zaterdag 7 december 2019

Wat zijn de twee onderliggende autisme-factoren?



De AQ meet autisme kennelijk op twee totaal verschillende manieren. De eerste manier is via de kernitems. Alle kernitems discrimineren goed tussen autisten en niet-autisten, maar wat meten ze precies?

Ik laat hier de 12 kernitems nog een keer volgen. Nu in volgorde van scoring. De bovenste (met * aangegeven) 8 items worden door een autist ontkennend beantwoord, de overige 4 items worden door een autist bevestigd.
De 12 kernitems
34*K. I enjoy doing things spontaneously.
17*K. I enjoy social chitchat.
38*K. I am good at social chitchat.
44*K. I enjoy social occasions.
10*K. In a social group, I can easily keep track of several different people’s conversations.
32*K. I find it easy to do more than one thing at once.
47*K. I enjoy meeting new people.
11*K. I find social situations easy.

22 K. I find it hard to make new friends.
13 K. I would rather go to a library than to a party.
46 K. New situations make me anxious.
26 K. I frequently find that I don’t know how to keep a conversation going.

De items lijken duidelijk te vragen naar plezier en handigheid in het babbelen met mensen. Met andere woorden: ze meten kennelijk autoritarisme, dat wil zeggen: de afwezigheid daarvan. Zoekt men zijn toevlucht in een groep of juist niet?

Als de kernitems autoritarisme meten, zou je verwachten dat de tweede factor iets als sociale dominantie moet meten.

De items van de AQ die goed discrimineren tussen autisten en niet-autisten, maar geen kernitems zijn, laat ik hierna volgen.
De 7 goed discriminerende items van de AQ die geen kernitem zijn
36*. I find it easy to work out what someone is thinking or feeling just by looking at their face.
24*. I would rather go to the theater than to a museum.
31*. I know how to tell if someone listening to me is getting bored.
15*. I find myself drawn more strongly to people than to things.

5. I often notice small sounds when others do not.
41. I like to collect information about categories of things (e.g., types of cars, birds, trains, plants).
45. I find it difficult to work out people’s intentions.

Deze items lijken vooral gericht te zijn op het wel of niet beïnvloeden van mensen. Maar dat is precies de basis van sociale dominantie. Men probeert de overhand te krijgen op de ander.


Conclusie

Autisme, gemeten met de AQ, lijkt dus inderdaad grotendeels hetzelfde te zijn als de omgekeerde zooifactor. Bèta's ('double-lows') scoren laag op bevooroordeeldheid, maar hoog op autisme. Alfa's ('double-highs') scoren hoog op bevooroordeeldheid, maar laag op autisme.

Het interessante is dan dat dezelfde variabele via totaal verschillende benaderingen boven is komen drijven. De mensen die de ene benadering kozen, zagen bèta's als mensen waar van alles mis mee was. De mensen die de andere benadering kozen, zagen alfa's als mensen waar van alles mis mee was.

Je zou dan verwachten dat het autisme-onderzoek vooral alfa's zou moeten aantrekken en het empirische discriminatie-agressie onderzoek vooral bèta's. Dat lijkt inderdaad te kloppen.

Ik wees er eerder al op dat bij autisme-onderzoekers zich bovenmatig vaak allerhande persoonlijkheidsproblemen voordoen. Ook iemand als Baron-Cohen bevestigt dat weer. Eerst meerdere malen de standaarddeviatie van de AQ benoemen als 3, kennelijk om het verschil tussen autisten en niet-autisten groter te doen lijken dan het in werkelijkheid is, vervolgens blijkt dat die standaarddeviatie in werkelijkheid meer dan tweemaal zo groot is.

Verder zou iemand als Bob Altemeyer dan een bèta-inslag moeten hebben. Wel als je iets van veertig jaar doorploetert om een begrip als 'autoritarisme' een solide empirische basis te geven en je bovendien ook nog eens extreem wars bent van speculatie, lijkt me daar weinig twijfel over mogelijk.

Autisme, gemeten met de AQ, is kennelijk slechts de zoveelste manier om de zooifactor vast te stellen, naast alle andere methodes die al bekend zijn.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten