vrijdag 8 maart 2019

Hoe onstaat een jihadist of gelovige?


In de Volkskrant van vandaag (7 maart 2019) breekt Keyvan Shahbazi zich het hoofd over de vraag: hoe ontstaat een jihadist? Shahbazi is cultureel psycholoog, werkt bij de Politie-academie en moest ooit zelf vluchten voor een totalitair regiem. Wat zegt Shahbazi?

De titel van zijn artikel luidt: Waar ging het mis met jihadi's? Ik citeer: "Waar ging het mis met de jihadisten die de vrijheid, veiligheid en rechtsstatelijkheid van de westerse samenlevingen hebben ingeruild voor de kwaadaardigheid van de gangs als Al Qaida of IS? Wat zochten ze bij hen dat ze bij ons niet hadden?" Het antwoord dat het om het 'ware geloof' zou gaan, vindt hij niet overtuigend. Het geloof is slechts een vehikel, stelt hij. Een scootmobiel om de gekneusde zielen van A naar B te brengen. Een scootmobiel om de gekneusde zielen daar te brengen, waar ze willen zijn. Maar wat maakt dat iemand zich aangetrokken voelt tot het 'ware geloof'?

Hij merkt dan op dat de behoefte aan zingeving slechts een deel van het antwoord is. Ik denk dat hij hier te voorzichtig is. Zingeving is een methode die Viktor Frankl aanbeveelt om lijden dragelijk te maken. Wie bezig is iets nuttigs te volbrengen, kan veel meer verdragen, dan iemand die alle ellende ontvlucht door te vluchten in zijn droomwereld. Dat was, wat Frankl gezien dacht te hebben en op die observatie bouwde hij vervolgens zijn 'therapie'. Bovendien kon hij zijn wijsheid in het concentratiekamp op zichzelf toepassen en zo vrij overtuigend demonstreren.

Maar inmiddels weten we meer, we hebben het soortenmodel. Het basisonderscheid in het soortenmodel is tussen alfa's en bèta's. De alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid, agressie) is de centrale variabele van het soortenmodel. De meest agressieve personen komen in beginsel in de alfacultuur het hoogst, als ze geluk hebben, wat natuurlijk niet altijd het geval is.

Tussen alfa's en bèta's bestaan belangrijke verschillen. Een belangrijk verschil is dat bèta's gewend zijn om te gaan met stress (moeilijke en bedreigende omstandigheden) en dat hun methode om te overleven bestaat uit iets nuttigs gaan doen. Ze maken zichzelf als het ware onmisbaar. Je kunt de tuinman wel een mens van niks vinden, maar zo lang hij zorgt voor een prachtige tuin, zou je gek zijn om hem af te maken.

Mensen in de alfacultuur reageren echter emotioneel op stress. Hun basisreactie is strijd en verbaliseren. Bij stress praten alfa's zichzelf en anderen dus de hemel of de hel in. In dat verband is de opmerking die volgens het verhaal Herodus gemaakt zou hebben tegen een leider van de op handen zijnde Joodse opstand me bijgebleven. Ze keken vanaf het dak van het paleis uit over de Middellandse Zee. Hij zegt dan: waar is uw vloot, waar zijn uw legioenen? De aspirant-opstandelingen hebben niets van dat alles, maar geloven heilig dat hun tomeloze inzet en enthousiasme de overwinning zullen brengen. Het zou -- als zo vaak -- anders lopen.

Mensen in een alfacultuur zoeken het dus in strijd en niet in productie. Verder is in moderne landbouwsamenlevingen al snel drie vierde of meer van de bevolking onderdeel van de alfacultuur. Mensen worden dus niet strijder, omdat ze zo graag boer willen zijn. Nee, in beginsel zijn ze voorbestemd voor de strijd. En het is hun om het even: welke strijd.

Shahbazi merkt vervolgens mijns inziens terecht op, dat deze jongeren gelokt worden door te anticiperen op hun verlangens: geborgenheid, verbondenheid en warme, affectieve verwantschap. In feite: broederschap. Ja, gewone gelovigen (strijders, slaven) zoeken geborgenheid in de groep.

De doeners willen echter in het leven ten koste van alles iets belangrijks worden. Die geborgenheid zal hun worst zijn. En de alfa's willen beide: ze willen de geborgenheid van de groep en ze willen de almachtige heerser zijn. Het idee dat het alleen om de geborgenheid van de groep zou gaan, is dus niet in alle gevallen correct.

Maar waarom zoekt een 'gewone gelovige' de geborgenheid van de groep? Shahbazi veronderstelt dan het volgende. "Ze bieden een balsem voor de verwondingen die ze hebben opgelopen door een problematische emotionele hechting in hun vormingsjaren. Gemis van een warm nest is het meest opvallende kenmerk van veel jihadisten zoals de broers Kouachi. Zo zijn velen van de Nederlandse jihadisten opgegroeid, als het zoveelste kind, in een disfunctionerend of gebroken gezin met een (geestelijk) afwezige vader; eerst uitgewrongen achter een lopende band, en daarna uitgespuugd in het isolement van werkeloosheid."

Opgroeien in een warm gezin is voor een kind natuurlijk belangrijk. Ik wil dat niet bestrijden. Maar Kaïn en Abel groeiden op in hetzelfde gezin, terwijl -- volgens het Bijbelverhaal -- toch echt Kaïn was, die Abel doodsloeg. Het ene kind was een succesvolle boer, het andere kind draaide zijn hand niet om voor moord als hem dat zo uitkwam.

Nu is deze vergelijking niet helemaal eerlijk, want afgaande op het Bijbelverhaal was Kaïn een duidelijke alfa, terwijl het bij jihadisten in het simpelste geval ook kan gaan om 'gewone gelovigen'. Ik ben er echter niet bij voorbaat van overtuigd dat de opvoeding op dit punt alles bepaalt. Zelfs niet als we ons beperken tot de gelovigen, tot de autoritaristen. Ik wil graag geloven dat erfelijkheid op dit punt geen enkele rol speelt, maar pas nadat ik overtuigende data gezien heb. En tot nu toe, zijn die er bij mijn weten niet.

Het is dus niet zo, dat ik die hypothese van 'ze misten als kind een veilige en positieve omgeving' bij voorbaat afwijs. Nee, het zal vast wel een factor zijn, die meespeelt. Maar het is vermoedelijk niet de enige factor.

De vraag echter, waar het eigenlijk om gaat, is: hoe kun je iemand behoeden om dat pad van het 'ware geloof' op te gaan? Hoe kun je mensen leren wat minder gemakkelijk allerhande onzin te omarmen?

Bij jagers/verzamelaars speelt de harde natuur een belangrijke rol. Maar zonder die harde natuur, in een rijke samenleving, is er geen enkele reden om niet in allerhande onzin te geloven. We ontwikkelen ons rationele denken pas na eindeloze interactie met de harde natuur. Een manier om dat te simuleren, is bijvoorbeeld schaak te gaan spelen. Of te gamen tegen de computer. Of wiskunde-sommen te maken. Of rekensommen. Of puzzels op te lossen.

Nog effectiever is vermoedelijk: gericht oefenen met het analyseren van informatie. Iets wat men tot nu toe in het onderwijs overwegend als overbodig ziet. Teksten bevatten echter informatie en het is de kunst die eruit te halen. Er is tot nu toe geen enkele reden om te veronderstellen dat mensen met oefenen zich die kunst niet eigen zouden kunnen maken.

In ieder geval is dat een benadering die geprobeerd kan worden en waarvan de effectiviteit in beginsel vrij eenvoudig vastgesteld kan worden. Je wilt een verschuiving bereiken op de alfa-bètafactor. Een factor die op heel veel verschillende manieren bepaald kan worden.

Wie naar het huidige onderwijs kijkt, ziet dat dat vaak precies tegenovergesteld werkt. Onderwijs is vooral luisteren naar een verhaal en daar wat kreten uit oppikken. En vermoedelijk heeft onderwijs altijd al op die foute manier gewerkt. Het leidt mensen niet op tot kritisch en rationeel denkende mensen, maar tot napratende robots, die absoluut niet weten, wat ze precies aan het doen zijn. Het accent in het onderwijs ligt niet op nadenken, maar op napraten. De opzet van de Heidelbergse catechismus was ook de opzet van het onderwijs, zoals dat ontstaan is na de uitvinding van de landbouw.















Geen opmerkingen:

Een reactie posten