dinsdag 10 juli 2018

De empirische theorie van fascistische systemen



Laatst bijgewerkt: 17/7/2018 om 4.31


Wat is fascisme? Hoe moeten we fascisme definiëren? Wat is er bekend over fascisme? Is 'fascisme' vooral een scheldwoord? Wie op internet gaat zoeken naar informatie over fascisme komt terecht in een brei van wollige teksten. Vaak is onduidelijk op welke evidentie de beweringen in die teksten precies gebaseerd zijn. Gaat het slechts om opinies van de hooggeleerde auteur of gaat het om beweringen gebaseerd op daadwerkelijke waarnemingen?

Deze verwarring is jammer en onnodig. Het empirische onderzoek naar fascisme is al begonnen tijdens de Tweede Wereldoorlog en heeft uiteindelijk duidelijke en heldere resultaten opgeleverd, denk ik. Maar vallen die resultaten beknopt te communiceren? Mensen hebben weinig tijd, weinig motivatie en willen snel. Ze hebben dus geen zin in ellenlange verhalen.

Tegelijkertijd is die beknoptheid voor onderzoekers en wetenschappers ook van groot belang. We hebben meer te doen. Verder valt een beknopte theorie eenvoudiger te toetsen en bij te stellen dan een vage, complexe theorie. Eerder formuleerde ik al het soortenmodel, maar inmiddels zijn we weer een stukje verder. Daarom hier een nieuwe poging kort samen te vatten, wat er bekend lijkt te zijn op basis van het empirische onderzoek naar fascisme en discriminatie. Om het beestje een naam te geven, duid ik het aan als de Empirische Theorie van Fascistische Systemen (ETFS).


Het doel van de Empirische Theorie van Fascistische Systemen

Een theorie probeert iets te verklaren, beter nog: te voorspellen. Wat probeert de ETFS te voorspellen?

Fascisme is een verschijnsel dat we kennen uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog dat vaak beschreven is. Zelf vind ik de beschrijving van Umberto Eco goed (hier).  Hij is leesbaar, begrijpelijk en helder. Verder geeft hij 14 concrete punten.

En hij merkt op: 'the fascist game can be played in many forms, and the name of the game does not change.' Fascisme kan in veel verschillende vormen gebracht worden, maar het blijft allemaal fascisme.' Met andere woorden: staar je niet blind op de details.

Eco probeert een soort handleiding te geven om fascisme te herkennen. Het doel van de ETFS is echter duidelijk te maken waardoor een fascistische samenleving, een fascistisch systeem, ontstaat. Waardoor dat fascistische systeem tenslotte aan haar einde komt. En wat we kunnen doen om te voorkomen dat dit soort systemen ontstaat. Het laatste doel is misschien op dit moment nog wat te hoog gegrepen. Misschien is het beter om te zeggen dat de ETFS moeten helpen om te begrijpen waardoor een fascistisch systeem ontstaat, wat het drijft en in stand houdt en waardoor het tenslotte in elkaar stort.


De ETFS

Hier komt mijn formulering van de ETFS.

1.  De basisvariabelen zijn autoritarisme en sociale dominantie.
Het ontstaan van een fascistisch systeem vindt plaats wanneer de mensen in een samenleving gemiddeld hoog scoren op de twee basisvariabelen die ten grondslag liggen aan fascistische systemen: autoritarisme (de RWA-schaal) en sociale dominantie (de SDO-schaal).

Autoritarisme is de neiging van mensen hun toevlucht en bestaan in een groep te zoeken. Sociale dominantie is de drijfveer om ten koste van alles macht te verwerven (leider van de groep te worden). Anders geformuleerd: qua status zo hoog mogelijk te komen.

Het gaat om twee variabelen die beide betrouwbaar gemeten kunnen worden. Dat betekent dat er mensen zijn die laag scoren op een van beide variabelen. Verder zijn er ook mensen die op beide variabelen laag scoren. Omgekeerd zijn er ook mensen die op een van de twee variabelen hoog scoren, terwijl sommige mensen op beide variabelen hoog zullen scoren.

In totaal levert dit vier groepen op: double lows (bèta's), sociaal submissieve autoritaristen (volgelingen/gelovigen), sociaal dominante niet-autoritaristen en double highs (alfa's). De autoritaristen (volgelingen/gelovigen en alfa's) zoeken veiligheid en macht in de groep. Ze zoeken elkaar op en klitten. Dit levert een machtige groep onder leiding van een alfa. Dit trekt vervolgens sociaal dominante niet-autoritaristen aan ('men of action') die aan de ene kant scherp kunnen denken, maar aan de andere kant ook ten koste van alles vooruit willen komen in het leven.

Deze twee variabelen resulteren dus voor een samenleving in een machtige groep met daarbuiten een relatief kleine groep van zelfstandige, individualistische, vrijdenkende bèta's die niet gericht zijn op groep en macht. 

2.  Bevooroordeeldheid is de centrale variabele
De twee basisvariabelen bepalen samen (vrijwel volledig) de centrale variabele van het fascistische systeem: bevooroordeeldheid (prejudice). Bevooroordeeldheid wordt gemeten door uitspraken over (leden van) andere groepen te laten beoordelen.

Bevooroordeeldheid heeft meerdere petten op, zou je kunnen zeggen. Allereerst meet het de geneigdheid tot discriminatie en agressie (1). Verder is het ook de variabele waarmee de leider, de strongman, volgelingen aantrekt (2). Mensen die laag scoren, zien niets in de strongman en zijn verhaal. Mensen die hoog scoren, geloven zijn verhaal en zijn geneigd achter hem te gaan staan. Deze koppeling tussen agressie en enthousiasme voor de strongman lijkt niet zo vreemd: de strongman kan alleen bestaan dankzij discriminatie en agressie en voor dat doel heeft hij een leger van gelijkgestemden nodig die bereid zijn tot agressie als hij daartoe opdracht geeft.

Een volgende manier om bevooroordeeldheid te interpreteren is het op te vatten als maat voor irrationeel geloof (3). Mensen die hoog scoren, geloven bepaalde zaken zonder dat daar deugdelijke evidentie voor bestaat. Ze weten het zeker, maar ze ontlenen hun zekerheid niet aan deugdelijke waarnemingen, maar aan de uitspraken van hun leiders en hun mede groepsleden.

Bevooroordeeldheid kan ook opgevat worden als gerichtheid op andere mensen in plaats van op de harde natuur (4). Omdat bèta's laag scoren en alfa's hoog en bevooroordeeldheid het verschil tussen deze twee groepen het beste in beeld brengt, kunnen we bevooroordeeldheid ook aanduiden als de alfabèta-factor (5). Het is de variabele waarop alfa's en bèta's maximaal verschillen.

Tenslotte kunnen we bevooroordeeldheid natuurlijk ook nog koppelen aan de basisvariabelen: autoritarisme en sociale dominantie. Bevooroordeeldheid is dan een maat voor het denken in termen van groep (6) en macht of status (7).

Wanneer bevooroordeeldheid de centrale variabele is in een fascistisch systeem, dan betekent dat, dat er mensen zijn die niet of vrijwel niet bevooroordeeld zijn (bèta's) en dat er mensen zijn die extreem bevooroordeeld zijn (alfa's). De twee overige groepen vallen daar tussenin. De volgelingen/gelovigen blijken bevooroordeeld, de 'men of action' nog belangrijk meer. 

3.  Twee conflicterende culturen: bèta en alfa.
Vanuit het gegeven dat de machtige groep onder leiding van haar alfa-leider extreem agressief is en de individuele bèta's zich altijd buiten de machtige groep bevinden, zijn zij de eerst in aanmerking komende slachtoffers. Bèta's moeten zich dus onder uiterst moeilijke omstandigheden staande houden. Ze doen dat door maximaal te produceren en onderling informatie uit te wisselen en zo ver mogelijk in de toekomst te kijken.

De machtige groep is hiërarchisch opgebouwd en bestaat uit de leider met zijn elite van alfa's. Eric Hoffer noemde deze groep in The True Believer: 'men of words' (hier). Mensen die de gave van het woord hebben. Mensen die een menigte kunnen bezielen. Aan de basis van de groep bevindt zich het leger van de leider: de (submissieve) volgelingen/gelovigen. Mensen die geloven wat hen van hogerhand verteld wordt. Hoffer noemde deze groep: 'fanatici.' De middenlaag wordt gevormd door, wat hij noemde: 'men of action'. Mensen die ten kost van alles macht willen, maar die geen autoritarist zijn (niet goedgelovig zijn en wel zelfstandig en scherp kunnen denken).

4.  Twee manieren van overleven: productie versus agressie
De bètacultuur probeert te overleven door maximaal te produceren. Men maakt zichzelf als het ware onmisbaar.

De alfacultuur of machtige groep overleeft door het uitoefenen van macht en geweld. Individuele bèta's zijn de eerst in aanmerking komende slachtoffers. Hun productie wordt afgeroomd, eventueel worden zij vervolgd. Vervolgens richt de agressie zich op andere minderheidsgroepen en afwijkende individuen. Tenslotte worden andere samenlevingen aangevallen. Ook kan de agressie zich gemakkelijk richten op leden van de eigen groep. 

5.  Toenemende alfaïsering
Na verloop van tijd ontstaat in iedere rijke samenleving een toenemende alfaïsering: de alfacultuur groeit qua aantal en qua macht. Het gevolg is dat de bèta's het steeds moeilijker krijgen, waardoor de productie afneemt, terwijl de samenleving steeds agressiever, harder en onverdraagzamer wordt. Het systeem 1 denken gaat het systeem 2 denken steeds meer verdringen. Er ontstaat een steeds sterkere babbelcultuur. De samenleving gaat van democratisch en egalitair (we zijn allemaal gelijk) naar totalitair (fascistisch, één absoluut heerser).

De toenemende alfaïsering ontstaat doordat systeem 1 reacties (gevoelsmatige reacties) snel en gemakkelijk gaan en weinig tijd en energie kost. Systeem 2 reacties, bewust gericht denken om de juistheid van oplossingen te evalueren, gaan echter traag en kosten veel tijd en energie. Verder vereist systeem 2 denken een lang en lastig leertraject. In een rijke cultuur is er daardoor weinig noodzaak voor systeem 2 denken. Het aantal systeem 2 denkers loopt daardoor steeds verder terug. Het verdelen van de beschikbare koek wordt steeds belangrijker, het produceren van de beschikbare koek gaat men als steeds minder belangrijk zien.

6.  Ineenstorting van het systeem
Door de steeds verdergaande alfaïsering stort het systeem (de civilisatie) tenslotte in elkaar. Het kan zijn dat men onderling slaags raakt, het kan zijn dat men een al te enthousiast begonnen oorlog verliest, het kan zijn dat de productieve onderklasse verdwenen is, het kan zijn dat men niet meer in staat is het hoofd te bieden aan een natuurramp of andere externe bedreiging.

In het laatste stadium zijn de mensen in de alfacultuur doorgaans volledig de koppeling met de externe realiteit kwijt. Men leeft in een waanwereld die ontstaat doordat iedereen elkaar naar de mond praat. Bij Hitler is dit via de film Der Untergang in beeld gebracht. Niet bestaande eenheden worden de strijd ingestuurd doordat (in eerste instantie) niemand durft te vertellen dat die niet meer bestaan.

In het Oude Testament is het verhaal te vinden koning Belsazar. Hij geeft een groot feest, terwijl de Perzen voor de stad staan om deze in te nemen. Hoewel dat natuurlijk voor ieder normaal mens weken eerder al duidelijk zou zijn, is er in zijn voorstelling van zaken zogenaamd geen enkele reden tot ongerustheid. Het feest bewijst dat alles perfect gaat. Tot er op de muur een tekst verschijnt: 'mene mene tekel urfasin'. Gewogen, gewogen en te licht bevonden. Dezelfde nacht valt de stad en wordt hij vermoord. 


Samenvatting

Je zou de ETFS kunnen samenvatten via de alfabèta-factor: bevooroordeeldheid. Naarmate de mensen in een samenleving vooroordelen (fake news, 'mooie' verhalen) steeds gemakkelijker gaan omarmen, zich steeds sterker richten op het verwerven van een zo'n hoog mogelijke status, wordt de samenleving steeds fascistischer, gewelddadiger en totalitairder. Het recht van de sterkste gaat steeds meer heersen. Tenslotte leidt de focus op geweld en irrationaliteit tot de ineenstorting van het systeem.

De basis van de ETFS is dat er in een rijke samenleving geleidelijk aan steeds meer bevooroordeelde mensen komen en steeds minder niet bevooroordeelde. Er komen steeds meer alfa's en steeds minder bèta's. De alfa's zijn: gericht op discriminatie en agressie (1), scharen zich gemakkelijk achter een strongman (2), geloven gemakkelijk vooroordelen, fake news en andere irrationele zaken als hen dat op de juiste manier verteld wordt (3), zijn vooral gericht op andere mensen en niet op de harde natuur (4), voelen zich beter thuis in een zacht alfavak dan een hard bètavak (5), zien zichzelf als lid van een belangrijke en machtige groep (6) en zijn zeer statusgericht (7).

In een volgende blogpost probeer ik verder in te gaan op het essentiële verschil tussen alfa's en beta's: hoe kan het verschil in bevooroordeeldheid verklaard worden? In de tweede alinea onder punt 5 hierboven schetste ik al kort de vermoedelijke verklaring. Er komen geleidelijk aan door de overvloed steeds meer systeem 1 'denkers' in de samenleving. Het gerichte, kritische denken wordt steeds meer vervangen door niet meer aan de externe werkelijkheid gerelateerd babbelen.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten