die tijd niet als een toevallige geweldsdaad, maar als iets dat karakteristiek was voor de nieuwe tijd. Het voorval paste kennelijk niet bij de oude tijd (het verblijf in het paradijs, de hof van Eden, de tijd voordat de landbouw was uitgevonden), maar zag men als typerend voor de nieuwe tijd.

In overeenstemming met dat verhaal lijken moderne mensen twee opties te hebben om te overleven. In het ene geval ontwikkelen ze hun productieve kant verder, het rationele systeem 2. In het andere geval beperken zich tot het toch al aanwezige irrationele systeem 1 en ontwikkelen ze hun manipulatieve kant verder.

Je verwacht dat in een samenleving met rijke voorraden het irrationele systeem, wat Kahneman 'fast thinking' noemde of 'systeem 1', steeds verder de overhand krijgt. Het bemachtigen van bekrachtiging wordt steeds meer afhankelijk van andere mensen in plaats van de harde natuur. Daardoor wordt het rationele systeem, wat Kahneman 'slow thinking' en 'systeeem 2' noemde, niet langer getraind en ontwikkeld.

Ik omschreef dat eerder als 'alfaïsering'. Doordat bevooroordeeldheid de variabele is die het best onderscheid maakt tussen alfa's en bèta's kan men dat ook aanduiden als de alfa-bètafactor. Het probleem is dan dat moderne landbouw-samenlevingen geleidelijk aan steeds verder opschuiven in de alfarichting. Men is steeds minder geneigd tot productie en steeds eerder geneigd tot corruptie, geweld en 'mooie' verhalen. Men gaat steeds minder denken in wat feitelijk is en steeds meer in wat men zelf wil hebben.

'Alfaïsering' klinkt nog wat abstract. Je kunt het echter ook het Kaïn-probleem noemen. Geleidelijk aan krijgen we steeds meer Kaïns en steeds minder Abels, precies zoals in het Bijbelverhaal al beschreven werd.

Als wat we op basis van het beschikbare onderzoek denken te weten, dus klopt, is bevooroordeeldheid de variabele die het verschil aangeeft tussen de productieve Abels en de opvliegende en gewelddadige Kaïns. Algemener geformuleerd: bevooroordeeldheid is de alfa-bètafactor.

Over bevooroordeeldheid weten we ondertussen vrij veel. Ik noem een paar punten.
1. Het is de standaard maat voor geneigdheid tot discriminatie en agressie.
2. Het meet de geneigdheid tot irrationeel geloof en het omarmen van 'mooie' verhalen.
3. Het meet emotionaliteit (systeem 1).
4. Het indiceert gerichtheid op (het imponeren en onderwerpen van) mensen.
5. Het meet de geneigdheid zich achter een strongman op te stellen.
6. Het meet het verschil tussen alfa's en bèta's.
7. Het meet de manier van denken: inductief of dogmatisch.
8. Het bepaalt de manier van taalgebruik: beschrijvend of propagandistisch (tacts of mands).
9. Het bepaalt het soort waarheid dat men hanteert: objectief of subjectief.
10. Het bepaalt de manier waarop informatie verwerkt wordt (diepgaand of oppervlakkig). 
11. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met autoritarisme: bij de groep willen horen, de leider willen gehoorzamen.
12. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met sociale dominantie: de baas willen zijn, de sociale top willen bereiken.

Het meten van bevooroordeeldheid lijkt niet meer echt het probleem te zijn. Allereerst is er de standaard manier via het voorleggen van een behoorlijke reeks vooroordelen (generalized prejudice). Een tweede mogelijkheid is via de twee variabelen die samen bevooroordeeldheid vrijwel volledig voorspellen: autoritarisme en sociale dominantie.

Een derde manier die soms uitermate handig is, is door wat iemand geschreven heeft, te analyseren op de punten van de basic five. Bèta's schrijven totaal anders dan alfa's. Ik zou me kunnen voorstellen dat die analysemethode voor alfa's misschien problemen oplevert, maar bèta's lijken die methode ook zonder dat ze er formeel mee op de hoogte zijn, zelf al vaak toe te passen. Ze hebben een soort ingebouwde bullshit-detector, lijkt het vaak. Dit klopt met wat we weten over hun lage scores op bevooroordeeldheid. Ze zien de 'mooie' verhalen wel, maar trappen er niet in.

Een andere manier die in ieder geval voor groepen lijkt te werken, is het gebruiken van de verschilscore op kwantitatief en verbaal (hier). Studierichting als geschiedenis, filosofie, theologie en antropologie scoren dan hoog op de alfa-bètafactor, studies als natuur- en wiskunde en computerwetenschappen laag.

Wat in dit verband ook opviel, was dat het niet om kleine verschillen gaat, maar om uiterst grote. Het verschil op de alfa-bètafactor bedraagt vaak meer dan 1.5 standaarddeviatie en loopt soms op tot bijna 2. Het gaat dus om zeer grote verschillen die er bestaan tussen alfa's en bèta's.

In algemene termen zou je het probleem dat opgelost moet worden, kunnen omschrijven als: mensen gaan steeds minder rationeel denken en steeds irrationeler, hoe valt dat tij te keren? Hoe valt dat tegen te gaan? Voor dat doel zou je een overdraagbare methode willen hebben die aangetoond effectief is, om mensen rationeler te leren denken. Een methode die hun bevooroordeeldheid aantoonbaar doet afnemen. Eerder omschreef ik dat als: het openbreken van bevooroordeeldheid.

Maar stel dat je zo'n methode zou hebben, de vraag waar het dan uiteindelijk om gaat, is of die afgenomen bevooroordeeldheid ook inderdaad vertaald wordt in minder discriminatie en agressie. Leidt zo'n methode op dat punt inderdaad tot verbetering? Alleen hard empirisch onderzoek kan die vraag uiteindelijk overtuigend beantwoorden.






zaterdag 1 december 2018

Een probleem ouder en groter dan de Holocaust



Wat is het probleem precies en waar zijn we? Alleen deze blog telt op het moment aan tekst al een 440 bladzijden A4 (met ieder 500 woorden). Dat is meer dan je als normaal mens nog goed kunt overzien. Wie zeker wil weten of een computerprogramma van 440 bladzijden klopt, zal het gaan testen. Maar hoe moet je een blog van die lengte testen? Als mens en onderzoeker heb je de neiging gemakshalve veel te veronderstellen en vervolgens ijlings verder te gaan. In de praktijk zit er dan meestal wel een veronderstelling tussen die net niet helemaal klopt, waardoor het hele verhaal verandert in gebakken lucht. Laten we proberen in een soort helikopterview het geheel te overzien.

Het basisprobleem dat het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie probeert op te lossen, is een heel 'fout' probleem. Het basisprobleem is de Holocaust en dat is een 'fout' probleem, omdat het zo'n emotioneel geladen onderwerp is. Dat maakt een zakelijke bestudering lastig. Mensen verliezen zich dan snel in emotionele reacties.

Bèta's hebben op dat punt vermoedelijk een voordeel. Iemand als Bob Altemeyer is merkwaardig nuchter. Hij beperkt zich graag tot de feiten en cijfers. Maar ook een schrijver als Abel Herzberg analyseert het wezen van het fascisme mijns inziens opmerkelijk scherp, terwijl het tegelijkertijd iemand is die zich voortdurend van emotionele waardeoordelen probeert te onthouden. Dit terzijde.

Hoewel de Holocaust fungeert als het centrale probleem in het onderzoek, is het bepaald niet het enige probleem waar het om gaat. Discriminatie en agressie zijn zo oud als de uitvinding van de landbouw. Ook daarvoor sloegen mensen elkaar natuurlijk wel eens de kop in, maar niet zo massaal en zo gemakkelijk als na de uitvinding van de landbouw. Althans uitgaande van wat er tot nu toe bekend is.


Het verhaal van Kaïn en Abel

In het eerste Bijbelboek wordt het probleem al beschreven. Na de vlucht uit het paradijs (de hof van Eden), de uitvinding van de landbouw, sloeg de ene broer de andere broer uit jaloezie dood. Dat het Abel goed ging, is voor de driftige en lichtgeraakte Kaïn voldoende om hem te vermoorden, aldus het Bijbelverhaal (Genesis 4, hier).

Dat is precies het probleem waar het in het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie om draait, maar dan op een schaal die we als mens nog kunnen begrijpen en overzien. De een heeft succes, de ander voelt zich benadeeld en lost vervolgens het probleem op door de persoon die succes heeft, uit de weg te ruimen. Wie wat thuis is in het discriminatie-onderzoek ziet hier een helder en simpel voorbeeld van hoe de dingen kunnen gaan.

Als er vervolgens voorzichtig van hogerhand gevraagd wordt, waar Abel gebleven is, wordt er brutaalweg opgemerkt: 'Weet ik niet, moet ik op mijn broer passen?' Behalve dat Kaïn uiterst lichtgeraakt is (Genesis 4:5), blijkt nu ook nog dat hij liegt, zelfs tegenover God. Hij ziet dat kennelijk niet als iets doms. Meer in de trant van: lukt me vermoedelijk wel en anders lul ik me er wel uit. Verder blijkt uit dit verhaal dat Kaïn zich al bij voorbaat beroept op zijn rechten. Het is niet zijn taak op zijn broer te passen, dus God moet weten: hem valt niets te verwijten.

Aan de ene kant, door te moorden en te liegen, de rechten van anderen vertrappen, aan de andere kant zich bij voorbaat beroepen op de eigen rechten. Kaïn meet dus duidelijk met twee maten. In zijn opvatting hebben God en andere mensen geen rechten, maar mogen zijn rechten in geen geval geschonden worden. Opvliegend, leugenachtig, oneerlijk, gewelddadig en meten met twee maten zijn typerende kenmerken van double-highs (alfa's).

Een voorbeeld dat ik net tegenkwam was Hanns Rauter. Hij was tijdens de bezetting in Nederland 'Generalkommissar für das Sicherheitswesen' (iets als hoofd van de politie en BvD) en na rijkscommissaris Seyss-Inquart de machtigste man in ons land. Een aanslag op zijn auto bij Woeste Hoeve overleefde hij, waarna als vergelding ongeveer 300 gevangen Nederlanders werden gefusilleerd. Op grond van zijn hoge positie en ook op grond van zijn verdere gedrag lijkt onmiskenbaar dat hij hoog gescoord moet hebben op sociale dominantie. Maar was hij als militair wel of niet autoritaristisch? Met andere woorden: was hij een echte double-high (alfa) of alleen sociaal dominant, dus een 'man of action'. In het laatste geval gaat het om iemand die wel gevaarlijk is, maar ook scherp analytisch kan denken. In het eerste geval is de man nog gevaarlijker, maar denkt hij irrationeel en 'sociaal'. Hij babbelt en is daardoor niet goed in staat de toekomst te voorspellen.

Rauter was een hartstochtelijk Jodenhater. Hij zag de Holocaust als een morele opdracht. Dit suggereert dus dat hij volgeling/gelovige was: autoritaristisch. Ogenschijnlijk deed hij een technische studie, maar in werkelijkheid was dat bouwkunde en lijkt hij als technicus weinig neergezet te hebben. Wat verder opvalt, is dat hij grote verhalen rondstrooide over zijn verdiensten als soldaat en vrijkorps-lid, die echter na onderzoek vooral verzonnen bleken te zijn. Hij lijkt dus inderdaad duidelijk een alfa geweest te zijn of een 'man of words'.

Wat me opviel was dat hij bij zijn proces na de oorlog een totaal misleidend en laf verhaal ophing. Tijdens de oorlog wierp hij zich op als meedogenloze Jodenjager, na de oorlog had hij als 'fiere SS-militair' opeens een totaal ander verhaal. Presser schreef over zijn interview met hem (volgens de Nederlandstalige Wikipedia): "In hartstochtelijke bewoordingen, min of meer een herhaling van de betuigingen tijdens zijn proces, verwierp hij alle medewetenschap; ook toen riep hij uit, dat hij als generaal liever de epauletten van zijn schouders had gerukt dan tot die massamoord mede te werken; tijdens dit proces had hij zich maar één straf voor zulk een misdaad kunnen indenken: 'auf dem Scheiterhaufen lebendig verbrannt zu werden' (op de brandstapel levend te worden verbrand)." De sociale situatie was veranderd, daarmee was zijn verhaal ook veranderd. Hij paste zijn verhaal aan bij zijn publiek.

Terug naar Kaïn. Wie het Bijbelverhaal naleest, ziet dat Kaïn van origine akkerbouwer was, maar dat de opbrengsten bij hem voortdurend tegenvielen. In het Bijbelverhaal wordt dat voorgesteld als de straf van God, maar het lijkt logischer om te denken dat 'Dat wat is' (God, de Natuur) zich over die moord niet echt druk kon maken. Kaïn had door zijn karakter het boeren niet in zich. Wie snel wil en ongeduldig is, moet geen akkerbouwer worden, want plantjes laten groeien, schiet niet echt op en is vooral een zaak van ploeteren en lange adem.

Maar wat moest je dan doen in die tijd (vermoedelijk zo'n 1000 tot 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling) als je niet kon boeren en ook geen ambacht wilde uitoefenen? Het enige alternatief was dan in dienst treden bij een machtig Heer met een eigen legertje of zelf zo'n machtig Heer proberen te worden. Volgens het Bijbelverhaal deed Kaïn het laatste, want hij stichtte later een stad. Een stad kan niet bestaan zonder een omringend landbouwgebied en een strongman of vorst die zorgt dat de omringende boeren belasting afdragen. Kaïn was dus inderdaad een bully, een double-high, een alfa. Het Bijbelverhaal klopt hier met wat we uit onderzoek weten (met het soortenmodel).


Alfa's geloven alfa's

Wat me verder in dit Bijbelverhaal opvalt, is de reactie op de moord. In plaats van te zorgen dat een levensgevaarlijk persoon als Kaïn geen verder onheil kan aanrichten, komt hij -- nadat God heeft laten weten niet in zijn leugen te trappen -- met een zielig verhaal. 'Mijn misdrijf is zo groot, dat het niet vergeven kan worden.' Het klinkt alsof hij berouw heeft. Maar het punt waar het echt om gaat, komt daarna. 'Iedereen die mij tegenkomt, zal mij doodslaan.' Hij is bang gedood te worden. Iemand anders doden moet kunnen, maar zelf gedood worden, is niet de bedoeling en jaagt hem angst aan. Ook dat punt klopt met wat bekend is over alfa's. Het zijn vaak mensen die zeer bezorgd zijn over hun eigen veiligheid en gezondheid.

Dat doet, in het Bijbelverhaal, het hart van God smelten en hij krijgt een soort Goddelijk vrijgeleide: wie hem iets doet, zal 'zevenvoudig' gewroken worden. Die stad die hij later stichtte, kwam er echter niet zo maar en is alleen mogelijk door voldoende omringende boeren (bèta's) te onderwerpen. Hij heeft dus kennelijk zijn gewelddadige loopbaan enthousiast voortgezet.

Wie moet je dat in dit geval aanrekenen? 'God' is in het eerste Bijbelboek vooral gedefinieerd als 'Dat wat is' (Jahweh). Je mag van de Natuur natuurlijk niet verwachten dat die actief een bully te pakken neemt. Dat zullen de betrokkenen toch echt zelf moeten doen.

Het probleem van discriminatie en agressie zoals dat in Genesis al  beschreven wordt, lijkt dus uiteindelijk mogelijk gemaakt te zijn door de lakse reacties van de bèta's en overige alfa's. Vermoedelijk was men op het moment van de moord al behoorlijk bang voor de opvliegende Kaïn, die als eerste kind door zijn ouders vermoedelijk mateloos verwend was. Hij had dus alle kans om te leren dat extreme drift loonde.

Verder is het plausibel, dat de samenleving op dat moment al behoorlijk wat alfa's telde. Alfa's hebben de neiging te klitten en elkaar de bal toe te spelen. Wanneer Kaïn dus een boer (een bèta) als Abel vermoordde, zullen de alfa's in actie komen met verhalen dat Kaïn zo wel genoeg gestraft is. En dat hij er eigenlijk niets aan kon doen, omdat dat hij nu eenmaal erg opvliegend is. In hun hart zullen ze denken: die stomme boeren zijn ook irritant, opgeruimd staat netjes.

Is een dergelijk scenario realistisch? De moord op Anne Faber kon alleen plaatsvinden doordat de ene alfa de andere alfa de hand boven het hoofd hield (hier). Een ander voorbeeld van kennelijk hetzelfde: een corpslid dat een ander corpslid mishandelt en daarvoor bestraft wordt met een geldboete van duizend euro. Een groep alfa's, die een andere alfa moest bestraffen. In de praktijk wil dat dus niet echt. In de tijd van het Bijbelverhaal was het kennelijk al niet anders.

Abel Herzberg geeft in Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945 een prachtige beschrijving van dit mechanisme. Overigens zonder met het mechanisme bekend te zijn, het is dus uitgesloten dat hij op dit punt bevooroordeeld zou kunnen zijn. Hij beschrijft de Weinreb-affaire in een bijlage achterin (p. 339-347). In het boek zelf had hij ook al aandacht aan de man besteed (p. 233-237). Weinreb had duidelijk alle kenmerken van een double-high en wist in de oorlog in nood verkerende Joden veel geld te ontfutselen door ze op zijn bijzondere lijst te zetten, waardoor ze aan deportatie zouden kunnen ontkomen. De man was diep gelovig (orthodox Joods), welbespraakt, intelligent, charmant, volstrekt normloos en een uiterst handige oplichter. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Op dat moment was echter nog niet bekend wat hij allemaal had uitgespookt.

Zijn geloofsgenoten konden en wilden echter niet geloven dat die veroordeling terecht was. Ze konden hem niet zien als 'oplichter' en 'collaborateur'. Iemand die het zeer nadrukkelijk voor hem opnam was de historicus professor J. Presser in zijn in 1965 verschenen boek: Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Dit boek geldt als het meest gedetailleerde overzichtswerk van de Holocaust in Nederland. Presser schrijft hierin (aldus Herzberg): "De veroordeelde had zich aan geen enkel misdrijf schuldig gemaakt, maar was integendeel -- hij moge dan geen held geweest zijn en menselijke zwakheden mogen hem niet vreemd zijn geweest -- als redder en helper van tallozen opgetreden. En nu had men hem, in plaats van hem daarvoor te eren en te belonen, als een oplichter, bedrieger en verrader te zamen met ander gespuis in de nor gestopt. Dat kon geen zuivere koffie zijn. Hier was niet op objectieve wijze recht gesproken. Er moest iets anders achter zitten." Presser stelt vervolgens dat Weinreb zondebok is geworden, die moest boeten voor het tekort schieten van talloze niet-joden.

Kennelijk door deze bijval overmoedig geworden, schreef Weinreb om zich te rehabiliteren een boek van 1900 bladzijden dat door de omvang in drie delen verscheen: Collaboratie en Verzet 1940-1945. In dit boek kwam Weinreb uiteraard met een prachtig verhaal dat inhield dat men zijn rol in de oorlog volledig verkeerd had ingeschat. Presser schreef een uiterst lovend Ten geleide in het boek. Hij prees de kwaliteiten van het boek als 'historisch document'. Tegelijkertijd vond hij dat Weinreb 'een literaire prijs' toegekend moest worden. Hij zag kennelijk geen tegenstelling tussen die twee termen. "Andere overtuigde Weinrebianen waren de bekende journaliste Renate Rubinstein, en drs. A. Nuis", schrijft Herzberg.

Er ontstond dus in de pers een uiterst invloedrijke lobby om Weinreb te rehabiliteren. Een rechterlijke uitspraak kan echter in Nederland niet zo maar ongedaan worden gemaakt. De minister loste dat op door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te verzoeken de zaak te onderzoeken en zo mogelijk met een novum te komen, zodat de zaak opnieuw in behandeling zou kunnen worden genomen. Bijna zeven jaar later verscheen het omvangrijke onderzoeksrapport bestaande uit tachtig hoofdstukken. Veel kon natuurlijk niet meer worden bewezen. Een geval dat wel vast kwam te staan, was 'de zaak Reinkenstraat'. Een mevrouw had 25 Joodse onderduikers, waaronder een baby, in haar flat opgenomen. Weinreb gaf haar adres door aan de SIPO. Het resultaat kan men zelf invullen.

Waarom geloofden deze invloedrijke mensen na de oorlog klakkeloos het verhaal van Weinreb? Waarom geloven mensen klakkeloos het verhaal van Trump? Waarom geloofden mensen klakkeloos het verhaal van Adolf Hitler? Terwijl andere mensen niets, maar dan ook niets, van die verhalen moesten hebben. Wat we aan empirisch onderzoek hebben, wijst heel stellig naar de alfa-bètafactor.

Is dat in dit geval plausibel? Ik heb niet een nieuwe check uitgevoerd door van ieder der betrokkenen een tekst te achterhalen en die te beoordelen op de punten van de basic five. Mijn voorspelling is dat het hier inderdaad om alfa's zal gaan. Het gaat om schrijvers, het gaat om opinieleiders. Ik denk dat er behalve via de basic five nog wel meer aanwijzingen op dit punt te vinden zullen zijn.

Aan de andere kant is het natuurlijk niet zo dat iedere schrijver automatisch alfa is (hoog scoort op bevooroordeeldheid). Iemand als Herzberg valt op door zijn diepgaande analytische vermogen. Ook iemand als Willem Frederik Hermans schreef wel, maar bezat onmiskenbaar een sterk analytisch vermogen. Hij geloofde het Weinreb-verhaal dan ook bepaald niet.

Het feit dat Presser zo volledig in het verhaal van Weinreb trapte, heeft wel vergaande implicaties. Het betekent dat Presser niet goed in staat was onderscheid te maken tussen feit en fictie. In dat geval valt echter de bodem onder zijn Ondergang voor een deel weg. Natuurlijk zal een belangrijk deel nog steeds kloppen, maar een ander deel mogelijk niet meer. Als buitenstaander is het ondoenlijk om aan te geven welk deel wel klopt en welk deel niet. Ik weet niet of Herzberg zich deze implicatie realiseerde. Hij vond het vermoedelijk niet op zijn weg liggen dit punt te benadrukken.


Het Kaïn-probleem

Wat is het probleem nu precies dat we willen oplossen? Laat ik recapituleren. Het 'empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' (zoals ik het pleeg aan te duiden) is historisch gezien begonnen met de Holocaust. Door de Jodenvervolging in nazi-Duitsland ontstond de vraag: hoe is dit mogelijk? Bezitten de aanhangers van Hitler misschien een bepaalde persoonlijkheid waardoor ze zich tot hem aangetrokken voelen?

Aan een kant is dat dus een heel concrete vraag, aan de andere kant is het echter ook een vraag die terug gaat op een specifieke historische gebeurtenis. Als wetenschapper wil je graag een algemeen geformuleerde vraag. Aan die eis voldoet deze omschrijving niet. Een volgend probleem is dat het onderwerp veel te emotioneel geladen is, wat een zakelijke bestudering tegenwerkt. Je moet dus op een of andere manier los zien te komen van dat Holocaust-verleden.

Iemand als Bob Altemeyer omschrijft het probleem anders: hij heeft het over onderzoek naar 'autoritarisme'. Dat klinkt echter volstrekt abstract. Kennelijk is hij daar zelf inmiddels ook wat achter. Ik hoorde hem nu ook hanteren (hier): 'authoritarian followers'. Dat klopt echter ook niet, omdat de helft van de autoritaristen, sociaal dominant zijn. Het zijn dan dus geen 'followers', maar 'leaders'. Verder speelt sociale dominantie en dus bevooroordeeldheid ook een belangrijke rol in het totale systeem. Die omschrijving is dus en te beperkt en niet geformuleerd als probleem.

De politiek ponerologen uit het Oostblok hadden het wel over: 'the study of evil'. De bestudering van het Kwaad. Dat klinkt fraai, maar die omschrijving helpt niet echt verder.  Het doet een beetje denken aan termen als 'zonde' en 'Satan' uit de Bijbel. Wanneer we verder willen komen, moeten we de zaak juist concreet en waarneembaar maken. We moeten het kunnen meten. Door er indrukwekkende, vage termen op te plakken, gaan we alleen maar de mist in.

Ook mijn term 'het empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' helpt niet echt. Dat geeft nog steeds niet duidelijk aan om welk probleem het precies gaat. Je hebt het dan over onderzoek in plaats van over een concreet probleem.

Kun je zeggen dat het gaat om het Kaïn en Abel-probleem? Het verhaal in Genesis van Kaïn en Abel schetst waar het om gaat. Er is een slachtoffer, de dader is een sterkere partij, er is een (ogenschijnlijk) irrationeel motief en de moordpartij levert de dader sociaal voordeel op. De concurrent is uitgeschakeld en de naam van de dader als gevaarlijk mens is gevestigd.

Ik ben overigens niet de eerste die deze koppeling legt. Abel Herzberg zag in Kroniek der Jodenvervolging, 1940-1945 dit ook al. Hij zag een verband tussen de Holocaust en Kaïn en Abel en realiseerde zich, dat het in wezen om hetzelfde probleem ging.

Wat is het verschil tussen Kaïn en Abel? Abel is nuttig bezig als herder, Kaïn mislukt als boer, maar lost dat probleem op door Kaïn de kop in te slaan en vervolgens een landbouwgebied te onderwerpen. De ene zoekt het in moeizame productie, de andere zoekt het in het uitoefenen van macht. Geef hier een deel van je oogst of je gaat eraan! In een rijke landbouw-samenleving levert geweld en macht dus vaak meer op dan moeizame productie. Wie slim is, produceert niet, maar onderwerpt. Dat is ongeveer het motto van Kaïn.

In zekere zin is er dus geen probleem. Sommige mensen zullen de ene route kiezen, andere mensen de andere route. Maar in dit geval interacteren de beide groepen op een vervelende manier. De alfa's kunnen niet bestaan zonder de bèta's, maar zijn tegelijkertijd weinig rationeel. Ze handelen dus niet als een Nederlandse boer die zijn koeien vertroetelt om de melkproductie te maximaliseren, maar handelen als vrij rondlopende psychopaten. Met een 'mooi' verhaal en veel geweld proberen ze hun zin door te drijven en te krijgen wat ze willen hebben.

Het verhaal handelt over Kaïn en Abel, maar het probleem in dat verhaal is Kaïn en niet Abel. De laatste is nuttig bezig, de eerste kiest de weg van geweld, macht en het 'mooie' verhaal. Het probleem zou je dan kunnen omschrijven als: waarom kiezen mensen de Kaïn-route? Waarom kiest men voor agressie, macht en het 'mooie' verhaal?

Strikt genomen is dat vermoedelijk niet zo'n moeilijke vraag. Die route levert in de praktijk vaak grote voordelen op. Je kunt beter heerser zijn over een stad met omringend landbouwgebied dan eerzaam schaapherder. Het eerste schiet sneller op dan het tweede. In dat geval kun je mensen dus moeilijk kwalijk nemen dat ze de Kaïn-route kiezen. Op een of andere manier zul je moeten overleven en als dat op die manier de beste kansen biedt, zou je gek zijn, als je die optie niet kiest.

Verder verwacht je dat door evolutie mensen zich zullen specialiseren in één van die twee opties. Aan de ene kant zijn er bèta's nodig, aan de andere kant levert alfa zijn vaak een riant bestaan op. Hoe die specialisatie precies tot stand komt, is even een vraag (genen of omgeving), maar wanneer die specialisatie inderdaad tot stand komt, zou je dat moeten kunnen meten. En dat is inderdaad wat het onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Via bevooroordeeldheid kunnen we de alfa-bètafactor rechtstreeks meten.

Een probleem dat zo'n vierduizend jaar geleden de mensen al zeer bezig hield, kunnen we dan nu -- het heeft even geduurd -- meten. Dat wil zeggen: we kunnen het aspect waar het om gaat, observeren en kwantificeren. Als psychometrisch geschoold psycholoog zou ik denken: niet slecht. Kwantificeren is vaak de lastigste stap voor het vinden van een oplossing: een methode om de maat te minimaliseren.

We zijn dus nu de koppeling met de Holocaust kwijt en we zijn de bijbehorende emotionele lading kwijt. Het gaat nu nog slechts om het vinden van een methode om bevooroordeeldheid gericht te minimaliseren. Ompolen van die variabele levert dan misschien een beter klinkende formulering op. Je zou kunnen zeggen: we zoeken een methode om gericht en kritisch denken aan te leren.

Wanneer we het probleem op deze manier formuleren, valt de effectiviteit van mogelijke oplossingen te testen. Het probleem is zo vertaald dat we via onderzoek kunnen nagaan of onze oplossingen echt werken. We kunnen de blog van 440 bladzijden A4 op die manier reduceren tot iets dat toetsbaar is.

Het is daarbij even de vraag of bevooroordeeldheid inderdaad volledig overeenkomt met gericht en kritisch denken, maar dat er een duidelijk verband moet bestaan, lijkt vrij zeker. Verder is het nog even de vraag of leren denken voldoende is om een aantrekkelijke optie af te sluiten. Zo lang de Kaïn-route loont, zal die ook massaal genomen worden, ongeacht wat men geleerd heeft. Aan de andere kant betekent een kritischer publiek wel dat de strongman zijn aanhang van volgelingen/gelovigen verliest en zou dus inderdaad het ontwikkelen van vaardigheid in gericht en kritisch denken al belangrijke effecten kunnen opleveren.


Een massaal probleem

Het Kaïn-probleem is niet alleen een oud probleem, het is ook een massaal probleem. Het omvat niet alleen de Holocaust, maar alle genocides. En niet alleen alle genocides, maar ook vrijwel alle oorlogen. En daar houdt het niet op. Aan de andere kant van het geweldsspectrum hebben we de bully op het schoolplein en in de klas. Of de bully als baas. We hebben het gepest en de agressie op Twitter. We hebben agressie op straat, maar zeker ook in onze relaties. Relaties tussen ouders onderling, maar ook tussen ouders en kinderen zijn in doorsnee totaal anders dan wat je in samenlevingen van jagers/verzamelaars aantreft. (Ik heb op dit punt natuurlijk slechts beperkte informatie, maar inmiddels wel over twee totaal verschillende volken/groepen.)

Wanneer je erop let, zie je het probleem zelfs bij hondenbezitters terug. Hoe ga je met je hond om? Is de relatie gebaseerd op negativiteit of positiviteit? Ook op dit punt speelt de persoonlijkheid van de baas kennelijk een belangrijke rol.

Sinds de uitvinding van de landbouw is macht iets geworden, dat vaak meer oplevert dan productie. Ook die gevolgen vallen in de Bijbel na te lezen. Eerst waren de Joden slaven of horigen in Egypte. Daarna volgt een eindeloze reeks oorlogen. Vervolgens is er de ballingschap. Het vervolg staat niet in de Bijbel, maar kennen we wel. De mislukte opstand tegen de Romeinen, de talloze pogroms in Europa en tenslotte de Holocaust.

Daarbij is het niet zo dat macht en geweld beperkt zijn tot Joden. Macht en geweld lijken de basis te zijn van alle moderne landbouwsamenlevingen. Ik schrijf 'lijken', want in werkelijkheid zijn landbouw en productie de onderliggende basis en produceert dat geweld en die macht doorgaans bitter weinig, behalve veel ellende en mateloze rijkdom voor een kleine elite.

Het Kaïn-probleem is dat we in een moderne landbouwsamenleving door de succesvolle productie rijke voorraden bezitten. Het gevecht om die rijke voorraden beheerst de samenlevingen al duizenden jaren en heeft geleid tot een mensentype dat irrationeel geweld niet schuwt, maar omarmt en ziet als het hoogste doel.

De vraag waar het om gaat, is niet of dat mensentype gewijzigd kan worden. De vraag is of de voedingsbodem waarop dat mensentype gedijt, gewijzigd kan worden. Zonder zijn aanhang van volgelingen/gelovigen is de strongman slechts iemand die op een kist staat te schreeuwen. De vraag waar het om draait, is of het mogelijk is volgelingen/gelovigen rationeler te leren denken op zo'n manier dat ze het blijven doen.