zondag 21 juli 2019

De drie 'principes' van Jonathan Haidt


Laatst aangepast: 25-7-2019 om 15.31


Jonathan Haidt begint zijn boek (The Righteous Mind, Why Good People are Divided bij Politics and Religion, 2012) met een citaat van Rodney King. Dat citaat komt neer op: we moeten een manier vinden om samen vreedzaam door het leven te kunnen gaan. Laten we een manier proberen te vinden. Haidt suggereert vervolgens dat zijn boek een oplossing voor dat brandende probleem bevat.

Hij vat de inhoud van zijn boek vervolgens ongeveer samen als: mensen zijn morele wezens. In het licht van het Holocaustprobleem is dat een wat merkwaardige opmerking. Hoe kunnen we die door Haidt veronderstelde moraliteit aantonen?

Haidt overlaadt ons met een enorm aantal synoniemen van 'moraliteit' en vervolgens zelfs met antoniemen (woorden die het tegenovergestelde betekenen). Mensen zijn dan opeens niet langer morele wezens, maar moralistische wezens. Ze heffen graag het vingertje om anderen te vermanen en zichzelf voor te doen als moreel en hoogstaand, terwijl ze ondertussen foute dingen doen. Met 'moraliteit' kun je bij Haidt kennelijk alle kanten uit.

Vervolgens merkt Haidt met een nieuwe draai op, dat hij het hele begrip moraliteit nergens gedefinieerd heeft. Hij definieert 'moraliteit' vervolgens als factor X (mijn term) die grote groepen en samenlevingen mogelijk maakt.


Factor X

Als lezers van deze blog weten we echter, wat factor X is. De factor die grote groepen mogelijk maakt is: bevooroordeeldheid. Anders geformuleerd: de alfa-bètafactor, het verschil tussen alfa's en bèta's. De alfa (strongman) wint met een 'mooi' verhaal het vertrouwen van een grote groep gelovigen (autoritaristen), die hem zien als hun grote leider. Onder deze gelovigen bevinden zich zijn adjudanten (andere alfa's die hun kans afwachten) en de 'gewone' (niet sociaal-dominante) gelovigen. Mensen die geen aspiraties hebben om de top van de apenrots te bereiken.

Deze machtsbasis zorgt er vervolgens voor dat er 'men of action' worden aangetrokken. Dat zou je halve bèta's kunnen noemen. Ze zijn niet gelovig (niet autoritaristisch) en kunnen dus scherp denken, maar zijn wel sociaal-dominant: tot alles bereid om de top van de sociale piramide te bereiken. Dit worden de 'generaals' van de strongman: de mensen die zorgen dat er echt iets gerealiseerd wordt.

Qua sociale laag in de alfacultuur behoren ze normaal niet tot de elite van de strongman, maar vormen ze zijn 'middenstand'. De gewone gelovigen vormen in de alfacultuur de onderste laag. Zij vormen het leger van de Heer. De bèta's behoren niet tot de alfacultuur.

De machtige en gewelddadige groep die op deze manier ontstaat, gunt zichzelf een royaal bestaan door het omringende landbouwgebied waar boeren en ambachtslieden (bèta's)  voor productie zorgen, te onderwerpen.

Kun je bevooroordeeldheid omschrijven als moraliteitsfactor? Het ene uiteinde van de alfa-bètafactor staat voor een corrupt leven. De andere kant, de bètakant, voor goed handelen. Daar de alfakant meer en gemakkelijker mensen trekt dan de bètakant, is de omschrijving van Haidt nogal misleidend. Je kunt het beter de 'corruptiefactor' noemen.

Het probleem met mensen is, na de uitvinding van de landbouw, dat ze in doorsnee niet langer echt deugen, maar graag op een gemakkelijke manier rijk en machtig worden. Wat natuurlijk ook weer valt te begrijpen en je ze dus niet echt kwalijk mag nemen.


De drie stellingen van Haidt

Na deze verbale hocus pocus, komt Haidt met een uitgebreidere samenvatting van zijn boek in drie 'principes' (hier te lezen). Deze drie stellingen zijn:
1. "Intuitions come first, strategic reasoning second";
2. "There's more to morality than harm and fairness";
3. "Morality binds and blinds".

De eerste stelling houdt in, dat mensen vanuit hun emoties, gevoel en ideeën redeneren. Haidt gelooft dat iedereen altijd naar de gewenste uitkomst toe redeneert. Hij gelooft dat iedereen voortdurend reclame aan het maken is voor zichzelf en de eigen groep.

Wanneer je op die manier een brug bouwt, moet je niet vreemd opkijken, als die brug zich niets van al je gecommuniceer aantrekt en gewoon instort. De Natuur trekt zich weinig aan van je 'mooie' gebabbel.

Haidt zit dus kennelijk volledig in de alfacultuur en kan zich niet goed voorstellen dat er ook nog zoiets als bèta's bestaan. Mensen die boeren, die bruggen bouwen, die dingen maken, die zich beperken tot de harde feiten, vindt hij uiterst vreemd ('WEIRD') en verdacht. Hij ziet dat als zieke persoonlijkheden. Ze zijn niet normaal. Gezonde mensen denken zoals hij, als een alfa.

Zijn tweede stelling houdt in dat 'moraliteit' een complex begrip is, dat niet terug gebracht kan worden tot slechts twee onderliggende dimensies: letsel en eerlijkheid. Haidt gelooft dat er in totaal iets van vijf of zes onderliggende dimensies moeten zijn om 'moraliteit' te verklaren. (In zijn boek gaat hij uit van zes onderliggende dimensies, maar in een artikel van hem met anderen, waren het er slechts vijf. Kennelijk is er in de loop van de tijd een extra dimensie bijgekomen.)

Een probleem bij deze tweede stelling is dat (via zijn boek) niet duidelijk wordt, hoe je 'moraliteit' moet meten en of dat ook inderdaad wil (een betrouwbare en valide maat oplevert). De gegevens die hij met betrekking tot zijn stelling presenteert in zijn boek, zijn niet overtuigend en suggereren eerder het tegenovergestelde. Wat Haidt 'moraliteit' noemt, lijkt in werkelijkheid eerder een enkele variabele in te houden, namelijk bevooroordeeldheid.

De derde stelling van Haidt houdt in dat wat hij 'moraliteit' noemt, de leden van de grote groep verbindt en verblindt. Met andere woorden: moraliteit komt voor Haidt overeen met geloof, ideologie en opvattingen van een grote groep mensen.

Geloof (ideologie) is wat de mensen van een machtige groep gemeenschappelijk hebben en stuurt ze aan (werkt als 'mand', als opdracht) waarbij ze niet langer oog hebben voor de externe werkelijkheid en externe normen. Hun leiders hebben opdracht gegeven, zij voeren slechts orders van boven uit en doen dat graag en fanatiek, in het bijzonder wanneer het om agressie gaat tegen een zwakkere partij. Het is geloof dat de leden van de groep verbindt en verblindt. Geloof, althans irrationeel geloof, is de basis van alle discriminatie en agressie, lijkt het.


Zwevend en onlogisch

Bij het soortenmodel heb ik geprobeerd zo zorgvuldig mogelijk alle empirisch bekende feiten samen te vatten in zo min mogelijk stellingen. De stellingen vormen daarbij een in elkaar grijpend geheel. De ene stelling kan niet zonder de andere.

Haidt redeneert echter niet vanuit empirisch bekende waarnemingen, maar vanuit zijn geloof. Hij denkt al te weten, hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Het probleem is alleen nog om de toehoorder emotioneel te overtuigen. (Ik geloof niet dat het doel van Haidt is de toehoorder iets duidelijk te maken anders dan dat hij geweldig is. In zijn taalgebruik is hij uitermate slordig, zijn verwijzingen kloppen bijna voortdurend niet, en hij zit zaken te verhullen en opzettelijk te vervagen.) Doordat hij alleen de toehoorder emotioneel wil overtuigen, ontbreekt een stevige empirische basis in zijn verhaal. Haidt ziet dat vermoedelijk niet als een probleem, want zijn publiek wordt overtuigd door emoties en niet door feiten.

Zijn stellingen grijpen daarbij niet echt in elkaar. Stelling 2 kun je bijvoorbeeld probleemloos weglaten. De reden om die stelling op te nemen, was kennelijk te benadrukken dat 'moraliteit' een complex iets moet zijn. Alfa's geloven dat ze in een complexe wereld leven, waarbij zij de enige persoon zijn die die complexiteit volledig begrijpt en kan duiden. (Wat er aan onderzoek is, maakt vooral het tegenovergestelde duidelijk: alfa's voorspellen omgekeerd, ze doen aan wensdenken. Wat ze voorspellen, gebeurt in doorsnee juist meestal niet. De verklaring: ze denken in wensen en niet, zoals bèta's in beschrijvingen.)


Irrationeel geloof bindt de groepsleden

Wanneer je langer naar de drie stellingen van Haidt kijkt, ga je zien dat het een soort omgekeerde piramide is. Het centrale geloof van Haidt is stelling 3: 'moraliteit' is de X-factor die grote groepen mogelijk maakt. Mensen in de grote groep worden verenigd door hun geloof, hun ideologie, hun 'moraliteit'. Het geloof bindt de groepsleden.

Voor deze stelling bestaan inderdaad goede argumenten, denk ik. Doordat mensen in de alfacultuur gevangen zijn in hun groep, zien ze de externe werkelijkheid en harde normen niet langer. Ze zijn een onderdeel van de machtige groep geworden. Hun geloof verbindt en verblindt. Hun geloof is daarbij geen tact (beschrijving), maar een mand (opdracht). Het gaat om irrationeel geloof.


Is geloof de moeder van alle discriminatie en niet uiterlijk?

Stelling 2 gaat vervolgens over de verschillen in geloof tussen groepen. In de bewoordingen van Haidt: verschillen in 'moraliteit'. Haidt denkt dat de geloofsopvattingen van grote groepen op zes punten fundamenteel van elkaar verschillen. Je kunt dat wel denken, maar je moet dat ook nog even aantonen. Zijn boek vind ik op dit punt weinig overtuigend.

Uitgaande van het soortenmodel zou je verwachten dat alle alfa-geloof op hetzelfde neerkomt (wij zijn superieur en het sterkst en mogen daarom doen, waar we zin in hebben). Je zou dan verwachten dat er slechts één factor is, waarop samenlevingen werkelijk van elkaar verschillen: de alfa-bètafactor (bevooroordeeldheid). Een samenleving met weinig bèta's ziet er totaal anders uit en gedraagt zich totaal anders dan een samenleving waarin de bèta's nog de overhand hebben.

Bèta's geloven ook, maar op een totaal andere manier dan alfa's. Bij de alfagroep gaat het om irrationeel geloof: het is zo, omdat de Grote Leider het zegt. Bij de individualistische bèta's gaat het om rationeel geloof: het is zo, omdat de Natuur het zegt. Wanneer Haidt gelijk heeft met stelling 2 (de opvattingen van samenlevingen verschillen op zes verschillende punten) is er een probleem met het soortenmodel.

Wanneer Haidt niet gelijk heeft (met stelling 2) en het soortenmodel inderdaad klopt, zou je verwachten dat geloof de moeder van alle discriminatie moet zijn en niet uiterlijk (zaken als kleding, ras, huidskleur, spraak en taal). Je kunt wel een bende vormen van mensen die allemaal gelijk denken, maar er verschillend uitzien. Je kunt niet een bende vormen van mensen die allemaal verschillend denken, maar er gelijk uitzien. Voor bendevorming is het geloof (en gedrag) doorslaggevend en niet het uiterlijk. Als je behoort tot de bende, geloof je hetzelfde als de bendeleden. Alles met een ander geloof is de vijand.

Verder zou je (als het soortenmodel klopt) verwachten dat het verschil in geloof tussen alfa's en bèta's (irrationeel versus rationeel geloof) het onderscheid is dat de mensen in de alfacultuur het sterkste triggert. Dit is qua geloof de grootst denkbare tegenstelling die mogelijk is. Dit is de rode lap die de alfastieren dol maakt.

Hiervan uitgaande is voor alfa's ieder loslopende bèta iets waarop gejaagd moet worden, tot dat het verdreven of onderworpen is. Bèta's zijn wezens die voortdurend kunnen gaan roepen, dat de keizer geen kleren draagt en zijn verder door hun productie ideale slachtoffers om te onderwerpen en uit te buiten.


Volg je emoties in een feitenvrije wereld

De eerste stelling van Haidt heeft betrekking op de basis van geloof. Dit is de stelling die Haidt gebruikt als binnenkomer. Op dezelfde manier gebruikte hij het citaat van King als binnenkomer. Via deze stelling probeert hij het vertrouwen van de lezer te winnen. Ogenschijnlijk klopt deze eerste stelling. We reageren eerst emotioneel en gericht nadenken komt pas later. Verder is in de alfagroep het emotionele reageren de basis van het bestaan. Men hanteert het emotionele systeem, systeem 1:  het babbelpraat-systeem.

Maar Haidt beperkt zijn eerste stelling niet tot mensen in de alfagroep. Hij ziet de stelling als iets dat voor alle mensen geldt. Zodra je ook bèta's in aanmerking neemt, klopt zijn stelling niet meer. Ook bèta's hebben natuurlijk hun emoties, maar als het goed is, vertrouwen ze die niet blindelings. Bij bèta's geeft -- als het goed is, het blijven mensen -- uiteindelijk 'strategic reasoning' de doorslag. 'Je kunt dat wel doen, maar dan zal er dat en dat gebeuren. Is dat wel, wat je wilt?'

Verder verandert in de vele bladzijden die Haidt over deze eerste stelling doorleutert, geleidelijk aan de inhoud van de stelling. Eerst is de stelling neutraal: emoties komen eerst, daarna pas het kritische denken. Systeem 1 levert 'snel denken', systeem 2 levert 'traag denken'. Dat klopt allemaal met wat er bekend is.

Op het einde van alle hoofdstukken over deze stelling is de betekenis van de stelling echter totaal anders geworden. De boodschap is nu geworden: volg je emoties, feiten bestaan niet. Doe wat je gevoel ingeeft en laat je niet remmen door redelijke overwegingen. Rationeel denken is een illusie. Een boodschap die doet denken aan het evangelie van Adolf Hitler. Ook hij had een grote weerzin tegen rationeel denken en rationele denkers.


Maakt geloof grote groepen mogelijk?

Monden de drie stellingen van Haidt inderdaad uit in de centrale stelling die hij eerder gaf? Volgens mij niet. De centrale stelling van zijn boek (mensen zijn 'morele' wezens en kunnen daardoor grote groepen vormen) is stelling 3, maar geformuleerd in belangrijk andere bewoordingen.

Uit de formulering van stelling 3 kun je afleiden dat Haidt kennelijk iets bedoelt als: het geloof is wat de groepsleden verbindt en verblindt. De formulering van de centrale stelling suggereert echter iets dat veel verder gaat: mensen zouden goede wezens willen zijn. Ze zouden een gigantische drive hebben om goed te willen zijn. Die formulering klopt ook met de ondertitel van het boek: "Why good people are divided by politics and religion".

Maar zelfs wanneer je stelling 3 in essentie accepteert (het irrationele geloof bindt de groepsleden) dan volgt daar op geen enkele manier uit, dat mensen goed zouden willen zijn. Ook de tweede stelling kan die koppeling tussen geloof en 'goed willen zijn' niet verklaren en ook de eerste stelling niet.

Het 'goed willen zijn' is kennelijk toegevoegd om het verhaal 'mooier' (beter verkoopbaar) te maken. Haidt predikt duidelijk voor een vooringenomen publiek. Dat publiek wil horen, Adolf wist het al, dat het heel erg oké is, maar de rest van de wereld niet. (Die rest van de wereld bestaat volgens Haidt uit niet-deugende, abnormale 'WEIRD' mensen. In termen van deze blog: uit bèta's.)

Klopt de centrale stelling van Haidt, wanneer we die koppeling met 'goed zijn' even negeren? Als we veronderstellen dat 'moraliteit' bij Haidt neerkomt op iets als geloof, ideologie, overtuiging? Is het inderdaad het irrationele geloof van de grote en machtige groep dat de samenleving mogelijk maakt en in stand houdt?

Volgens mij niet. Die grote, machtige groep is alleen mogelijk wanneer die kan parasiteren op een onderliggende laag van producerende bèta's. Zonder die laag stort de boel in elkaar. Wanneer je dus in je onderzoek alle mensen van een samenleving betrekt, zul je die tweespalt terug moeten vinden. En dat doen we ook, want anders zouden we bevooroordeeldheid niet betrouwbaar kunnen meten.

Heeft Haidt gelijk wanneer je zijn stelling beperkt tot alle mensen in de alfacultuur (de grote, machtige groep)? Wat de leden van de bende van de strongman bindt, is een bepaald geloof. Het is niet het uiterlijk, het is niet de taal die men spreekt, het is niet het ras, maar het is het irrationele geloof dat ze gemeenschappelijk hebben. Op dit punt lijkt Haidt gelijk te hebben.

Maar is dat echt zo? Laten we veronderstellend dat dit het geval is. Dan zijn er bij het aantonen twee problemen. Allereerst: hoe meten we dat geloof precies? Ten tweede: hoe bepalen we of iemand wel of niet lid is van de alfacultuur?

Volgens Haidt is 'moraliteit' een zeskoppig monster. Als dat inderdaad zo zou zijn, lijkt de veronderstelling uiterst twijfelachtig te worden. Het is moeilijk voorstelbaar dat de mensen in een machtige groep op 'zes' fundamentele punten overeenstemmen. En vervolgens zit je nog met het tweede probleem. Op die manier ingevuld wordt de stelling een oncontroleerbaar verhaal.

Maar wat moeten de leden van de machtige groep precies geloven? Uitgaande van het soortenmodel zijn dat twee zaken. Ze moeten hun veiligheid en bestaan zoeken in de machtige groep en zich willen onderwerpen aan de leiders daarvan. Of ze moeten geloven dat de top van de groep die plaats op Aarde is, die alles rechtvaardigt. Met andere woorden: ze moeten autoritaristisch of sociaal-dominant of beide tegelijk zijn. De resultante van die twee basis-variabelen meten we als bevooroordeeldheid. Het irrationele geloof houdt in essentie slechts in dat men bevooroordeeld is.

Hoe meten we dan het lid zijn van de machtige groep of dat willen zijn? Om lid te worden van de machtige groep moet men natuurlijk bevooroordeeld zijn. De centrale stelling van Haidt reduceert dan tot: mensen die (willen) behoren tot de machtige groep scoren hoger op bevooroordeeldheid dan bèta's. Bevooroordeeldheid is dan de factor waardoor de leden van de alfacultuur zich onderscheiden van bèta's. En dat was precies de reden om het de 'alfa-bètafactor' te noemen.

Haidt heeft dan op twee punten ongelijk. Allereerst ziet hij de onmisbare bèta's niet. Hij ageert er wel tegen, maar negeert ze vervolgens. Vermoedelijk omdat hij ze ziet als afwijkend van zijn norm. Zijn blik is beperkt tot de machtige alfagroep, waartoe hij zelf behoort. Hij beperkt zich daardoor tot de alfakant van de samenleving. Maar zonder bèta's valt de basis onder de alfa-bètafactor weg. Hij ziet slechts één kant van de medaille en denkt dan de hele wereld te zien.

Ten tweede gelooft Haidt dat 'moraliteit' een zeskoppig monster vormt. De geloven van verschillende culturen zouden op 6 fundamentele dimensies van elkaar verschillen. Maar als het soortenmodel klopt, gaat het slechts om een enkele variabele waarop culturen slechts beperkt van elkaar verschillen: de mate van bevooroordeeldheid. Anders geformuleerd: is het nog sterk een bèta-samenleving of is het inmiddels vooral een alfa-samenleving geworden?

















Geen opmerkingen:

Een reactie posten