woensdag 6 december 2017

De les van de Slag om Dokkum


In de Volkskrant op maandag (4/12) twee bladzijden over wat inmiddels bekend staat als de 'Slag om Dokkum 2'. Wat gebeurde er tijdens de veldtocht van de anti-Zwarte-Piet-demonstranten in Dokkum bij hun tweede poging? Ik volg eerst het verslag van Maud Effting. Daarna: wat ging er mis en hoe moet het dan wel?

 
Het verloop van de slag

Op zaterdag 2 december 2017 vertrekt uit Amsterdam een indrukwekkende colonne. Negen gepantserde ME-bussen met tientallen ME'ers erin, twee gigantische sleepwagens, elf agenten op motoren en, o ja, drie bussen met anti-Zwarte-Piet-demonstranten. Zo begint het artikel van Effting ongeveer (hier).

Het doel van de tocht: Dokkum. Of men het doel zal bereiken, weet men niet. De organisator, Mitchell Esajas, houdt rekening met het ergste. Men moet niet denken dat het een gezellig schoolreisje wordt. Het doel is tijdens de intocht van Sinterklaas te demonstreren tegen Zwarte Piet als racistisch stereotype.

Twee weken eerder heeft men ook getracht Dokkum te bereiken, maar werd toen door een blokkade van boze Friese pro-Zwarte-Piet-activisten tegengehouden: de Slag om Dokkum I.  De term 'De Slag om Dokkum' is van Telegraaf-journalist Wierd Duk, die onmiddellijk in het gebeuren een kloof tussen de randstad en het platteland ontwaarde, kennelijk om het verhaal nog wat mooier te maken.

"Nu proberen de demonstranten het dus opnieuw. Gespannen staat demonstratieleider Jerry Afriyie voor in de bus. Hij waarschuwt zijn 'medestrijders' zoals hij ze noemt, dat ze zich vandaag vooral niet moeten laten provoceren."

"Gaandeweg volgen meer middelvingers langs de kant van de weg. Sommige automobilisten wijzen op hun voorhoofd. Binnen [in de bus] vertelt een demonstrante dat ze bang is. 'Als zwarte vrouw kan ik daar straks niet alleen lopen.'"

"De anti-Zwarte Piet-demonstranten en de Dokkumers -- het zijn twee werelden die elkaar vandaag niet lijken te begrijpen. Een zwarte journaliste die vragen wil stellen aan de Friezen, wordt weggeduwd, zegt ze. 'Ze riepen dat we klootzakken waren.'"

"'Weet je wat ze moeten doen?', zegt Henk de Vries. 'Ze moeten ze allemaal in de gracht gooien. Schrijf dat maar op.' De blokkeerders op de A7? Dat zijn de 'helden van Friesland', vinden ze."

"'Het was mooi', zegt Jerry Afriyie in de bus [na afloop]. 'Het voelt goed om je stem te laten horen.' Hij is de afgelopen jaren vele malen bedreigd, zegt hij. 'Maar als ik daar echt bij stil ga staan, werkt het niet.'"


Werkt deze aanpak?

Werkt deze aanpak nu dan wel?, vraag ik me af. Als ik het verslag van Effting lees, lijkt de hele actie averechts uit te werken. In plaats van begrip voor het eigen standpunt kweekt men vooral onbegrip, boosheid, haat en angst. Men bereikt precies het tegenovergestelde van wat men zegt na te streven.

Wat heeft deze actie volgens de activisten zelf opgeleverd? Het voelde goed. Het was mooi. Het heeft bij de activisten een goed gevoel opgeleverd. Een goed gevoel ziet men kennelijk als rechtvaardiging voor zijn actie.

Zo'n op emotie gerichte benadering is typerend voor volgelingen/gelovigen. Had men concrete doelen? Heeft men nagedacht voordat men in de bus naar Dokkum stapte of was dat allemaal te hoog gegrepen?

Kennelijk heeft men sterke gevoelens over Zwarte Piet. Wanneer ik een donkere huidskleur zou hebben, zou ik die vermoedelijk ook hebben. Dat lijkt begrijpelijk. Vervolgens organiseert men op basis van die gevoelens een demonstratie. Men vindt Zwarte Piet tien keer niks en wil zijn geloof uitdragen.

Die benadering past in onze moderne cultuur. We weten tegenwoordig weinig. We hebben problemen met zindelijk denken, maar we vinden gelukkig overal wat van. Over alles hebben we een mening, die eruit gegooid moet worden. Liefst snel, krachtig en met overtuiging.

Die benadering kan iemand in de huidige cultuur ver brengen. Kijk naar Trump. Gewoon een grote bek en maar blijven drammen en je komt onvoorstelbaar ver. Toch lijkt de Trump-benadering in dit geval niet goed te werken. Hoe kan dat?

Mensen als Trump en andere strongmen, hebben een doel: het verwerven van macht. Men wil liefst de absolute macht bezitten. Om die macht te verwerven, verkondigt men zo krachtig mogelijk de boodschap die het grootst mogelijke aantal volgelingen oplevert.

De inhoud van die boodschap wordt dus volledig gekozen om de doelgroep emotioneel maximaal te raken. Strongmen interesseert het niet, wat ze precies verkondigen. Mits het maar leidt tot hun doel: volgelingen en macht.

De anti-Zwarte-Piet-demonstranten doen echter precies het omgekeerde. Ze gaan uit van een specifieke boodschap. Ze willen mensen overtuigen dat Zwarte Piet eigenlijk niet langer kan. Dat is een moeilijke boodschap.

Mijn favoriete reclame is de Pepsi-clip: 'We will rock you.' In de clip, die op YouTube nog wel te vinden is, wordt via indrukwekkende scenes en veel beroemde sterren Pepsi gekoppeld aan positieve emoties. Tenminste, dat is de bedoeling.

In het geval van Zwarte Piet ligt de zaak echter precies andersom. Mensen hebben bij Zwarte Piet een sterk positieve emotie. Het is dus net alsof je een alcoholist vertelt dat hij de fles moet laten staan. Alcoholisten zouden niet zijn, wat ze zijn, als die boodschap werkte.

Wat de anti-Zwarte-Piet-demonstranten in werkelijkheid bereiken, is precies het omgekeerde. Dankzij deze actie worden zij, en daarmee ook andere zwarte mensen, gekoppeld aan de ME, aan overvalwagens, aan politie, aan wegblokkades, aan gevaar, aan verstoring van de openbare orde.

Ze worden gezien als mensen die proberen iets moois, dat men altijd gehad heeft, af te pakken. Ze slagen er in om zich bedreigend te manifesteren tegenover gewone witte Nederlanders. Op internet zijn sites te vinden waarin ze inmiddels als terreurdreiging worden afgeschilderd.

Uiteindelijk hebben alle donker gekleurde landgenoten daar last van. Ook valt nooit te voorspellen, waar dit soort gevoelens en geruchten uiteindelijk eindigt. Wat klein begint, kan maar al te gemakkelijk groot eindigen. Wie wind zaait, zal soms storm oogsten.

In mijn optiek is het dus niet alleen een mislukte actie, maar ook een actie die uiteindelijk alle donkere mensen in Nederland problemen kan opleveren. Dat is niet iets, waar  je aan mee zou moeten willen werken.


Een gelovige club

Ik denk dat je de anti-Zwarte-Piet-demonstranten moet zien als een club van gelovigen. Het begint met een sterk gevoel dat veel donkere mensen om begrijpelijke redenen zullen hebben. Vervolgens komt er, zoals die dingen gaan, iemand die de boel organiseert. Die persoon heeft een aansprekende boodschap en trekt volgelingen aan. Opeens ben je een leider en je hebt volgelingen/gelovigen. Het geloof moet uitgedragen worden, er moet actie komen.

Wie echter een geloof verkondigt, dat andere mensen inperkt, vraagt om problemen. Daar zijn veel voorbeelden van te geven. Vaak waren het mensen die het recht aan hun kant hadden om die anderen wat in te perken. Zelfs wie moreel volledig gelijk heeft en in zijn recht staat, gaat in dat geval toch een levensgevaarlijke strijd aan.

Een simpel voorbeeld is een stam of volk die zijn grondgebied probeert te verdedigen. Mensen laten zich niet gemakkelijk inperken en kunnen in zulke gevallen snel gewelddadig worden. Op de website van The Guardian is een hele lijst te vinden van gesneuvelde milieu-activisten die actie voerden voor terechte zaken. De verovering van Amerika door witte mensen en de bijna volledige uitroeiing van de oorspronkelijke bevolking, is een ander voorbeeld. Hoewel de witte kolonisten geen enkel moreel recht hadden, trokken ze zich daar weinig van aan.

Volgelingen/gelovigen onder aanvoering van hun Grote Leider zijn geneigd te denken in termen van discriminatie, agressie en strijd. Men voelt zich binnen de eigen club sterk en machtig. Alles buiten de club ziet men als fout en bedreigend. Het stuk van Effting bevestigt dat met een term als 'medestrijders'. Men moet rekening houden met het ergste. Het wordt geen gezellig schoolreisje.

Tegelijkertijd is er sprake van concrete bedreigingen, maar daar denkt men liever niet al te diep over na. Dat lijkt me typerend voor het irrationele standpunt van volgelingen/gelovigen. Wie lid is van een minderheidsgroep, doet er echter juist verstandig aan voortdurend over alle mogelijke gevaren actief en scherp na te denken. De kunst is niet om dood te gaan, maar om in leven te blijven.


Waarom werkt deze aanpak in dit geval niet?

Uitgaande van het volledig op empirisch onderzoek gebaseerde soortenmodel, bestaan er in grote lijnen twee totaal verschillende manieren van bestaan in een moderne landbouw-samenleving. De eerste manier is te zorgen dat men iets nuttigs produceert. Vroeger waren dit boeren en ambachtslieden.

De tweede manier is te zorgen dat men in dienst treedt van een machtig heer. Zo'n machtig heer of Grote Leider werkt zelf niet productief, maar roomt de productie van de mensen die wel produceren af en onderhoudt op die manier zichzelf en zijn ondergeschikten. Die ondergeschikten geloven wat hun Heer hun vertelt. Wiens brood men eet, diens woord men preekt.

Gelovige clubs mikken dus op die tweede manier van bestaan. Als club kunnen ze door hun aantal macht uitoefenen. En macht kan in een rijke samenleving veel opleveren.

Maar dan moet je eerst wel zorgen die macht ook inderdaad te hebben. En daar ligt in dit geval een groot probleem. Het gaat om een kleine club van anti-Zwarte-Piet-activisten die niet een boodschap verspreiden die grote aantallen aanhangers oplevert, maar die grote aantallen tegenstanders oplevert.

Hitler wist natuurlijk met zijn tegenstanders wel raad, maar kon dat alleen doen doordat hij op dat moment al grote aantallen volgelingen/gelovigen achter zich had. In dit geval lijken de aantallen niet te deugen. De groep tegenstanders is veel te groot. Daar valt niet tegen te strijden.

Binnen de eigen club is de boodschap effectief, maar op het moment dat men blindelings dat geloof begint uit te venten, start men een verloren strijd waarvan men de consequenties niet overziet.


Gaat het hier om echte discriminatie?

Hoe moet je dan wel omgaan met discriminatie? Hoe je moet omgaan met discriminatie valt, denk ik wel te zeggen. Ik kom daar straks op terug. De vraag is echter of het hier echt om discriminatie gaat.

Natuurlijk roepen de systematisch zwarte slaafjes van Sinterklaas als je donker gekleurd bent, snel een negatief gevoel op. Dat is begrijpelijk. De vraag is echter, hoe je daarmee om gaat. Een negatief gevoel dat je voelt, is nog niet hetzelfde als daadwerkelijke discriminatie.

Bij daadwerkelijke discriminatie gaat het om zaken als uitsluiting, anders behandelen, het onthouden van voordelen, het stellen van extra eisen, uitschelden, verdacht maken, geweld gebruiken, mishandelen en zo kunnen we nog even doorgaan.

Bij echte discriminatie gaat het om zaken die serieus invloed hebben op de duur of op de kwaliteit van het leven. Zo is bijvoorbeeld voor transseksuelen na de sekse-operatie ooit gevonden dat de mortaliteit ten opzicht van een vergelijkbare even oude controlegroep van gewone mensen enkele malen zo hoog laag. In de periode die men bekeek, gingen in de ene groep maar liefst enkele malen zoveel mensen dood als in de andere groep.

Mijn indruk is dat de anti-Zwarte-Piet-demonstranten het prima naar hun zin hebben in Nederland. Ze durven zich te laten horen. Ze eisen hun rechten op. Ze hebben het best gezellig samen. Tot nu toe is er dus weinig reden om te denken dat ze daadwerkelijk ernstig gediscrimineerd zouden worden.


Hoe omgaan met discriminatie?

Hoe kun je het beste omgaan met discriminatie? Mijn antwoord daarop komt erop neer dat je dat moet gebruiken wat je als mens zo bijzonder maakt: je brein, je gezonde verstand.

Als 'travestiet' kan ik op het gebied van discriminatie ondertussen putten uit bijna vijftig jaar ervaring. En dan hebben we het niet over iets als Zwarte Piet wat misschien onaangename associaties oproept, maar over zaken die of snel of op termijn een eind kunnen maken aan het belangrijkste dat je bezit.

Ik vermaak me zelf soms door de 'aanslagen' te memoreren en te tellen die ik ondertussen heb weten te pareren, zij het niet altijd zonder kleerscheuren. Soms ben je stiekem geneigd daar de hand van een hogere macht in te zien, maar resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst.

De gevaarlijkste fase die het langste duurt, is volgens mij die van de ontkenning. Ik kwam jong uit de kast en zag eigenlijk geen enkel probleem. In mijn optiek stond ik volledig in mijn recht. Andere mensen konden daar onmogelijk serieus bezwaar tegen maken. Ik deed toch niets verkeerds? Rationeel gezien was er geen enkele reden, in mijn idee, om me ergens zorgen over te maken.

Door dit sterke geloof zag ik de problemen en gevaren niet. Aan één kant is dat prettig, want dat leeft gemakkelijk, maar aan de andere kant had dat gemakkelijk snel verkeerd kunnen aflopen. Ik leefde er onbezorgd op los en de zaken leken goed te gaan. De voortdurende problemen en moeilijkheden die zich voordeden, zag ik niet, wilde ik niet zien of schreef ik aan totaal andere factoren toe.

Ik denk dat veel transgenders, maar ook veel zwarte mensen, veel milieu-activisten, noem maar op, de lijst is eindeloos, zo in het leven staan. Ze staan in hun recht. Als ze dingen meemaken die niet passen bij die opvatting, zien ze die niet of zal het wel meevallen.

Mensen uit minderheidsgroeperingen zien normaal zelf niet, hoe gevaarlijk de wereld voor hen is. Jules Schelvis stapte met zijn gitaar op de trein naar Sobibor om daar bij het kampvuur muziek te maken -- dacht hij. Het is een soort beschermingsmechanisme om verder te leven, maar wel een gevaarlijk mechanisme.

De omslag in geloof kwam bij mij toen het echt niet meer anders kon, toen het bijna te laat was en ging supersnel. Opeens realiseerde ik me dat er iets niet klopte en dat wat er niet klopte, was mijn idee dat het allemaal geen problemen gaf. Het nieuwe geloof was, dat mijn bekend staan als 'travestiet' kennelijk voor veel mensen in mijn omgeving een reden was om uiterst onvoorspelbaar, gemeen en gevaarlijk te doen.

Dat is een deprimerende gedachte waar mensen depressief en gestrest van worden. Zodra men dus in staat is de situatie realistisch onder ogen te zien, ligt zelfmoord op de loer. Wanneer de situatie wat langer duurt, blijkt dit te resulteren in hartaanvallen en beroertes door het chronisch verhoogde stressniveau. Ik kon deze fase afsluiten dankzij Albert Ellis en zijn CBET (Cognitive Behavioral Emotive Therapy) waar ik via een krantenartikel op geattendeerd werd.

Ik denk dat de derde fase iets was van boosheid en woede. Dat was vermoeiend en leverde niets op behalve stress. Uiteindelijk wees ook Ellis hier de weg.

De vierde fase zou je acceptatie kunnen noemen. Mensen zijn wat ze zijn. Je moet je door de beperkingen van andere mensen niet laten afremmen. Juist dingen doen en produceren die andere mensen niet gelukt zijn, geeft een bepaalde voldoening.

In termen van het soortenmodel geloof ik meer in nuttige productie waar uiteindelijk iedereen beter van wordt, dan in een zero sum game (een gevecht om de macht) zoals de mensen aan de andere kant van de discriminatie-as het spel willen spelen. Zowel de geschiedenis als experimenteel onderzoek leren dat vechten om de beschikbare voorraden veel kost en uiteindelijk (in totaliteit) niets oplevert.

Inmiddels zit ik misschien in de vijfde fase. Ik zie de voordelen van discriminatie. Discriminatie is niet leuk, het is gevaarlijk, maar het is ook iets -- als je het overleeft -- dat je bij de les houdt. Het dwingt je tot alert zijn, tot scherp nadenken en tot productie. Andere mensen zoeken spanning door bergen te beklimmen, maar wie lid is van een minderheidsgroepering hoeft daarvoor helemaal niet naar het buitenland.

C.P. Snow signaleerde in zijn column The Two Cultures in 1956 (hier) echter iets dat hij zag als een nog belangrijker resultaat van de rationele (empirisch wetenschappelijke) benadering. Hij zag als grootste verdienste dat het de mensen die deze benadering omarmden, moreel zuiver hield.

Rationeel gezien is dat een wat merkwaardig argument, want goed/slecht zijn geen criteria die goed passen bij een rationele benadering. Iets werkt of het werkt niet. Het empirisch wetenschappelijke discriminatie-onderzoek bevestigt echter volledig zijn gelijk. De irrationele benadering omarmt en legaliseert het kwaad in de menselijke natuur.


Hoe niet om te gaan met discriminatie

Uitgaande van het soortenmodel is bij moderne mensen echter ook de tegenovergestelde reactie mogelijk op discriminatie. In plaats van te vluchten in rationaliteit kan men ook zijn toevlucht zoeken in de irrationaliteit, dat wil zeggen: in de groep en bij de macht.

Volgelingen/gelovigen zullen geneigd zijn de bescherming van een groep zoeken en zich aan de normen van die groep, dat wil zeggen aan de normen van de leider van die groep, te onderwerpen. Ze zoeken als het ware een machtig Heer die hen wil beschermen. In ruil voor die bescherming zijn ze bereid hem te geloven en te dienen. Doordat volgelingen/gelovigen normaal niet of amper produceren, liggen geweld, agressie, terreur en oorlog in het verschiet.

Het merkwaardig van deze benadering is dat men in feite zelf ook kiest voor discriminatie. Als zij gemeen doen, doen wij het ook, is het idee. In het verlengde van discriminatie ligt agressie. Deze benadering leidt gemakkelijk tot langdurige conflicten tussen twee groepen, waarbij de minst machtige groep tenslotte het onderspit delft en weggejaagd, vernietigd of onderworpen wordt.

Er zijn dus in beginsel twee totaal verschillende reacties mogelijk voor leden van minderheden: de ene reactie is de rationele benadering, de andere reactie is de irrationele benadering van de volgeling/gelovige die geleid wordt door zijn strongman en diens woorden ziet als absolute waarheid.

Deze laatste benadering leidt tot groepsvorming, het zich afsluiten van de rest van de wereld en uiteindelijk tot strijd. Het is geen productieve benadering. Helaas is het wel een benadering die steeds meer terrein wint. Iets wat mogelijk verklaard kan worden door de steeds efficiëntere productie (steeds minder mensen zijn nodig voor de productie) en de toenemende ongelijkheid.

Ongelijkheid in de vorm van bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt is een eenvoudige en redelijk harde maat voor de hoeveelheid discriminatie in een samenleving. Het valt misschien te verdedigen dat die iets hoger ligt dan bij jagers/verzamelaars (onder de 0.20), maar waarden boven de 0.40 lijken te betekenen dat men in een samenleving leeft, waarin het niet langer vooral gaat om te produceren, maar in de eerste plaats om te graaien en te pakken wat men krijgen kan.

Ik denk dat de Slag om Dokkum laat zien, hoe snel de irrationele benadering kan ontaarden in iets, dat niemand zou moeten willen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten