Discriminatie en agressie beginnen altijd met een 'mooi' verhaal. Een verhaal dat de toehoorders een fijn gevoel bezorgt. Een verhaal dat het met de feiten niet al te nauw neemt. Ook een verhaal dat een persoon of een groep personen aanwijst als de oorzaak van alle problemen. In eerste instantie gebeurt dat in verhulde termen. Wanneer de geest echter eenmaal uit de fles is, worden de omschrijvingen steeds explicieter en wordt het verhaal steeds extremer.
Je zou dat 'mooie' verhaal een vooroordeel kunnen noemen, maar dat is een wat misleidende term. Niemand heeft ooit een vooroordeel en de mensen die vooroordelen omarmen, al helemaal niet. Zij weten volstrekt zeker dat het niet om vooroordelen gaat, maar om terechte oordelen. Verder hoeft het 'mooie' verhaal niet een algemeen verhaal te zijn, maar kan het ook een specifieke roddel zijn over iemand.
De stelling dat het altijd begint met een 'mooi' verhaal is niet helemaal waar. Het allereerste begin is -- weten we nu -- een bepaalde persoonlijkheid. Men moet genegen zijn vooroordelen te omarmen. Eenvoudiger en duidelijker kan ik het niet stellen. Het is geen mysterieuze persoonlijkheidseigenschap die alleen door een deskundige zielenknijper kan worden vastgesteld. Nee, het gaat slechts om het instemmen met emotioneel geladen oordelen. Iets dat eenvoudig te meten valt door een lijst uitspraken te laten beoordelen. Verder valt het vaak af te leiden uit de manier waarop men schrijft en betoogt.
Vervolgens is er een tweede stap die gezet wordt. Bevooroordeelde mensen zoeken elkaar op en klitten. Ze vormen groepen. Groepen bezitten een magische aantrekkingskracht op mensen die macht willen. Dit levert de leiders van de machtige groep. Discriminatie en agressie hoort bij machtige groepen, zoals voedselproductie hoort bij boeren.
Discriminatie en agressie moet gericht en geconcentreerd worden, wil het resultaat hebben. De leden van de machtige groep moeten hun marsorders krijgen. Op dit punt verschijnt het 'mooie' verhaal op het toneel. Het doel van het 'mooie' verhaal is de strijdmacht te mobiliseren, de volgelingen/gelovigen een hart onder de riem te steken en het slachtoffer of de slachtoffers aan te wijzen en te brandmerken. Dat 'brandmerken' moet men niet letterlijk opvatten. Het is voldoende wanneer de eigen groepsleden duidelijk op het netvlies hebben, wie ze moeten pakken. Wie de tegenstanders zijn, die een kopje kleiner gemaakt moeten worden.
In een eerdere blogpost (hier) gaf ik een zevental kenmerken die ik bij 'mooie' verhalen verwacht.
1. Het onderwerp van het verhaal moet op alfa-gebied liggen, het gebied van mensen en hun relaties.
2. De spreker of schrijver is alfa (scoort extreem hoog op bevooroordeeldheid).
3. Het verhaal is bedoeld en gericht op een een alfapubliek. Daarmee bedoel ik andere alfa's. Verder gewone volgelingen/gelovigen: mensen die geloven wat hun leiders hun vertellen. En tenslotte de 'men of action': mensen die bepaald niet goedgelovig zijn, maar alles willen doen voor macht.
4. Het verhaal moet 'mooi' zijn, dat wil zeggen: bij het bedoelde publiek een positief emotioneel effect oproepen.
5. Het verhaal voldoet aan de resterende punten van de basic five: het gaat uit van zachte informatieverwerking, het gaat uit van dogmatisch denken in plaats van inductief denken, het hanteert subjectieve waarheid in plaats van objectieve waarheid en het gaat om reclame/propaganda en niet om beschrijving/rapportage.
6. Het uiteindelijke doel van het verhaal is de sociale positie van de spreker (de status) te verbeteren.
7. In het verhaal wordt een persoon of een groep aangemerkt als bedreiging en als oorzaak van de problemen. Die 'anderen' fungeren als het Kwaad.
Als voorbeeld van een 'mooi' verhaal voerde ik de Abel Herzberg-lezing van Sigrid Kaag op. Ik dacht daarin de zeven verwachte punten bevestigd te zien.
Aan 'mooie' verhalen (en nepnieuws) zit echter nog een andere belangrijke kant. Bepaalde mensen omarmen ze, maar andere mensen moeten er niets van hebben. In feite werken 'mooie' verhalen, lijkt het, net als vooroordelen. Ze worden omarmd door sommige mensen, maar andere mensen moeten er niets van hebben.
Iets dergelijks was bijvoorbeeld al zichtbaar bij Mein Kampf. De meeste Duitsers moesten er niets van hebben, slechts een belangrijke minderheid omarmde het verhaal van Hitler. Indertijd was niet duidelijk welke variabele dat gedrag verklaarde. Tot voor kort dachten we vaak dat het autoritarisme (pre-fascisme) moest zijn. Inmiddels lijkt duidelijk te zijn, dat het gewoon om bevooroordeeldheid gaat. Iets dat men achteraf gezien misschien wel eerder had kunnen bedenken, maar goed, de dingen gaan zoals ze gaan.
Als de lezing van Kaag dus inderdaad een 'mooi' verhaal is, zou je verwachten dat er in een groter publiek twee totaal verschillende reacties waarneembaar zouden moeten zijn. Een bepaalde groep zou positief tegenover de lezing moeten staan, maar een aantal andere mensen zou er kritisch tegenover moeten staan. Hoewel er eerder mensen waren die bezwaren tegen de rede aanvoerden, vond ik die betogen niet altijd even helder en sterk.
In de Volkskrant van vandaag (10-10-2018) besteedde Max Pam aandacht aan het vertrek van Alexander Pechtold als leider van D66. In dat kader schrijft hij echter het volgende.
"In Sigrid Kaag zie ik, sinds zij de Abel Herzberglezing uitsprak, evenmin de gedroomde leider. Haar lezing werd bejubeld en verguisd. Ik vond haar lezing abominabel, zelfs goedkoop en populistisch. Als je nou minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingszaken bent en tevens getrouwd met een Palestijn -- geen bezwaar -- en je wordt nota bene uitgenodigd om de Abel Herzberglezing uit te spreken, dan vind ik het van een gebrek aan moed getuigen wanneer je met geen woord rept over de Palestijnse kwestie en de staat Israël. Ik kan mij voorstellen dat je zoiets te persoonlijk en te politiek gevoelig vindt, maar geef die lezing dan niet. De consequentie is nu dat Kaag oproept om vooral niet te zwijgen over de problemen in de wereld, maar dat zelf wel doet. Al noemt ze hem niet bij naam, aan het eind van haar lezing -- 'terug naar Nederland' -- suggereert ze dat er wordt gezwegen over Geert Wilders. NRC Handelsblad checkte een paar dagen geleden deze stelling als onwaar en inderdaad, geen Nederlandse politicus wordt zo vaak tegengesproken en onderuitgehaald als Wilders. In haar toespraak maakt Kaag een nummer van de clash in 1937 tussen Stalin en de schrijver Boris Pasternak. Wat ze ermee wil zeggen, is mij niet duidelijk."
In zo weinig woorden zo helder je standpunt verwoorden en beargumenteren is niet iedereen gegeven. Waarom vindt Pam de lezing niets? Het verhaal is 'populistisch', 'goedkoop' en getuigt van 'gebrek aan moed'. Ze is schijnheilig: ze roept op om niet te zwijgen, maar doet dat zelf ondertussen wel. Ze beweert een onwaarheid en het is volstrekt onduidelijk wat ze met een bepaalde passage precies wil beweren. Ik denk dat die punten de problemen met de lezing goed weergeven, zodra je hem wat beter leest.
Waarom is dit relevant in het kader van deze blog? Het eerste punt waar het mij om gaat, is dat de rede van Kaag volgens veel reacties een 'mooie' rede is. De mensen die echter wat langer, wat kritischer en wat beter kijken, zien dat er dingen niet kloppen. Dit citaat vormt dus een concreet voorbeeld van een kritische reactie op een 'mooi' verhaal.
Het tweede punt is de inhoud van de reactie. Bij mensen die de rede omarmen, lijkt het vooral om een positief gevoel te gaan, dat opgeroepen wordt. De reactie van Pam meldt: het onnodig oproepen van emoties; niet consequent zijn; onwaarheid verkondigen; onduidelijk zijn. Zaken die je eerder zult omschrijven als inhoudelijk. Het lijken me ook punten die overeenstemmen met mijn kritiek. Dit suggereert dus inderdaad dat de critici naar andere aspecten kijken, dan de mensen die het verhaal omarmen.
Als de theorie klopt, zou je verwachten dat Pam laag moet scoren op bevooroordeeldheid. Kan dat kloppen? Als je zijn citaat hierboven beter bekijkt, zie je dat het akelig trefzeker is geformuleerd. Er staat als het ware geen komma verkeerd. Het gaat dus om harde informatieverwerking.
Verder valt de inductieve manier van redeneren op. Eerst is er de lezing van Kaag, daarna de precies geformuleerde conclusie: hij ziet haar niet als gedroomd leider. Die inductieve manier van redeneren wordt consequent volgehouden.
Zit er in het citaat subjectieve waarheid? Volgens mij niet. Het is nooit zo: ik denk het, dus het is zo. Pam geeft wel zijn mening, maar doet dat helder en duidelijk. Het is slechts zijn mening.
Is het citaat propaganda of is het informatie? Pam geeft zijn mening, maar probeert niet mij zijn mening op te dringen. Ik ben vrij om anders te denken. Ik zou dus kiezen voor: informatie.
Uitgaande van dit citaat lijkt die relatie tussen lage bevooroordeeldheid en kritisch reageren op 'mooie' verhalen dus inderdaad te kloppen.
Het merkwaardige -- en ook wat griezelige hier in methodologisch opzicht, -- is dat ik een kort citaat gebruik om aan de ene kant bevooroordeeldheid af te leiden en aan de andere kant dat citaat ook gebruik om een negatieve attitude ten opzichte van een 'mooi' verhaal af te leiden. Maar kennelijk wil dat.
Ik herinner me nu echter dat Pam eerder ook openlijk schreef over de discriminatie die Hans Janmaat ten deel viel (hier). Mensen die openlijk discriminatie aan de kaak durven stellen zijn schaars. Ook via een totaal andere bron wordt dat resultaat van een lage bevooroordeeldheid dus bevestigd.
De kritische reactie van Pam bevestigt dus een belangrijk resultaat van het empirische discriminatie/agressie-onderzoek: bevooroordeeldheid is de variabele die het enthousiasme voor het verhaal van de strongman bepaalt.
Dit voorbeeld lijkt echter nog iets anders duidelijk te maken. Wanneer je bevooroordeeldheid gericht wilt beïnvloeden, gaat het slechts om het trainen van tekst-evaluatie. Het probleem van bevooroordeeldheid ontstaat door niet-denken, door niet gericht en kritisch informatie te analyseren. Het probleem is dat mensen informatie verwerken via systeem 1: het automatisch werkende, emotionele systeem. Men komt niet uit boven het dierlijke niveau.
In dit verband is het ook interessant dat Herzberg er heel sterk van overtuigd was, dat nazi's van binnen leeg waren. Het waren holle vaten. Men viel op glimmend gepoetste laarzen en indrukwekkende leren jassen, maar onder die indrukwekkende bolster, zat slechts leegte. Men was onbenullig, men had geen diepgang. Dit klopt met het idee dat je bevooroordeeldheid kunt opvatten als babbelfactor. Mensen die hoog scoren, babbelen wel, maar denken niet. Men hanteert systeem 1 in plaats van systeem 2.
Bevooroordeeldheid is dus, strikt genomen, slechts een probleem met het verwerken van informatie. Ik bedoel daarmee niet dat het bij voorbaat heel gemakkelijk oplosbaar is. Het kan immers zijn dat die oppervlakkige informatieverwerking in de praktijk voordeel oplevert. Je zou dan heel onverstandig doen om ermee te stoppen.
We zijn echter geneigd bevooroordeeldheid (enthousiasme voor fascistische verhalen) te zien als een persoonlijkheidsvariabele. Als iets dat vast zit aan de persoon. Als iets dat niet valt te beïnvloeden. In werkelijkheid is het slechts (een voorkeur voor) een bepaalde manier van informatieverwerking. Dat betekent ook dat het onderwijs op dit punt een doorslaggevende rol speelt. Mensen leren op school kennelijk wel babbelen, maar niet denken, tenminste vaak niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten