vrijdag 8 december 2017

Bevooroordeeldheid is het kenmerk van mensen die kiezen voor Trump en andere strongmen



Bevooroordeelde personen zijn sterk geneigd tot discriminatie/agressie en het volgen van een strongman




Laatst aangepast op 13/12/2017 om 3:40 uur.

Het onderzoek naar de factoren waardoor mensen zich achter een strongman als Hitler of Trump scharen, is ooit begonnen met een idee van Erich Fromm. Er moest iets zijn in de persoonlijkheid van deze mensen waardoor ze zich aangetrokken voelden tot een sterke leider en zijn lokroep niet konden weerstaan.

Ik heb dat idee wel beknopt omschreven als: er moet een factor X zijn waardoor bepaalde mensen extreem gevoelig zijn voor de boodschap van een strongman. 


Hoe het begon

Fromm publiceerde zijn idee in 1941 in Die Furcht vor der Freiheit. In de UK werd dit vertaald als: The Fear of Freedom. In de USA maakte men ervan: Escape from Freedom.

Hoewel Fromm met zijn schrijfstijl wel een groot lezerspubliek aantrok, trok hij weinig empirische wetenschappers aan. Iemand als Bob Altemeyer (hier) die zich zonder al te veel problemen door de ongeveer duizend bladzijden van The Authoritarian Personality (hier) kon heenworstelen en daar ook nog de kern uit kon slopen, kon -- wat ik begrijp uit zijn geschriften -- weinig met Fromm. Mijn eigen ervaringen waren vergelijkbaar.

Die wolligheid van de formuleringen van Fromm leidde er vermoedelijk toe dat het onderzoek dat in de oorlog op gang kwam en in 1950 gerapporteerd werd in The Authoritarian Personality tot een storm van kritiek leidde, waardoor de resultaten min of meer op de vuilnisbelt van de wetenschap terecht kwamen.

Vermoedelijk waren de resultaten daar altijd blijven liggen als Bob Altemeyer niet -- volgens eigen zeggen -- lui was geweest. Hij had het afschuwelijke en dikke boek gemakshalve overgeslagen bij een mondeling literatuurtentamen. Dat had je in die tijd nog.

Vervolgens kwam het toeval de wetenschap opnieuw te hulp. De hoogleraar die hem tentamineerde wilde geen onvoldoende geven, maar gaf een vervangende taak. Een stuk schrijven over het niet bestudeerde boek. Dat stuk werd de basis van ongeveer veertig jaar onderzoek naar autoritarisme (RWA).

Wat was het geniale idee van Fromm dat zo wollig verpakt zat, dat onderzoekers het niet meer duidelijk zagen? William Whiplle III omschreef het in 2008 op Amazon.com (hier) als volgt. This book, initially published in 1941, provides an invaluable framework for understanding the rise of Fascism in the 1930s. Fromm argues that the German masses (especially the lower middle class) were not tricked into supporting Hitler and his cohorts; they willingly succumbed to gain powerful psychic benefits. In brief, by surrendering themselves to the great leader, they escaped the dilemma of surviving in a world that seemed threatening and beyond their control.

Vrij vertaald staat er dit. Dankzij het boek van Fromm begrijpen we de opkomst van het Fascisme. Volgens Fromm werden de mensen door Hitler niet misleid, maar gaven ze zich maar al te graag over om belangrijke psychische voordelen te krijgen. Door zichzelf over te geven aan de grote leider, zaten ze niet langer met het probleem dat ze moesten proberen te overleven in een wereld die bedreigend leek en niet onder hun controle.

Voor onderzoekers bleef de lastige vraag over hoe ze die 'belangrijke psychische voordelen' precies moesten meten. De auteurs van The Authoritarian Personality deden een eerste poging waarvan vooral de F-schaal, de fascisme-schaal, nu nog bekend is.

Hoewel die poging om de geneigdheid tot fascisme te meten ladingen kritiek opleverde, correleert de F-schaal behoorlijk hoog met de maat die tegenwoordig als standaard geldt voor het meten van autoritarisme: de RWA-schaal van Bob Altemeyer. Verder was die F-schaal ook al behoorlijk betrouwbaar.

Wie kritisch kijkt, kan zich dus afvragen wat we in de tussentijd precies zijn opgeschoten. Het probleem was, denk ik, dat de empirische informatie zo verstopt zat in een brei van filosofische onzin, vooral afkomstig van Adorno, dat geen normale onderzoeker die er nog uit kon of wilde halen.

Een tweede probleem was dat de tijd er nog niet rijp voor was. Het idee dat er met fascisten iets fout zat in hun persoonlijkheid was te revolutionair. Deze rotzakken hadden de oorlog verloren en nu werd opeens alles gereduceerd tot een karaktertrekje dat frequent voorkwam over de hele wereld.

Ik denk dat er tenslotte nog een derde probleem mee speelde. Veel wetenschappers, zeker in de sociale wetenschappen en de letterenhoek, scoren zelf hoog op sociale dominantie en autoritarisme. In termen van het soortenmodel: het zijn double-highs. Double-highs geloven wat hun het beste uitkomt en maken zich niet druk over iets 'doms' als data. Het idee van Fromm kwam veel te dichtbij en verdiende daarom krachtig bestreden te worden.

Door dit soort oneigenlijke argumenten kwam het waardevolle onderzoek dat in de The Authoritarian Personality zat, terecht op de vuilnisbelt van de wetenschap tot Altemeyer zich erover ontfermde.

Altemeyer heeft vervolgens het ontrafelen van het 'harige kluwen' en het kloppend krijgen van alle losse eindjes tot zijn levenswerk gemaakt. Van de negen eigenschappen waarvan men in The Authoritarian Personality was uitgegaan als kenmerken van de fascistische persoonlijkheid, bleken er slechts drie onderling te correleren. Fromm had zes maal mis geschoten, maar drie keer raak. Uiteindelijk gaat het niet om de missers, maar om de treffers. Er bestond inderdaad iets als een factor X.

Daarna is Altemeyer stug verder gegaan met zaken als het uitsluiten van antwoordbias, het verbeteren van de betrouwbaarheid en het onderzoek naar de validiteit. Dit resulteerde in de RWA-schaal (hier). De maat die nu als standaard voor autoritarisme wordt gezien.

Ik denk dat je de bijdrage van Altemeyer kunt samenvatten als het vertalen van het idee van Fromm in degelijk onderzoek op een manier die empirische wetenschappers konden begrijpen. (Ik vrees dat hij bij de naam Fromm zal gaan 'steigeren'.)

Vervolgens bedachten Jim Sidanius en Felicia Pratto in 2001 de Social Dominance Theory, wat leidde tot de SDO-schaal voor sociale dominantie (hier). Voor zover ik kan nagaan realiseerde Altemeyer zich als eerste onmiddellijk het belang van deze tweede variabele. Dit was als het ware 'the missing link' die het fascistische systeem volledig in kaart bracht.


Het soortenmodel

Dankzij het boek The Authoritarians (2006) van Altemeyer realiseerde ik me dat beide variabelen, sociale dominantie en autoritarisme, niet alleen een fascistisch systeem beschrijven, maar een model leveren voor iedere landbouw-samenleving. Dit resulteerde in het soortenmodel dat in deze blog voor het eerst beschreven is.

Iedere landbouw-samenleving heeft mensen nodig die de productie verzorgen, maar tegelijkertijd ontstaat er in iedere landbouwsamenleving ook een niet-productieve groep die de macht uitoefent.

Die machtige groep is hiërarchisch opgebouwd en kan alleen bestaan dankzij een tweedeling met volgelingen/gelovigen aan de ene kant en de Grote Leider met zijn elite aan de andere kant. Om de machtige groep te laten functioneren zijn dus twee afzonderlijke variabelen nodig.

De machtige groep heeft echter ook productie nodig om te kunnen overleven. De eenvoudigste manier is die weg te halen bij de individuele double-lows. De manier om te overleven voor de machtige groep is dus het gebruik van macht, dat wil zeggen: discriminatie, agressie en oorlog.


De twee culturen

Dit systeem leidt binnen landbouw-samenlevingen tot het ontstaan van twee verschillende culturen: de lage cultuur en de hoge cultuur. De cultuur die niets moet hebben van discriminatie en strijd en de cultuur waarvoor discriminatie en strijd het overlevingsmechanisme vormt.

De individuele double-lows zitten allemaal in vergelijkbare omstandigheden, zijn productiegericht, egalitair en denken rationeel.

Men gebruikt taal bij voorkeur descriptief. Men is achterdochtig met betrekking tot beweringen, want de natuur is hard en een foutje is zo gemaakt. Men probeert zelf actief de juistheid en bruikbaarheid van relevante beweringen na te trekken, omdat onwaarheid grote gevolgen kan hebben voor het bestaan. Men huldigt het principe: praatjes vullen geen gaatjes. Daniel Kahneman noemde dit systeem-2-denken of langzaam denken.

De hoge cultuur is die van de machtige groep waar in de top vooral double-highs te vinden zijn. Deze is opgebouwd rond de Grote Leider met zijn elite, vervolgens komen de gewone volgelingen/gelovigen. Deze cultuur is volledig gericht op status, macht, rijkdom, vechten en strijd.

Men denkt hiërarchisch en irrationeel. De basis voor het denken zijn emoties en associaties. Men gebruikt taal om te krijgen wat men wil hebben. Taal wordt gebruikt om mensen te beïnvloeden (om te commanderen, te motiveren, te sturen en aan te zetten tot geweld). Men gebruikt taal voor propaganda en reclame.

Feitelijke juistheid wordt in deze cultuur niet als relevant gezien, als de Grote Leider zijn doel bij zijn publiek maar bereikt. De Grote Leider bepaalt uiteindelijk wat de groep ziet als waar en onwaar, waarbij de waarheid van dag tot dag kan wijzigen. De waarheid die gecommuniceerd wordt is emotioneel. Men roept gevoelens op en koppelt die aan personen en tegenstanders.

Het descriptief gebruik van taal beheerst men niet goed en geeft problemen. Uiteindelijk komt men daardoor tenslotte vaak ergens uit waar men niet wilde zijn. Men overziet zaken niet, doordat men beslissingen neemt op basis van emoties en onderbuikgevoelens. In werkelijkheid leest en denkt men amper, hoewel men voortdurend het tegenovergestelde uitdraagt. Men heeft een voorkeur voor praten, commanderen, actie en conflicten.

De lage cultuur vormt zich doordat mensen in een gevaarlijke wereld hun productie moeten realiseren door interactie met de harde natuur. De hoge cultuur vormt zich in een wereld van rijke voorraden waar het de kunst is die voorraden in bezit te krijgen en te veroveren.


De mate van bevooroordeeldheid bepaalt het volgen van een strongman

De grote vraag waar alles mee begon was: wat is precies factor X? Wat is de factor waardoor mensen achter een strongman aanlopen? Merkwaardig genoeg is deze vraag in die tientallen jaren onderzoek geleidelijk wat weggezakt en op de achtergrond geraakt.

Vermoedelijk is dat gekomen doordat eerst niemand wilde geloven dat er iets als een factor X kon bestaan. Toen tenslotte aangetoond was dat er wel een factor X bestond, ging iedereen ervan uit dat het dus autoritarisme moest zijn. Vervolgens leverde het vele valideringsonderzoek van Altemeyer daar voortdurend bevestiging voor op.

Kennelijk heeft toen vrijwel iedereen gedacht: oké, factor X bestaat en het is dus autoritarisme. Vervolgens heeft niemand ooit de moeite genomen die hypothese kritisch te toetsen.

Op basis van het valideringsonderzoek is duidelijk dat autoritarisme (RWA) een belangrijke voorspeller is van de neiging achter een strongman aan te lopen. Ook is het duidelijk dat sociale dominantie (SDO) een essentïele variabele is om de machtige groep te laten functioneren.

Van Altemeyer is bekend dat hij beide variabelen als belangrijk omarmt. Mensen als Sidanius en Pratto leken autoritarisme als minder relevant te zien. Sociale dominantie was hun voorkeursvariabele.

De twee onderzoeksuitkomsten, die ik inmiddels vermeld zag, naar de persoonlijkheidsfactoren die het enthousiasme voor Trump voorspellen, wijzen er echter op dat beide variabelen in ongeveer even grote mate van belang zijn om zijn populariteit te verklaren.

Hij lijkt dus autoritaristen aan te trekken en sociaal dominante personen. De strongman heeft dus via beide variabelen een aanzuigende werking. Hij beschikt over een dubbele aantrekkingskracht.

Enig nadenken leert dat dit ook voor de handliggend is. Sociaal dominante personen voelen zich aangetrokken tot macht en tot groepen. Autoritaristen voelen zich aangetrokken tot een sterke leider.

Je zou verwachten dat het verhaal dat Trump als double-high vertelt, mensen aantrekt die de wereld net zo zien als hij. 'Birds of a feather flock together,' luidt het Engelse spreekwoord. In dat geval trekt hij echter in de eerste plaats double-highs aan. Dat kan alleen, wanneer beide variabelen, sociale dominantie en autoritarisme, een aanzuigende werking uitoefenen.

Uit het autoritarisme-onderzoek is echter bekend, dat beide variabelen samen vrijwel volledig bevooroordeeldheid (prejudice) voorspellen. De maat die doorgaans voor discriminatie/agressie wordt gehanteerd.

Met andere woorden: factor X is niet zoals men lang dacht -- uitgaande van het idee van Fromm -- hetzelfde als autoritarisme. Factor X is ook niet gelijk aan sociale dominantie, wat sommige onderzoekers misschien gewenst en gedacht hebben.

Factor X is -- op basis van wat er inmiddels bekend is en op basis van wat plausibel lijkt -- bevooroordeeldheid. De maat die als indicator voor discriminatie en agressie wordt gebruikt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten