dinsdag 21 mei 2019

Twee modellen voor informatieverwerking is er een te veel


Laatst bijgewerkt 21-5-2019 om 15.57


In de vorige blogpost schetste ik twee modellen om informatie te verwerken. Wie in een gevaarlijk oerwoud verkeert, is geneigd de omgeving zorgvuldig te scannen. Het gevaar kan overal loeren. Vervolgens maakt het kiezen van de juiste reactie veel uit. Het betekent wel of niet iets eetbaars bemachtigen of het betekent wel of niet een gevaarlijke situatie overleven.

De andere situatie die ik schetste, was het vredige dorp aan de rivier, waar de dorpelingen collectief een bekend geest X op de zandbank menen te zien liggen. Hoewel die geest vermoedelijk niet echt zichtbaar is, is het toch handig om die ook te zien en te rapporteren. In de kroeg gaan we bij een sterk verhaal ook niet al te kritische vragen stellen. De functie van het verhaal is niet de externe werkelijkheid te beschrijven, maar de groepsband te versterken. In de sociale werkelijkheid kunnen dus onzichtbare zaken opduiken als onbetwistbaar feit. Althans zolang men binnen de groep blijft qua waarnemers.

De beide situaties lijken in eerste instantie op twee punten te verschillen. In het oerwoud is zorgvuldig scannen van de omgeving op mogelijke aanwijzingen van levensbelang. In het oerwoud hebben we een actieve open instelling nodig. Een actieve 'open mind'. In het vredige dorp gaat het er niet om de omgeving zorgvuldig te scannen, maar zo snel en handig mogelijk te reageren op het verhaal dat de beroemde geest X op de zandbank ligt. Het oppikken van het gerucht is voldoende. Nader onderzoek is niet nodig.

Een tweede punt waarop beide situaties verschillen, is de uitkomst. In gedragsanalytische termen: de consequences (de consequenties, de gevolgen). In het gevaarlijk oerwoud is dat of eten of het ontsnappen aan gevaar. In het vredige dop is dat de status in de groep.

Tussen beide situaties zit echter nog een derde verschil. In het gevaarlijke oerwoud ligt de juiste response niet automatisch vast. Wie een bosje ziet, kan besluiten het bosje te mijden. Hij kan ook besluiten het bosje voorzichtig te onderzoeken. In het vredige dorp ligt de zaak echter veel eenvoudiger. Men stemt enthousiast in met het oncontroleerbare verhaal of men is te laat.

Kritisch reageren op het verhaal zal, voor wie zich de situatie realiseert, normaal niet echt een bruikbare optie zijn. Kom maar eens in een groot gezelschap van mensen die het heel erg met zichzelf hebben getroffen en geloven een fantastische prestatie te hebben verricht. Is het dan zinvol om openlijk te gaan twijfelen aan die 'fantastische' prestatie? Die reactie is alleen zinvol voor wie zichzelf bij die groep impopulair wil maken. In het ene geval ligt de optimale reactie dus vrijwel vast, in het andere geval ligt die helemaal niet vast.

Er is echter een nog algemener verschil tussen de responsen. In het gevaarlijke oerwoud gaat het om waarnemen en onderzoek doen. In het vredige dorp gaat het om tetteren, om babbelen. In het ene geval ligt de focus op waarneming, in het andere geval op simpele, verbale actie.

Wie dan verder zoekt, ziet nog een ander algemeen verschil. Mensen moet op een of andere manier feedback krijgen over het succes van hun acties. Wie zich in het gevaarlijke oerwoud bevindt, focust op harde informatie. Levert de actie eten op of juist gevaar? Dat betekent ook dat het effect van wat men doet, niet onmiddellijk duidelijk is. Pas enige tijd later worden de zaken duidelijker. Men focust op harde informatie die pas een tijd later beschikbaar is. Men probeert vooruit te kijken.

In het vredige dorp focust men op de reacties van de mede dorpelingen. Valt de opmerking goed? Sorteert die het gewenste effect? De informatie daarover komt normaal onmiddellijk, doordat de woorden een emotioneel effect oproepen.

Dit verschil tussen snelle feedback en trage feedback is vermoedelijk de oorzaak dat we voor sociale interacties onze emotionele systeem 1 hanteren. Om de toekomst op langere termijn effectief te voorspellen, voor zover dat mogelijk is, hebben we echter systeem 2 nodig, dat veel moeilijker en tijdrovender is en veel meer energie kost.

Hoe moet je die twee modellen voor het verwerken van informatie omschrijven? Wie in het oerwoud zit, moet een 'open mind' hebben. Het oerwoud bepaalt, wat er moet gebeuren. De persoon zelf wordt als het ware aangestuurd door het oerwoud. Het gaat om 'open mind informatieverwerking' (OMI).

De situatie in het vredige dorp, doet erg denken aan de Heidelbergse Catechismus. Men krijgt een vraag, het antwoord dat men moet geven, is ook al bekend. Men geeft dat antwoord en men krijgt sociale bijval. Want men heeft precies het juiste antwoord gegeven. Men reageert als een soldaat op een commando, zonder precies te weten, waarom men doet, wat men doet. Het is 'closed mind informatieverwerking' (CMI).

Nadat het idee geplant is (het commando gegeven), weet men het zeker. Geen enkele waarneming is denkbaar op grond waarvan men zijn geloof terzijde zou schuiven. De groep (of de leider) heeft besloten en dus is het zo.

Bij CMI is men zich niet bewust van de bubbel waar men in zit en men twijfelt men niet aan de juistheid van het antwoord dat men geeft. Iedereen vindt dat, dus het moet wel zo zijn. Bij OMI is men zich akelig bewust van zijn beperkte en gefilterde informatie en is men ook nog eens on zeker over de uiteindelijke afloop. Want voorspellen is moeilijk en de Natuur complex.

Wat leren onze kinderen op school? Is dat OMI of CMI? Vertelt de docent wat men moet weten of niet? Bepaalt de docent of het antwoord goed is? Onderwijs is dus normaal gebaseerd op CMI. Dat betekent dat mensen niet zelfstandigen  kritisch leren nadenken, maar leren handig te babbelen. Ze leren het sociaal gewenste antwoord te geven. Ze zeggen wat de hoger in status wil horen. Je verwacht dus dat langer onderwijs automatisch leidt tot meer bevooroordeeldheid. Tot meer gebabbel. Dat het leidt tot verrechtsing en -- uiteindelijk -- het enthousiast omarmen van fascistische ideeën.

Twee modellen voor informatieverwerking is er echter een te veel. Wanneer je voor de informatieverwerking twee totaal verschillende kanten uit kunt, moet dat op een of andere manier in je model verwerkt worden. Normaal bevinden we ons niet moederziel alleen in een gevaarlijk oerwoud. Het is dus plausibel dat er bij informatieverwerking altijd een sociale factor aanwezig is, maar uiteindelijk ook altijd een harde factor. Wat we beweren, heeft uiteindelijk consequenties voor wat we doen en wat er gebeurt.

Wanneer situaties echter zowel een harde (fysische) component bevatten als een sociale dan kom je uit bij de opzet van Ash. In de opzet van zijn experimenten was er aan de ene kant de lengte van het lijnstukje dat beoordeeld moest worden. Aan de andere kant waren er de (foute) antwoorden van de andere 'proefpersonen'.

Wat hij vindt, is inderdaad dat beide componenten een duidelijke invloed hebben. Verder proberen proefpersonen soms in hun antwoord een soort compromis te vinden. Ze zwakken het fysisch juiste antwoord af in de richting van het sociaal juiste antwoord: ze gaan tussen beide extremen in zitten. Het gegeven antwoord is dan wat vreemd: het klopt fysisch niet meer, maar ook sociaal niet.

De belangrijkste uitkomst die hij vond, was dat het om een persoonsvariabele ging. Mensen focussen dus of sterker op de fysische aspecten of sterker op het sociale aspect van de situatie en doen dat altijd op die manier. Die sociale focus meten we in het soortenmodel via bevooroordeeldheid. Maar bevooroordeeldheid kan ook afgeleid worden via de manier waarop iemand schrijft of praat. Nog weer een andere manier om de mate van bevooroordeeldheid te bepalen, is het bepalen van sociale dominantie en autoritarisme. Samen bepalen die vrijwel volledig de mate van bevooroordeeldheid.

Heeft iedereen het over 'bevooroordeeldheid'? Zelf heb ik het wel over de alfa-bètafactor. Bevooroordeeldheid is de factor die in het soortenmodel maximaal onderscheid maakt tussen alfa's en bèta's. Maar als je het hebt over 'open mind informatieverwerking' en 'closed mind informatieverwerking' dan zou je verwachten dat 'openness' (voluit: openness to experience) ongeveer hetzelfde moet zijn. Terwijl ''dogmatism' weer wordt opgevoerd als tegenhanger van openness.

Wel, welke term men ook kiest voor het beestje, het is de factor die bepaalt hoe mensen doorgaans informatie verwerken. Dat 'doorgaans' moet er wel bij, want in beginsel beschikt iedereen over beide manieren van informatieverwerking. Het is slechts zo dat we door onze evolutionaire aanleg CMI (systeem 1, het emotionele systeem: snel denken) veel gemakkelijker kiezen dan OMO (systeem 2, het rationele systeem: traag denken). Traag denken moet moeizaam geleerd worden, kost veel tijd en energie en door het te doen, vergroten we de afstand tot de groep.

Het is dus begrijpelijk dat de meeste mensen om begrijpelijke redenen kiezen voor de weg van de minste weerstand. Waarom zou je je inspannen als het niet echt nodig is?



















Geen opmerkingen:

Een reactie posten