vrijdag 31 juli 2020

De meeste mensen deugen-paradox


In de twee voorgaande blogposts probeerde ik te laten zien, dat er goede redenen zijn om te denken dat de stelling 'veel mensen deugen niet' nog veel te zwak is geformuleerd. De overgrote meerderheid deugt niet.

Verder probeerde ik te laten zien, dat die grote meerderheid van niet deugende mensen niet een klein defect heeft, maar dat het een defect is, dat grote gevolgen heeft. Misschien is het maar een schakelaar die verkeerd staat, maar de gevolgen zijn enorm.

Het voorgaande betoog was niet echt kort. Het is misschien goed het even samen te vatten, zodat de kern van het betoog duidelijker wordt en we eventuele redeneerfouten gemakkelijker kunnen zien.

Waarom deugt een grote meerderheid niet? Het 'niet deugen' meten we met bevooroordeeldheid (etnocentrisme, generalized prejudice). Een variabele die ik ook wel omschrijf als 'zooifactor'. Waar zooi is, is doorgaans ook de zooifactor en omgekeerd. Zodra mensen hoog scoren op de zooifactor, is het vaak slechts een kwestie van wachten voordat de zooi komt.

Hoe weten we dat? Allereerst hebben we de geschiedenis. Denk aan bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog. Denk aan de Joodse opstand tegen de Romeinen, die uiteindelijk volledig mislukte. Dan hebben we simulaties. Bob Altemeyer beschrijft in The Authoritarians hoe snel en hoe onnodig de zaak dan uit de hand loopt. Maar je kunt de zooifactor ook operationaliseren als de enige betrouwbare factor in de World Values Survey. De landen die hoog eindigen zijn vrijwel zonder uitzondering toonbeelden van armoede, geweld en oorlog. Soms burgeroorlog.

Hoe hoog moet je scoren om bestempeld te worden als 'niet deugend'? Dat blijft wat subjectief. Op theoretische gronden zou het iets van 25 procent kunnen zijn. Maar we leven al heel lang in een zeer rijk land. Het resultaat is dat de zooifactor steeds hoger komt te liggen. Afgaande op wereldwijd discriminatie-onderzoek naar sekse discrimineert slechts een 12 tot 13 procent van de wereldbevolking op dat punt niet.

Ik zou dus denken aan iets van 15 procent. Je bent dan vermoedelijk dermate onbevooroordeeld dat je wars bent van alle discriminatie en vooroordelen. Met een dergelijke lage score lijk je niet langer geschikt als volgeling/gelovige voor het leger van de Grote Leider.

Je ziet nu ook, het is maar, hoe je de zaak bekijkt. Vanuit het standpunt van de Grote Leider en zijn aanhang deugt de 15 procent lage scoorders (bèta's) niet. Geef ze eventueel productiewerk, maar deugen doen ze niet. Dit zijn de mensen die de Grote Leider ten koste van alles uit zijn buurt wilt houden. Dit zijn de mensen met een status lager dan zijn trouwe volgelingen/gelovigen. Voor de Grote Leider en zijn aanhang zijn dit gevaarlijke mensen. Dat zijn de mensen die zijn holheid en leegheid zien en kunnen verwoorden en dat soms ook zullen doen.

Vanuit het standpunt dat we discriminatie en dictatuur willen verminderen en zo mogelijk willen stoppen, vormen de bèta's echter het zout van de samenleving. Dit zijn de mensen die zelfstandig nadenken. Dit zijn de mensen die nieuwe gebieden intrekken, in kaart brengen en ontginnen. Dit zijn de mensen die automatisch denken als empirische wetenschappers.

Zijn dit ook de mensen van de 'resistance'? De mensen die het verzet tegen de Grote Leider organiseren en plegen? Naar alle waarschijnlijkheid niet. Zodra de koning sterft, geldt: lange leve de koning. Een nieuwe machthebber neemt de plaats in van de oude. De onderste laag van de samenleving (de 'kleine luyden' en kleine zelfstandigen) schiet niets op met revolutie en gelooft daar niet in. Als men iets gelooft, dan is het evolutie. De eventuele vooruitgang moet met kleine stapjes gebeuren.

Mijn tweede punt. De mensen die we indelen als 'niet-deugend' deugen doorgaans heel erg niet. Allereerst kun je het statistisch bekijken. Dan gaat het om een groot verschil met de mensen die wel deugen. Maar ook qua praktische consequenties heeft niet-deugen grote gevolgen. Zo groot, dat we ons een samenleving met alleen maar deugende mensen niet meer goed kunnen voorstellen.

Op welke manieren levert niet-deugen (bevooroordeeldheid) problemen op? Allereerst is er natuurlijk het punt van discriminatie en agressie. Mensen keren zich tegen andere mensen. Ongelijkheid en geweld spelen in de moderne samenleving een grote rol. Wie een check wil: bekijk eens een paar tv-programma's en kijk of er geweld en statusverschillen in voorkomen.

Er is echter nog een punt waarop bevooroordeeldheid problemen veroorzaakt.  Bevooroordeelde mensen begrijpen de werking van de harde natuur niet langer. Men ziet de natuur als ondergeschikt, als iets dat niet zo moet zeuren. Men raakt in conflict met de harde werkelijkheid. Men denkt de harde werkelijkheid te kunnen gebieden, maar die laat zich niet gebieden en ook niet smeken.

Kan ik dit illustreren? In de NRC stond (18 juli 2020) op pagina 2-3 een 'analyse'. De titel was: Populisten ogen als slappe vaders bij aanpak corona. Het valt de redacteur van de NRC, Merijn de Waal, op dat de sterke mannen van tegenwoordig er bij de aanpak van het nieuwe corona-virus zo'n zooi van maken. Trump is op dit punt een bekend en afschrikwekkend voorbeeld. Door de irrationele manier van reageren zorgen deze 'leiders' ervoor dat een virus met een relatief lage mortaliteit, op grote schaal slachtoffers kan maken.

Ook zonder een formele maat als bevooroordeeldheid is de conclusie dat er met de mensheid iets stevig mis is, al veel vaker en veel eerder getrokken. Het uitgangspunt van de Bijbel is de zondeval. Er is met de mensheid -- na de uitvinding van de landbouw -- iets ernstig mis gegaan. Het uitgangspunt van het empirische discriminatie- en agressie-onderzoek is de Holocaust. Een overbodige, volledig door mensen aangerichte moordpartij. Andere wetenschappers worstelen met de klimaatopwarming. Biologen waarschuwen dat we in een massale uitstervingsgolf zitten.


De paradox

Samenvattend: een grote meerderheid van de mensen deugt niet en in doorsnee deugt men vaak heel erg niet. Maar dan valt er iets vreemds op. Het boek van Rutger Bregman vliegt over de toonbank. Veel mensen willen dolgraag zijn boodschap geloven.

Wie bereid is te kijken naar wat er bekend is, is geneigd te concluderen dat er met de mensheid iets heel erg mis moet zijn. De lezers van Bregman zien het echter totaal anders. Ze vinden zijn verhaal 'prachtig'. Eindelijk een positief verhaal. Ik heb in dit verband heel wat reacties op de site van De Correspondent doorgespit. Het is om moedeloos van te worden.

Alles dat we weten, wijst op een groot probleem dat in de aard van het menselijke beestje zit. Dat weten we niet sinds kort, dat weten we al meer dan -- pakweg -- tienduizend jaar. Vervolgens krijg je hier een grote groep mensen die heilig gelooft, dat er met de meeste mensen niets mis is.

Hoe is die paradox mogelijk? Hoe valt die tegenstelling te begrijpen? De verklaring is volgens mij simpel. Niet-deugende (bevooroordeelde) mensen zien dingen, die er niet zijn.

Wanneer je dingen ziet, die er niet zijn, hallucineer je. Welke andere termen levert Google bij 'dingen zien die er niet zijn'? 'Psychose, waanbeelden, schizofrenie'. Termen die het ergste over de psychische gezondheid doen vermoeden.

Partijdige mensen (dat klinkt handzamer dan 'bevooroordeelde' mensen) zien dingen die er niet zijn. Dat is verontrustend. Maar we moeten ook realistisch blijven. Als we alle partijdige mensen zouden opsluiten als psychiatrisch patiënt, zouden we vermoedelijk meer dan drie vierde van de bevolking onderdak moeten verschaffen. Voor de deugende minderheid wordt dat een taak, die niet valt te behappen. We zullen dus met dit kwalijke verschijnsel moeten leren leven, ondanks de problemen die het oplevert.

Hoe werkt het? Op welke manier leidt partijdigheid (bevooroordeeldheid) tot het zien van dingen, die er niet zijn?









Geen opmerkingen:

Een reactie posten