woensdag 21 oktober 2020

Het hanteren van subjectieve waarheid en de denkproblemen van volgelingen/gelovigen (RWA+)

 

Laatst bewerkt: 9-11-2020 om 3.35

 

Mijn vorige post viel onbedoeld nogal lang uit. In totaal meer dan 3000 woorden of zo'n zes A4 tekst. Door die grote lengte wordt het extra lastig de essentie eruit te halen. Kan het niet korter? In de wiskunde en de psychometrie lukt het soms een stelling te bewijzen met een vrij lang bewijs. Wie vervolgens een korter bewijs vindt, levert een belangrijke bijdrage. Hoe korter, hoe eenvoudiger, hoe beter. Laat ik een poging wagen voor mijn vorige post.

Hoe scheid je zin van onzin? Hoe kom je erachter wat waar is en wat niet waar is? De columnist die ik lees, denkt dat het kennelijk gaat om het volgen van de juiste autoriteiten. Accepteer wat de gevestigde wetenschappers beweren en volg niet allerhande kwakzalvers en vage figuren.

Dat is een begrijpelijk standpunt en een standpunt dat je vaker hoort. Ik las later ook nog een column van Robbert Dijkgraaf met ongeveer dezelfde strekking. Dwarsdenkers hebben meestal ongelijk, vond hij.

Dat is een interessante stelling, maar de data ontbraken in zijn geval. De stelling is dus in feite slechts een geloof. Als we Einstein volgen, dan is zo'n stelling volgens de spreker volstrekt waar, maar heeft die in dat geval geen betrekking op de realiteit.

Als je veronderstelt dat de stelling geen geloof is, maar wel betrekking heeft op de realiteit, dan zit je met het probleem: welke uitspraken selecteer je? Laten we niet al te moeilijk doen en laten we gewoon de uitspraken pakken die vandaag de dag in de grote Nederlandse kranten verschijnen. Dat zijn dan dus de uitspraken die aangeven, hoe we normaal denken. Volgens mij zijn de meeste van die uitspraken onzin en gebakken lucht. Moderne kranten staan vol wilde opinies, die op niets gebaseerd zijn behalve onderbuik-gevoelens. Als je dus de moeite neemt, de stelling van Dijkgraaf empirisch te toetsen, blijft er vermoedelijk weinig van over.

Het idee dat je je kunt baseren op de gevestigde standpunten komt dus veel vaker voor, maar is in ieder geval empirisch wetenschappelijk gezien niet juist. Dat wil zeggen: mits je accepteert dat de data (de waarnemingen) heilig zijn. De data, de waarnemingen bepalen of een uitspraak wel of niet waar is.

Met betrekking tot waarheidsvinding bestaan er dus bij mensen twee totaal verschillende opvattingen. De mensen die het empirische principe volgen, zeggen: kijk naar de bekende waarnemingen. Omdat die waarnemingen kunnen veranderen, kan het dus zijn dat je van een uitspraak eerst denkt dat die waar is en even later denkt, dat die niet waar is. De data bepalen de waarheid van de uitspraak.

De mensen die het andere principe volgen, baseren zich op de woorden van hun groep, van hun autoriteiten, van hun heilig boek of van zichzelf. Ik zeg het en dus is het zo! Wij vinden dit waar en dus is het waar!

De keuze voor welke vorm van waarheid je omarmt, is dus persoonlijk. Einstein, ik en veel andere empirische wetenschappers kiezen voor overeenstemming met de waarnemingen als waarheidscriterium. De column van Robbert Dijkgraaf suggereert dat hij meer voelt voor de waarheid van de machtige groep.

De eerste vorm van waarheid duiden we aan als 'feitelijke waarheid' of 'objectieve waarheid', de tweede vorm als 'subjectieve waarheid'. Bij de eerste vorm gaat het om de feiten, bij de tweede vorm om wat mensen voelen, denken of zeggen.

Het hanteren van objectieve waarheid koppelde ik vervolgens aan bèta's (double lows). Het hanteren van subjectieve waarheid aan alfa's (double highs). Dat lijkt me niet echt nieuw. Alfa's redeneren vanuit dogma's, vanuit wat ze denken te weten. Hun doel is mensen te overtuigen van hun gelijk of van hun grote waarde. Hun doel is normaal niet waarheidsvinding. Het doel is vooral de (sociale) werkelijkheid aan te passen aan hun dogma's.

Bèta's redeneren belangrijk anders. Ze beginnen bij waarnemingen en een probleem. Dat is de basis voor wat ze proberen te bedenken. Dat denkproces leidt vervolgens tot een conclusie of voorspelling. Die voorspelling wordt opnieuw getoetst aan de harde werkelijkheid.

Het is dus eigenlijk een soort interacteren met de harde werkelijkheid. De werkelijkheid verandert daar doorgaans niet echt van, maar de bèta kan zijn denken daardoor steeds beter afstemmen op die harde werkelijkheid.

Dit principe, deze 'waarneming' staat bekend als: bèta's denken inductief, alfa's dogmatisch. De eerste denkt van buiten naar binnen. De tweede denkt van binnen naar buiten. De eerste hanteert tacts, de tweede hanteert mands.

Die verschillende manieren van redeneren en evalueren resulteren in twee tegenovergestelde culturen: de alfacultuur en de bètacultuur. Iedere cultuur hanteert bij voorkeur haar eigen norm voor waarheid.

Tot hier is er eigenlijk niet sprake van echt iets nieuws. Al deze punten waren wel bekend voor de lezers van deze blog.

De keuze van het soort waarheid dat men hanteert, is dan gekoppeld aan de alfa-bètafactor. Aan bevooroordeeldheid dus. Maar bevooroordeeldheid kan opgesplitst worden in twee verschillende componenten: sociale dominantie (SDO) en rechts autoritarisme (RWA). Aan welke van die twee componenten zit de keuze voor het soort waarheid vast?

Volgelingen/gelovigen (RWA+) volgen en geloven natuurlijk hun leiders. Met andere woorden: het is in ieder geval gekoppeld aan rechts autoritarisme, zou je verwachten.

Is het ook gekoppeld aan sociale dominantie? Om daar een idee van te krijgen, moeten we dus kijken naar de 'men of action' (RWA-, SDO+). Dit zijn mensen die ten koste van alles sociaal hogerop willen komen (ze willen macht), maar het zijn ook mensen die ondanks die handicap wel scherp kunnen denken. Je verwacht dus: die laten zich geen knollen voor citroenen aansmeren. Kennelijk is het soort waarheid dat mensen uit zichzelf hanteren dus vooral gekoppeld aan RWA en niet aan SDO.

Is daar enige evidentie voor? De mensen die meegaan met de groep in de Asch-experimenten vallen uiteen in drie subgroepen. De eerste subgroep ziet de groep als superieur, de tweede subgroep ziet dat het groepsoordeel onzin is, maar gaat toch mee, omdat men ten koste van alles niet uit de groep wil vallen. De derde subgroep gaat automatisch vrijwel voortdurend mee met de groep en is dat zichzelf niet bewust. De tweede subgroep bevestigt dus dat de 'men of action' bewust zien, dat het groepsoordeel niet klopt.

Maar als dat alle evidentie is, is de stelling empirisch gezien nogal mager onderbouwd. Dat klopt, maar het niet volgen van het empirische principe heeft vermoedelijk zeer grote gevolgen voor je denken en de manier waarop je denkt. Bij rechtse autoritaristen (volgelingen gelovigen, RWA+) worden inderdaad voortdurend grote problemen met het denken gevonden. Het niet volgen van het empirische principe zou die denkproblemen dan simpel en eenvoudig kunnen verklaren.

In totaal zijn er dus twee redenen om te denken dat het wel of niet zien van feiten (en denken in termen van feiten) bepaald wordt door RWA. Allereerst de vele bekende problemen van mensen die hoog scoren op RWA met logisch en helder denken. Ten tweede de uitkomsten van Asch.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten