dinsdag 4 december 2018

Twee verschillende problemen door elkaar


Wanneer ik de vorige blogpost herlees (hier), denk ik te zien dat er twee verschillende problemen door elkaar lopen. Aan de ene kant is er het probleem van de probleemomschrijving. Welke vraag probeer je precies te beantwoorden? Aan de andere kant is er het probleem van de toetsbaarheid. Een antwoord op de vraagstelling moet getoetst kunnen worden om zekerheid te krijgen over de juistheid.

Hoe moet je in algemene bewoordingen de vraag formuleren die we in het 'empirische onderzoek naar discriminatie en agressie' proberen te beantwoorden? Op basis van wat we nu denken te weten, draait het allemaal om bevooroordeeldheid. Mensen lijken twee verschillende gedragssystemen te beschikken, een rationeel systeem en een irrationeel systeem, waarbij bevooroordeeldheid lijkt te meten in welke mate men geneigd is het irrationele systeem te hanteren.

In de vorige blogpost noemde ik dat het Kaïn-probleem naar het verhaal in de Bijbel over Kaïn die zijn broer Abel doodde. Kennelijk zag men dat in die tijd niet als een toevallige geweldsdaad, maar als iets dat karakteristiek was voor de nieuwe tijd. Het voorval paste kennelijk niet bij de oude tijd (het verblijf in het paradijs, de hof van Eden, de tijd voordat de landbouw was uitgevonden), maar zag men als typerend voor de nieuwe tijd.

In overeenstemming met dat verhaal lijken moderne mensen twee opties te hebben om te overleven. In het ene geval ontwikkelen ze hun productieve kant verder, het rationele systeem 2. In het andere geval beperken zich tot het toch al aanwezige irrationele systeem 1 en ontwikkelen ze hun manipulatieve kant verder.

Je verwacht dat in een samenleving met rijke voorraden het irrationele systeem, wat Kahneman 'fast thinking' noemde of 'systeem 1', steeds verder de overhand krijgt. Het bemachtigen van bekrachtiging wordt steeds meer afhankelijk van andere mensen in plaats van de harde natuur. Daardoor wordt het rationele systeem, wat Kahneman 'slow thinking' en 'systeeem 2' noemde, niet langer getraind en ontwikkeld.

Ik omschreef dat eerder als 'alfaïsering'. Doordat bevooroordeeldheid de variabele is die het best onderscheid maakt tussen alfa's en bèta's kan men dat ook aanduiden als de alfa-bètafactor. Het probleem is dan dat moderne landbouw-samenlevingen geleidelijk aan steeds verder opschuiven in de alfarichting. Men is steeds minder geneigd tot productie en steeds eerder geneigd tot corruptie, geweld en 'mooie' verhalen. Men gaat steeds minder denken in wat feitelijk is en steeds meer in wat men zelf wil hebben.

'Alfaïsering' klinkt nog wat abstract. Je kunt het echter ook het Kaïn-probleem noemen. Geleidelijk aan krijgen we steeds meer Kaïns en steeds minder Abels, precies zoals in het Bijbelverhaal al beschreven werd.

Als wat we op basis van het beschikbare onderzoek denken te weten, dus klopt, is bevooroordeeldheid de variabele die het verschil aangeeft tussen de productieve Abels en de opvliegende en gewelddadige Kaïns. Algemener geformuleerd: bevooroordeeldheid is de alfa-bètafactor.

Over bevooroordeeldheid weten we ondertussen vrij veel. Ik noem een paar punten.
1. Het is de standaard maat voor geneigdheid tot discriminatie en agressie.
2. Het meet de geneigdheid tot irrationeel geloof en het omarmen van 'mooie' verhalen.
3. Het meet emotionaliteit (systeem 1).
4. Het indiceert gerichtheid op (het imponeren en onderwerpen van) mensen.
5. Het meet de geneigdheid zich achter een strongman op te stellen.
6. Het meet het verschil tussen alfa's en bèta's.
7. Het meet de manier van denken: inductief of dogmatisch.
8. Het bepaalt de manier van taalgebruik: beschrijvend of propagandistisch (tacts of mands).
9. Het bepaalt het soort waarheid dat men hanteert: objectief of subjectief.
10. Het bepaalt de manier waarop informatie verwerkt wordt (diepgaand of oppervlakkig). 
11. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met autoritarisme: bij de groep willen horen, de leider willen gehoorzamen.
12. De maat is sterk (maar niet perfect) gecorreleerd met sociale dominantie: de baas willen zijn, de sociale top willen bereiken.

Het meten van bevooroordeeldheid lijkt niet meer echt het probleem te zijn. Allereerst is er de standaard manier via het voorleggen van een behoorlijke reeks vooroordelen (generalized prejudice). Een tweede mogelijkheid is via de twee variabelen die samen bevooroordeeldheid vrijwel volledig voorspellen: autoritarisme en sociale dominantie.

Een derde manier die soms uitermate handig is, is door wat iemand geschreven heeft, te analyseren op de punten van de basic five. Bèta's schrijven totaal anders dan alfa's. Ik zou me kunnen voorstellen dat die analysemethode voor alfa's misschien problemen oplevert, maar bèta's lijken die methode ook zonder dat ze er formeel mee op de hoogte zijn, zelf al vaak toe te passen. Ze hebben een soort ingebouwde bullshit-detector, lijkt het vaak. Dit klopt met wat we weten over hun lage scores op bevooroordeeldheid. Ze zien de 'mooie' verhalen wel, maar trappen er niet in.

Een andere manier die in ieder geval voor groepen lijkt te werken, is het gebruiken van de verschilscore op kwantitatief en verbaal (hier). Studierichting als geschiedenis, filosofie, theologie en antropologie scoren dan hoog op de alfa-bètafactor, studies als natuur- en wiskunde en computerwetenschappen laag.

Wat in dit verband ook opviel, was dat het niet om kleine verschillen gaat, maar om uiterst grote. Het verschil op de alfa-bètafactor bedraagt vaak meer dan 1.5 standaarddeviatie en loopt soms op tot bijna 2. Het gaat dus om zeer grote verschillen die er bestaan tussen alfa's en bèta's.

In algemene termen zou je het probleem dat opgelost moet worden, kunnen omschrijven als: mensen gaan steeds minder rationeel denken en steeds irrationeler, hoe valt dat tij te keren? Hoe valt dat tegen te gaan? Voor dat doel zou je een overdraagbare methode willen hebben die aangetoond effectief is, om mensen rationeler te leren denken. Een methode die hun bevooroordeeldheid aantoonbaar doet afnemen. Eerder omschreef ik dat als: het openbreken van bevooroordeeldheid.

Maar stel dat je zo'n methode zou hebben, de vraag waar het dan uiteindelijk om gaat, is of die afgenomen bevooroordeeldheid ook inderdaad vertaald wordt in minder discriminatie en agressie. Leidt zo'n methode op dat punt inderdaad tot verbetering? Alleen hard empirisch onderzoek kan die vraag uiteindelijk overtuigend beantwoorden.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten