Onregelmatig periodiek over empirisch onderzoek naar discriminatie en agressie
Onze missie: -- "To boldly go where no man has gone before!" --
Onderwerpen: discriminatie, meten van fascisme, F-schaal, rechts autoritarisme (RWA), sociale dominantie (SDO), bevooroordeeldheid (prejudice), systeem 1 vs systeem 2 denken (snel denken vs langzaam denken)
Dr. Mik van Es -- psycholoog, psychometricus
donderdag 28 juni 2018
De imam versus de leraar of alfa's versus bèta's?
Laatst bijgewerkt: 7/7/2018 om 5.25 uur
Op dinsdag 26 juni had Erdal Balci in de Volkskrant een column over de verkiezingsoverwinning van Erdogan. Het ziet er in Turkije niet goed uit, denk ik. Erdogan heeft vergaande bevoegdheden gekregen en sluit zijn tegenstanders langdurig op of erger. Tot overmaat van ramp zien we soortgelijke ontwikkelingen op veel andere plaatsen in de wereld. Denk alleen al aan iemand als Trump. Het lijkt onmiskenbaar dat er wereldwijd sprake is van een vergaande 'verrechtsing.'
Ik vind dat een wat vaag woord, dat ik normaal liever niet gebruik. Wat ik bedoel is dat overal autoritaire regiems uit de grond lijken te springen. We zien een steeds verdergaande 'alfaïsering': in de samenleving krijgt de alfacultuur steeds sterker de overhand. Er komen steeds minder mensen die denken als boeren en andere bèta's. Mensen die denken in termen van productie en harde feiten. Tegelijkertijd komen er steeds meer mensen die gericht zijn op het binnenhalen van een zo'n groot mogelijk deel van de beschikbare koek (het nationale inkomen) door handig te kletsen en een mooi verhaal op te hangen. Mensen die grossieren in opinies en ideologie.
Het is makkelijker om met handig te babbelen een royale boterham te verdienen dan met hard werken nuttige zaken te produceren, die vervolgens proberen te slijten aan de hoogste bieder en aan het einde van de dag te moeten rondkomen van minimale middelen. Je kunt het mensen in ons soort samenlevingen dus moeilijk kwalijk nemen, dat ze de weg van de minste weerstand kiezen. Het irrationele gebabbel van alfa's is een stuk minder inspannend dan het moeizame nadenken en geworstel met feiten van bèta's, terwijl het vaak belangrijk meer oplevert. Dat irrationele gebabbel is helaas ook een stuk gevaarlijker. Maar als het eerste belangrijk meer oplevert dan het laatste, ben je een dief van eigen portemonnee als je kiest voor serieus nadenken.
Het mooie van Balci is dat hij over zo'n lastig onderwerp kan schrijven in simpele, dichterlijke taal. De titel van zijn column is: 'De imam die altijd van de leraar wint'.
Balci ziet de ruk naar rechts als de strijd tussen de prediker en de leraar. De geschiedenis van de Turkse republiek is de strijd tussen de imam (Erdogan) die de dorpelingen probeert te beschermen tegen het heidense Westen en de idealistische leraar die van ver is gekomen om de kinderen van de plattelanders te winnen voor het modernisme. Hij laat zijn leraar, juf Arzu, zeggen dat de uitvinding van de drukpers de Europese mens heeft bevrijd van het juk van de religie en dat die boeken vroeg of laat ook het Turkse volk zullen verlichten. Maar op een of andere manier is dat laatste in Turkije dus nooit gebeurd.
De column van Balci bevat vier punten die van belang zijn voor deze blog.
1. Hij ziet de ontwikkeling van democratie naar dictatuur als de eeuwige strijd tussen prediker en leraar. (Ik geef hierna aan dat het moet gaan om de 'strijd' tussen alfa's en bèta's.)
2. Hij ziet dat de prediker uiteindelijk altijd wint.
3. Hij ziet dat die strijd te maken heeft met de uitvinding van de drukpers, met de beschikbaarheid van informatie.
4. Hij ziet dat er een verband bestaat met kleding. Hij noemt specifiek de roklengte en het bedekken van het haar door vrouwen.
Roklengte, kledingnormen en niet verder kijken dan je neus lang is
Laat ik beginnen met het laatste punt: roklengte. Ik vind het leuk dat hij het verband met roklengte signaleert. Ogenschijnlijk heeft de lengte van de rok niets te maken met hoe rechts of links een cultuur is, maar in werkelijkheid is er een verband. Hij schrijft: 'De toenemende macht van de imams kon je meten aan de rokken die steeds langer werden. Toen de benen eenmaal volledig bedekt waren, was het de beurt aan het haar van de meiden dat uit het zicht moest.'
Ik weet niet zeker of roklengte altijd een goede indicator is van de alfabèta-verhouding in een cultuur. Maar het is onmiskenbaar dat alfaculturen zich uiten via het uiterlijk van hun leden. Ik zag ooit, via internet, een wetenschappelijke lezing op een Mormoonse universiteit in Utah. Allereerst viel het uiterlijk van de aanwezigen me op, vervolgens de gedragen toon waarop men sprak. Tenslotte het lage wetenschappelijke niveau. Nepwetenschap gebracht als wetenschap. Men zocht het in uiterlijk in plaats van inhoud.
Bij corps-studenten is hetzelfde zichtbaar. Een bepaalde kleding, een bepaalde spraak, maar inhoudelijk een diepe leegte. Of denk aan het uniform van Trump: pak, das en een achtergrond van geduldig en gehoorzaam staande mensen. Inhoudelijk vooral onwaarheid en onzin. Of denk aan nazi's: laarzen, uniformen, marcheren, de Hitlergroet, het hakenkruis. Inhoudelijk: het omarmen van kreten, emoties, gevoelens en het bestrijden van rationaliteit en zindelijk denken.
Het is dus niet zo dat iedere alfacultuur dezelfde kledingnormen hanteert, maar wel zo dat men als groep bepaalde ideeën heeft over hoe men gekleed behoort te zijn en die liefst dwingend wil opleggen. De goedkope Zara-jas van Melania met het opschrift 'I really don't care, do U?', was dus vanuit deze optiek helemaal fout. De aanhang van Trump begreep dat dit beslist niet hoorde.
Op dezelfde manier was in 1965 het dragen van een minirok door een vrouw die gezien werd als het toppunt van vrouwelijkheid, volledig fout. Jean Shrimpton, op dat moment een van 's werelds best betaalde fotomodellen, verscheen in Melbourne op Derby Day in een 'onfatsoenlijk' kort jurkje. Althans zo zagen sommige Australische dames dat in die tijd. Zoiets deed je niet als vrouw. Je had dan geen idee, hoe een dame zich behoorde te kleden en te gedragen (hier en hier).
De reactie op de jas van Melania waren echter jassen met: 'I really care, don't you?' (hier). Als Melania haar echtgenoot zat te trollen, was dat precies de reactie die ze graag wilde horen. Eerder wist ze al een ogenschijnlijk perfecte toespraak te houden met een kleine twist, die pas enige tijd later duidelijk werd. De twist was, dat de toespraak voor een groot deel gejat was. En hij was gejat door niemand minder dan Melania zelf. Omdat Melania behoorlijk slim is (wat we weten uit haar toelatingsexamen tot de universiteit), wist ze vooraf dat die diefstal uit zou komen. Ik zou denken dat de boodschap duidelijk is, maar voor moderne Amerikanen lijkt die manier van communiceren doorgaans een brug te ver. Trump denken ze te begrijpen, maar Melania spreekt in raadselen.
Iedereen die afwijkend gekleed gaat, is voor alfa's een buitenstaander en indringer die niet deugt. Men is als het ware niet in staat verder te kijken dan de oppervlakte. Ik herinner me dat ik ooit bij een sollicitatiegesprek een colbertje en een overhemd had aangetrokken. Helaas bleek dat in dit geval net de foute kleding te zijn. De volledige commissie zat zonder jasje achter de tafel. Met die sollicitatie is het niets geworden.
De betekenis van de minirok
De omarming van de minirok door de meiden rond 1965 was een vorm van verzet tegen de bestaande orde, denk ik. Wij hebben het recht om ons te kleden zoals we willen, dan zullen we dat recht ook gebruiken! Tegelijkertijd was de cultuur in die tijd ook zodanig dat dat zonder problemen kon. Als jonge meiden hun benen wilden laten zien, dan was dat hun zaak. Het was hun goede recht. Slechts een enkeling die zich er in die tijd druk over maakte.
Het was een tijd met een revolutionair elan: alles moest anders. De jeugd zou het allemaal veel beter gaan doen dan de oude garde. Ik geloofde dat zelf in die tijd ook heilig, er heerste een sterk vooruitgangsoptimisme, maar ik zag ook dat er dingen niet leken te klopen. Wat me in deze tijd voor het eerst opviel was het onvermogen van veel mensen om niet door het 'mooie' verhaal van een handige politicus heen te kunnen kijken. Ik vond dat zorgwekkend.
Ik weet niet of ik me toen volledig de consequenties van die waarneming realiseerde. Wel realiseerde ik me dat als kennelijk een meerderheid van de stemgerechtigden via op niets gebaseerde verhalen tot politieke beslissingen viel te verleiden, het bestuur van het land gemakkelijk kon ontsporen.
Op een abstract schilderij dat ik in deze tijd als decoratie maakte, vermelde ik links onderin een citaat uit '1984' van George Orwell: 'the future: ... a boot stamping on a human face -- forever.' Mijn vriendin zag dat citaat als een dissonant bij de warme kleuren van het schilderij. Het citaat bedierf het gevoel dat de kleuren opriepen.
Terugkijkend is het misschien zo, dat wij, de naoorlogse generatie, de babyboomers, al de wortels van het nieuwe fascisme in ons meedroegen. Wij hadden nooit de ellende van de dertiger jaren meegemaakt en de oorlog die daarop volgde. Echte armoede hadden wij nooit gekend. Honger kenden wij alleen uit verhalen. Echt gewerkt hadden we nog nooit, maar we wisten absoluut zeker dat we alles beter konden dan de generatie sukkelaars voor ons.
Wij waren een generatie die dacht dat het steeds beter zou worden en dat alles wat daarvoor nodig was, slechts het verheffen van onze stem was. Wij zagen de natuur als iets dat overwonnen was en de samenleving als iets dat alleen nog maar aangepast moest worden aan onze superieure ideeën. Het enige wat daarvoor nodig was, was dat we die ideeën duidelijk, luidkeels en zo nodig met kracht en geweld zouden verwoorden. Dan zou er vanzelf een nieuwe, betere wereld ontstaan.
In eerste instantie leek het inderdaad allemaal precies zo te gaan als wij dachten dat het zou moeten gaan. Wie beter keek, kon op dat moment echter al de eerste tekenen van het naderende verval zien.
Alfa's of pundits versus bèta's of supervoorspellers
De tegenstelling imam-leraar klopt niet, denk ik. Ook de leraar blijkt in de praktijk vaak een soort imam te zijn. Wie zich verdiept in de persoonlijkheidseigenschappen van leraren, ziet dat ze vaak alfa's zijn. Dit klopt ook met hun functie. Ze werken voor de machthebbers, ze voelen zich verwant aan die machthebbers, ze spelen in de klas de rol van machthebber en worden tenslotte door de machthebbers betaald. Wat ze hun leerlingen leren is niet zelfstandig kritisch nadenken, maar klakkeloos het door hen verwoorde standpunt napraten.
Wat is dan precies het onderscheid zijn tussen democratie en dictatuur? Democratie hoort bij bèta's, dictatuur hoort bij alfa's. Bèta's zijn egalitair, alfa's zijn hiërarchisch. Alfa's zien dus bij voorkeur een vorst of koning met absolute macht aan het hoofd, waarbij ze zichzelf graag als vorst en heerser zien. Als dat niet mogelijk is, willen ze bij voorkeur tot de elite van de vorst behoren.
Bij bèta's moet je denken aan boeren, ambachtslieden en andere producenten. Een boer koopt niets voor een mooi verhaal. Als zijn oogst verloren gaat, heeft hij een groot probleem. Zaken moet kloppen en ze moeten niet alleen kloppen, een boer moet voortdurend in de toekomst proberen te kijken om te kunnen overleven. Een vaardigheid die mensen bij onderzoek (met wat lastiger vragen dan of morgen de zon opkomt) gemiddeld ongeveer even goed blijken te beheersen als pijltjes gooiende chimpansees. Dus niet.
Wie echter beter kijkt naar dit soort uitkomsten,* ziet dat er vier groepen te onderscheiden vallen. Er is een kleine groep supervoorspellers, er is een grotere groep matige voorspellers, er is een grote groep 'chimps' en tenslotte is er een kleine groep 'pundits'. De chimps scoren rond (of iets onder) toevalsniveau, maar de pundits hebben iets bijzonders. Ze slagen erin systematisch fout te voorspellen. Ze zitten er systematisch naast. Mits je hun voorspellingen maar consequent omdraait, blijkt er toch een kern van waarheid in te zitten. Ze leven kennelijk in de wereld die tegenover de wereld van de feiten ligt: de wereld van de opinies.
In mijn idee is de wereld wat hij is, maar tegelijkertijd heeft iedereen ook een idee over hoe de wereld zou moeten zijn. Pundits leven al in die ideale wereld. In hun optiek is hun ideale wereld de norm en is de echte wereld irrelevant en hoogstens lastig, omdat deze nog niet aangepast is aan hun wensen en ideeën. Die afwijkingen kunnen echter eenvoudig worden opgelost door de mensen te overtuigen dat hun visie de enig juiste is en onmiddellijk gerealiseerd moet worden. In hun onderbewuste zien ze kennelijk het probleem in de echte wereld, maar in hun praten zien ze het probleem als iets dat via indringend praten (commando's, propaganda en reclame), macht en agressie eenvoudig opgelost kan worden.
Hitler wilde van Duitsland weer een wereldmacht maken. Het zou een duizendjarig rijk worden. In werkelijkheid kwam hij in 1933 aan de macht, begon hij in 1939 de Tweede Wereldoorlog en pleegde hij in 1945 zelfmoord. Het duizendjarige rijk had 12 jaar geduurd. Van Duitsland was slechts een puinhoop over. In Italië speelde zich een vergelijkbaar verhaal af. In Japan gebeurde vrijwel hetzelfde. Het uitgangspunt was steeds grootse ideeën over macht en winnen. De werkelijkheid was dat men in alle drie samenlevingen voortdurend niet in staat was zaken realistisch in te schatten.
Pundits zijn ook mensen die op tv en in de pers graag en met grote stelligheid hun duidelijke zwart-wit mening verkondigen. Er is geen twijfel mogelijk. Ze weten het zeker. Zij zijn de absolute expert. Zij kunnen het weten. Aan hun oordeel kan niet getwijfeld worden.
Het zijn mensen die uitermate goed kunnen 'communiceren': politici, predikers, journalisten, leraren, verkopers. Het zijn mensen die expert zijn in het beïnvloeden van andere mensen door middel van reclame en propaganda. Het zijn de mensen van het 'mooie' verhaal en het grote idee die het niet al te nauw nemen met de feiten en niet in staat zijn tot fatsoenlijk, goed onderzoek. (Om die reden heb ik het over 'communiceren'. Ze beheersen een kant van de taal, maar niet de andere kant. Ze kunnen taal niet goed beschrijvend en voorspellend hanteren.) In termen van het soortenmodel gaat het om double-highs, om alfa's. Ze willen belangrijk zijn, de baas zijn, en hebben een publiek nodig dat niet kritisch luistert: hun voetvolk, hun gelovigen, hun mobiele brigade.
Het 'mooie' verhaal is niet bedoeld de toekomst te voorspellen, maar is puur sociaal bedoeld. Pundits vertellen het publiek wat het wil horen om op die manier zelf invloed en macht te krijgen. Voor Trump was het scheiden van kleine kinderen van hun ouders niet relevant, maar wel het effect dat hij met die actie had op zijn achterban. Voor Hitler was niet relevant of zijn uitspraken over Joden wel of niet klopten, maar het aantal aanmeldingen voor de NSDAP na een toespraak was dat wel.
Wie andere voorbeelden zoekt van deze omgekeerde manier van denken, kan denken aan de beruchte uitspraak van Colijn in 1936, nadat de nazi's het Rijnland hadden bezet. Men kon rustig gaan slapen. In werkelijkheid had men op dat moment nog slechts vier jaar om de Nederlandse defensie op orde te brengen. Voor een dergelijke veelomvattende taak niet echt lang. Hitler die deze taak energiek ter hand nam, had zes jaar (van 1933 tot 1939) nodig om de Wehrmacht enigszins op oorlogssterkte te brengen. Dat op orde brengen verzuimde men in Nederland gemakshalve. Het zou de goede nachtrust verstoord hebben. Of denk aan het 'Peace for our time' van Chamberlain nadat in 1938 de nazi's Tsjecho-Slowakije hadden bezet. Hij had fijn gesproken met mijnheer Hitler en daarmee was het probleem Tsjecho-Slowakije volledig opgelost. Een jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit. Of denk aan de talloze klimaatsceptici die de meest onzinnige verhalen over het klimaat als feit proberen te slijten.
De omgekeerde manier van denken ontstaat doordat de spreker denkt als propagandist. Hij is bezig andere mensen een goed gevoel te bezorgen en voor zich te winnen. Zodra zich een probleem voordoet dat mensen angstig en onrustig maakt, richt hij zich niet op het in kaart brengen van het probleem en het ondernemen van effectieve actie, maar op het geruststellen van zijn publiek via toekomstvisioenen. Dank zij hem zal alles goed komen. Men hoeft hem slechts vergaande volmachten te verlenen en het probleem wordt opgelost. Doordat de spreker echter geen enkel idee heeft over het feitelijke probleem en wat wel en niet werkt, is de daarna volgende ramp een kwestie van tijd.
Wat kunnen we zeggen over de tegenhangers van de pundits? Over de specialisten op het gebied van voorspellen: de supervoorspellers? Een merkwaardigheid is dat ze zonder uitzondering iets lijken te hebben met getallen en wiskunde. Niet op de manier zoals sommige wiskundigen dat soms hebben. Eerder op de manier zoals natuurkundigen dat hebben. De wiskunde is vooral een handig hulpmiddel om de realiteit beter te begrijpen en te voorspellen. Niet een middel om andere mensen te imponeren.
Een andere merkwaardigheid van supervoorspellers is dat ze 'actief open minded' zijn. Ze zijn actief op zoek naar informatie waaruit blijkt dat het allemaal misschien toch net even anders zit dan ze denken. Ze zijn volstrekt het tegenovergestelde van dogmatisch. Ze zijn voortdurend op zoek naar informatie waaruit hun ongelijk kan blijken. Een volgend kenmerk is dat ze vrijwel nooit helemaal zeker zijn. Ze zijn daarom niet populair als voorspeller op tv: hun verhaal is te complex en te genuanceerd. Ze realiseren zich dat het voorspellen van de werkelijkheid verdomd moeilijk kan zijn.
Vroeger ging het vermoedelijk vooral om boeren. Tegenwoordig zijn er niet zoveel boeren meer. De supervoorspellers blijken nu vaak programmeurs (geweest) te zijn. Een computerprogramma schrijven is eigenlijk voorspellen of het programma in werkelijkheid zal werken zoals het bedoeld was. Kennelijk is programmeren een goede manier om voorspellen te leren. Mijn eigen ervaring is dat het je in ieder geval grote bescheidenheid leert, want vaker dan je lief is, blijkt er toch net een kleinigheid misgegaan te zijn.
Het gaat dus niet om de strijd tussen de heerser/prediker en de leraar, maar om de strijd tussen de heerser/prediker en de boeren. De 'strijd' tussen alfa's en bèta's. De heerser/prediker met zijn elite en leger van volgelingen/gelovigen versus de boeren, de ambachtslieden, de producenten, de wetenschappers, de probleemoplossers. De mensen die de de productieve onderlaag van de samenleving vormen. De mensen die vrijheid, veiligheid en stabiliteit nodig hebben om te doen, waar ze goed in zijn: produceren en uitvinden.
Steeds meer alfa's?
Balci stelt dat de imam altijd van de leraar wint. Maar het juiste onderscheid is tussen alfa's en bèta's. Ik heb het dan over 'alfaïsering'. Waar het op neer komt, is: er komen steeds meer alfa's. Het is alsof alfa's zich in landbouw-samenlevingen sneller voortplanten dan bèta's. Tot de boel tenslotte volledig uit de hand loopt en de desbetreffende samenleving vastloopt of zelfs ten onder gaat. Waarna mogelijk elders alles opnieuw begint.
Wie in de Bijbel zoekt, vindt daar het verhaal van Mozes die de berg afkomt met de Tien Geboden. Wie beter leest, ziet dat er in die tekst sprake is van godhaters. De tien geboden waren kennelijk bedoeld tegen de godhaters te zeggen: doe effe normaal, jongens! Doordat godhaters ook nu nog bestaan, valt te achterhalen dat het om agressieve, bevooroordeelde mensen gaat, die bij stress boos worden op degene die ze als verantwoordelijk voor hun ellende zien. Want het ligt met volstrekte zekerheid beslist niet aan hen. Ook in die tijd kostte het kennelijk al moeite alfa's zich normaal te laten gedragen.
Een aantal eeuwen later, in de tijd van Jezus, hebben de alfa's of godhaters de macht overgenomen. Dat ze dat gedaan hebben ligt in de lijn der verwachting, doordat ze volledig gericht zijn op het verwerven van macht. Aan de ene kant bezetten ze dan de positie van Hogepriester, aan de andere kant collaboreren ze met de Romeinen. De religie is een geldmachine geworden, die de godhaters op de troon heeft geholpen en hun veel macht, status en geld oplevert. Jezus als timmerman en Jood van het oude stempel, vindt dat maar niets, maar zal het verkondigen van zijn 'foute' opinies moeten bekopen met de kruisdood. Godhaters laten niet over zich lopen en zitten boordevol dodelijke agressie.
Wat in de tijd van Mozes een probleem was, dat men probeerde te bezweren met de Tien Geboden, is in de tijd van Jezus uitgegroeid tot een groep die de macht heeft overgenomen. De alfacultuur waar de Joodse samenleving op dat moment van doordrongen is, zal uiteindelijk leiden tot de noodlottig verlopen opstand tegen de Romeinen.
Met de Romeinen zou het echter uiteindelijk niet veel beter aflopen. Hoewel men in eerste instantie door veroveringen een goed leven realiseert, begint de interne rot steeds meer toe te slaan. De trieste erfenis van de Romeinen kan men nu nog bewonderen in de stagnerende Italiaanse economie.
Merkwaardig genoeg lijkt de noodlottig verlopen Joodse opstand echter een zuiverende werking gehad te hebben op de Joodse cultuur. Mensen als Spinoza en Einstein zijn voorbeelden van extreme rationaliteit. Toen ik me verdiepte in de documenten van de AJC (American Jewish Committee) werd ik getroffen door hetzelfde verschijnsel. De vele Joodse Nobelprijswinnaars in de empirische wetenschappen wijzen hier ook op.
Het succesvolle Duitsland van Bismarck vormde de basis voor twee overbodige wereldoorlogen. Beide wereldoorlogen werden echter door Duitsland verloren met kennelijk als resultaat dat Duitsland nu fungeert als een grote productiemachine voor de rest van de wereld, terwijl we geneigd zijn Merkel te zien als de laatste verdediger van het Vrije Westen. Voorspoed, welvaart en overwinningen leiden kennelijk normaal tot meer alfa's, terwijl zaken als armoede, nederlagen en plagen soms tot meer bèta's lijken te kunnen leiden.
Twee manieren van omgaan met informatie: babbelen en denken
Het lijkt alsof de drukpers in Europa de wetenschappelijke revolutie inluidde waarmee de grote vooruitgang begon, terwijl dat in een land als Turkije nooit gelukt is. Hoe kan dat?
In China bestond de drukkunst al veel langer, maar dat leidde niet tot de wetenschappelijke revolutie. Kennelijk is beschikbaarheid van informatie alleen niet voldoende om verder te komen.
Stel dat morgen iemand een methode ontdekt om kernfusie in een bekerglas water op te wekken. Dat zou een fantastische uitvinding zijn, die het energieprobleem van de wereld in een klap zou kunnen oplossen. Wat is er dan nodig om inderdaad daadwerkelijk verder te komen?
De reactie van de samenleving op dat soort nieuwe informatie is doorslaggevend. Wanneer de samenleving vol belangstelling is, alles wil weten over de nieuwe uitvinding, deze wil checken en deze wil verbeteren, kan de nieuwe informatie zich snel verspreiden en snel toegepast worden. Of eventueel snel ontzenuwd worden.
Wanneer de informatie klopt, is deze echter ook uitermate bedreigend voor de samenleving. Denk aan de energie-industrie en de velen die daarmee een inkomen verdienen. Het gaat in dit geval om zeer grote bedragen. De uitvinder moet dan niet vreemd opkijken wanneer hij wordt uitgeschakeld voordat hij zelfs maar kan publiceren. Of wanneer hij na publicatie verdacht en belachelijk wordt gemaakt. Uit de geschiedenis zijn ettelijke gevallen bekend waarin de verkondiger van nieuwe en dus foute informatie op de brandstapel of iets dergelijks eindigde.
Een samenleving kan nieuwe informatie dus omarmen of bestrijden. Bètaculturen omarmen nieuwe informatie, alfaculturen bestrijden die. Extreme bèta's zijn actief op zoek naar nieuwe informatie die hun ongelijk kan bewijzen. Darwin deed dat bijvoorbeeld, maar het is ook bekend van supervoorspellers. Alfa's willen foute informatie het liefst verbieden en verbranden. De geschiedenis levert hier talloze voorbeelden van en het blijkt ook uit onderzoek naar autoritarisme.
In het kader van mijn promotie-onderzoek kwam ik teksten op het gebied van computer-ondersteund-onderwijs tegen die tientallen jaren eerder digitaal gepubliceerd waren, maar nooit waren opgevraagd. Hoewel er ondertussen vele miljarden dollars besteed waren aan onderzoek op dit gebied, had niemand ooit enige interesse getoond voor de mogelijk belangrijke resultaten. Men zat kennelijk niet te wachten op nieuwe informatie, maar was vooral bezig met het naar binnen praten van de volgende onderzoekssubsidie. Nieuwe informatie was alleen maar lastig. De 'onderzoekers' waren kennelijk vooral alfa's. Men was goed in het verkopen van onderzoeksvoorstellen, maar onderzoek dat werkelijk tot iets leidde, lukte nooit.
Dit bleek ook uit het grote aantal projecten die enthousiast aangekondigd en beschreven werden, maar uiteindelijk nooit in concrete verbeteringen resulteerden. In sommige gevallen lukte het zelfs na een behoorlijk aantal jaren met een groot aantal mensen niet om zelfs maar een enigszins werkend programma af te leveren. Iets wat iemand als Bill Gates in een achternamiddag presteerde, bleek voor een dergelijke groep mensen ondanks de beschikbaarheid van meerdere jaren een brug te ver. Daar stond dan weer tegenover een groot aantal enthousiaste en ogenschijnlijk indrukwekkende publicaties over de fantastische software die gerealiseerd zou worden. De mensen die daadwerkelijk software ontwikkelden leken echter nooit tijd te hebben voor dergelijke publicaties.
Andere punten die me van dit soort 'onderzoekers' opvielen, was dat men zeker wist dat Basic als computertaal minderwaardig was, dat de monitoren op de bureau's vaak abnormaal groot waren, dat de computers nooit snel, groot en duur genoeg konden zijn, maar dat men zelf doorgaans niet kon programmeren. Men was kortom goed in presenteren en overtuigen, maar niet in produceren. Men was goed in het vertellen van mooie verhalen en het formuleren van fraaie bedoelingen.
De verklaring voor het verschijnsel is simpel. Dit soort projectvoorstellen worden beoordeeld door andere alfa's: mensen die normaal niet veel kijk hebben op het voorgestelde project, hoewel ze zelf overtuigd zijn van het tegendeel. Ze beoordelen het voorstel daarom via systeem 1. Het ziet er indrukwekkend uit. Het lijkt een prachtige vruchtboom. Dat de vruchtboom in de praktijk nooit vrucht zal dragen, onttrekt zich aan hun waarneming en aandachtsspanne.
Babbelaars denken niet
Bij onderzoek onder alfa-studenten vonden we indertijd een vreemd verschijnsel: door het maken van statistieksommen werden ze niet beter in statistiek. Op dat moment konden we die uitkomst niet goed begrijpen. Hoe was dat mogelijk? Normaal worden mensen beter door te oefenen. In dit geval bleek die regel echter niet op te gaan.
De verklaring die onlangs duidelijk werd, blijkt te zijn dat feedback na een fout antwoord door studenten op twee totaal verschillende manieren verwerkt wordt. Via systeem 1 (klassieke conditionering) of via systeem 2 (operante conditionering).**
Bij de emotionele verwerking via systeem 1 wordt de in de feedback aanwezige informatie niet benut. De student klikt de emotioneel negatief geladen boodschap snel weg. Hij snapt dat zijn antwoord fout is, maar niet waarom. Even later maakt hij daardoor dezelfde fout opnieuw. Veel studenten blijken dit niet een enkele keer te doen, maar steeds opnieuw. De feedback wordt niet gelezen, maar onmiddellijk weggeklikt. Sommige studenten beantwoorden hetzelfde item meer dan twintig keer fout, terwijl ze voor het juiste antwoord alleen de feedback hoeven te lezen.
Om de informatie in de feedback te benutten, moet men systeem 2 (langzaam denken) inschakelen. Systeem 1 (snel denken of babbelen) werkt echter snel, automatisch en kost geen inspanning. Wie dus gewend is systeem 1 te hanteren, hanteert systeem 2 niet. De emotionele response, de babbelreactie, blokkeert de denkreactie. Korter geformuleerd: babbelaars denken niet.
Interessant is ook de manier van denken die deze studenten hanteren. In hun optiek maken zij niet twintig keer of vaker dezelfde fout, maar vergist het programma zich steeds weer. In hun optiek is het uitgesloten dat hun antwoord fout zou kunnen zijn, de fout moet liggen bij het 'domme' programma. Zij zijn dat beslist niet, geloven ze. Het blijkt in de praktijk vaak om ongeduldige, snel geagiteerde studenten te gaan die zich mondeling nadrukkelijk kunnen uiten.
Andere studenten benutten de 'negatieve' informatie van het programma echter wel. Ze onderdrukken de reactie van hun systeem 1 en analyseren vervolgens rustig via het trage systeem 2 wat er precies fout was aan hun antwoord. Deze studenten kunnen een item fout beantwoorden, maar doen dat normaal slechts één keer. Daarna weten ze het antwoord. De nieuwe informatie wordt niet weggeklikt, maar bestudeerd en benut. Dit zijn studenten die van hun fouten leren doordat ze in staat zijn rustig de feedback te bestuderen en zich die informatie eigen te maken.
Onze gegevens op dit punt laten nog iets zien. Het programma is bedoeld de schrijfvaardigheid te verbeteren. Aan de ene kant is het daardoor mogelijk te meten hoe goed studenten zijn in taal, aan de andere kant valt te meten hoe goed ze zijn in het verwerken van feedback na een fout antwoord. Het blijkt dat deze twee vaardigheden negatief gecorreleerd zijn. Zelfs na vele sessies met het trainingsprogramma blijft er een negatief verband bestaan. Dit betekent dus dat schrijfvaardigheid en 'leesvaardigheid' niets met elkaar te maken hebben. Sterker nog: wie goed is in het ene, is doorgaans slechter op het andere.
De verklaring is dat schrijfvaardigheid gebaseerd is op systeem 1. We voelen wat de juiste formulering is. Het vermogen om de informatie in de feedback te benutten is echter gebaseerd op systeem 2: zorgvuldig kijken. Wat we dus vinden is dat mensen die goed zijn in systeem 1 in doorsnee slechter zijn in systeem 2 en omgekeerd.
Deze negatieve correlatie betekent dat mensen een voorkeur bezitten voor één van beide systemen van informatieverwerking. Een grote groep hanteert vooral systeem 1 (babbelen), een kleinere groep hanteert vooral systeem 2 (kritisch denken). Dit onderscheid lijkt de basis te vormen voor de alfabèta-factor (bevooroordeeldheid, prejudice).
De systeem 1 'denkers', de babbelaars, hanteren taal daarbij vooral als commando (mand), men produceert vrijwel alleen propaganda en reclame. Taal is een middel om je zin te krijgen en jezelf sociaal te verbeteren. Men praat in meningen en abstracte ideeën. De systeem 2 mensen, de kritische denkers, hanteren taal bij voorkeur descriptief (tact), dus beschrijvend en voorspellend. Men wil dat uitspraken kloppen met de waarnemingen (feiten).
Informatie op zich leidt dus niet automatisch tot vooruitgang of Verlichting. Wat essentieel is, is het inschakelen van het trage systeem 2: de kritisch rationele houding waarbij men actief de juistheid van uitspraken probeert te toetsen. Klopt de bewering met de bekende waarnemingen? Deze analytische manier van denken is typerend voor bèta's, maar blijkt lastig of zelfs onmogelijk voor alfa's.
Bij alfa's en hun aanhang moet men aan dienaren, soldaten, slaven, ambtenaren, predikers en gelovigen denken. Een ondergeschikte van een machtig heer die een foute opmerking maakt, kan gemakkelijk zijn hoofd verliezen. Het gaat er dus niet om dingen te zeggen die feitelijk juist zijn, maar om dingen te zeggen die de Heer positief waardeert. Er zijn dus goede en foute uitspraken en de feedback op de uitspraak komt snel en simpel: de toehoorder vindt de opmerking oké of niet-oké. De feedback die men krijgt is puur sociaal. Er bestaat niet zoiets als feitelijk juist of onjuist in de alfawereld. Men denkt en praat in ideeën en opinies. Het gaat om sociaal denken. Uitspraken moeten politiek correct zijn. Men leeft in een sociale wereld waarin de feiten er niet echt toe doen, maar sociale reacties doorslaggevend zijn.
Wil een samenleving de nieuwe informatie benutten, dan moeten de bèta's in die samenleving voldoende te vertellen hebben. In jonge samenlevingen waarin men nog dicht bij de natuur en het productieproces staat, lukt dat veel beter dan in oudere samenlevingen waarin alfa's de macht naar zich toe hebben getrokken. Hoe verder de machtige bovenlaag af komt te staan van de productieve onderlaag, hoe behoudender, conservatiever, frauduleuzer en agressiever de samenleving wordt. Tegelijkertijd loopt de productie terug doordat de productieve onderklasse het steeds moeilijker krijgt.
Steeds meer babbelaars?
De toenemende emotionele verwerking van informatie via systeem 1, babbelen, verklaart de steeds verdergaande ruk naar rechts. Mensen komen steeds verder af te staan van de natuur en de productie. We zijn qua eten en andere zaken onvoorstelbaar rijk, terwijl de productie steeds minder menskracht vergt. Het automatische gevolg is dat de strijd om de beschikbare koek steeds belangrijker wordt. Babbelen is veel belangrijker geworden dan kritisch nadenken. De beste babbelaars lopen met de buit binnen.
We kunnen die alfabèta-verschuiving onder andere meten via de toenemende sociale ongelijkheid.*** In verhouding tot andere landen doen we het in Nederland dan nog heel behoorlijk. Het kan dus nog stukken erger. Aan de andere kant: het zou ook een heel stuk beter kunnen.
Hoe gaat dit aflopen? Naarmate mensen steeds harder gaan vechten om de beschikbare middelen krijgen enkelen het misschien tijdelijk heel royaal. In totaliteit blijkt echter uiteindelijk de hele cultuur zo hard achteruit te fietsen, dat zelfs de rijken uiteindelijk minder goed af zijn dan de naar verhouding minder rijken in meer egalitaire culturen.
Maar ook dan stopt de ruk naar rechts nog niet. We hebben Wereldoorlog I en II gehad. Dat gaf daarna tijdelijk een focus op productie doordat er veel gedood en vernield was. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat een Wereldoorlog III niet nodig is. De meest sombere voorspellingen zijn dat rond 2070 het zeeniveau mogelijk twee meter of meer gestegen zal zijn. Een dergelijke stijging van de zeespiegel leidt tot veel vernietiging, waardoor productie (tijdelijk) weer belangrijker wordt.
Uiteindelijk is de keuze dus: willen we produceren en onze problemen oplossen of willen we liever babbelen en vechten om wat er al is. De gang van zaken rond de klimaatopwarming laat zien dat de babbel-optie de afgelopen dertig jaar consequent gekozen is. Dat is misschien niet verstandig (mijn mening), maar het is wel de realiteit (een feit). Kennelijk moet de wal uiteindelijk het schip keren. Daarna kunnen de mensen die de zaak overleefd hebben, de dan broodnodige productie weer op gang brengen.
Een aardig, maar ook nog al verontrustend voorbeeld van de neiging tot babbelen staat beschreven in de Volkskrant van 28/06/2018. David Smeulders, hoogleraar Energietechnologie, Technische Universiteit Eindhoven, merkt in een ingezonden brief op dat de beslissing om huizen af te koppelen van het gas qua CO2 grote gevolgen heeft. Een gemiddeld gezin verstookt 1500 kuub gas dat resulteert in 2700 kg CO2. Bij overgang op kolenstroom om hun huis te verwarmen hebben ze 5000 kilowattuur nodig. Dat levert 40000 kg CO2 op. Natuurlijk wil men graag zonnestroom, maar die is in de winter slechts beperkt beschikbaar. In totaal produceert afkoppeling van het gas dan tot anderhalf maal zoveel CO2. Voor de opwarming van de aarde een kwalijke zaak.
Door via systeem 1 te 'denken' doet men precies het omgekeerde van wat men zou moeten doen om het probleem werkelijk aan te pakken.
-----
* Superforcasting. The Art and Science of Prediction. Philip Tetlock, Dan Gardner, 2016 (hier).
** De uitkomsten van het online-trainingsprogramma leren in dit verband vijf zaken.
- Allereerst laat het het op een simpele manier zien dat informatie op twee totaal verschillende manieren verwerkt kan worden: via systeem 1 of via systeem 2. In het eerste geval komt alleen de globale boodschap over, maar de rest niet. Bij opnieuw aanbieden wordt het item weer fout gemaakt. In het tweede geval komt ook de overige informatie over.
- Ten tweede laat het zien dat de neiging om systeem 1 te hanteren onvoorstelbaar sterk kan zijn en vrijwel niet te doorbreken valt. Er ontstaat in dit soort gevallen een soort leerblokkade. Dit verklaart de problemen van alfa's met bètastof.
- Ten derde is het vermogen informatie te verwerken via het programma meetbaar en blijkt het om een persoonsgebonden variabele te gaan. Sommige mensen scoren voortdurend hoger dan gemiddeld, anderen lager.
- Ten vierde blijkt uit de negatieve correlatie met de taalfactor dat mensen gespecialiseerd zijn in een van beide verwerkingsmethodes. Men is of alfa, of bèta, maar niet iets daar tussenin. Deze specialisatie lijkt ook via training niet te doorbreken.
- Ten vijfde blijkt uit de resultaten dat de studenten na een aantal sessies met het programma aanmerkelijk beter zijn geworden in informatieverwerking via systeem 2. Systeem 2 denken is dus trainbaar en kan en moet kennelijk ingeoefend worden.
*** The Spirit Level. Why Equality is Better for Everyone. Richard Wilkinson, Kate Pickett, 2011 (hier).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten