dinsdag 26 maart 2019

Mijn 'ernstige psychose'


Laatst bijgewerkt 27-3-2019 om 0.33


Iedere dag dat je opstaat, begint de rest van je leven. Hoe lang je nog hebt, weet je niet, als je dus iets wilt doen, is het goed om het niet uit te stellen. Mijn goede voornemens krijgen vandaag echter al snel een stevige domper. Ik blijk een 'ernstige psychose' te hebben.

Ik weet, althans ik denk te weten, dat ik PTSD (Post Traumatic Stress Disorder) heb gehad. Ook niet helemaal niks. PTSD heeft een hoge mortaliteit, ondanks het gegeven dat het 'helemaal tussen de oren' zit. Verder heeft PTSD nog iets vreemds: het is objectief aantoonbaar. De symptomen en verschijnselen zijn objectief vaststelbaar.

Zo kon het ooit gebeuren, dat ik iemand die een PTSD-persoon (patiënt is een onnodig geladen uitdrukking) belachelijk maakte, kon geruststellen: hij had het zelf ook. Daarop kreeg ik de vraag, hoe ik dat wist, en begon de veteraan te huilen. Hoe wist ik dat? Door te kijken en te luisteren. Iemand die weet waarop hij moet letten, kan zich moeilijk vergissen in dit geval.

Hoe weet ik dat ik niet meer PTSD heb? Voor dat doel hebben we betrouwbare en gevalideerde vragenlijsten. Ik kwam tot de conclusie dat ik geen PTSD meer had, na het invullen van zo'n vragenlijst.

Het was mijn tweede (zelfhulp)boek en de uitkomst van de vragenlijst was duidelijk. En voor mijn idee klopte dat ook wel. Mijn eerste boek op dit gebied was van Albert Ellis: Rational Emotive Behavioral Therapy (hier).

Dat boek viel bij mij in vruchtbare aarde. Nadat ik het uit Amerika had laten komen, las ik er die zelfde avond een paar uurtjes in. Daarna gaf ik mezelf een klap voor de kop en begon ik mijn gedrag (pardon: mijn denken) bij te stellen. Dat laatste vergt natuurlijk een lange adem en gaat niet van de ene dag op de andere. Maar het idee was duidelijk. Door mijn theoretische en praktische ondergrond in gedragsanalyse viel het voor mij relatief gemakkelijk toe te passen.

Dus je zou denken: mooi. De PTSD overwonnen, althans zo weten te beteugelen dat het je functioneren niet langer inperkt. Integendeel, zou ik bijna zeggen. En dan krijg je impliciet meegedeeld dat je leidt aan een 'ernstige psychose'.

Wie zeggen dat? Niet Jan met de Pet. Het verhaal is afkomstig van Jean-Paul Selten (GGZ en Universiteit Maastricht), Lieuwe de Haan (AUMC) en Jim van Os (UMC Utrecht). Alle drie 'psychiater' en 'hoogleraar'. Dat ik dat tussen aanhalingstekens plaats, betekent dat het etiketten zijn die ze zelf hanteren. Bepaald niet niks dus.

'Jaarlijks ontwikkelen 3.000-4.000 Nederlanders een ernstige psychotische stoornis. De kans om ooit in je leven een ernstige psychose te krijgen bedraagt ongeveer 1 procent.' Dat schrijven ze in hun opinie-stuk in de Volkskrant van dinsdag, 26 maart 2019: Waarschuwing op zakje nederwiet.

Als iemand met een 'ernstige psychose' ben ik natuurlijk nogal achterdochtig. Klopt die uitspraak? Als we per jaar gemiddeld een 3.500 Nederlanders hebben met een psychose en je hebt een bevolking van 17 miljoen, dan zou ik ongeveer 1,6% verwachten (uitgaande van een groot leeftijdscohort dat 80 jaar leeft). Sommige mensen zullen vermoedelijk wel wat vaker een psychose ontwikkelen. Die ene procent kan dus prima kloppen.

Wanneer heb je een psychose? 'De patiënt meent bijvoorbeeld dat zijn computer wordt gehackt, dat er op de televisie over hem wordt gepraat en hoort stemmen van niet-aanwezige personen.' Duidelijk. Maar aan die criteria voldoe ik globaal.

Mijn blog is gehackt en dat is ook nog officieel vastgesteld door Google. We weten zelfs behoorlijk zeker welke overheidsinstantie daarvoor verantwoordelijk is. (Maar omdat die jongens in het buitenland soms ook wel goed werk doen, zullen we het ze maar niet al te zwaar aanrekenen.) Onze server is inmiddels tweemaal gehackt. En ook in een van die gevallen denk ik wel te weten, wie het was.

In de krant is uitgebreid en negatief geschreven over mij en mijn vrouw naar aanleiding van ons volledig 'foute' proefschrift, waarin wij het bestonden het aantal taalfouten in teksten van studenten objectief, valide en betrouwbaar te meten.

En ik ben in staat de stemmen te horen van mensen die in de andere kamer aanwezig zijn, dus niet hier. Mijn vrouw en mijn zoon hebben een nog aanmerkelijk beter gehoor. Soms denk je dat ze bijna door muren heen kunnen luisteren. Onze Duitse Herder verslaat echter vermoedelijk iedereen op dat punt. Ze hoort het al, als ik iets op grote afstand fluister. Ik vind dat vermogen om stemmen te horen van niet (in de kamer) aanwezige personen dus niet zo bijzonder. Maar goed, als psychiaters dat willen zien als bewijs voor een psychose, het zij zo.

Het enige punt in de omschrijving waar ik nog niet aan voldoe, is dat 'patiënt'. Maar als het enige verschil tussen de psychoticus en mij, is dat de ene bij de psychiater zit, en de andere niet, dan is de basis voor het onderscheid dus niet, wat men zegt dat het is. Sterker nog: wat men denkt, klopt kennelijk niet met de realiteit.

Nu kan men tegenwerpen, dat ik dat horen van stemmen, nogal anders zit te interpreteren dan men vermoedelijk bedoeld heeft. Daar zit wel iets in, maar ik meen mij ook te herinneren dat iemand een tijd geleden heeft uitgevogeld dat heel veel mensen (innerlijke) stemmen horen, terwijl die mensen verder normaal functioneren en niet bij de psychiater lopen.

In dat geval blijft mijn punt dus overeind staan. Wat is precies de objectieve evidentie voor het bestaan van die zogenaamde 'psychosen'? Ik begrijp dat het voor psychiaters een reuze handige term is. Plak er een etiket op en niemand stelt nog lastige vragen. Maar als empirisch wetenschapper heb je tot taak die vragen juist wel te stellen. Wat is de objectieve onderbouwing voor 'psychose'?

Het opinie-stuk stelt: 'Ernstige psychosen beginnen meestal tussen het 18de en 35ste jaar en gaan gepaard met aanzienlijke problemen.' Kennelijk is het dus zo, dat als er voor de psychiater 'aanzienlijke problemen' zijn, hij concludeert tot het bestaan van een 'psychose'. Met andere woorden: de problemen zijn er het eerst en daarna concludeert men tot een veronderstelde oorzaak.

De volgende zin in het stuk bevestig dat ook: 'De oorzaak is een combinatie van erfelijke en omgevingsfactoren.' We de zin kritisch leest, ziet dat de taal niet helemaal klopt. Mensen die slordig schrijven, zijn slordige denkers. Tussen slordig taalgebruik en autoritarisme lijkt een duidelijke koppeling te bestaan. Kennelijk zit men dus niet te 'denken', maar te 'babbelen'.

In ieder geval past die verklaring op alle mogelijke gedrag. Het is dus een volstrekt lege verklaring. Ontoetsbaar. Geleuter! Ook dat bevestigt dus de veronderstelling dat het kennelijk om gebabbel gaat.

Het stuk bevat echter wel een aanduiding voor de signalen op grond waarvan men concludeert tot 'psychose'. Namelijk deze: 'Aangezien de stemming en het functioneren in de jaren voor de eerste psychotische episode al achteruitgaan ...'  Men heeft het dus over de stemming waarin de persoon is en zijn functioneren. Dat zijn kennelijk de doorslaggevende determinanten om het etiket 'psychose' op iemand te plakken.

Maar stemming heeft te maken met emoties. En functioneren heeft te maken met de manier waarop iemand denkt. Beide criteria lijken duidelijk gekoppeld te zijn aan de alfa-bètafactor. 'En de boer (of bèta), die ploegde voort,' heet het. Terwijl alfa's focussen op emoties, strijd en overwinning. Verder zijn boeren (bèta's) in doorsnee behoorlijk nuchter, beweert men. Een gebrek aan nuchterheid lijkt echter juist typerend voor de psychoticus te zijn.

Het opinie-stuk gaat over het verband tussen wietgebruik en psychose. Dat verband lijkt er onmiskenbaar te zijn. Dat betekent echter nog niet automatisch dat het een oorzakelijk verband moet zijn. Lange mensen zijn zwaarder, maar als je meer gaat eten, word je wel zwaarder, maar niet langer. Het zou dus kunnen zijn dat mensen die al jong wiet (cannabis) gebruiken, dat vooral doen doordat ze een persoonlijkheid bezitten die autoritaristisch is en mogelijk ook nog sociaal-dominant. Wiet is gezellig en ontspant. Dat is precies wat autoritaristen zoeken.

De auteurs wijzen ook nadrukkelijk en terecht op dit punt. Alleen concluderen ze vervolgens dat minimaal beide verklaringen juist moet zijn. Misschien is het oorzakelijke verband niet alles bepalend, maar het zou wel bestaan. Mogelijk, maar hoe weet men dat zo zeker? Dat vermelden de auteurs niet.

De auteurs springen dus naar een conclusie zonder evidentie. Wie had het ook al weer over het horen van stemmen? Over verward zijn? Over dingen waarnemen die er niet zijn? Ik ben dus geneigd te denken, dat zaken beweren, zonder dat daar deugdelijke empirische evidentie voor bestaat, helemaal niet zo zeldzaam is. Ook psychiaters die schrijven over psychose lukt het niet, die valkuil te vermijden. Vermoedelijk is gewoon een groot deel van de bevolking volgens dat criterium 'psychotisch'. Men gelooft en denkt dingen, die er niet werkelijk zijn.

Ik denk dus dat we twee zaken duidelijk van elkaar moeten onderscheiden. Het eerste zijn de signalen waarop psychiaters het etiket 'psychose' gaan plakken. Zelf geloven ze, dat ze dat vooral doen, als iemand het contact met de realiteit kwijt is. Het beschikbare onderzoek ondersteunt volgens mij die conclusie niet echt. Ze denken dat ze focussen op factor A, maar in werkelijkheid laten ze zich leiden door factor B. Met andere woorden: ze weten zelf niet helemaal wat hun diagnose drijft. Over dit punt een andere keer meer.

Het tweede punt is dat een groot deel van de bevolking zaken gelooft en denkt, die niet gerelateerd zijn aan de harde werkelijkheid. Dat is verklaarbaar, logisch en volgt volledig uit het soortenmodel. Mensen in de alfacultuur leven in een groep, die hun gedrag en hun denken bepaalt. Hun denken is daardoor niet meer gerelateerd aan de objectieve werkelijkheid, maar wordt bepaald door de sociale werkelijkheid. Ze leven in een sociaal virtuele werkelijkheid.

Daarbij bestaat er een belangrijk verschil in de manier van denken tussen mensen die in de harde werkelijkheid leven en de mensen die in de sociale werkelijkheid leven. Om de sociale werkelijkheid te manipuleren, moeten we 'babbelen'. We moeten systeem 1 hanteren. We moeten via onze woorden andere mensen naar onze hand zetten. Het gaat er niet om, of het klopt wat we zeggen, het gaat erom, dat de ander in door ons in de gewenste richting worden geduwd.

Om de objectieve werkelijkheid te begrijpen, te voorspellen en te manipuleren, moeten we echter echt 'denken'. We moeten systeem 2 hanteren. We moeten langzaam en kritisch denken. We moeten focussen op: klopt alles nog steeds met de harde, objectieve werkelijkheid? Dat is iets totaal anders.





















Geen opmerkingen:

Een reactie posten