donderdag 15 november 2018

Positieve vooroordelen leveren ook discriminatie op



Met betrekking tot vooroordelen is nog een ander punt van belang. Vaak wordt aangenomen dat vooroordelen negatief zijn. 'De X deugen niet.' Het gaat in ons idee vooral over haat zaaien en agressie. Maar er is geen enkele reden om te denken dat vooroordelen niet ook positief zouden kunnen zijn.

Een voorbeeld is: 'Wij, de Y, vormen een superieur ras dat voorbestemd is om over de Aarde te heersen.' Wie de heilsleer van het fascisme kent, ziet dat zowel het negatieve als het positieve vooroordeel daarin een belangrijke rol spelen.

De stelling dat vooroordelen overwegend negatief zouden zijn, berust dus kennelijk op selectieve waarneming. We focussen eerder op agressie, dan op lof. Agressie kan eerder irriteren en onze aandacht vangen, terwijl we eerder geneigd zijn lof als oké en goed te zien. De negatieve dingen wekken onze verontwaardiging, de positieve zaken zien we als iets waar we recht op hebben. Waar we niet moeilijk over hoeven te doen.

Discriminatie heeft dus ook een 'positieve' kant. Het gaat niet alleen over agressie, het gaat ook over het bevoordelen van de eigen mensen en de eigen persoon.

Het medische team dat achteloos in het onderdeel van een seconde een volstrekt foute diagnose uit de mouw schudt, benadeelt niet alleen de patiënt, maar zit ook zichzelf een extraatje toe te spelen. 'Wij hoeven geen serieus onderzoek te doen. Wij zien gewoon wat het probleem is. Wij zijn zo onvoorstelbaar goed!' Men bespaart zichzelf lastig nadenken en verkoopt aan de medische leken in de omgeving het verhaal dat men medisch gezien een superieur team vormt. Men is vooral bezig zichzelf te verkopen aan zijn sociale omgeving. Iets dat kwakzalvers overigens vaak nog handiger, effectiever en overtuigender weten te doen.

Het idee dat het bij discriminatie gaat om zichzelf voordelen toekennen, klopt met wat er bekend is over double-highs of alfa's. Een volstrekte focus op macht, het eigen belang, volstrekt normloos en bereid tot alles om de top van de piramide te bereiken. Topsalarissen zijn in dit verband een voorbeeld. Op irrationele gronden weet men voor zichzelf met handig kletsen een topsalaris los te praten.

De keerzijde van dit punt, is dat zaken als prijzen uitreiken ook een vorm van discriminatie vertegenwoordigen. Bij de toekenning van 'cum laudes' voor academische proefschriften is dat zichtbaar. De meeste mensen die een cum laude krijgen hebben doorgaans nooit iets ontdekt en zullen doorgaans ook nooit iets ontdekken. Het zijn handige babbelaars die precies weten, wat ze moeten zeggen om in de groep maximaal te scoren.

------------------------------
Het uitreiken van prijzen is ook een vorm van discriminatie.
------------------------------

Op dit punt zijn ook de nodige historische voorbeelden te vinden, waarbij het proefschrift van de natuurkundige Svante August Arrhenius, waarin hij de ionentheorie (elektrolyse) ontwikkelde, een van de bekendste is. De Engelstalige Wikipedia vermeldt daarover:
"His work focused on the conductivities of electrolytes. In 1884, based on this work, he submitted a 150-page dissertation on electrolytic conductivity to Uppsala for the doctorate. It did not impress the professors, among whom was Cleve, and he received a fourth-class degree, but upon his defense it was reclassified as third-class. Later, extensions of this very work would earn him the 1903 Nobel Prize in Chemistry."

Dat de negatieve beoordeling van zijn proefschrift onterecht was, zal duidelijk zijn. Wie zich echter verdiept in Arrhenius, ziet dat hij later ook de nodige connecties onderhield met de mensen die de Nobelprijs toekenden. Het valt dus bepaald niet uit te sluiten, dat hij op dit punt enige aandrang heeft uitgeoefend.

Dat zijn ionentheorie de Nobelprijs waardig was, lijkt me overigens buiten kijf. Het was en is een belangrijke doorbraak. Maar iemand als Albert Einstein ontving voor zijn relativiteitstheorieën (de Speciale en de Algemene) nooit een Nobelprijs. Wel voor het foto-elektrische effect.

Onze landgenoot Veltman (1931) deed samen met 't Hooft zijn belangrijke ontdekking dat de Yangs-Mills ijktheorie kon worden gerenormaliseerd in 1971, toen hij rond de 40 was, maar ontving de Nobelprijs voor die ontdekking pas in 1999, toen hij de 70 naderde (aldus de Wikipedia). Met wat pech had hij dus nooit een Nobelprijs voor zijn prestatie ontvangen. Nu kwam die prijs een beetje als mosterd na de maaltijd. Voor zijn wetenschappelijke loopbaan had hij er weinig meer aan.

Het toekennen van prijzen wordt dus snel een subjectieve kwestie waarin allerhande persoonlijke belangen en groepsbelangen een rol spelen. Prijzen en discriminatie zijn twee zijden van dezelfde medaille, tenzij de prijs volledig objectief wordt toegekend via een vast en bekend mechanisme. Iets dat normaal niet realiseerbaar is.
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten