woensdag 24 oktober 2018

De theorie van het 'mooie' verhaal leidt tot alfa's en bèta's


Laatst bijgewerkt 25-10-2018 om 1.30


Discriminatie en agressie kunnen niet zonder een 'mooi' verhaal. Op een bepaald punt in het hele proces van discriminatie en agressie is er een 'mooi' verhaal nodig om de meute in te palmen en te richten op de beoogde slachtoffers. In zijn simpelste vorm is het 'mooie' verhaal: wij zijn oké, maar zij deugen niet en zijn de oorzaak van alle ellende.

Het gaat de bron van het 'mooie' verhaal, de strongman of bully, om de macht. Om het inpalmen van de meute. De slachtoffers zijn voor hem slechts 'collateral damage'. Iets waar hij zich niet druk over kan maken, maar dat hem levert, wat hij hebben wil: macht. Na hem de zondvloed, dat idee.

De meute kan een heel volk zijn, maar het kan ook een kleine groep zijn. Soms bestaat een groep slechts uit een tweetal: de leider met zijn volgeling/gelovige. Wanneer het onverhoopt mis gaat, zien we soms slechts de volgeling/gelovige als de dader. De leider heeft eerst zijn instructies gegeven, maar was op de tijd van het misdrijf ergens totaal anders.


De theorie van het 'mooie' verhaal

Wat zegt de theorie van het 'mooie' verhaal precies? De theorie van het 'mooie' verhaal komt neer op drie punten. Allereerst moeten we onderscheid maken tussen 'mooie' verhalen en feitelijk juiste verhalen.

Ten tweede zitten we met het probleem van de verwerking. Verhalen (en informatie) kun je oppervlakkig verwerken, maar ook diepgaand. Je kunt bijvoorbeeld een boek amper lezen en dan zeggen 'heel interessant'. Maar je kunt een boek ook diepergaand lezen.

Mijn lezing van The Authoritarians van Bob Altemeyer resulteerde bijvoorbeeld in het soortenmodel (hier). Een poging de essentie zo kort en zo helder mogelijk samen te vatten. Vervolgens bleek een consequentie van het soortenmodel te zijn, dat er twee culturen moeten bestaan: een alfacultuur en een bètacultuur (hier).

Hoe kun je vaststellen of een verhaal oppervlakkig of diepergaand is verwerkt? 'Informatieverwerking' is een ongelukkige term, omdat je verwerking niet kunt zien. Wat je wel kunt zien, is het resultaat. Het 'mooie' verhaal wordt geloofd, omarmd, als waar beschouwd of het 'mooie' verhaal wordt als onzin en feitelijk niet kloppend aan de kant gelegd.

Ten derde zitten we met het probleem van de relatie tussen het soort verhaal en het soort verwerking. Als je 'mooie' verhalen hebt, zou je verwachten dat het de bedoeling is dat ze oppervlakkig verwerkt worden, zodat ze geloofd worden. Maar worden die 'mooie' verhalen ook echt geloofd en door wie dan? En door wie niet?

Je zou verwachten dat als je 'mooie' verhalen hebt, dat er dan ook een publiek moet zijn dat die verhalen mooi vindt. En je zou verwachten dat als er ook feitelijk juiste verhalen zijn, er ook een publiek moet zijn dat dat soort verhalen waardeert. Eigenlijk verwacht je dan dus een soort tweedeling. Aan de ene kant moeten er mensen zijn, die 'mooie' verhalen omarmen, terwijl ze feitelijk juiste verhalen maar saai vinden. Aan de andere kant moeten er mensen zijn, die 'mooie' verhalen niks vinden, terwijl ze feitelijk juiste verhalen omarmen en belangrijk vinden.

Wanneer Abel Herzberg de tijd en moeite had genomen om zijn waarneming dat het allemaal begint met een 'mooi' verhaal verder te doordenken, was hij dus misschien wel uitgekomen bij de twee culturen-stelling en de alfa-bètafactor. Ik moet echter onmiddellijk toegeven dat ik zonder The Authoritarians van Altemeyer als stevige ondergrond, ook nooit op dat punt zou zijn uitgekomen.

Wanneer we dus gemakshalve uitgaan van 'mooie' verhalen en de feitelijk juiste verhalen even buiten beschouwing laten, dan zullen sommige mensen die 'mooie' verhalen omarmen (accepteren). De theorie gaat echter een stap verder. Het zijn in beginsel altijd dezelfde mensen die de 'mooie' verhalen accepteren en het zijn in beginsel voortdurend bepaalde andere mensen, die niets van die 'mooie' verhalen moeten hebben.

De theorie kan dus heel kort geformuleerd worden.
1. Er bestaan 'mooie' verhalen.
2. Sommige mensen omarmen die 'mooie' verhalen.
3. Het zijn (in beginsel) altijd dezelfde mensen die de 'mooie' verhalen omarmen.

Wat zijn de minimale vereisten voor een 'mooi' verhaal? Het gaat in beginsel om uitspraken als: de X deugen niet. Zo'n uitspraak heeft drie kenmerken:
1. er wordt een gevoel gecommuniceerd (de uitspraak is verbale agressie die betrekking heeft op 'hun' of het is vleierij die betrekking heeft op 'ons');
2. het gaat over mensen (over specifieke mensen of over groepen mensen);
3. de uitspraak is niet gebaseerd op feiten (het gaat om irrationeel geloof).

Met betrekking tot een 'mooi' verhaal zijn er in beginsel twee basis-reacties mogelijk. Of we omarmen het 'mooie' verhaal, of we verwerpen het. Een belangrijke reden om het te verwerpen, is vaak: het klopt niet, het is geleuter. Strikt genomen doet de precieze reden er in beginsel echter niet toe. Het gaat om het omarmen of het verwerpen van het 'mooie' verhaal.


De invloed van de situatie

Iedereen trapt bij gelegenheid wel eens in een 'mooi' verhaal. Er kunnen situaties zijn waarin het moeilijk is er niet in te trappen. Bekend is het geval van Archie Cochrane, zelf arts en uiterst sceptisch, waarbij men een klein gezwel zou verwijderen. De opererende arts zag echter zoveel gezwellen, dat hij tenslotte veel meer wegsneed dan aanvankelijk de bedoeling was. Uiteindelijk stopte hij maar met wegsnijden. Dit was een hopeloos geval. Cochrane hoorde de diagnose, toen hij bijkwam. Hij zat vol tumoren en hoefde geen hoop meer te koesteren. Cochrane accepteerde dit nieuws tenslotte en beleefde enige moeilijke momenten. Enige dagen later kwam men hem echter vertellen, dat het om een vergissing ging. De tumoren bleken bij laboratorium-onderzoek niet kwaadaardig te zijn.

Aan alle minimale vereisten voor een 'mooi' verhaal is in het bovenstaande voorbeeld voldaan. Er werd een gevoel gecommuniceerd: het zag er slecht voor hem uit. Het ging over mensen, namelijk over Cochrane. En de uitspraak was niet gebaseerd op feiten, maar op geloof. De arts dacht dat het kwaadaardige tumoren waren, maar wist dat uiteraard niet zeker. Ook Cochrane had dat als arts kunnen weten, maar liet zich op dat moment overbluffen.

Een vrijwel identiek geval heb ik meegemaakt in mijn eigen familie. In dat geval was het slachtoffer geen arts, maar wel sceptisch. Ook hij accepteerde het verhaal echter als feit.

Iets vergelijkbaars, niet met tumoren, maar met een andere ernstige diagnose, is ook mij overkomen. Op basis van geklets en geloof wordt een vergaande uitspraak gebracht als absolute zekerheid. Dit verhaal wordt vervolgens opgesierd met veel kostbaar en indrukwekkend onderzoek dat de patiënt en de gemeenschap mogen betalen. De betrokken medici hebben zichzelf echter tegen die tijd dermate vastgepraat, dat de uitslagen van dat onderzoek geen effect meer hebben op hun eerder ingenomen standpunt. Vervolgens blijkt dat standpunt -- wanneer je het geluk hebt daar bij toeval achter te komen -- allemaal gebakken lucht te zijn. Echt uitzonderlijk zijn dit soort voorvallen dus kennelijk niet.

De Engelstalige Wikipedia vermeldt bij Cochrane (hier) het volgende citaat: "An investigation into the workings of the clinical sector of the NHS strongly suggests that the simplest explanation of the findings is that this sector is subject to severe inflation with the output rising much less than would be expected from the input". According to a review in the British Medical Journal, "the hero of the book is the randomized control trial, and the villains are the clinicians in the "care" part of the National Health Service (NHS) who either fail to carry out such trials or succeed in ignoring the results if they do not fit in with their own preconceived ideas".

Artsen hebben dus kennelijk een sterke neiging op een of andere manier steeds inefficiënter te gaan werken en trekken zich daarbij niets aan van onderzoeksuitkomsten, wanneer die niet overeenkomen met hun geloofsovertuigingen. Mogelijk zijn artsen vaak autoritaristisch en vermoedelijk ook sociaal-dominant. In dat geval gaat het dus om alfa's. Mensen die specialist zijn in het produceren van 'mooie' verhalen, die voor de slachtoffers vaak minder mooi zijn.

Cochrane ontdekte samen met collega's in 1978 dat toenemende gezondheidszorg niet leidt tot afnemende sterfte, terwijl meer dokters per hoofd van de bevolking juist leidt tot meer sterfte op jonge leeftijd. Medisch handelen is kennelijk vaak onnodig riskant handelen. Ik ben er overigens van overtuigd, als psycholoog en op grond van eigen ervaringen, dat de geestelijke gezondheidszorg op dit punt nog vele malen erger is. Zoals de Romeinen al stelden: caveat emptor, laat de koper oppassen.

Terug naar de relatie tussen het 'mooie' verhaal en het wel of niet accepteren van dat mooie verhaal als 'waar'. De situatie kan dus een belangrijke rol spelen. Wanneer je bijvoorbeeld als patiënt bijkomt in een ambulance, zoals ik zelf meemaakte, ben je op dat moment niet al te sceptisch en achterdochtig en accepteer je een 'mooi' verhaal, dat heel stellig gebracht wordt, eerder als waar.


Bevooroordeeldheid of het geloof in 'mooie' verhalen

Wat valt er verder te zeggen over het accepteren van 'mooie' verhalen? Wanneer de situatie voor iedereen gelijk is, blijft alleen de persoon met zijn eigenschappen nog over. Het wel of niet accepteren van 'mooie' verhalen is dan een persoonlijkheidseigenschap.

Vooroordelen zijn in feite korte 'mooie' verhalen. Ze hebben een emotionele lading, ze hebben betrekking op mensen en ze zijn niet gebaseerd op feiten. Wat wij kennen als 'bevooroordeeldheid' kun je dus ook omschrijven als de neiging om 'mooie' verhalen te omarmen.

Dat is de reden waarom 'bevooroordeeldheid' ook aangeduid kan worden als de 'alfa-bètafactor'. Alfa's zijn dol op 'mooie' verhalen, bèta's vinden die 'gebakken lucht'.

Het is ook de reden waarom 'bevooroordeeldheid' aangeduid kan worden als de 'kracht waarmee de strongman trekt'. De mensen die zijn 'mooie' verhaal omarmen en voor zoete koek slikken, omarmen hem ook.

Tenslotte verklaart dit, waarom we 'bevooroordeeldheid' kunnen opvatten als 'babbelfactor'. De mensen die hoog scoren op bevooroordeeldheid, omarmen probleeemloos alle mogelijke 'mooie' verhalen. Dat omarmen betekent niet alleen geloven, maar ook doorgeven, aandikken en zelf produceren. Men ziet het probleem van 'mooie' verhalen niet, doordat men die emotioneel evalueert. Het verhaal voelt goed en valt goed. Dat het 'mooie' verhaal niet klopt met de harde realiteit, is iets dat zich aan de waarneming ontrekt. En het is iets dat men als niet relevant ziet. Men wil het gezellig hebben en zo mogelijk de top van de apenrots bereiken. Om die top te bereiken moet men vooral handig babbelen en niet bang zijn de tegenstander verbaal, of op andere wijze, onderuit te halen. Men heeft voortdurend zijn woordje klaar, maar een solide onderbouwing van dat woordje ontbreekt. Men roeptoetert maar wat om de top van de apenrots te bereiken.

In schema krijgen we dus het volgende:
A.  het 'mooie' verhaal;
B.  het wel of niet accepteren van het 'mooie' verhaal
C.  alfa's accepteren het 'mooie' verhaal wel, bèta's niet.
Alfa's zijn daarbij gedefinieerd als mensen die hoog scoren op bevooroordeeldheid, bèta's laag.

Ik gebruik voor dit schema met opzet de letters ABC van het ABC-model: Antecedents, Behavior, Consequences. Helemaal kloppen, doet dat nog niet, want het feitelijke gedrag staat hier nog vermeld onder C. Eigenlijk moet het schema er dus zo uitzien:
A.  het 'mooie' verhaal;
B.  alfa's accepteren het 'mooie' verhaal, bèta's niet.
C.  ?

De vraag is dan: welke Consequenties zorgen ervoor dat alfa's het 'mooie' verhaal wel accepteren, maar bèta's niet? Alfa's zitten doorgaans tussen andere alfa's. Ze willen bij de groep horen (autoritarisme) en qua status zo hoog mogelijk in de groep komen (sociale dominantie). Om dus zo goed mogelijk in de groep te passen en de groepsnormen uit te dragen en te verdedigen, omarmt men het 'mooie' verhaal. Ook de andere alfa's zullen dat verhaal immers omarmen. Men huilt mee met de wolven in het bos.

Voor bèta's ligt de zaak totaal anders. Zij zijn gefocust op een verhaal dat feitelijk klopt. Als bèta's leven ze in een omgeving waarin discriminatie door alfa's normaal is. In dat verband moeten ze zo ver mogelijk vooruit kijken. Andy Grove omschreef die attitude ooit als: Only the Paranoid Survive. Verder is hun productie essentieel voor hun positie en veiligheid. Bèta's overleven, niet omdat ze zo populair zijn, maar omdat de alfa's niet zonder hun productie kunnen. Voor bèta's is het 'mooie' verhaal dus een niet kloppend verhaal. Het is geleuter, bullshit, gebakken lucht. Ze zullen dat echter niet altijd nadrukkelijk verkondigen, met het oog op hun veiligheid.

Uit het gegeven dat het omarmen van 'mooie' verhalen sterk bepaald wordt door de persoonlijkheidseigenschap bevooroordeeldheid, mag niet bij voorbaat afgeleid worden, dat training geen zin zou hebben. Zeker wanneer hele groepen geleerd hebben minder gemakkelijk 'mooie' verhalen blindelings te omarmen, zou dat mogelijk grote effecten kunnen hebben.

Het huidige onderwijs lijkt echter vaak vooral het tegenovergestelde te doen: leerlingen leren klakkeloos de stof of de docent napraten. Ze leren vooral de 'mooie' verhalen van de docent als waar te accepteren. Ze leren vooral sociaal aangepast te babbelen. Precies het omgekeerde van wat men zou moeten willen.

Wanneer gaat de theorie van het 'mooie' verhaal niet op? Wat is er nodig om de theorie te weerleggen? Volgens de theorie moeten mensen die hoog scoren op bevooroordeeldheid (alfa's) 'mooie' verhalen accepteren en omarmen, terwijl bèta's dat juist niet moeten doen. 'Mooie' verhalen zijn daarbij gedefinieerd als verhalen die emotie communiceren met betrekking tot mensen of groepen, maar niet gebaseerd zijn op feiten. Wie dus een 'mooi' verhaal kan vinden dat inderdaad vooral door bèta's omarmd wordt, maar niet door alfa's, heeft de theorie in beginsel ontkracht.

Ik schrijf 'in beginsel', omdat enkele items wel eens wat onbetrouwbaar kunnen zijn. Om de theorie dus overtuigend te weerleggen, zou je het liefst een reeks 'mooie' verhalen zien, die door bèta's positiever worden beoordeeld dan door alfa's.

Ook wanneer men in zo'n geval een correlatie in de buurt van nul zou vinden (in plaats van een negatieve) zonder dat men ergens een fout heeft gemaakt, is de theorie weerlegd, lijkt me. In dat geval zou bevooroordeeldheid de reactie op het 'mooie' verhaal niet voorspellen. Op zijn minst heeft men dan een voorbeeld gevonden dat niet wordt verklaard door de theorie. Er is een gat in de theorie geschoten. Voorlopig zie ik dat echter nog niet.

Het is natuurlijk niet zo, dat 'mooie' verhalen universeel zijn. Een nazi zal het verhaal dat Joden niet deugen snel instemmend ontvangen. Een Jood zal over datzelfde verhaal echter vermoedelijk toch wat genuanceerder denken. Wat voor de arts een prachtig verhaal is, hij heeft in het onderdeel van een seconde een feilloze diagnose gesteld, is voor de benadeelde patiënt een niet zo'n 'mooi' verhaal. Het is dus niet zo, dat als men maar een 'mooi' verhaal kan vinden dat niet door een groep alfa's geaccepteerd wordt, de theorie onmiddellijk in duigen ligt.

Bekend van alfa's is ook dat ze vaak een bestaand 'mooi' verhaal omarmen en dat vervolgens omvormen. Plato heeft dat en dat beweerd, maar wie er diep over nadenkt, ziet dat het toch net even anders ligt. Aan de ene kant koppelt men zichzelf aan Plato, aan de andere kant laat men zien dat men nog hoger staat dan Plato.

De belangrijkste consequentie van de theorie van het 'mooie' verhaal is dat een bepaalde groep mensen (alfa's) dit soort verhalen gelooft, terwijl een andere groep mensen (bèta's) er niets van moet hebben. De theorie van het 'mooie' verhaal is een andere manier om naar bevooroordeeldheid te kijken en een andere manier om naar de alfa-bètafactor te kijken. En tenslotte is het ook een andere manier om naar 'fascisme', 'il-liberalisme' en de 'wereldwijde ruk naar rechts' te kijken.


Waarom geloven mensen?

Die consequentie van de theorie, het geloof in 'mooie' verhalen, roept in gedachten wat ik het 'ijsbeerprobleem' noem. Een hongerige ijsbeer verzint geen virtuele zeehond om die vervolgens smakelijk op te peuzelen. Mensen lijken echter wel dingen te verzinnen en die vervolgens hardnekkig te geloven. (Het gaat hier dus om irrationeel geloof. Het geloof dat '2+2=4' en dat stenen naar beneden vallen, is rationeel.)

Veel grote geesten hebben zich al verwonderd over dit probleem. Waarom geloven mensen van alles en nog wat? Maar volgens de theorie van het 'mooie' verhaal geloven alfa's snel en gemakkelijk 'mooie' verhalen. De theorie verklaart dus het ijsbeerprobleem, althans voor alfa's.

Ik veronderstel dus dat het ijsbeerprobleem bij bèta's niet in sterke mate voorkomt. De wereld is nu eenmaal zoals die is en niet zoals wij vinden dat die had moeten zijn, geloven bèta's. Uitgangspunt van het bèta-denken is steeds dat men zo veel als mogelijk is, wil weten over de wereld. Je weet nooit of die informatie niet nog eens handig van pas komt.

Allereerst lijkt vanuit het soortenmodel duidelijk, waarom mensen 'mooie' verhalen produceren. Het doel is binnen de groep in status en macht te stijgen en op die manier zijn plaats in de groep veilig te stellen en te verbeteren. De productie van 'mooie' verhalen wordt dus verklaard door het soortenmodel.

Vervolgens verklaart de theorie van het 'mooie' verhaal, waarom dat 'mooie' verhaal geloofd wordt door bepaalde mensen. De theorie verklaart waarom een alfapubliek 'mooie' verhalen accepteert.

Het verhaal begint dus als een roddel. Vervolgens wordt de roddel in de groep als het ware versterkt. Daardoor groeit de roddel en wordt vervolgens voor de groepsleden een absolute waarheid waar niet langer aan getwijfeld kan worden. Men hanteert dus sociale bevestiging als bewijs voor de juistheid van de roddel.

Ik dacht dat er bij groepen apen soortgelijke verschijnselen zijn waargenomen. Het verschijnsel is in ieder geval ook beschreven bij een groep jagers/verzamelaars. Belangrijk in dat geval is echter dat de desbetreffende jagers/verzamelaars de 'virtualisaties' strikt beperkten tot geesten en dergelijke en niet projecteerden op bestaande mensen.

Op het moment dat dat echter in sociaal opzicht voordelig wordt, om te doen, is het voor mensen slechts een kleine stap verder. Na de uitvinding van de landbouw werd het voor sommige mensen -- voor zover we nu kunnen nagaan -- voordelig die stap te zetten.














zaterdag 20 oktober 2018

Hoe tonen we de twee verschillende soorten informatieverwerking aan?


Laatst bijgewerkt op 21-10-2018 om 2.59


De vorige blogpost gaf ik de titel mee: Bestaan er echt twee totaal verschillende soorten verhalen? Ik probeerde in die post een overzicht van de voorgaande posten te geven.

Al die voorgaande posten draaien om het verschijnsel dat er kennelijk twee totaal verschillende soorten verhalen ('mooie' verhalen en feitelijk juiste verhalen) bestaan en dat er kennelijk twee totaal verschillende manieren (systemen) bestaan om verhalen (en andere informatie) te verwerken.

Verder lijkt duidelijk dat beide soorten verhalen hun eigen favoriete verwerkingssysteem hebben. Je moet bij wijze van spreken een roman niet gaan lezen als een feitelijk juist verhaal. En een academisch proefschrift behoor je niet te lezen als een roman. Afgaande op mijn eigen ervaringen stel je in het laatste geval misschien wel veel te hoge eisen aan veel hoogleraren Letteren, maar dat terzijde.


Foute vraag

Bij herlezing van de vorige blogpost denk ik echter dat de titel fout is geformuleerd. Het probleem is niet dat we moeten aantonen dat er twee soorten verhalen bestaan, want dat is iets dat we vaak nog wel zullen willen geloven. Bovendien valt dat simpel duidelijk te maken door bijvoorbeeld nieuws en nepnieuws naast elkaar te zetten, of een roman naast een serieus proefschrift.

Die toevoeging 'serieus' is helaas noodzakelijk doordat veel proefschriften die ik onder ogen krijg, wel bedoeld zijn om op te promoveren, maar in termen van Richard Feynman vooral 'cargo cult science' vormen. Het ziet er heel wetenschappelijk uit, maar met empirische wetenschap heeft het weinig van doen. Het proefschrift is een 'mooi' verhaal, maar niet een feitelijk juist verhaal.

Dit 'voorbeeld' maakt echter meteen ook duidelijk, dat het onderscheid voor veel mensen (waaronder hoogleraren) een brug te ver is. Soms is het onderscheid maken tussen beide soorten verhalen dus lastig.

Dat doet echter niets af aan het basisprincipe. Aan de ene kant hebben we 'mooie' verhalen, waar we graag van genieten en die we graag geloven. Aan de andere hebben we feitelijk juiste verhalen, die we vaak niet zo leuk vinden om te horen en liever niet geloven, maar die voor praktische zaken toch belangrijk kunnen zijn.

Het probleem is dus niet zo zeer om aan te tonen dat er twee verschillende soorten verhalen bestaan, maar het probleem is vooral om die twee verschillende soorten verwerking aan te tonen en eventueel de relatie met het soort verhaal. We geloven vermoedelijk wel dat er twee soorten verhalen bestaan, maar we realiseren ons normaal niet dat er ook twee soorten verwerking bestaan. Dat laatste is ook begrijpelijk, omdat je de verwerking van informatie normaal niet ziet.

Hoe kun je die verwerking zichtbaar maken? Hoe kun je daar informatie over krijgen? In het voorbeeld van het aapje dat nepnieuws produceert door de kreet voor 'gevaar op de grond' te slaken, zijn er beginsel twee verschillende reacties mogelijk. De standaard reactie is zonder nadenken een boom in te vluchten. De kreet houdt in, dat er gevaar dreigt. Je moet dan niet te lang gaan piekeren, maar snel reageren. Misschien is het een keer vals alarm, maar je kunt beter het zekere voor het onzekere nemen.

De andere -- in beginsel -- mogelijke reactie, is het nieuws te gaan checken. Volgens de kreet moet er iets gevaarlijks op de grond zijn. Waar is dat gevaar precies? Is daar echt een slang of een schorpioen? Of is de kreet een truc om te zorgen dat je een lekker hapje misloopt?

Ik weet niet zeker, hoe dit bij apen precies werkt, maar bij onze Duitse herder lijken beide verschillende reacties goed waarneembaar te zijn. In bepaalde gevallen wordt er onmiddellijk en emotioneel gereageerd zonder eerst als het ware na te denken. Dat doet ze vooral als ze andere honden tegenkomt en wanneer ze denkt het huis te moeten bewaken tegen mogelijke indringers. Er wordt zonder echt te kijken, onmiddellijk overgegaan tot agressief getinte actie.

In andere gevallen waarin er iets gebeurt dat afwijkt van het normale patroon en dat ze interessant vindt, wordt de aandacht gericht. De blik wordt gefocust, de oren gespitst, de kop wat scheef, het liefst gaat ze in dit soort gevallen erbij zitten. Hier gebeurt iets vreemds, wat is er precies aan de hand, hoe moet ik dit begrijpen? Ik wil hier graag meer van weten, maar ik bekijk het eerst grondig. Althans zo komt het over.

De verwerking van de informatie wordt dus zichtbaar via het gedrag in reactie op die informatie. Het is dus niet nodig ingewikkelde technieken te hanteren om de werking van het brein zichtbaar te maken. Het is in beginsel voldoende om te kijken naar de reactie op de informatie.

Uitgaande van het voorbeeld van onze hond, ligt de focus in het ene geval op de waarneming en het begrijpen van de waarnemingen en in het andere geval vooral op actie. Verder lijkt duidelijk dat het snelle systeem, vooral gebruikt wordt in sociale situaties. Namelijk als ze een andere hond ziet of als ze een vermeende indringer ziet. Ten derde lijkt onmiskenbaar dat dit snelle reactie-systeem gekoppeld is aan agressie, status en het verdedigen van het eigen gebied. Deze drie punten lijken te kloppen met wat er bekend is over beide systemen bij mensen, maar dat terzijde.

Er is in dit verband misschien nog een aardig punt om te vermelden. Duitse herders staan bekend om hun slimheid. Het waren ooit vooral werkhonden. Door het fokken is dus een ras ontstaan dat snel snapt wat de bedoeling is. Ook een ras dat heel zelfstandig kan werken. Onze hond is in dat opzicht geen uitzondering. We gebruiken normaal bijvoorbeeld vrijwel nooit commando's, omdat ze toch wel begrijpt wat de bedoeling is.

Op het moment dat ze echter overgaat tot snelle actie, is ze -- althans zo lijkt het -- allesbehalve slim. Het lijkt dan meer een dom, ongeleid projectiel. Ook dat punt lijkt te kloppen met wat er bekend is over systeem 1-reacties bij mensen. Men handelt wel en men handelt liefst stevig en zelfverzekerd, maar inhoudelijk is er een grote leegte.

Waar het dus om gaat, is de vraag: hoe kunnen we die twee verschillende soorten informatieverwerking bij mensen aantonen?
















woensdag 17 oktober 2018

Bestaan er echt twee totaal verschillende soorten verhalen?


Laatst aangepast op 18-10-2018 om 1.58 uur


Het begon allemaal met een artikel in de NRC over nepnieuws dat zelf nepnieuws bevatte (hier). Je schrijft een artikel over nepnieuws en je gebruikt zelf een stuk nepnieuws alsof het echt nieuws is. De kans dat het de lezer zal opvallen is klein en de zeldzame lezer, die het wel opvalt, krijgt toch geen kans dat in de NRC te melden. Dus waarom moeilijk doen, als het gemakkelijk kan?

Bij dat ene artikel in de NRC over nepnieuws bleef het niet, want voor de NRC was het 'de week van het nepnieuws'. Het nepnieuws was een groot probleem, dus daar moest de krant uitvoerig over berichten.

Maar is nepnieuws wel een probleem, vroeg ik me af. Nepnieuws is immers van alle tijden. Wie gaat zoeken, vindt zelfs dat dieren vaak hun toevlucht nemen tot nepnieuws. Een aapje dat de buit wil opeten zonder dat het wordt afgepakt door een hogere aap, slaakt de kreet voor een slang op de grond. Terwijl iedereen de bomen in vlucht, kan zij op haar gemak het hapje opeten. Nepnieuws kan dus uitermate nuttig zijn voor degene die het produceert.

Het probleem met nepnieuws is dus niet, dat het bestaat, want het zal altijd bestaan, maar dat moderne mensen de meest vergaande onzin klakkeloos geloven. Net als de apen die onmiddellijk hun toevlucht zochten in de bomen.

Dat mensen bij voorbaat allerhande onzin geloven, kun je niet los zien van het onderwijssysteem. Het onderwijs functioneert kennelijk op dit belangrijke punt niet of zelfs averechts. Wat je dus nodig hebt, is een effectief programma zo dat leerlingen weer leren omgaan met nepnieuws.

In beginsel lijkt dat niet zo moeilijk, want een lastig probleem op onderwijsgebied, beter leren formuleren, heb ik samen met mijn vrouw kunnen oplossen via een online trainingsprogramma. Toen ik dat inzicht opgeschreven had, realiseerde ik me echter dat het geen zin heeft te focussen op betekenis, zolang de meeste studenten nog geen fatsoenlijke zin op papier kunnen krijgen (hier). Je moet eerst de taal basaal beheersen, pas daarna kun je focussen op de betekenis.

Die blogpost riep vervolgens een ander probleem in de herinnering. Het is wel mogelijk teksten te beoordelen, maar niet op inhoud. Althans tot nu toe. Iemand die dus wil laten oefenen met 'nepnieuws' zit met het probleem dat sommige mensen dat 'nepnieuws' als echt nieuws zullen zien, terwijl anderen het als nep zullen zien. Het klinkt misschien moeilijk voorstelbaar, maar dat is wat er tot nu toe gevonden is.

De ervaringen in Amerika met de Trump-aanhangers onderschrijven dit punt. Het begrip 'nepnieuws' valt dus niet simpel objectief te definiëren, lijkt het, omdat beoordelaars het niet eens zijn.

Vervolgens realiseerde ik me dat deze uiteenlopende beoordelingen verklaard worden door de alfa-bètafactor. Alfa's en bèta's verschillen immers per definitie over de betekenis van teksten. Alfa's zien -- volgens de definitie van bevooroordeeldheid -- vooroordelen als waar, terwijl bèta's die zien als onwaar. Op het moment dat je je groep beoordelaars beperkt tot bèta's, zou dat probleem dus opgelost moeten zijn.

Het probleem dat dan nog resteert, omschreef ik als: veel mensen geloven bij voorbaat alles dat hun op de juiste manier wordt verteld (hier). Dat lijkt typisch een trainingsprobleem. Wanneer je vaak genoeg hebt meegemaakt, dat wat je verteld wordt, niet klopt, word je geleidelijk toch wel iets voorzichtiger. Wanneer je mensen kunt leren betere zinnen te maken, kun je ze in beginsel ook leren informatie beter te analyseren. Namelijk door ze gericht te laten oefenen met nepnieuws en niet nepnieuws.

Maar iemand die informatie beter analyseert, scoort naar verwachting lager op de alfa-bètafactor. Dan heb je dus een methode om mensen rationeler te leren denken. Om de alfa-bètafactor gericht te verlagen! Om een land of cultuur minder agressief te maken (hier).

Mensen hebben soms goede redenen om nepnieuws en andere 'mooie' verhalen te produceren. Natuurlijk hebben ze soms ook goede redenen om feitelijk juiste verhalen te produceren. Waarom kiezen mensen dan voor de ene optie of juist voor de andere optie? In deze blogpost begon ik ook na te denken over de kenmerken van 'mooie' verhalen. En over een neutralere benaming voor nepnieuws en andere manipulatieve verhalen (hier).

Daarna kwam ik een stuk van Abel Herzberg tegen. Die bleek al veel eerder nagedacht te hebben over het verschijnsel van het 'mooie' verhaal. Hij koppelde dat aan discriminatie en genocide. Door onze neiging 'mooie' verhalen klakkeloos te geloven, kunnen er uiteindelijk afschuwelijke dingen gebeuren (hier).

Tegelijkertijd was Sigrid Kaag zo aardig een prachtig 'mooi' verhaal te produceren, dat inderdaad veel warme reacties ontving. Maar als je het beter las, zag je dat het allemaal geleuter was (hier).

Ging ik nu niet wat erg kort door de bocht? Enige achterdocht ten opzichte van je eigen meningen is nooit verkeerd. In tweede instantie kwam ik niet tot een andere conclusie. Verder was ik nu in staat een lijstje van zeven kenmerken te noteren voor het 'mooie' verhaal (hier).

Je bent geneigd te denken dat iedereen wel het kwalijke zal inzien van misleidende verhalen die andere mensen in een kwaad daglicht stellen. Dat bleek echter niet zo te zijn, sommige mensen zien het juist als kunst, als een gave, als bijzonder, als mooi (hier). Dat idee hangt vermoedelijk af van de cultuur waarin je bent groot geworden of van de persoonlijkheid waarmee je bent behept.

Ik was zeker niet de enige die de lezing van Kaag bedenkelijk vond, maar de redenen waarom mensen het niet met haar eens waren, werden me niet altijd duidelijk. Dat veranderde toen Max Pam in kort bestek haar verhaal even met de grond gelijk maakte. Dat leverde me een tweede afwijzende reactie met argumenten die me duidelijk leken. Leverde de alfa-bètafactor inderdaad ook in dit geval de verklaring voor die afwijzende reacties? Een dubbele check leverde hetzelfde bevestigende resultaat (hier).

Wat wij benoemen als 'bevooroordeeldheid' is dus in feite het positief of negatief evalueren van 'mooie' verhalen. Bevooroordeelde mensen (alfa's) evalueren een 'mooi' verhaal kennelijk totaal anders dan onbevooroordeelde mensen (bèta's). Als je het zo formuleert, lijkt het vooral een trainingsprobleem.

Maar als er inderdaad twee verschillende soorten verhalen bestaan en er bestaan twee verschillende manieren om informatie te verwerken, dan heeft dat grote consequenties. Bepaalde verhalen vallen dan bij voorbaat niet te geloven, andere verhalen juist wel.

Verder verklaart dat ook allerhande conflicten en het verloop daarvan. Er ontstaat immers een conflict zodra een 'mooi' verhaal door een bèta geanalyseerd wordt (harde informatieverwerking via systeem 2), maar ook een conflict zodra een feitelijk juist verhaal reacties uitlokt bij een alfa (zachte informatieverwerking via systeem 1).

In het laatste geval kun je eigenlijk niet spreken van 'informatieverwerking', omdat alfa's vooral emotioneel reageren op informatie, ze verwerken die informatie niet echt.

Verder levert een bèta die reageert op een alfa-verhaal, slechts een verhaal. Er klopt iets niet in het verhaal, is zijn boodschap. Een alfa die echter reageert op een bèta of op informatie afkomstig van die bèta, wordt emotioneel en agressief. In het ergste geval kan de bèta het niet navertellen. Zo los je als echte alfa nu eenmaal inhoudelijke problemen op.

De stelling dat er twee totaal verschillende soorten verhalen bestaan, die ieder hun eigen favoriete verwerkingsmechanisme hebben, heeft dus grote consequenties. Hoe zeker kunnen we zijn van de juistheid van deze stelling? Welke argumenten en evidentie hebben we voor deze verreikende stelling?
















donderdag 11 oktober 2018

Bevooroordeeldheid is slechts een probleem met het verwerken van informatie



Discriminatie en agressie beginnen altijd met een 'mooi' verhaal. Een verhaal dat de toehoorders een fijn gevoel bezorgt. Een verhaal dat het met de feiten niet al te nauw neemt. Ook een verhaal dat een persoon of een groep personen aanwijst als de oorzaak van alle problemen. In eerste instantie gebeurt dat in verhulde termen. Wanneer de geest echter eenmaal uit de fles is, worden de omschrijvingen steeds explicieter en wordt het verhaal steeds extremer.

Je zou dat 'mooie' verhaal een vooroordeel kunnen noemen, maar dat is een wat misleidende term. Niemand heeft ooit een vooroordeel en de mensen die vooroordelen omarmen, al helemaal niet. Zij weten volstrekt zeker dat het niet om vooroordelen gaat, maar om terechte oordelen. Verder hoeft het 'mooie' verhaal niet een algemeen verhaal te zijn, maar kan het ook een specifieke roddel zijn over iemand.

De stelling dat het altijd begint met een 'mooi' verhaal is niet helemaal waar. Het allereerste begin is -- weten we nu -- een bepaalde persoonlijkheid. Men moet genegen zijn vooroordelen te omarmen. Eenvoudiger en duidelijker kan ik het niet stellen. Het is geen mysterieuze persoonlijkheidseigenschap die alleen door een deskundige zielenknijper kan worden vastgesteld. Nee, het gaat slechts om het instemmen met emotioneel geladen oordelen. Iets dat eenvoudig te meten valt door een lijst uitspraken te laten beoordelen. Verder valt het vaak af te leiden uit de manier waarop men schrijft en betoogt.

Vervolgens is er een tweede stap die gezet wordt. Bevooroordeelde mensen zoeken elkaar op en klitten. Ze vormen groepen. Groepen bezitten een magische aantrekkingskracht op mensen die macht willen. Dit levert de leiders van de machtige groep. Discriminatie en agressie hoort bij machtige groepen, zoals voedselproductie hoort bij boeren.

Discriminatie en agressie moet gericht en geconcentreerd worden, wil het resultaat hebben. De leden van de machtige groep moeten hun marsorders krijgen. Op dit punt verschijnt het 'mooie' verhaal op het toneel. Het doel van het 'mooie' verhaal is de strijdmacht te mobiliseren, de volgelingen/gelovigen een hart onder de riem te steken en het slachtoffer of de slachtoffers aan te wijzen en te brandmerken. Dat 'brandmerken' moet men niet letterlijk opvatten. Het is voldoende wanneer de eigen groepsleden duidelijk op het netvlies hebben, wie ze moeten pakken. Wie de tegenstanders zijn, die een kopje kleiner gemaakt moeten worden.

In een eerdere blogpost (hier) gaf ik een zevental kenmerken die ik bij 'mooie' verhalen verwacht.
1. Het onderwerp van het verhaal moet op alfa-gebied liggen, het gebied van mensen en hun relaties.
2. De spreker of schrijver is alfa (scoort extreem hoog op bevooroordeeldheid).
3. Het verhaal is bedoeld en gericht op een een alfapubliek. Daarmee bedoel ik andere alfa's. Verder gewone volgelingen/gelovigen: mensen die geloven wat hun leiders hun vertellen. En tenslotte de 'men of action': mensen die bepaald niet goedgelovig zijn, maar alles willen doen voor macht.
4. Het verhaal moet 'mooi' zijn, dat wil zeggen: bij het bedoelde publiek een positief emotioneel effect oproepen.
5. Het verhaal voldoet aan de resterende punten van de basic five: het gaat uit van zachte informatieverwerking, het gaat uit van dogmatisch denken in plaats van inductief denken, het hanteert subjectieve waarheid in plaats van objectieve waarheid en het gaat om reclame/propaganda en niet om beschrijving/rapportage.
6. Het uiteindelijke doel van het verhaal is de sociale positie van de spreker (de status) te verbeteren.
7. In het verhaal wordt een persoon of een groep aangemerkt als bedreiging en als oorzaak van de problemen. Die 'anderen' fungeren als het Kwaad.

Als voorbeeld van een 'mooi' verhaal voerde ik de Abel Herzberg-lezing van Sigrid Kaag op. Ik dacht daarin de zeven verwachte punten bevestigd te zien.

Aan 'mooie' verhalen (en nepnieuws) zit echter nog een andere belangrijke kant. Bepaalde mensen omarmen ze, maar andere mensen moeten er niets van hebben. In feite werken 'mooie' verhalen, lijkt het, net als vooroordelen. Ze worden omarmd door sommige mensen, maar andere mensen moeten er niets van hebben.

Iets dergelijks was bijvoorbeeld al zichtbaar bij Mein Kampf. De meeste Duitsers moesten er niets van hebben, slechts een belangrijke minderheid omarmde het verhaal van Hitler. Indertijd was niet duidelijk welke variabele dat gedrag verklaarde. Tot voor kort dachten we vaak dat het autoritarisme (pre-fascisme) moest zijn. Inmiddels lijkt duidelijk te zijn, dat het gewoon om bevooroordeeldheid gaat. Iets dat men achteraf gezien misschien wel eerder had kunnen bedenken, maar goed, de dingen gaan zoals ze gaan.

Als de lezing van Kaag dus inderdaad een 'mooi' verhaal is, zou je verwachten dat er in een groter publiek twee totaal verschillende reacties waarneembaar zouden moeten zijn. Een bepaalde groep zou positief tegenover de lezing moeten staan, maar een aantal andere mensen zou er kritisch tegenover moeten staan. Hoewel er eerder mensen waren die bezwaren tegen de rede aanvoerden, vond ik die betogen niet altijd even helder en sterk.

In de Volkskrant van vandaag (10-10-2018) besteedde Max Pam aandacht aan het vertrek van Alexander Pechtold als leider van D66. In dat kader schrijft hij echter het volgende.

"In Sigrid Kaag zie ik, sinds zij de Abel Herzberglezing uitsprak, evenmin de gedroomde leider. Haar lezing werd bejubeld en verguisd. Ik vond haar lezing abominabel, zelfs goedkoop en populistisch. Als je nou minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingszaken bent en tevens getrouwd met een Palestijn -- geen bezwaar -- en je wordt nota bene uitgenodigd om de Abel Herzberglezing uit te spreken, dan vind ik het van een gebrek aan moed getuigen wanneer je met geen woord rept over de Palestijnse kwestie en de staat Israël. Ik kan mij voorstellen dat je zoiets te persoonlijk en te politiek gevoelig vindt, maar geef die lezing dan niet. De consequentie is nu dat Kaag oproept om vooral niet te zwijgen over de problemen in de wereld, maar dat zelf wel doet. Al noemt ze hem niet bij naam, aan het eind van haar lezing -- 'terug naar Nederland' -- suggereert ze dat er wordt gezwegen over Geert Wilders. NRC Handelsblad checkte een paar dagen geleden deze stelling als onwaar en inderdaad, geen Nederlandse politicus wordt zo vaak tegengesproken en onderuitgehaald als Wilders. In haar toespraak maakt Kaag een nummer van de clash in 1937 tussen Stalin en de schrijver Boris Pasternak. Wat ze ermee wil zeggen, is mij niet duidelijk."

In zo weinig woorden zo helder je standpunt verwoorden en beargumenteren is niet iedereen gegeven. Waarom vindt Pam de lezing niets? Het verhaal is 'populistisch', 'goedkoop' en getuigt van 'gebrek aan moed'. Ze is schijnheilig: ze roept op om niet te zwijgen, maar doet dat zelf ondertussen wel. Ze beweert een onwaarheid en het is volstrekt onduidelijk wat ze met een bepaalde passage precies wil beweren. Ik denk dat die punten de problemen met de lezing goed weergeven, zodra je hem wat beter leest.

Waarom is dit relevant in het kader van deze blog? Het eerste punt waar het mij om gaat, is dat de rede van Kaag volgens veel reacties een 'mooie' rede is. De mensen die echter wat langer, wat kritischer en wat beter kijken, zien dat er dingen niet kloppen. Dit citaat vormt dus een concreet voorbeeld van een kritische reactie op een 'mooi' verhaal.

Het tweede punt is de inhoud van de reactie. Bij mensen die de rede omarmen, lijkt het vooral om een positief gevoel te gaan, dat opgeroepen wordt. De reactie van Pam meldt: het onnodig oproepen van emoties; niet consequent zijn; onwaarheid verkondigen; onduidelijk zijn. Zaken die je eerder zult omschrijven als inhoudelijk. Het lijken me ook punten die overeenstemmen met mijn kritiek. Dit suggereert dus inderdaad dat de critici naar andere aspecten kijken, dan de mensen die het verhaal omarmen.

Als de theorie klopt, zou je verwachten dat Pam laag moet scoren op bevooroordeeldheid. Kan dat kloppen? Als je zijn citaat hierboven beter bekijkt, zie je dat het akelig trefzeker is geformuleerd. Er staat als het ware geen komma verkeerd. Het gaat dus om harde informatieverwerking.

Verder valt de inductieve manier van redeneren op. Eerst is er de lezing van Kaag, daarna de precies geformuleerde conclusie: hij ziet haar niet als gedroomd leider. Die inductieve manier van redeneren wordt consequent volgehouden.

Zit er in het citaat subjectieve waarheid? Volgens mij niet. Het is nooit zo: ik denk het, dus het is zo. Pam geeft wel zijn mening, maar doet dat helder en duidelijk. Het is slechts zijn mening.

Is het citaat propaganda of is het informatie? Pam geeft zijn mening, maar probeert niet mij zijn mening op te dringen. Ik ben vrij om anders te denken. Ik zou dus kiezen voor: informatie.

Uitgaande van dit citaat lijkt die relatie tussen lage bevooroordeeldheid en kritisch reageren op 'mooie' verhalen dus inderdaad te kloppen.

Het merkwaardige -- en ook wat griezelige hier in methodologisch opzicht, -- is dat ik een kort citaat gebruik om aan de ene kant bevooroordeeldheid af te leiden en aan de andere kant dat citaat ook gebruik om een negatieve attitude ten opzichte van een 'mooi' verhaal af te leiden. Maar kennelijk wil dat.

Ik herinner me nu echter dat Pam eerder ook openlijk schreef over de discriminatie die Hans Janmaat ten deel viel (hier). Mensen die openlijk discriminatie aan de kaak durven stellen zijn schaars. Ook via een totaal andere bron wordt dat resultaat van een lage bevooroordeeldheid dus bevestigd.

De kritische reactie van Pam bevestigt dus een belangrijk resultaat van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek: bevooroordeeldheid is de variabele die het enthousiasme voor het verhaal van de strongman bepaalt.

Dit voorbeeld lijkt echter nog iets anders duidelijk te maken. Wanneer je bevooroordeeldheid gericht wilt beïnvloeden, gaat het slechts om het trainen van tekst-evaluatie. Het probleem van bevooroordeeldheid ontstaat door niet-denken, door niet gericht en kritisch informatie te analyseren. Het probleem is dat mensen informatie verwerken via systeem 1: het automatisch werkende, emotionele systeem. Men komt niet uit boven het dierlijke niveau.

In dit verband is het ook interessant dat Herzberg er heel sterk van overtuigd was, dat nazi's van binnen leeg waren. Het waren holle vaten. Men viel op glimmend gepoetste laarzen en indrukwekkende leren jassen, maar onder die indrukwekkende bolster, zat slechts leegte. Men was onbenullig, men had geen diepgang. Dit klopt met het idee dat je bevooroordeeldheid kunt opvatten als babbelfactor. Mensen die hoog scoren, babbelen wel, maar denken niet. Men hanteert systeem 1 in plaats van systeem 2.

Bevooroordeeldheid is dus, strikt genomen, slechts een probleem met het verwerken van informatie. Ik bedoel daarmee niet dat het bij voorbaat heel gemakkelijk oplosbaar is. Het kan immers zijn dat die oppervlakkige informatieverwerking in de praktijk voordeel oplevert. Je zou dan heel onverstandig doen om ermee te stoppen.

We zijn echter geneigd bevooroordeeldheid (enthousiasme voor fascistische verhalen) te zien als een persoonlijkheidsvariabele. Als iets dat vast zit aan de persoon. Als iets dat niet valt te beïnvloeden. In werkelijkheid is het slechts (een voorkeur voor) een bepaalde manier van informatieverwerking. Dat betekent ook dat het onderwijs op dit punt een doorslaggevende rol speelt. Mensen leren op school kennelijk wel babbelen, maar niet denken, tenminste vaak niet.









dinsdag 9 oktober 2018

Over kwaadspreken wordt heel verschillend gedacht


Laatst bijgewerkt 9-10-2018 om 15.09


Het begint allemaal met een 'mooi' verhaal. Een 'mooi' verhaal dat voor de slachtoffers de dood kan betekenen. Agressie en discriminatie kunnen niet bestaan, lijkt het, zonder 'mooie' verhalen die voor de slachtoffers vaak uiterst kwalijk uitwerken.

Bij zoeken op internet op de termen 'kwaadspreken' en 'kwaadsprekerij' zag ik dat dit vanuit de Bijbel en gelovige kringen sterk wordt veroordeeld. Men doet het misschien soms wel, maar men keurt het in ieder geval expliciet af.

Ik lees in dit stuk (hier) bijvoorbeeld de Bijbeltekst: "Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan; gij zult uw naaste niet naar het leven staan: Ik ben de Here" (Lev. 19: 16-18). Het ophangen van een 'mooi', maar kwalijk verhaal, wordt hier expliciet in een adem genoemd met iemand naar het leven staan. Hem proberen te doden.

Wie de moeite neemt het stuk volledig te lezen, ziet een behoorlijk treffend beeld opdoemen van wat er bekend is over double-highs. Zelf voor rechtertje spelen, mensen beschadigen, zichzelf van alles vrij pleiten, een hoogmoedig hart hebben.

Ook dit stuk (hier) veroordeelt kwaadspreken op Bijbelse gronden. Verder beschrijft dit stukje in vijf punten de onderliggende drijfveren van de betrokkenen.

------------------------
1. Jaloezie
Jaloerse mensen roddelen meer. In 80% van de gevallen is jaloezie betrokken bij roddelen. Een beetje jaloezie is aangeboren, maar het komt erop aan hoe wij dit gevoel beheersen. Ongezonde jaloezie begint als men moeilijk kan verkroppen dat de andere het beter heeft.

2. Verbergen van eigen gebreken
Wie roddelt zegt meer over zichzelf dan over de anderen. Wat je van een ander zegt, ben je zelf.
Als je met één vinger naar iemand wijst, blijven drie vingers naar jezelf staan. Roddelen is om anderen zwart te maken en om zichzelf wit te wassen. Men legt zijn eigen fouten bij anderen. Wie jaloers is, zegt dat van anderen. Wie lui is, maakt de fouten van actieve mensen belachelijk. Wie mensen haat, zegt dat anderen hem haten.

3. Roddelzucht en sensatiezucht
Het is als drankzucht: ze kunnen niet meer zonder. Roddelen is een tweede natuur geworden en dikwijls het gevolg van een saai leven. De monotonie van het dagelijks leven wordt onderbroken met aangedikte en spannende verhalen of verzinsels. Het geeft roddelaars een opwindend gevoel en ze hopen er succes mee te hebben (ook al is het maar 5 minuten). Roddelen is dan een tijdverdrijf aan de telefoon, voor of na een vergadering, in de trein of op dode momenten van de dag.

4. Aandacht vragen
Dit ligt in de lijn van de sensatiezucht. Een aantal mensen vragen veel aandacht, teveel aandacht, en alle middelen zijn goed, ook roddelen. Ze klagen en zagen u de oren van de kop. Niets is goed, niets mag goed zijn. Overal zien ze fouten en goede dingen kennen ze niet.

5. Wraak, woede
Wraaknemers kennen geen medelijden, geen maat voor positief gedrag en ze vergeten nooit. Wraak kan tot catastrofen leiden. Zo wordt veel vijandschap gekweekt die meestal niet in verhouding staat tot de reden van de woede.
------------------------

Het portret dat hier geschetst wordt, lijkt aardig te kloppen met wat er bekend is. Double-highs zijn extreem agressief (wraak, woede) en zitten boordevol jaloezie (zodra iemand anders beter presteert of meer heeft, loopt het gal hen over). Verder zijn het mensen die extreem graag aandacht willen en overal onrecht zien dat anderen hen aandoen. Het babbelen, kletsen en roddelen is een tweede natuur geworden. Men kan niet meer goed anders. Het is een manier van bestaan geworden. Maar doordat men voortdurend sociaal bezig is, weet men uiteindelijk niets en kan men zelf niets, behalve handig babbelen. Van binnen is men inhoudelijk leeg, maar men camoufleert dat met handig, indrukwekkend en gewichtig gepraat. Een leegte die Herzberg ook al signaleerde.

Iemand die (in een specifiek geval) kwaadspreken afkeurt, maar zonder dat te baseren op de Bijbel, is Jutta Chorus in de NRC op 5 november 2017. De titel van het stuk is: De klikspaan in onszelf (hier). Ze vindt dat de #MeToo beweging het karakter heeft gekregen van laster. ". . . ik denk dat het succes van #MeToo niet het succes is van de strijd tegen seksueel geweld, maar het succes van kwaadsprekerij. Overal smijten mensen hele en halve beschuldigingen naar elkaar, en dan maar hopen dat de beschuldigde eronder bezwijkt."

Wat me bij verder zoeken op internet echter opviel, was dat sommige mensen kwaadspreken (roddelen, lasteren, het vertellen van 'mooie' verhalen die beschadigend zijn voor anderen) belangrijk anders zien. Zij zien het niet als iets verwerpelijks, maar als iets bijzonders. Als een gave, als een kunst. Ze schrijven er ook allerhande positieve eigenschappen aan toe: roddelen zou goed zijn voor de groep en voor veel andere dingen.

Ik vond een stuk van Xandra Schutte in De Groene Amsterdammer: De kunst van het kwaadspreken (hier). De titel zegt eigenlijk al genoeg. In het stuk bezingt ze inderdaad op alle mogelijke manieren het positieve van kwaadspreken. Ze stelt:
"Want roddel, daar zijn de vele sociologen die de kwaadsprekerij bestudeerden het roerend over eens, is behalve kwalijk en giftig ook de lijm die een sociaal verband hecht houdt. Roddel zorgt ook voor coherentie, handhaaft de status quo binnen een groep, is een sociaal bindmiddel bij uitstek."

Dat vertelt misschien meer over de desbetreffende sociologen, dan over de juistheid van die stelling. Wat we weten, is dat de machtige groep uiteindelijk ook zichzelf vernietigt en onder bepaalde omstandigheden kan dat heel snel gaan. Verder zijn ook de groepsleden zelf niet gevrijwaard van die groepsagressie. Denk maar aan Hitler en de Nacht van de lange messen.

Een zo'n mogelijk nog ongefundeerder verhaal waarin het mooie van kwaadsprekerij werd verdedigd, vond ik hier. Het is van Rinus Fedde, hij is hierop gepromoveerd bij de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Ik geloof niet dat deze universiteit tot nu toe ooit één serieus stuk empirisch onderzoek heeft weten te publiceren. In ieder geval is dit kennelijk meer betoog dan onderzoek.

Wat beweert hij? Kwaadspreken zou een waardevolle communicatiestroom binnen organisaties zijn. Anders geformuleerd: de negatieve verhalen over Joden die in Duitsland werden verspreid, waren een waardevolle communicatiestroom binnen het Duitse Rijk. Ik denk dat veel Joden daar toch iets genuanceerder over zullen denken, indien ze tenminste nog in leven zijn.

We zouden verder van kwaadspreken kunnen leren, stelt hij? Dat lijkt me een vrij extreme stelling. Dus ik zou zeggen: toon me de evidentie. In zijn stukje beweert hij echter alleen heel veel, maar aantonen is er niet bij. Een hoop indrukwekkend en gevaarlijk gepraat, gebaseerd op niets.

Tenslotte zou 'roddelen' een relevant onderdeel van samenwerken zijn. Daar zit iets in. Zonder die voorafgaande kwaadsprekerij had de Holocaust nooit kunnen plaatsvinden. Op die manier bekeken, heeft hij althans op dat punt gelijk.

Ik denk dat Rinus Fedde zelf niet goed weet, wat hij allemaal precies beweert. Hij toetert maar iets in het wilde weg, met de bedoeling aandacht te krijgen en interessant te klinken. Het is een lege roeptoeter, zou je kunnen zeggen. Maar dan verwacht je dat hij hoog moet scoren op bevooroordeeldheid. Mensen die kwaadspreken omarmen, zijn kennelijk vaak alfa.

Kan dat kloppen? Kwaadspreken is een vorm van agressie en alfa's zijn uitermate agressief. Het zou dus begrijpelijk zijn als ze hun eigen kwalijke gedrag voorstellen als iets heel moois. Die manier van woorden gebruiken om het eigen gedrag goed te praten, past bij wat er over alfa's bekend is. De stelling zou dus kunnen kloppen. Voorlopig hebben we echter slechts twee gevallen dus mogelijk gaat het niet altijd op.

Iets soortgelijks kwamen we ook bij de bespreking van Mein Kampf al tegen: oorlogsenthousiasme. Bepaalde groepen mensen zagen oorlog als mooi en heerlijk. Al dat waar alles in het leven om draaide. Alleen door oorlog en geweld kon men laten zien een echte kerel te zijn. En ook daar leek duidelijk, dat dat idee vooral in bepaalde literaire, romantische kringen heerste.

Zijn er bèta's te vinden die kwaadspreken verdedigen? Ik kan het me moeilijk voorstellen. Het lijkt me niet goed te passen bij hun profiel. Als bèta wil je allereerst evidentie zien en je wilt weten, onder welke omstandigheden kwaadspreken dan precies nuttig zou zijn en voor welk doel precies. Vervolgens zal een bèta iets nooit zonder voorwaarden aanbevelen. Het hele idee dat je reclame zou maken voor iets als 'ga toch vooral kwaadspreken' zullen bèta's vreemd vinden, denk ik.

Kun je de stelling omdraaien? Zijn mensen die kwaadspreken verwerpelijk vinden, automatisch bèta? Ik denk van niet. Iemand die zegt 'kwaadspreken' kwalijk te vinden, is daarmee echt niet automatisch bèta, dat wil zeggen: scoort laag op bevooroordeeldheid. Het kan immers ook een reactie zijn om toch maar vooral bij de groep te horen. Om toch maar vooral het juiste te zeggen. Een betere manier om bevooroordeeldheid vast te stellen, is dus nog steeds de standaard-manier (uitspraken laten beoordelen) of kijken naar de manier waarop men denkt en woorden hanteert (de punten van de basic five checken).





















vrijdag 5 oktober 2018

Het begint allemaal met een 'mooi' verhaal



Discriminatie en agressie begint bij mensen die daar op een bepaalde manier voor voorbestemd lijken te zijn. Voor een deel wordt het misschien aangeleerd, maar voor een belangrijk deel zal het ook genetisch bepaald zijn, vrees ik. Hoe het ook zit, het begint allemaal met bevooroordeelde mensen, zoveel lijkt nu wel vast te staan. Het is als het ware hun 'core business'. Het is hun manier om in de wereld verder te komen. Waarom moeilijk doen, als je het met een grote bek en wat handig kletsen of dreigen met geweld, ook kunt krijgen?

Maar hoe gaat het dan verder? Een tweede belangrijk punt is dat bevooroordeelde mensen elkaar opzoeken en klitten. Ze zoeken elkaar op en voelen zich veilig en op hun gemak in de eigen grote groep.

Een grote groep kan echter niet van de wind leven. Er zijn inkomsten nodig en om die inkomsten te genereren zijn er slachtoffers en onderdrukten nodig. Al zou het alleen maar zijn om de kracht en de macht van de grote groep te tonen. Het is vaak niet haalbaar een meerderheidsgroep aan te vallen. Voor minderheidsgroepen ligt dat echter anders. Minderheidsgroepen zijn immers niet echt in staat zich te verweren.


Het begint allemaal met een 'mooi' verhaal

Hoe wordt zo'n aanval of aanslag georganiseerd? (Ik veronderstel dus dat de machtige groep met haar leden er al is.) Het begint allemaal met een 'mooi' verhaal. Eigenlijk is dat dus niet zo'n mooi verhaal. Het begint soms met een enkel scheldwoord: 'hoer'. Enige tijd later was zij dood: vermoord.

Of het begint met: "Iedereen weet dat X niet deugt." Vervolgens wordt de kreet of de uitspraak groter gemaakt. Er worden details bij verzonnen, zodat het beter voorstelbaar wordt. Er worden waarnemingen bij geproduceerd: ik heb het zelf gezien. En zo gaat het verhaal verder en verder. Dan komt er een conflict. Dan komt er een verzonnen aanklacht. Dan komen er toevallige lekken naar de pers om het slachtoffer verder te beschadigen. En zo gaat het verder en verder.

Op dit punt schrijft de auteur van deze blog helaas als ervaringsdeskundige. Ik mag echter niet klagen: ik leef nog, ik ben gezond en volop productief. Iets dat de meeste van mijn soortgenoten allang niet meer kunnen zeggen, omdat ze er allang niet meer zijn. Verder moet je realistisch zijn. Zonder een leven vol van dit soort ervaringen, zou ik nooit gemotiveerd zijn voor het uitzoeken van de zaken die ik in deze blog rapporteer. Dus ieder nadeel heeft ook zijn voordeel.

Het verhaal dient om het slachtoffer aan te wijzen en te brandmerken. Het brandmerk hoeft niet daadwerkelijk op het slachtoffer gezet te worden. Het is voldoende als de eigen mensen het brandmerk op het netvlies krijgen, zodra ze het slachtoffers of de slachtoffers zien. Het verhaal hoeft niet waar te zijn. Het verhaal dient slechts om de slachtoffers te merken. Het is een oproep voor actie. Blijf niet werkloos zitten, doe er wat aan, pak ze! Bewijs dat je een kerel bent en neem er een voor je rekening! Laat zien dat met onze groep niet valt te spotten.

Discriminerende en agressieve acties van mensen in een machtige groep beginnen dus altijd met een verhaal. Een 'mooi' verhaal voor de mensen die het geloven en vertellen. Een verhaal dat echter voor het slachtoffer of de slachtoffers uitsluiting, schade, ontslag, geweld, gevangenschap of de dood kan betekenen. Ik noem slechts enkele mogelijkheden.


De zeven kenmerken van een 'mooi' verhaal

Wat zijn de eigenschappen van dat 'mooie' verhaal? Wanneer ik de voorgaande blogposten doorneem (hier, hier en hier) zie ik dat ik zoekende was. Tussen de verschillende omschrijvingen zitten soms verschillen. Ik doe hierna een poging orde op zaken te stellen. Ik ga uit van de zes punten in de laatste blogpost.

In een situatie is doorgaans een feitelijke component aanwezig en een sociale. Een feitelijke component is bijvoorbeeld een ree die men ziet, of een steen die op het pad ligt. Een sociale component is dat men niet alleen is, maar in gezelschap van iemand met bepaalde opvattingen en verwachtingen. Er is een publiek dat de spreker probeert te beïnvloeden.

Je zou verwachten dat een 'mooi' verhaal niet gaat over een concreet iets dat je ziet, maar eerder betrekking zal hebben op iemand anders of wat iemand anders gezegd of gedaan heeft. Je verwacht dus dat een 'mooi' verhaal niet focust op een ding of op een feitelijk probleem, maar op mensen of iets dat sterk met bepaalde mensen te maken heeft. In de vorige blogpost stond dit vermeld als twee afzonderlijke punten, maar het gaat in feite om een enkel kenmerk. Het onderwerp van het verhaal zal doorgaans op alfa-gebied liggen (1).

Ten tweede verwacht je dat de spreker (of schrijver) vaak een 'man of words' zal zijn (een vrouw kan natuurlijk ook), een prediker, iemand die de situatie met woorden naar zijn hand probeert te zetten. In termen van het soortenmodel: een double-high, een alfa. Over double-highs is veel bekend. Ze worden gedreven door een extreme lust naar macht en proberen die te realiseren door leider van een belangrijke groep te worden, waarbij ze uitermate sterk geneigd zijn tot discriminatie en agressie. De spreker is dus naar verwachting alfa (2).

Ten derde verwacht je dat het publiek waarvoor het 'mooie' verhaal bedoeld is, een typisch alfa-publiek zal zijn. In concreto betekent dat, dat het vooral bestaat uit andere double-highs, uit 'gewone gelovigen' of 'fanatics' (wel autoritaristisch, niet sociaal-dominant). Tenslotte zal er bij een echt machtige groep een verzameling 'men of action' rondlopen (wel sociaal-dominant, niet autoritaristisch) die wel scherp kan denken, maar omwille van de groep en de status het spel meespeelt. De bulk van het publiek zal dus informatie zacht verwerken (systeem 1) en niet hard (systeem 2). Het gaat om een alfapubliek (3).

Ten vierde verwacht je dat het een 'mooi' verhaal moet zijn. Op het alfapubliek moet het een duidelijk positief effect hebben. Het alfapubliek moet er door geraakt worden, moet er door geïnspireerd worden. Het verhaal moet het alfapubliek een emotionele kick geven, het moet gevoelens oproepen (4).

Ten vijfde verwacht je dat de punten van de basic five (hier) zullen gelden voor het verhaal. Het eerste punt van de basic five heeft betrekking op bevooroordeeldheid van de spreker. Dat punt hebben we al vermeld bij 'ten tweede'. Het vijfde punt van de basic five, zachte informatieverwerking, hebben we hierboven al vermeld voor het publiek. Dat punt zou echter ook in de tekst terug te vinden moeten zijn (5a). Er blijven dan nog drie kenmerken over: dogmatisch denken in plaats van inductief (5b), subjectieve waarheid hanteren in plaats van objectieve (5c), en propaganda bedrijven in plaats van beschrijven en rapporteren (5d).

Ten zesde verwacht je dat het doel van het 'mooie' verhaal uiteindelijk is, de sociale positie van de spreker (of schrijver) te verbeteren. Het doel is meer macht te verwerven, een hogere positie in de groep te krijgen, of het veilig stellen van de positie in de groep (6).

Er is nog een zevende aspect. Fascisten kunnen wel zonder God, maar niet zonder Duivel. Je zou dus verwachten dat men of iemand of een groep voorstelt als het Kwaad. Die anderen doen het helemaal verkeerd en vormen een bedreiging (7). Het doel van de babbel is uiteindelijk jezelf te verhogen en anderen te verlagen. Dat gaat het eenvoudigst door een bedreigende ander te verzinnen.


De lezing van Kaag opnieuw gecheckt

Ik gebruikte in mijn vorige blogpost de Abel Herzberg-lezing van Sigrid Kaag als voorbeeld van een 'mooi' verhaal. Inmiddels heb ik de kenmerken van het 'mooie' verhaal wat herzien en uitgebreid. Kan deze lezing nu nog steeds gelden als voorbeeld van een 'mooi' verhaal of moet ik mijn mening herzien? Het is ook goed mijn oordeel nog eens te checken. Soms zie je zaken later anders.

Door de onduidelijke opmaak van de lezing op de site van D66 was mij bij eerste lezing de titel van de toespraak niet duidelijk. Inmiddels begrijp ik dat de titel was: Wees niet stil, wij zijn met velen. De titel is kennelijk bedoeld als een aansporing aan het publiek om zich te laten horen. Wanneer ik echter de reacties op de site van de NRC lees, krijg ik niet zo'n hoge dunk van 'Das Gesundes Volksempfinden'. Er zit weinig diepzinnigs tussen. Het is vooral oppervlakkige kretologie.

Maar goed. De strekking van de titel is natuurlijk dat we ons moeten laten horen, als er verwerpelijke zaken gebeuren. Dat klinkt mooi, maar klopt het wel? In een democratie zou je een sterke overheid moeten hebben met verantwoordelijke politici, die in actie komen als er echt verwerpelijke dingen gebeuren. Het is niet de taak van de doorsnee-burger eigen rechtertje te spelen. Wanneer iedereen zelf op foute mensen begint te jagen en die probeert te straffen, is dat een recept voor burgeroorlog. En een recept dat neerkomt op: de machtigste heeft altijd gelijk.

Het enige verweer tegen fascistische groeperingen is een sterke overheid, die zorgt dat de welvaart rechtvaardig verdeeld wordt, die zorgt dat misstanden worden aangepakt en die zorgt voor maximale individuele vrijheid. Wanneer je je dat realiseert, betoogt die titel vooral het tegenovergestelde. Het is een titel in de trant van: jullie moeten het zelf maar uitzoeken.

De lezing is opgebouwd uit een aantal paragrafen:
- Geboren in stilte;
- De stilte van het wegkijken;
- Sluipend gevaar;
- De waarde van de EU;
- Halve waarheden;
- Voorrecht;
- Het gevaar van uitsluiting;
- Euforie;
- Tribaal identiteitsdenken;
- Moskou, 1937;
- Wees niet stil.
Het is natuurlijk goed om je betoog onder te verdelen en te structureren. In dit geval kan ik echter weinig lijn in de verschillende stukjes ontdekken. Het lijkt me, ook nu ik de lezing al behoorlijk goed ken, een nogal chaotische collectie.

Ter vergelijking, iemand als Richard Feynman verdeelde zijn lezing Cargo Cult Science niet in afzonderlijke stukjes, maar leverde toch een heel begrijpelijk en helder betoog over een onderwerp dat eigenlijk niemand aandurfde (hier). Bij Kaag is het meer springen van de hak op de tak en ontbreekt een duidelijke probleemstelling. Dat klopt ook met mijn idee dat ze niet een concreet probleem probeert op te lossen, maar probeert emoties op te roepen.

Uit de tweede paragraaf, De stilt van het wegkijken, pak ik de volgende passage. Het gaat dus over wegkijken en je mond houden. Ze zegt in dat kader:
"De bittere les van de geschiedenis is dat in de stilte van het zwijgen de dissonant van stigmatisering, uitsluiting en vervolging manifest wordt. Abel Herzberg worstelde als overlever met de vraag: waarom? Zijn biograaf zei daarover: 'Het ging niet zozeer om de gruweldaden. Het ging niet om de laatste stap. Het ging om de eerste… Want dan komen de gruweldaden vanzelf.'"

Deze alinea roept veel emoties op, vooral als je hem voor het eerst hoort. Wanneer je echter meer tijd hebt en neemt, zie je dat de eerste zin vol dure termen staat, maar verder nergens op slaat. Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, ziet dat juist het geschreeuw van de massa om ontwapening en om vrede, Hitler de kans gaf te doen, wat hij heeft gedaan. Het probleem was niet dat de grote massa Hitler wilde stoppen, het probleem was dat de grote massa niet verder keek dan zijn neus lang was.

En dat niet verder kijken dan je neus lang is, is een typerend kenmerk voor fascisme, weten we inmiddels. Fascisme was dus niet slechts een Duits probleem, maar een internationaal probleem, net als nu.

De zin over Abel Herzberg is vervolgens ronduit misleidend. Hij worstelde niet, maar hij zocht gericht en dacht gericht over het probleem na. En het ging inderdaad om die eerste stap, die hij zag. Het begint allemaal met een 'mooi' verhaal. Om die reden waarschuwt hij expliciet tegen het geloof in 'mooie' verhalen, want daar komt alleen maar ellende van. Maar dat advies moeten we dan dus ook op deze lezing toepassen! Dus graag feiten en niet allerhande vage kreten.

De stelling van Herzberg was dus niet, dat je vooral heel hard moest schreeuwen. Zijn stelling was juist dat je vooral geen dingen zo maar moest geloven. Je moest proberen te checken wat er verteld werd. Probeer je te beperken tot de feiten. Wees achterdochtig.

In de paragraaf Sluipend gevaar merkt ze op: "De stilte van het zwijgen, als een totaalverbod op een godsdienstige tekst wordt voorgesteld. De stilte van het zwijgen, als een totaalverbod op de bouw van gebedshuizen wordt bepleit. De stilte van het zwijgen, als de gescandeerde roep om het verminderen van de aantallen van een hele bevolkingsgroep wordt opgezweept. Dat is stilte die een sluipend gevaar in zich draagt. Dat is stilte die onze waarden en uiteindelijk ons allemaal bedreigt."

Dat klinkt weer prachtig en roept een goed gevoel op. In werkelijkheid was een ander 'godsdienstig' boek Mein Kampf in Nederland al heel lang verboden. In werkelijkheid werd een vereniging verboden, omdat men de doelstelling van die vereniging niet onderschreef. In werkelijkheid worden de burgerrechten al tientallen jaren uitgehold en D66 vindt het prima of doet, als puntje bij paaltje komt, niets, omdat het pluche trekt.

Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. De lezing biedt volop aanknopingspunten van holle frasen, zaken die niet kloppen en ga zo maar door. Terug naar mijn zeven criteria. Kloppen die nog steeds?

1. Het onderwerp moet op alfa-gebied liggen. Een probleem met deze rede is dat er in feite geen onderwerp is. Het is een ratjetoe. Maar de onderwerpen die wel aan de orde komen, liggen onmiskenbaar op alfagebied.

Je zou dat bij Feynman ook kunnen stellen. Het verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap ligt, uiteindelijk, op mensengebied. Dat is waar, denk ik, maar zijn behandeling is strikt rationeel en inductief. Maar goed, het punt blijft en is misschien ook interessant.

Kennelijk is het mogelijk een alfa-onderwerp via de bèta-methode aan te pakken. Iets dat deze blog in feite ook doet. Is het dan nog een alfa-onderwerp? Ik denk van niet. Waar is de alfa die wegloopt met de rede van Feynman over 'cargo cult science'? Welke alfa's lopen weg met het boek The Authoritarians van Bob Altemeyer? Welke alfa's lopen weg met deze blog?

2. De spreker is alfa. Daar lijkt me geen twijfel over mogelijk.

3. Het gaat om een alfapubliek. Ik ben zo vrij mezelf even niet mee te rekenen. Wat ik zie aan commentaren op internet en in de pers: ja, onmiskenbaar. Er is misschien een enkele bèta die zich verdiept in haar verhaal, maar de meerderheid van de reacties komt van alfa's. Publiek bij dat soort lezingen: idem.

4. Het moet een 'mooi' verhaal zijn. Dat is het. Iedereen vindt dat, ik ook. Het roept veel emoties op.

5. De a, b, c en d van de basic five moeten gelden:
- de tekst moet uitgaan van zachte informatieverwerking;
- er wordt dogmatisch gedacht in plaats van inductief;
- de spreker hanteert subjectieve waarheid in plaats van objectieve;
- het gaat om propaganda en niet om rapportage  (descriptie).
Mijn antwoorden zijn respectievelijk: ja, ja, ja en ja.

6. Het doel is de sociale positie van de spreker te verbeteren in plaats van bij te dragen aan de oplossing van een concreet probleem.
Lijkt me onmiskenbaar. Ja, dus.

7. De anderen doen het verkeerd en vormen een bedreiging.
Ze noemt de anderen niet bij name, maar er zit onmiskenbaar een element in de lezing van: zij doen het fout. Zij bedreigen ons mooie Nederland. Zij bedreigen onze rechtsstaat.

Ook uitgaande van de opnieuw geformuleerde kenmerken voor 'mooie' verhalen en bij nieuwe lezing van de rede lijkt me mijn conclusie terecht: haar rede heeft alle kenmerken van een 'mooi' verhaal.


De weinig bekende term 'mooi' verhaal

Bij nazoeken via Google leek de term 'mooi' verhaal niet echt bekend en niet echt voor te komen, althans niet in de betekenis die ik bedoelde. Google kan bij mijn weten enkele aanhalingstekens niet goed verwerken, dat zou in dit geval ook mee kunnen spelen. Toch gebruikte ook Abel Herzberg de term. Kennelijk is de term dus in bepaalde kringen wel bekend (geweest). In het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide (1950-1970), hoorde ik de term vaak. En de betekenis was dan inderdaad: leuk gesproken, leuk bedacht, maar mij neem je er niet tussen.

Dat de term niet bekender is, vind ik vreemd. Je hebt aan de ene kant feiten en aan de andere kant fictie. Dat betekent dat je in beginsel twee soorten verhalen moet hebben. De rapportage of het feitenrelaas en aan de andere kant de 'mooie' verhalen. De verhalen die veel los maken, maar waarvan de feitelijke juistheid nogal twijfelachtig is. Zoeken via synoniemen.net levert in dit verband de termen 'verslag' en 'verhaal'. Het probleem is natuurlijk dat een 'verslag' al snel wat gekleurd is. Feit en fictie worden dan gemengd.

Hoe zou je de term 'mooi' verhaal in het Engels moeten vertalen? Ik kom na wat zoeken uit bij 'story' en 'tale'. Volgens Wordhippo (hier) is een 'story' allereerst een opeenvolging van echte of fictieve gebeurtenissen. De tweede betekenis is: een leugen, fictie. Iets als 'story' is dus bij voorbaat uiterst verdacht. Het is een verhaal, dus het zal vaak verzonnen zijn.

Een 'tale' heeft nog maar een paar gangbare betekenissen volgens Wordhippo (9, 10 en 12). Betekenis 9 staat onder meer voor 'kwaadaardig verhaal'. Betekenis 10 staat voor het eerdere 'story'. Betekenis 12 is 'slang' en staat voor: "The fraudulent opportunity presented by a confidence man to the mark of a confidence game." Deze term staat dus inderdaad voor het verhaal van een oplichter. Iemand die je met een 'mooi' verhaal probeert te krijgen, waar hij je hebben wil.

De term 'nepnieuws' is vooral van de laatste tijd en heeft het bezwaar dat het vooral lijkt te gaan over (verzonnen) nieuws. Dat lijkt me een wat onnodige inperking. C.P. Snow gebruikte de term 'hot air' in zijn oorspronkelijke column The Two Cultures voor filosofie die tot niets leidde. Wij zouden dat vertalen als 'gebakken lucht'. Voor een imponerend verhaal wordt ook wel de term 'bullshit' gebruikt. Soms afgekort als 'BS'. 


Waarom is het onderscheid niet populair?

Waarom is het onderscheid tussen 'mooie' verhalen en feitelijke verhalen weinig gangbaar, kan men zich afvragen. In de alfacultuur leeft men overwegend in een sociaal-verbale wereld. De harde empirische werkelijkheid wordt meestentijds op grote afstand gehouden. Uitspraken ontlenen daardoor hun betekenis aan het sociale effect dat ze hebben. Wanneer iedereen een uitspraak waar vindt, is die -- voor veel mensen -- waar. Men ziet de externe werkelijkheid daardoor als hooguit een lastig iets, dat onnodig belemmeringen opwerpt. Door die voortdurende focus op de sociale werkelijkheid valt de externe werkelijkheid als het ware weg. Men ziet de externe werkelijkheid niet, dus is die er ook niet. Men maakt het onderscheid niet.

Verder geldt het in de alfacultuur ook vaak als onbeleefd en onaangepast om te twijfelen aan het verhaal van de gesprekspartner. Kritische opmerkingen zijn standaard niet welkom. Vragen als: wat bedoel je precies met die term?, zijn al helemaal niet de bedoeling, want doorgaans weet men dat zelf ook in de verste verte niet.

Voor bèta's ligt het onderscheid feit/fictie echter anders. Aan de ene kant hebben ze te maken met de machtige groep die leeft in de sociale werkelijkheid. Aan de andere kant hebben ze te maken met de harde natuur en moeten zaken dan wel feitelijk echt kloppen. Bèta's zien het onderscheid daardoor als heel essentieel, maar vormen slechts een minderheidsgroepering, die bovendien nog vaak haar mond moet houden of vooral andere dingen doet dan diepzinnig leuteren. Bèta's zijn bijvoorbeeld in de politiek en de media schaars vertegenwoordigd.

Ik weet natuurlijk niet zeker of deze verklaring klopt. Wel lijkt duidelijk te zijn, dat bèta's grote waarde hechten aan het onderscheid, terwijl ik bij alfa's inderdaad wel heb meegemaakt dat het onderscheid voor hen niet bestaat, doordat ze de externe werkelijkheid niet zien of zien als irrelevant. Ze leven dan als het ware in een verbale wereld van taal en vage, abstracte 'ideeën'. In werkelijkheid ontlenen die ongrijpbare ideeën hun betekenis aan het sociale effect dat ze op de tegenstander hebben. Die ongrijpbare ideeën hebben een totaal andere functie dan descriptie. Voor bèta's die gewend zijn te denken in termen van descriptie, maakt dat die ideeën nog ongrijpbaarder.

Afgaande op de reacties op de rede die ik gelezen heb, lijkt het dat veel mensen het onderscheid in het geheel niet meer zien. De emoties die de rede oproept, zijn voor hen als het ware feiten geworden. 'Feiten' lijken zaken te zijn, waarover ze hebben horen praten, maar die in hun opvatting niet echt bestaan. Er is alleen nog het verhaal en de emoties die door dat verhaal opgeroepen worden. Dat suggereert dat veel mensen tegenwoordig hoog scoren op de alfa-bètafactor. De cultuur is aan het alfaïseren.




























woensdag 3 oktober 2018

Het 'mooie' verhaal van Sigrid Kaag


Laatst bijgewerkt 6-10-2018 om 4.46


De NRC levert vandaag (2 oktober 2018) naast de naam van de krant op de voorpagina, een intrigerende aankondiging: "'Mensen kunnen niet gereduceerd worden tot één kenmerk van hun wezen'". Naast die stelling staat een kleurenfotootje van Sigrid Kaag: blond, keurig en glimlachend. Onder die stelling staat: "Sigrid Kaag, minister". En daar weer onder: "In het nieuws 3".

Het vereist enige studie, maar ik begin tenslotte te begrijpen dat die intrigerende uitspraak gedaan is door Sigrid Kaag en dat zij ook nog minister is. Ik vind het een prachtige uitspraak, maar die uitspraak roept bij mij wel enige associaties op met een bullshit-generator. Is die uitspraak toetsbaar of is het gewoon diepzinnige onzin? Is het beleid of is erover nagedacht, zou een bekende wethouder gezegd hebben. Ik vrees het eerste.

Waarom zouden mensen niet gereduceerd kunnen worden tot één aspect van hun wezen? In de wetenschap doen we bij wijze van spreken niet anders. Ook de politie doet het, als je een paar luttele kilometers te hard rijdt. De werkelijkheid is complex, maar soms moet je het toch wat simpel houden.

Dit klinkt alsof ik wat vooringenomen ben ten opzichte van de rede van Kaag. Dat viel echter wel mee, het is echt die uitspraak die -- zodra je erover na gaat denken -- mijn rughaar overeind doet staan. Voor de goede orde: dat is bij wijze van spreken.

Op pagina 3 besteedt Lamyae Aharouay aandacht aan de rede van Kaag. De rede werd uitgesproken in het kader van de Abel Herzberg-lezing. Aharouay is heel positief over haar toespraak. De titel van haar stuk luidt: Sigrid Kaag sprak op het goede moment. Ze meldt verder 'juichende reacties' van Eduard Nazarski, directeur van Amnesty International Nederland, oud-Tweede Kamervoorzitter Frans Weisglas (VVD) en PvdA-fractievoorzitter Lodewijk Asscher.

Ik laat hier het slot van haar stuk volgen.
"Op het goede moment voor D66
De lezing komt D66 ook goed uit. Het eerste jaar in de regering viel de partij zwaar, het zwaarst van alle vier de coalitiepartijen. Er kwam een eind aan het raadgevend referendum. De Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten, waar D66 als oppositiepartij kritisch over was, werd aangenomen. En vorige maand lag het privéleven van partijleider Alexander Pechtold op straat.
Aanstaande zaterdag is het partijcongres, waar veel heikele onderwerpen worden besproken en Pechtolds koers ter discussie staat. Dat leden in aanloop naar het weekend een toespraak horen die ze inspirerend vinden, kan de stemming verbeteren."
Via internet begrijp ik dat er ook nog het probleem is van een flatje dat Pechtold zogenaamd voor niets cadeau had gekregen van een relatie. Ach ja, wat betekent een flatje tussen vrienden tegenwoordig nog helemaal?

Ik heb net een blogpost af over de vraag, waarom mensen 'mooie' verhalen verkondigen (hier). En dan biedt de NRC de rede van Sigrid Kaag min of meer op een presenteerblaadje aan. Eerst een diepzinnige uitspraak die onzin blijkt te zijn. Een redacteur die het een prachtig verhaal vindt in een stuk dat verkocht wordt als 'Analyse'. En dan  Lodewijk Asscher, iemand die in het verleden zelf wel eens bedenkelijke uitlatingen heeft gedaan met betrekking tot minderheidsgroepen, die stelt het een 'prachtige lezing' te vinden.

Ik zoek de lezing van Kaag op (hier). Het is inderdaad een prachtige lezing. Ik kan het niet anders zeggen. Op bepaalde punten weet ze me werkelijk emotioneel te raken. Ik beschreef dat al even in de vorige blogpost. Ik heb echter de vervelende gewoonte zo'n verhaal in de tekstverwerker te trekken, zodat ik de belangrijke passage in de tekst vet kan zetten. En dan begin je toch wel wat twijfels te krijgen. Wat wordt er eigenlijk precies beweerd?

Bij verder zoeken val ik vervolgens met mijn neus in de boter. Abel Herzberg en ik blijken gelijk te denken over 'mooie' verhalen en het omarmen van het noodlot (hier, hier, hier). Hij waarschuwt expliciet voor 'mooie verhalen'. Als een verhaal goed voelt, moeten we ons juist afvragen of het verhaal wel klopt. Ik zou de inhoud van mijn blogpost (hier) niet korter kunnen samenvatten.

Iemand houdt op de Abel Herzberg-lezing een prachtig verhaal. Daar is iedereen het wel min of meer over eens. Sterker nog, bij een artikel in de NRC over de rede van Kaag (hier) staan 46 reacties van lezers vermeld (op het moment dat ik dit schrijf). Ik tel vijf reacties van mensen die hun bedenkingen hebben bij haar verhaal, maar mogelijk telt iemand er zes of zeven. Het hangt een beetje van je criterium af. De uitkomst lijkt echter duidelijk te zijn.

Waarom vindt de overgrote meerderheid van de NRC-lezers haar verhaal goed? De reacties zijn overwegend kort en geven een duidelijk beeld. Haar verhaal gaf een goed gevoel. De redenering is: het voelde goed, dus het was goed. Hoe je het dus ook draait of keert: we hebben hier te maken met een 'mooi' verhaal.

Laten we uitgaande van het schema in mijn vorige blogpost eens naar het verhaal van Kaag kijken. Voor het gemak herhaal ik dat schema hier:
1. een sociale component in de situatie (naast vermoedelijk een feitelijke);
2. een spreker die focust op die sociale component;
3. een publiek dat gevoelig is voor 'mooie' verhalen (dat informatie oppervlakkig verwerkt);
4. een 'mooi' verhaal (dat een goed gevoel oproept);
5. de kenmerken van het verhaal (de basic five):
    a. bevooroordeeldheid;
    b. dogmatisch denken in plaats van inductief;
    c. subjectieve waarheid hanteren in plaats van objectieve;
    d. mands gebruiken in plaats van tacts (beïnvloeding in plaats van beschrijving);
    e. uitgaan van zachte informatieverwerking in plaats van harde;
6. het doel: de sociale positie van de spreker/schrijver te verbeteren.

We hebben in Nederland allerhande problemen. Dat is niet bijzonder, maar normaal. Als we verstandig zijn, proberen we die problemen zo goed mogelijk op te lossen. Het verhaal van Kaag focust echter niet op concrete problemen, maar focust op het oproepen van emoties, op algemene vaagheden en op mensen. In concreto begint ze haar verhaal met het begrip 'stilte'. Maar dat is puur om emoties op te roepen. Er is niets van een concrete probleemstelling.

Over zichzelf vertelt ze echter wel iets. De relevante passages heb ik vet gemaakt en voorzien van een nummer:
"Ik heb vroeg leren omgaan met een gevoel van onmacht (1), met de kwetsbaarheid van het leven. Een memento mori, dat me er toe bracht alles uit het leven te willen halen wat erin zit (2). Ik wilde iets gaan betekenen. Voor mezelf (3). En zéker voor anderen (4). Deze persoonlijk gevoelde opdracht vraagt vooral om één ding. Verantwoordelijkheid nemen (5), als dat wordt gevraagd. Dit besef, en vele andere levenslessen zijn ook geboren in stilte. Een stilte die kracht geeft (6)."
Als je deze passage wat langer bekijkt, zie je dat ze graag macht wil (1), dat ze alles uit het leven wil halen dat erin zit (2). Ze is dus niet met het kale minimum tevreden, maar wil het voor haar maximaal bereikbare. Verder wil ze iets betekenen. Dat wil zeggen: belangrijk zijn, omdat ze dat zelf nu eenmaal belangrijk vindt (3). En ze wil voor anderen 'belangrijk' zijn. Dat wil zeggen: ze wil leiding geven, de baas zijn over anderen (4 en 5). Tenslotte vindt ze kracht (macht) belangrijk (6). Er valt, hoe je ook draait of keert, weinig in die passage te ontdekken over het werkelijk oplossen van problemen. Het gaat over Kaag, over macht en over belangrijk zijn.

Deze passage vertelt nog iets. Haar toespraak was kennelijk bedoeld voor een publiek dat geen 'close reading' toepast. Dat informatie niet hard verwerkt. Verder blijkt uit deze passage dat ze dat zelf ook niet doet. Ze vraagt zich niet af: wat beweer ik nu eigenlijk? Is het concreet wat ik beweer of leuter ik zo maar wat? Er blijkt niets van de tekst nog eens kritisch overgelezen te hebben.

Ze gaat in haar rede vervolgens nog even door met het slim oproepen van diepe emoties en stelt daarna: "De bittere les van de geschiedenis is dat in de stilte van het zwijgen de dissonant van stigmatisering, uitsluiting en vervolging manifest wordt." Het klinkt goed, maar waar slaat dit op? Dit is volstrekte onzin. De bittere les van de geschiedenis is dat strongmen zoals Hitler helemaal niet zwijgen, ze hebben juist een akelig grote bek.

De bittere les van de geschiedenis is dat er voortdurend een 40% van de bevolking is, die zich laat opjutten door de vage verhalen van een strongman. Dat lijkt misschien niet veel, maar in een democratie is dat ruim voldoende om legaal de macht te grijpen. Precies het soort vage verhalen dat Kaag hier vertelt.

Ze merkt dan op: "Abel Herzberg worstelde als overlever met de vraag: waarom?" Ze roept daarmee een beeld op, dat volledig niet klopt als je bijvoorbeeld dit stukje van Herzberg leest (hier, zie ook de 2 volgende links). Herzberg valt op door zijn extreme rationaliteit en scherpe analytische vermogen. Hij was juist volstrekt het tegenovergestelde van iemand die vertwijfeld uitroept: waarom moest mij dat allemaal overkomen?

De waarom-vraag bij Herzberg is precies dezelfde vraag als de vraag die in deze blog centraal staat. En zelfs onze benadering is in essentie dezelfde. Hier gebeurde iets belangrijks en wij willen graag weten, hoe dat precies in zijn werk gaat. We omarmen in zekere zin het kwaad, het noodlot. Vandaar dat Herzberg zijn boek over het concentratiekamp Bergen-Belsen de titel gaf: Amor Fati (hier en hier). Liefde voor het noodlot. Alleen door het noodlot te bestuderen, kun je verder komen. Alleen door het Kwaad rustig en zorgvuldig te bestuderen, kun je het ooit misschien begrijpen en overwinnen.

Welke van de zes punten uit het schema gaan in haar geval op? Als ze zich ergens op richt in haar toespraak dan is dat in ieder geval de sociale component. Punt 1 en 2 worden mijns inziens bevestigd.

Ze mikt op een publiek dat verhalen oppervlakkig verwerkt en produceert zelf onmiskenbaar een 'mooi' verhaal. Ook de punten 3 en 4 worden dus bevestigd.

Kloppen de vijf kenmerken van de basic five voor haar toespraak? Is ze bevooroordeeld? Daar ze via wat ze beweert over zichzelf (macht en groep) en via wat ze doet (politica, minister) alfa lijkt te zijn, moet het antwoord bevestigend luiden. Dit valt ook op verschillende punten in haar toespraak te zien, voor wie er naar gaat zoeken.

Van inductief denken heb ik niets kunnen ontdekken, het is allemaal dogmatisch. Ik zie wel subjectieve waarheid (het is zo, omdat ik het zeg), maar nergens objectieve (het is zo, omdat het waargenomen is). De toespraak vormt in feite één grote mand, één grote schreeuw om erkenning en aandacht. Het is allemaal promotie en reclame voor zichzelf.

Verder bleek uit de rede duidelijk dat deze geschreven was voor een niet kritisch publiek. Mijn inziens kun je haar verhaal moeilijk verruilen met een van bijvoorbeeld Albert Einstein, die zich over zaken als discriminatie en uitsluiting toch ook behoorlijk druk kon maken. De punten van de basic five lijken me in dit geval wel op te gaan.

Klopt het zesde punt? Probeert ze met haar rede een zaak te verduidelijken of zichzelf te promoten? Ik kon weinig verhelderends ontdekken aan haar verhaal. Als ik een klein stukje van Abel Herzberg lees, denk ik: wow! Hier heeft iemand goed gekeken en scherp nagedacht. Zelfs in zijn meer algemene stukken (bijvoorbeeld het begin en het einde van Amor fati en zijn stuk over Eichmann) is hij helder, analytisch en concreet. Bij haar heb ik niets van dat alles. Het is een slap verhaal zonder echte inhoud. Het is geroeptoeter.

Wel riep ze bij eerste lezing bij mij emoties op, dat zal ik niet ontkennen. Maar zoals Herzberg al stelde:
"Het verhaal van de kindermoord te Bethlehem wordt door millioenen mensen als waarheid aanvaard, omdat zij daarvoor ontvankelijk zijn. Wij vinden een verhaal ‘mooi’, ja wij geloven aan een verhaal, indien het in spanningen, welke in ons leven, weerklank vindt. Een goed gerichte propaganda kan er daardoor in slagen, als onweersprekelijke waarheid ingang te doen vinden, wat volkomen uit de lucht gegrepen, of zelfs in strijd is met het objectief waarneembare. De heksenvervolging, die millioenen mensen het leven gekost heeft, of de Jodenvervolging van Hitler, zijn daarvan de meest bekende voorbeelden. En de hemel mag weten, aan welke ‘waarheden’ wij geloven, zonder er ook maar de flauwste notie van te hebben dat hier slechts van subjectieve, niet van objectieve waarheid sprake is."
Nu is het mijn beurt om Herzberg samen te vatten.
We geloven graag 'mooie' verhalen. Het resultaat van dat geloof was bijvoobeeld de heksenvervolging en de Jodenvervolging. Wat geloven we allemaal nog meer, zonder ons te realiseren dat het slechts om opinies en emoties gaat en niet om echte feiten?
























dinsdag 2 oktober 2018

Abel Herzberg over 'mooie' verhalen


Laatst bijgewerkt 5-10-2018 om 0.23


In de vorige blogpost stelde ik dat situaties twee totaal verschillende componenten bevatten: een feitelijke en een sociale. Die twee componenten leiden tot twee totaal verschillende soorten verhalen: 'mooie' verhalen en feitelijk juiste verhalen, die vaak helemaal niet zo mooi, leuk en opwindend zijn, maar wel nuttig voor iemand die te maken krijgt met de harde werkelijkheid.

'Mooie' verhalen vragen een bepaald publiek. Het zijn verhalen die een bepaalde manier van lezen vragen. Dat bepaalde publiek hanteert standaard die bepaalde manier van lezen.

Wat voor manier van lezen is dat? Het is lezen op de automatische piloot. Het is lezen via het snelle denken van systeem 1. Het is niet checkend lezen. Het is onkritisch lezen. Het is ruim baan geven aan de emoties.

Kunnen bèta's op die oppervlakkige manier lezen? Ik lees net de rede van Sigrid Kaag die ze uitsprak in het kader van de Abel Herzberglezing. Bepaalde passages in die rede roepen bij mij wel enige emoties op. Nu is het natuurlijk de vraag of ik mag doorgaan voor bèta, maar indien ja, dan illustreert dat, dat ook bèta's systeem 1 reacties vertonen. Dat is in overeenstemming met wat tot nu bekend is. De Sokal hoax laat zelfs zien dat bèta's, als ze zich voldoende inspannen, ook zo kunnen schrijven.

In het totale gebeuren van het 'mooie verhaal' denk ik vier bestanddelen te zien:
1. de situatie bevat een sociale component (en daarnaast vermoedelijk een feitelijke);
2. de spreker of schrijver focust op die sociale component (in plaats van op de feitelijke);
3. een publiek dat gevoelig is voor 'mooie' verhalen (men hanteert zachte, oppervlakkige informatieverwerking);
4. deze drie componenten resulteren in het 'mooie' verhaal.

In de vorige blogpost redeneerde ik verder dat dit past in de alfacultuur en dat dus de vijf hoofdkenmerken van alfateksten, de basic five, moeten gelden. Ik omschreef die punten daar als:
"De vijf punten van onderscheid waren: bevooroordeeld in plaats van onbevooroordeeld, dogmatisch denken in plaats van inductief denken, subjectieve waarheid gebruiken in plaats van objectieve, het gebruik van mands in plaats van tacts (men gebruikt taal niet om zaken te beschrijven, maar om mensen te beïnvloeden) en uitgaan van passieve, automatische informatieverwerking in plaats van harde."

Het vierde bestanddeel (het 'mooie' verhaal) heeft net als de punten van de basic five betrekking op het verhaal. Waarom zit dat punt niet in de basic five? De reden om dat punt niet op te nemen, is dat het een nogal subjectief punt is, waarover gemakkelijk getwist kan worden. Bèta's vinden alfa-verhaal vaak 'gebakken lucht'. Ze zien er niets in. Alfa's zien omgekeerd vaak niets in bèta-verhalen. Ze zien ze niet als indrukwekkend, ze vatten de essentie (de informatie) niet. Om die reden heb ik geprobeerd de punten in de basic five te beperken tot formele punten die via de tekst vielen vast te stellen.

Verder lijkt het alsof de manier van informatieverwerking dubbel voorkomt. Aan de ene kant hanteert het publiek waarvoor het 'mooie' verhaal bedoeld is zachte informatieverwerking. Aan de andere kant komt dit punt ook (als laatste punt) voor in de basic five. Wie echter nauwkeuriger kijkt, ziet dat het in het eerste geval gaat om een eigenschap van het publiek. Iets dat in beginsel vastgesteld kan worden buiten de tekst om. In het tweede geval gaat het om een eigenschap van de tekst, die men vaststellen via de tekst zelf. De schrijver gaat dus als het ware uit van een bepaald publiek en stemt zijn tekst daarop af. Wie vervolgens de tekst nauwkeurig leest, ziet bepaalde slordigheden die in een bèta-tekst niet zouden kunnen.

Volgens de vorige blogpost geldt verder nog, dat het doel van de spreker (of schrijver) is de eigen sociale positie te verbeteren. Ook dit is natuurlijk een punt waarover getwist kan worden, doordat het doel van de spreker uit de tekst en situatie afgeleid moeten worden. Doorgaans is een informatieve tekst echter belangrijk anders dan een propagandistische.

In totaal levert het voorgaande dus zes punten op, die het kader leveren voor het 'mooie' verhaal:
1. een sociale component in de situatie;
2. een spreker die focust op de sociale component;
3. een publiek dat gevoelig is voor 'mooie' verhalen (dat informatie oppervlakkig verwerkt);
4. een 'mooi' verhaal dat resulteert;
5. de kenmerken van de basic five die in het verhaal terugkomen:
    a. bevooroordeeld zijn;
    b. dogmatisch denken in plaats van inductief;
    c. subjectieve waarheid hanteren in plaats van objectieve;
    d. mands gebruiken in plaats van tacts (beïnvloeding in plaats van beschrijving);
    e. uitgaan van zachte informatieverwerking in plaats van harde;
6. het doel: de sociale positie van de spreker/schrijver te verbeteren (in plaats van een probleem oplossen).

Door de rede van Kaag zocht ik vervolgens informatie over Abel Herzberg. Ik vond daarna op internet een stuk van hem waarin hij heel helder en treffend het mechanisme van het 'mooie' verhaal beschrijft. De titel is: Het laatste woord. Abel J. Herzberg over Herodes, de geschiedenis van een tyran (hier). Herzberg beschreef dit mechanisme al in 1956-1957, dus belangrijk eerder dan ik.

Hij deed dat echter wel in het kader van een nabespreking van zijn boek over Herodes in een literair tijdschrift (Maatstaf). Hij was dus op dat moment dus niet expliciet op zoek naar een antwoord op de waarom-vraag inzake de Holocaust. Een vraag en onderwerp die hem ook sterk bezig hebben gehouden. Het is dus goed mogelijk dat hij zich de relevantie van zijn opmerking niet goed heeft gerealiseerd. Hij beschikte verder niet over de resultaten van de ruim 70-jarige, moeizame zoektocht naar het antwoord vanuit de psychologie, zoals we die nu wel hebben. Wie een ruwe diamant vindt, moet precies weten wat hij zoekt, anders is de kans groot dat hij het ding weggooit als een willekeurige steen. In Amor fati lees ik wel rake observaties van hem over fascisten, maar blijkt nergens -- voor zover ik kon nagaan -- dat hij zich precies de werking van het onderliggende mechanisme realiseerde.

Ik laat hier zijn beschrijving over het mechanisme van het 'mooie' verhaal volgen.
"Het verhaal van de kindermoord te Bethlehem wordt door millioenen mensen als waarheid aanvaard, omdat zij daarvoor ontvankelijk zijn. Wij vinden een verhaal ‘mooi’, ja wij geloven aan een verhaal, indien het in spanningen, welke in ons leven, weerklank vindt. Een goed gerichte propaganda kan er daardoor in slagen, als onweersprekelijke waarheid ingang te doen vinden, wat volkomen uit de lucht gegrepen, of zelfs in strijd is met het objectief waarneembare. De heksenvervolging, die millioenen mensen het leven gekost heeft, of de Jodenvervolging van Hitler, zijn daarvan de meest bekende voorbeelden. En de hemel mag weten, aan welke ‘waarheden’ wij geloven, zonder er ook maar de flauwste notie van te hebben dat hier slechts van subjectieve, niet van objectieve waarheid sprake is. In elk geval doen wij er goed aan jegens onszelf en onze zekerheden enigszins wantrouwend te staan."

De moraal is dus: als we het een mooi verhaal vinden, wordt het tijd om nog eens heel goed naar dat 'mooie' verhaal te kijken. Klopt het inderdaad allemaal of geloven we dat vooral graag?