In de Volkskrant van 30 december 2023 vond ik een groot verhaal getiteld: Hoe links de ideale zondebok werd. De intro van het artikel luidt:
"Zuur, hypocriet, drammerig: links lijkt onder een deel van de bevolking verworden tot scheldwoord. Maar waar komt die afkeer vandaan, terwijl de politieke macht van progressieve partijen zo beperkt is? 'Als links werkelijk het bewustzijn zou bepalen, dan doen ze toch iets goed verkeerd.'"
De strekking van het artikel is dat het woord 'links' een negatieve gevoelswaarde heeft gekregen voor veel mensen. Ik laat een illustratieve alinea volgen.
"'Links is verworden tot scheldwoord', zeiden de wetenschappelijk directeuren van GroenLinks en PvdA in de Willem Drees-lezing die ze onlangs hielden. Links is 'radioactief besmet geraakt', in de woorden van NRC-columnist Floor Rusman. Het woord is geen kwalificatie meer, maar een diskwalificatie."
Tja, dat is natuurlijk niet zo best. Als zo'n belangrijk woord een negatieve emotionele lading krijgt voor veel mensen. Dan is er kennelijk iets goed mis! Of niet natuurlijk.
Eerlijk gezegd, begreep ik verder maar weinig van het artikel. Er wordt veel beweerd en verondersteld, maar in feite niets aangetoond. Toch was er een soort herkenningspunt. Het artikel gaat nogal uitgebreid te rade bij Merijn Oudenampsen. Socioloog en politicoloog, aldus het artikel en: 'zelf uitgesproken links'.
Met andere woorden: omdat hij zelf zegt 'links te zijn', moet hij wel links zijn! Wel, dacht ik, daar ik hem op grond van zijn proefschrift heb ingedeeld als een typische babbelaar, als hij 'links' is, dan ben ik dat dus niet. Maar ben ik dan 'rechts'?
Kortom: een heel artikel over 'links' en 'rechts', maar met de impliciete definitie dat je 'links' bent als je jezelf 'links' en 'progressief' noemt. Een beetje mager dus.
Ik ging eens op internet zoeken en vond zonder veel moeite een artikel van Fons Kockelmans uit het populaire tijdschrift Historiek met de titel: Niemand weet precies wat links en rechts is. Die titel lijkt me behoorlijk duidelijk en het artikel is niet minder duidelijk. Maar kennelijk beschouwen sommige mensen zichzelf als zo superieur dat ze populaire geschriften als Historiek beneden hun stand achten.
Wat me dus opvalt, is dat mensen die zichzelf zien als links, kennelijk geen enkele behoefte hebben hun basisbegrippen te definiëren. Ach, dat weet iedereen toch? Nee, dus.
Een artikel waarin veel wordt beweerd, maar niets hard gemaakt. Basisbegrippen die niet worden gedefinieerd. Uitgebreid te rade gaan bij een typische babbelaar. Je bent geneigd te denken dat het artikel (of de auteur daarvan) hoog zal scoren op de babbelfactor. Ik bedoel daarmee de alfa-bètafactor, een duur woord voor bevooroordeeldheid, het omarmen van populaire vooroordelen en opvattingen. Wat ze in het Engels prejudice noemen.
Wat is bevooroordeeldheid precies? Typische groepsmensen ontlenen hun waarheid aan hun groep. Het gaat er niet om, wat werkelijk is en bestaat, maar om wat de groep vindt en gelooft. Ze baseren zich niet op feiten, maar op meningen. Op geloof. Het gaat eigenlijk om gelovigen en om mensen, die enthousiast doen alsof ze het geloof van de groep echt geloven, terwijl ze voor zichzelf heel goed weten dat het onzin is.
Groepsmensen zijn ook bij uitstek de mensen die discrimineren. Hun overtuigingen worden niet ingeperkt door de harde werkelijkheid, want wat de groep vindt, is de ultieme waarheid. Als de groep gelooft dat de X niet deugen, dan deugen de X ook echt niet, geloven ze.
De fascinerende vraag die dan overblijft, is: kunnen we de Nederlandse politieke partijen op grond van empirisch onderzoek indelen als links of rechts?
In de Atlas van afgehaakt Nederland (gratis als pdf te downloaden: https://www.kennisopenbaarbestuur.nl/documenten/rapporten/2021/12/17/atlas-van-afgehaakt-nederland) vond ik op bladzij 38 een figuur overgenomen van het Sociaal Cultureel Planbureau daterend van 2018. Men heeft gevraagd naar de tevredenheid met het eigen leven (horizontaal) en of het in Nederland de goede of verkeerde kant uitgaat (verticaal). In de figuur heeft men vervolgens verschillende groepen aangegeven met hun gemiddelde op die twee vragen.
Wat je in die figuur ziet, is dat alles (ook de politieke partijen) mooi gerangordend ligt rond een stijgende lijn. D66 en VVD scoren helemaal rechts boven. Op beide punten zijn ze in doorsnee uitermate tevreden. Aan de andere kant van de diagonale lijn ligt de PVV. Een eindje daar vandaan FvD en de SP. Nog weer iets verder op de lijn de PvdD. Nog weer iets meer schuin naar boven ligt 50+.
Aan de andere kant van het centrum krijgen we eerst Groen Links, vrijwel onmiddellijk daarna en vrijwel even hoog op die diagonaal krijgen we de PvdA, het CDA en de Christen Unie. Dan een hele tijd niets en tenslotte eerst D66 en vlak daarna de VVD.
Welke partijen willen verandering? Wel, het lijkt me duidelijk dat de mensen die heel tevreden zijn dat niet willen. De progressieve partijen zijn dus op deze manier bekeken: de PVV, Forum voor Democratie, de Socialistische Partij en de Partij voor de Dieren. Dit zijn de mensen die het meest ontevreden zijn, zowel met hun eigen situatie als met de koers van het land.
Ik weet niet of de Volkskrant zich realiseerde, dat Merijn Oudenampsen in werkelijkheid dus een fervent aanhanger van de PVV is, maar we moeten zijn verklaring toch serieus nemen, lijkt me.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten