maandag 18 januari 2021

Volgelingen/gelovigen (RWA+) zijn sociale babbelaars die de objectieve werkelijkheid niet zien of niet relevant vinden

 

Laatst bijgewerkt: 19-1-2021 om 2.18

 

Mijn laatste twee blogposts gingen over de koppeling tussen rechts autoritarisme (de eigenschap die we meten met de RWA-schaal) en het niet zien, of het zich niets aantrekken, van feiten en waarnemingen.

Het niet zien van feiten is iets dat hoort bij bevooroordeeldheid. Waarom denken we dat? Allereerst is dat de kern van deze variabele. Je legt iemand een populair vooroordeel voor. Voor een vooroordeel bestaat nooit een feitelijke basis, anders is het geen vooroordeel. Wie dus instemt met het vooroordeel, stemt in met iets waar geen feitelijke basis voor aanwezig is.

Een tweede reden om dit te denken, is het -- volledig op empirisch onderzoek gebaseerde -- soortenmodel. De drie soorten bevooroordeelde mensen leveren samen een machtige groep, die de macht grijpt of probeert te grijpen. Men verzint dus een verhaal dat inhoudt dat men zelf beter is en dat de mensen in de outgroup slechter zijn en geplukt mogen worden. Verder gelooft men zelf dat verzonnen verhaal.

Een derde reden zijn de conformiteitsexperimenten van Asch. De variabele die het meegaan met de groep bepaalt, blijkt bevooroordeeldheid te zijn. De mensen die meegaan met de groep negeren de feiten die voor hun ogen zichtbaar zijn.

Bevooroordeeldheid kan opgesplitst worden in twee verschillende componenten: sociale dominantie en rechts autoritarisme. Bij welke van die twee componenten hoort het niet zien van feiten? Omdat er met het denken van mensen die hoog scoren op SDO weinig mis is, zit feitenblindheid kennelijk vooral vast aan RWA. Volgelingen/gelovigen (mensen die hoog scoren op RWA, rechtse autoritaristen) zien geen feiten of zien die wel, maar vinden die niet relevant.

Hoe zit het dan met mensen die wel sociaal dominant zijn, maar niet rechts autoritaristisch? De zogenaamde 'men of action'. Ze zijn bevooroordeeld dus ook zij hebben een sterke neiging mee te gaan met populaire uitspraken die niet op feiten gebaseerd zijn. Men of action gaan met populaire vooroordelen mee, omdat ze hopen dat dat sociaal voordeel oplevert, maar zien wel dat die feitelijk niet kloppen. Alleen de volgelingen/gelovigen zien de objectieve werkelijkheid niet of zien die als niet relevant.

Wat betekent dat niet zien van feiten, van de objectieve realiteit, voor het denken van volgelingen/gelovigen? Als je feitenblind bent, lijkt het begrijpelijk dat je denken een chaos wordt. Dat is ook precies wat we via onderzoek weten over volgelingen/gelovigen. Feitenblindheid (het niet toepassen van het empirische principe) zou dan de denkproblemen van volgelingen/gelovigen kunnen verklaren.

We zitten op basis van onderzoek met een hele lijst denkproblemen voor volgelingen/gelovigen. Een lange lijst waar lastig mee te werken valt. Als mijn idee klopt, kunnen we die hele lijst reduceren tot een enkel principe: volgelingen/gelovigen passen het empirische principe niet toe. Ze zijn feitenblind en daardoor staat hun denken los van de objectieve realiteit. Hun denken wordt bepaald door de slogans van hun groep. Hun denken is beperkt tot het sociale gebabbel dat ze in hun groep aangeleerd krijgen.

Hoe plausibel is dit idee? Zijn volgelingen/gelovigen inderdaad feitenblind en verklaart dat hun  problemen met helder denken? Hierna probeer ik deze veronderstelling te onderzoeken.

Laten we bij het begin beginnen. Wat zijn volgelingen/gelovigen precies? In beginsel zijn dat mensen die hoog scoren op de RWA-schaal. 'RWA' staat voor Right Wing Authoritarianism. In het Nederlands vertalen we dat met 'rechts autoritarisme'. (Denk niet dat er ook links autoritarisme bestaat, want tot nu toe lijken alle autoritaristen rechts te zijn.)

Maar met dat antwoord schieten we natuurlijk niet echt op. De RWA-schaal is gebaseerd op drie kenmerken die bij onderzoek voortdurend samen optreden. Als je op één van de drie hoog scoort, is het behoorlijk zeker dat je ook op de andere twee hoog scoort.

De drie kenmerken zijn: 1. men is zeer onderworpen aan zijn autoriteiten/leiders; 2. men is uiterst agressief, nadat men een oproep of toestemming heeft gekregen van zijn autoriteiten/leiders; 3. men is conventionalistisch en conformistisch. Men hecht aan de bestaande gebruiken, tradities en normen en wil dat ook andere mensen die gebruiken, tradities en normen volgen en gehoorzamen.

Waarom gaan deze drie kenmerken samen? Strikt genomen: dat weten we niet zeker. We weten uit onderzoek wel dat ze samengaan, maar niet met zekerheid waarom. Toch valt er iets over te zeggen. Rechts autoritarisme lijkt bij jagers/verzamelaars niet voor te komen. Het is dus kennelijk ontstaan na de uitvinding van de landbouw. Met andere woorden: rechts autoritarisme codeert voor de soldaten van de strongman (of krijgsheer). Steden met een omringend landbouwgebied ontstonden immers pas na de uitvinding van de landbouw. Een stadse bevolking kan dus nooit bestaan zonder een vorst of krijgsheer die belasting heft bij de boeren in het omringende gebied.

Een krijgsheer zonder leger, zonder voetvolk, kan niet bestaan. Gewone volgelingen/gelovigen zitten zo in elkaar, dat ze ideaal zijn als soldaat in het leger van de Heer. Ze onderwerpen zich standaard aan de machtigste in hun groep en zijn agressief zodra de Grote Leider ze daartoe opdracht geeft (lees: ophitst).

Laten we nu kijken naar de denkproblemen. Wat zijn de denkproblemen van de volgelingen/gelovigen precies?

Denkproblemen komen in twee soorten. Cassandra Thunberg waarschuwt voortdurend voor de naderende klimaatramp. Wetenschappelijk gezien heeft ze helemaal gelijk, maar door het verkondigen van naderend onheil maakt ze zich bij velen mateloos impopulair. Op vragen en problemen kun je dus het antwoord geven, dat mensen graag willen horen of je kunt het antwoord geven, dat even later realiteit zal zijn.

De denkproblemen van volgelingen/gelovigen zijn niet een teveel aan autisme, maar eerder een tekort. Volgelingen/gelovigen hebben normaal geen probleem met leuterpraat, met babbelen, met onbenullig doen, met gezellig doen, met kletsen. Kortom: met vertellen wat de andere mensen in hun groep graag horen.

De problemen van de volgelingen/gelovigen liggen juist op het gebied van helder, logisch, zakelijk, feitelijk en zindelijk denken. Feiten en logica ketsen op deze mensen af alsof ze een groot bord voor de kop hebben. Argumenten en feiten kunnen niet veranderen wat een Trump-aanhanger gelooft. Deze mensen kunnen vaak prima hun woordje doen, maar zodra je de moeite neemt te analyseren, wat ze zeggen, schrik je.

In dit verband vormen Trump en zijn volgelingen een voorbeeld. Hij bestookt zijn volgelingen met een eindeloze hoeveelheid tweets. Bijna al die tweets zijn feitelijk onjuist of op zijn minst aanvechtbaar. Voor zijn volgelingen is dat echter kennelijk geen enkel probleem.

Laten we specifieker kijken naar de denkproblemen. Ik volg de beschrijving van Bob Altemeyer in Authoritarian Nightmare (2020). Om te beschrijven wat volgelingen/gelovigen zijn, heeft hij twee hoofdstukken nodig. Hij vindt het dus lastig, kort en helder te omschrijven wat volgelingen/gelovigen precies zijn. Ik beperk me in eerste instantie tot de punten in zijn eerste hoofdstuk hierover (hoofdstuk 6).

1. Volgelingen/gelovigen denken in hokjes. Op het ene moment trekken ze het ene hokje open, op een volgend moment een totaal ander hokje. Wat zich in de hokjes bevindt, kan volledig ongerelateerd zijn en volkomen strijdig. Ze zien daarin geen enkel probleem.

2. Volgelingen/gelovigen gebruiken dubbele standaarden. Zij zien daarin geen enkel probleem. Zij mogen bepaalde dingen natuurlijk wel, vinden ze, maar anderen mogen die beslist niet doen. 

3. Volgelingen/gelovigen geloven conflicterende en strijdige zaken. Eerst geloven ze dat A geldt, vervolgens weten ze zeker dat A niet geldt. Ze zien in dit soort tegenstrijdigheden geen enkel probleem. Hun denken is een ongeordende chaos van tegenstrijdige uitspraken.

4. Volgelingen/gelovigen zijn niet in staat feitenmateriaal te beoordelen. Ze hebben op dit punt grote en fundamentele problemen.

5. Het denken van volgelingen/gelovigen is extreem etnocentrisch. 'Wij zijn goed, maar andere mensen deugen niet'. 'Ons zijn goed, hun deugen niet'.

6. Volgelingen/gelovigen zijn extreem bevooroordeeld. Ze geloven dat mensen die niet tot hun groep behoren, niet deugen en gevaarlijk zijn.

7. Volgelingen/gelovigen zijn extreem dogmatisch. Wij geloven het, wij denken het, en dus is het zo. Geen twijfel mogelijk!

Wat is hun probleem met denken in het algemeen? Altemeyer beschrijft dat zo. "The key to understanding the chaos in high RWA minds is that, compared to most people, they simply copied their ideas from trusted sources and have never checked to see how well they all fit together."

Ze hebben onthouden, wat hun verteld werd door hun autoriteiten, maar ze hebben nooit nagedacht over de betekenis van wat ze hoorden. Ze hebben het antwoord op bepaalde vragen gehoord en min of meer opgeslagen, maar ze begrijpen niet echt, wat ze precies hebben opgeslagen. Ze koppelen uitspraken niet aan (mogelijke) waarnemingen. Ze hebben wel gehoord, maar niet begrepen.

Even verderop schrijft Altemeyer: "High RWAs were made to memorize 'the truth' rather than to discover it for themselves.  [...] many authoritarian followers learn at an early age that Submission 101 is a prerequisite to everything. Accordingly, they do not dare to critically examine the ideas their authorities sticky-noted to their brains. It is just too scary a prospect.

Met andere woorden: wat hun verteld wordt door hun leiders, slaan volgelingen/gelovigen op als waarheid. Zodra het sociaal van pas komt, kunnen ze het opgeslagen antwoord spuien. Maar ze hebben geen begrip opgebouwd. Ze hebben zich nooit afgevraagd of de uitspraak klopt. Ze geloven de kreten en slogans van hun leiders, maar hebben geen idee van de precieze betekenis.

Altemeyer geeft als voorbeeld studenten die godsdienstig zijn opgevoed. De laag scorende RWA studenten zochten evidentie en argumenten voor het geloof bij voor- en tegenstanders. Ze zochten dus pro en contra argumenten. De hoog scorende RWA'ers deden dat niet. Zij zochten vooral bevestiging bij hun leiders en mede gelovigen.

Van Trump-aanhangers zijn soortgelijke voorbeelden bekend. Ze gaan niet na of een uitspraak feitelijk klopt, maar ze zoeken vooral bevestiging bij andere leden van de groep.

Afgaande op dit eerste hoofdstuk van Altemeyer over het denken van volgelingen/gelovigen kan mijn idee dus kloppen. Volgelingen/gelovigen lezen en luisteren niet actief. Ze vragen zich niet af of een opmerking klopt. Ze slaan globaal op, wat hun verteld wordt door hun leiders en spelen dat bandje af, zodra het sociaal zo uit komt.

Met andere woorden: dit zijn sociale dieren. Deze mensen leven in een groep en hun denken wordt bepaald door de groep. Deze mensen zien de objectieve werkelijkheid niet langer of zien die als niet relevant. Het idee dat data (waarnemingen, feiten) heilig zijn, is hen volledig vreemd. Voor hen is het groepsoordeel leidend.

Voegt mijn idee iets toe? Wat schieten we op met het idee dat volgelingen/gelovigen het empirische principe niet toepassen? Dat ze feitenblind zijn? Dat ze een ander criterium voor waarheid hanteren?

Altemeyer sluit dit eerste hoofdstuk over volgelingen/gelovigen (hoofdstuk 6) zo af: "Persons who have a lot of trouble submitting to others or who have difficulty accepting things without good reason might well wonder why hight RWAs have not woken up and smelled the coffee. But it al comes easily to people who have a deep down, lifelong tendency to submit and who are terrified of what will happen if they stop believing what their authorities say is true. And if you understand this, you realize not only why Trump's supporters dogmatically stick to the party line, you realize that the worse the 'news' is for their belief system, the greater the fear and the tighter they will cling to the system, when it seems it should be the other way around. Proving to them that they are wrong will usually backfire" (cursiveringen MvE).

Altemeyer geeft dus in totaal twee redenen voor het niet ruiken van de koffie. 1. De onderwerpingsdrift van volgelingen/gelovigen. 2. Hun angstigheid. Ze zijn bang voor negatieve gevolgen als ze niet geloven, wat ze moeten geloven. Als je in een groep leeft, kan een fout geloof inderdaad grote gevolgen hebben.

Beide punten die Altemeyer aanvoert, zijn empirisch juist. Volgelingen/gelovigen zijn extreem onderworpen, dat is een van de kenmerken waarop de RWA-schaal gebaseerd is. Verder is bekend dat volgelingen/gelovigen uiterst bange mensen zijn.

Altemeyer verklaart de zeven vermelde problemen van volgelingen/gelovigen uit hun persoonlijkheid. Dit zijn onderworpen en bange mensen. Daarom denken ze zo als ze denken.

Mijn verklaring begint min of meer gelijk, maar gaat vervolgens een stuk verder. Ik zeg: dit zijn groepsmensen. Globaal zegt Altemeyer dat in andere bewoordingen ook. Over die veronderstelling zijn we het dus eens.

Vervolgens redeneer ik verder. Voor deze mensen is relevant wat de leiders van hun groep beweren. Dat die beweringen mogelijk niet kloppen met de harde werkelijkheid, doet er voor deze mensen niet toe. Want als groepsmensen, als volgelingen/gelovigen, hebben ze doorgaans niets te maken met die objectieve werkelijkheid. De groep bepaalt wat hun status is, wat ze krijgen en vaak ook nog, wat ze doen.

Als je voortdurend leeft binnen een machtige groep, is er geen enkele reden om je druk te maken over de feitelijke juistheid of onjuistheid van allerhande uitspraken. Dat uitspraken een objectieve juistheid of onjuistheid bezitten, is een idee van sceptici. Van ongelovigen, van mensen die laag scoren op RWA. Van mensen die moeten overleven in de harde werkelijkheid door taken met (feitelijk) succes uit te voeren. Met andere woorden: alleen taakmensen maken zich druk over de feiten.

Volgelingen/gelovigen zijn mensen die in beginsel overleven als lid van een machtige groep. Als soldaat van de Heer, als horige van de strongman. De groep levert hun veiligheid, gezelligheid, maar vaak ook een bestaan. Deze mensen hebben belang bij het blindelings volgen van hun Grote Leider. Het is hun bestaan, hun broodwinning, hun toekomst.

Zodra je dus aanneemt dat volgelingen/gelovigen groepsmensen zijn, is het plausibel dat ze het empirische principe niet toepassen. In de machtige groep heeft dat geen enkel nut, terwijl het toepassen wel veel en ernstige problemen kan opleveren. De andere groepsleden zullen iemand met een afwijkend geloof zien als ketter en indringer.

Wat is dan precies het verschil tussen groepsmensen (volgelingen/gelovigen) en taakmensen (individualistische ongelovigen, bèta's, mensen die laag op RWA scoren)? Het verschil zit in de manier van denken.

Taakmensen passen standaard het empirische principe toe. Natuurlijk niet voortdurend, maar wel vaak. Uitspraken moeten dus in beginsel kloppen met de feiten, met de waarnemingen, met wat er bekend is. Groepsmensen passen het empirische principe niet toe. Ze willen dat niet en doorgaans kunnen ze het ook niet of slechts met veel moeite.

Dit klopt met wat Altemeyer vermeldt. Van volgelingen/gelovigen is immers bekend, dat ze ernstige problemen hebben met het beoordelen van feitenmateriaal.

Als het verschil tussen mensen die hoog en laag op RWA scoren, zit in de manier van denken dan is er  natuurlijk een duidelijke koppeling met systeem 1 en systeem 2 denken. Dus met respectievelijk: 'snel denken' en 'traag denken'. Volgelingen/gelovigen (RWA+) denken doorgaans 'snel', terwijl de ongelovige individualisten (RWA-) dat wel kunnnen en dat soms ook zullen doen, maar standaard een voorkeur hebben om 'traag' te denken.

Samenvattend, de denkproblemen van volgelingen/gelovigen (RWA+) ontstaan doordat het groepsmensen zijn, die sociaal denken. Ik bedoel daarmee dat ze de juistheid van hun opmerkingen baseren op de sociale reacties van de leden in hun groep en niet op het feitelijke juistheid van hun opmerkingen.

Dat klinkt misschien wat abstract. Ons doel is volgelingen/gelovigen te begrijpen. Als je zegt dat dit mensen zijn met een sterke onderwerpingsdrift, die extreem bang zijn, dan heb je empirisch gezien  gelijk. Die constatering helpt echter amper om te begrijpen, hoe ze precies denken. Maar juist de manier waarop ze denken, is de basis voor hun manier van bestaan. Namelijk als groepsmens.

Altemeyer schrijft in het begin van hoofdstuk 6 over hun denken: "When you explore the minds of high RWAs you find yourself in a topsy-turvy maze of isolated compartments that contain unorganized slogans, cultural norms, 'things they say, rumored well-established facts, and superstitions. It is all something of a muddle. Each idea is alive and well and living in its own safely deposited place, ready to be pulled out when it is useful, then returned to its compartment and shut tightly away again" (onderstreping MvE).

Wat betekent dit? Volgelingen/gelovigen slaan iets dat ze gehoord hebben op (of mogelijk iets totaal anders dan wat ze precies gehoord hebben), en trekken die kennis te voorschijn zodra het sociaal van pas komt. Het doet er dus niet toe of de uitspraak (feitelijk) klopt of niet en het doet er niet toe, of de spreker het inderdaad zo gezegd heeft of precies het tegenovergestelde. Nee, ze slaan het item als een kogel op en zodra de kans zich voordoet, grijpen ze die kogel en schieten ze die de sociale ruimte in. Met als doel: sociaal te scoren.

Het gevolg van die manier van informatieverwerking is dat je nooit een bruikbare theorie ontwikkelt over de wereld waar je in leeft. Je staat midden in een complexe wereld zonder iets van een landkaart. Je denken wordt voortdurend volledig gestuurd en bepaald door de sociale reacties van je groep, maar zelf heb je geen enkel overzicht.

Dat ontbreken van een werkende landkaart maakt begrijpelijk dat volgelingen/gelovigen bange mensen zijn. Ze zijn immers niet in staat te voorspellen, wat er zal gebeuren. De grote, boze buitenwereld is voor hen een onvoorspelbare wereld.

De machtige groep functioneert voor hen als een beschermende schil. De interactie met die schil is echter precies wat ze denken. Of eigenlijk: niet-denken. Wat ze produceren aan woorden is geen echt denken, maar slechts gebabbel bedoeld om sociaal te scoren. Samenvattend: volgelingen/gelovigen zijn sociale babbelaars, die geen idee hebben van de objectieve werkelijkheid en zich daar ook niet voor interesseren.

Dat betekent niet, dat dit ongevaarlijke mensen zijn. Integendeel, want op deze mensen zit geen rem. Ze zien hun eigen geloof en 'denken' als absolute waarheid en als legitimatie voor ieder mogelijk gedrag.

Dat is niet helemaal waar. Deze mensen hebben wel een soort rem. Het zijn namelijk groepsmensen. Het is dus de groep en de leiding van de groep die als rem fungeert. Zodra de leider van de groep het groene licht geeft, zal de hele groep massaal in actie komen. Ze zullen geloven dat ze het Vaderland verdedigen, dat ze de Wereld redden van de Ondergang, dat ze het Kwaad bestrijden en dat ze het meest edele mensenras van deze planeet zijn.

Wat is die rem waard? De leiders van machtige groepen zijn doorgaans double highs. Ze verenigen het slechtste van twee kwalijke eigenschappen in zich. Ze zijn en sociaal dominant en rechts autoritaristisch. Het eerste betekent dat ze niet een, maar vele moorden willen plegen in ruil voor macht. Het tweede betekent dat ze bereid zijn alles te geloven, dat hen van hogerhand (of door henzelf) verteld wordt.

Het is niet zonder grond vrees ik, dat machtige groepen vaak worden aangeduid als 'lethal union' (dodelijke vereniging). Daarbij is die vereniging vaak dodelijk voor zowel de mensen buiten de club als binnen de club. Agressie loont vaak op de korte termijn, maar heeft een hoog prijskaartje op de lange termijn. Of zoals Jezus volgens de Bijbel opmerkte: wie het zwaard hanteert, zal door het zwaard vergaan.

Volgelingen/gelovigen fungeren als het zwaard van de strongman. Met zijn woorden kan hij ze ophitsen en sturen. Ze willen hem dolgraag en blindelings gehoorzamen. Ze zitten boordevol agressie. Echt denken doen ze niet en de werkelijkheid zien ze niet of vinden ze niet relevant.

Maar al die punten wisten we eigenlijk al. Als de stelling van deze blogpost klopt, gaan al die punten terug op een enkele oorzaak. Deze mensen denken 'sociaal', dat wil zeggen via systeem 1, maar denken niet via systeem 2. Ze beheersen het systeem 2 denken niet goed. Ze passen het empirische principe niet toe. Taal bestaat voor hen uitsluitend uit 'mands' (commando's en verzoeken), maar niet uit 'tacts' (beschrijvingen, voorspellingen).

 

 



 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten