zondag 5 juli 2020

Wil het echte 'autoritarisme' opstaan?


Laatst bijgewerkt: 5-7-2020 om 15.26


De vraag waar het in deze blogpost over gaat, lijkt simpel. Wat bedoelen we precies met 'autoritarisme'? Als je het nog specifieker zou formuleren: hoe moeten we 'autoritarisme' meten? Maar de werkelijkheid is helaas complex. Er blijken in totaal vier verschillende definities van 'autoritarisme' in omloop te zijn.

De betekenis die het meest gehanteerd wordt en vermoedelijk het oudst is, is die van dictatoriale staatsvorm. De vorst met zijn clan heeft de absolute macht. De staat heeft de absolute macht over haar burgers.

In deze betekenis werd het woord in Nederland al in 1939 gebruikt (hier). Het stuk is getiteld: De crisis van het autoritarisme. De auteur doelde vermoedelijk vooral op fascistische regimes die in die tijd een groot probleem begonnen te worden.

Dan kom ik bij de overige betekenissen. Autoritarisme als persoonlijkheidskenmerk. Het idee achter deze psychologische betekenissen, is dat een staatsbestel waarin een kleine groep de absolute macht bezit, alleen kan bestaan in combinatie met bepaalde typen mens.

De Wikipedia omschrijft deze betekenis zo: 'persoonlijkheidskenmerken die voorspellen dat een individu een sterke neiging naar fascistische en antidemocratische overtuigingen en gedragingen zal hebben'.


'Autoritarisme' als bevooroordeeldheid

Maar om welke persoonlijkheidskenmerken gaat het dan precies en hoe meten we die? Wie verder zoekt bij Wikipedia komt via een doorverwijspagina (hier) uit bij een verhaal dat vrijwel volledig is gebaseerd op het boek The Authoritarian Personality (TAP). In de voorgaande blogposts ben ik uitvoerig op de inhoud van dit boek ingegaan.

Eigenlijk kom je met dit verhaal van de regen in de drup. Want TAP is een dik en wollig boek. Verder blijkt van de hele theorie over de 'autoritaire persoonlijkheid' die in dat boek vermeld staat, het meeste niet te kloppen. Van de negen subschalen van de F-schaal leverden slechts drie duidelijk correlerende uitkomsten op.

Gelukkig konden we echter in de voorgaande blogposts zien, dat uiteindelijk alles op zijn pootjes terecht komt. De auteurs van TAP hebben de autoritaire persoonlijkheid op drie verschillende manieren meetbaar gemaakt. Als etnocentrisme, als politiek links-recht en met de F-schaal.

Wie die resultaten van TAP corrigeert voor onbetrouwbaarheid, ziet dat de drie maten vrijwel hetzelfde opleveren. De gecorrigeerde correlaties zijn bijna 1. De auteurs van TAP hebben 'autoritarisme' (aanleg voor fascisme) op drie verschillende manieren gemeten, die alle drie dezelfde resultaten opleveren. Etnocentrisme (bevooroordeeldheid, generalized prejudice) is daarbij de best geconstrueerde maat.


'Autoritarisme' als rechtervleugel autoritarisme (RWA)

Tot nu toe was dit echter niet of amper bekend. De auteurs van TAP stelden in 1950 dat vooral de F-schaal de grote doorbraak was. Maar met die F-schaal waren juist allerhande problemen. De subschalen correleerden niet goed. De theorie achter de F-schaal leek daarmee ook niet te deugen. De gemiddelde correlatie tussen de items onderling leek tegen te vallen. Er ontbrak een andere variabele om fascisme te meten, die bevestigde dat men inderdaad de aanleg voor fascisme mat, die men hoopte te meten. En tenslotte waren de items niet goed gebalanceerd. Wie steeds bevestigend antwoordde, werd automatisch ingedeeld als 'fascistisch'.

Door al die problemen was de uitwerking van TAP bij de lezers dat niemand meer precies wist, hoe je de aanleg voor fascisme moest meten. De informatie was een onontwarbaar kluwen geworden. Door een toeval raakte Bob Altemeyer in 1965 bij dat kluwen betrokken. Hij hield van puzzelen en zette zichzelf aan het werk om de problemen van de F-schaal via empirisch onderzoek op te lossen. Na bijna veertig jaar hadden we zijn resultaat: de RWA-schaal (Right Wing Authoritarianism-schaal). De schaal die meet of iemand geschikt is als volgeling/gelovige.

Hoe duid je die schaal kort aan? Precies, als 'autoritarisme'. In deze betekenis heb ik het woord dus veelvuldig gebruikt in deze blog. Uit de tekst zal echter doorgaans wel duidelijk geweest zijn dat ik de RWA-score bedoelde. Het kenmerk van de volgeling/gelovige. Maar eigenlijk zou je dus moeten zeggen: 'right wing autoritarisme' (rechtervleugel autoritarisme).

Soms leidt het woord 'autoritarisme' in samenhang met RWA echter wel degelijk tot problemen. De Engelstalige Wikipedia schrijft bijvoorbeeld: 'Bob Altemeyer used the right-wing authoritarianism (RWA) scale, to identify, measure, and quantify the personality traits of authoritarian people' (hier). Die zin suggereert dat de RWA-schaal autoritarisme meet. Het autoritarisme van de RWA-schaal is echter belangrijk beperkter dan wat de F-schaal oorspronkelijk mat.

Het autoritarisme van Altemeyer (RWA) is één van de twee belangrijke componenten van bevooroordeeldheid. Het voorspelt bevooroordeeldheid, maar slechts voor een deel. De andere component is sociale dominantie (SDO). Samen voorspellen deze twee variabelen het grootste deel van de totale bevooroordeeldheid, maar nog steeds lang niet alles. Wie een schatting wil, moet denken aan ongeveer 60 procent van de variantie, die verklaard wordt.

Het valt natuurlijk ook niet uit te sluiten, dat we in de toekomst nog een derde belangrijke component vinden en zullen toevoegen. Op dit moment is bijvoorbeeld al duidelijk dat sekse (of je man of vrouw bent) een belangrijke voorspellende waarde heeft voor het restant van bevooroordeeldheid. Vrouwen zijn op een of andere manier door de natuur belangrijk minder bevooroordeeld geschapen dan mannen. Ondanks alle heftige beweringen van mensen die zeker weten dat beide geslachten op geen enkel punt echt van elkaar verschillen.

Wanneer we ons dus beperken tot de psychologische betekenissen van 'autoritarisme' hebben we tot nu toe te maken met twee verschillende definities. De opvatting van de auteurs van TAP die neerkomt op de mate van bevooroordeeldheid. En het rechter-vleugel autoritarisme van Altemeyer, die gaandeweg de F-schaal inperkte tot iets dat veel beperkter was dan de oorspronkelijke F-schaal.


'Autoritarisme' als combinatie van sociale dominantie en rechtervleugel autoritarisme

Maar we zijn er nog niet. Altemeyer had zijn maat 'autoritarisme' genoemd, weliswaar met de toevoeging 'right wing', maar in zijn optiek ging het toch echt om 'autoritarisme'. Toen duidelijk werd dat sociale dominantie (SDO) bevooroordeeldheid nog beter voorspelde dan de RWA-schaal, zag hij in deze nieuwe voorspeller van bevooroordeeldheid prompt een andere vorm van autoritarisme.

In zijn optiek was RWA de variabele die voorspelde of iemand geschikt was als volgeling/gelovige en was SDO de variabele die voorspelde of iemand geschikt was als autoritair leider. Op zich allemaal heel plausibel.

De consequentie van die opvatting is echter dat je 'autoritarisme' definieert als combinatie van RWA-score en SDO-score samen. In plaats van een enkele variabele voor 'autoritarisme' heb je opeens twee variabelen nodig voor het meten van 'autoritarisme'. Die twee variabelen voorspellen samen wel het grootste deel van bevooroordeeldheid, de variabele waar het bij 'fascisme' volgens vrijwel iedereen helemaal om draait, maar lang niet volledig.

In de optiek van Altemeyer gaat het er slechts om bevooroordeeldheid te voorspellen. Die manier van denken stemt vermoedelijk overeen met hoe de auteurs van TAP het probleem zagen. Het rechtstreeks meten van bevooroordeeldheid (via etnocentrisme) was prima, maar waar het om ging, was te laten zien dat de aanleg voor fascisme een dieper iets in de de persoonlijkheid was. Dat kenmerk moest met de F-schaal indirect gemeten worden. Op die manier wilde men laten zien dat het om een 'echt' persoonlijkheidskenmerk ging.

In mijn optiek gaat het er echter in de eerste plaats om dat je 'fascisme' probeert te meten: het enthousiasme voor de strongman. Voor zover we nu weten, gaat dat het beste via bevooroordeeldheid. En ook Altemeyer gaat van die veronderstelling uit, want hij probeert uiteindelijk slechts bevooroordeeldheid zo goed mogelijk te voorspellen.

Waarom gaat het meten van 'autoritarisme' via een directe maat kennelijk beter dan via een indirecte maat? De leden van de machtige groep worden verenigd door hun geloof, door hun manier van praten. Het is dus niet de huidskleur, het is niet de kleding, het is niet het uiterlijk, het is zelfs niet de taal, maar het is de bevooroordeelde manier van praten, waarmee de leden van de machtige groep elkaar herkennen.

In het op één na ergste geval is iemand niet van de juiste geloofsovertuiging, maar dat geeft niet, want zo'n iemand kan altijd nog bekeerd worden. Het ergste is de ongelovige, de 'liberal', de vrijdenker, de bèta, want die valt niet te bekeren. Maar die valt wel te herkennen aan die 'foute' manier van praten. En dan weet men doorgaans wel, wat men moet doen. Want de geneigdheid tot discriminatie en agressie bij de leden van de machtige groep ligt hoog, erg hoog.


Conclusie

Samenvattend, het gaat om de psychologische betekenis van 'autoritarisme'. Hoe moet je de aanleg voor 'fascisme' meten. Op dit moment bestaan daar drie verschillende definities voor. Je kunt 'autoritarisme' meten als:
1. bevooroordeeldheid (etnocentrisme, generalized prejudice, de zooifactor);
2. Right Wing Authoritarianism (RWA);
3. RWA en sociale dominantie (SDO).

De tweede optie vervalt. De schaal van Altemeyer heeft wel 'autoritarisme' in de naam, maar is aantoonbaar beperkter dan algemene bevooroordeeldheid. Ook mensen die hoog scoren op SDO (en laag op RWA) kunnen gemakkelijk vallen voor de strongman. Het moet dus duidelijk zijn dat we slechts de RWA-score bedoelen, anders is 'autoritarisme' in dat geval een misleidende term.

De derde optie wordt bij mijn weten tot nu toe alleen door Altemeyer gepropageerd (hier). Mijn bezwaar is dat je dan twee totaal verschillende variabelen nodig hebt. Dat lijkt verwarrend en onhandig. Vervolgens kun je bevooroordeeldheid -- de variabele waarvan vrijwel iedereen denkt dat alles daar om draait -- met die twee variabelen nog steeds niet volledig voorspellen.

Wat mij betreft, blijft alleen de eerste optie over. Bevooroordeeldheid (etnocentrisme, generalized prejudice, de zooifactor) is de maat om 'autoritarisme' (aanleg voor 'fascisme') te meten. Dit was de maat, die de de auteurs van TAP driemaal terugvonden (zonder dat zelf overigens door te hebben). Er is tot nu toe geen enkele evidentie dat een andere variabele het enthousiasme voor de strongman even goed voorspelt.


















Geen opmerkingen:

Een reactie posten