zondag 23 augustus 2020

Dubbel gestoorde waarneming (DGW): twee voorbeelden

 

In mijn vorige blogpost kon ik twee doorbraken rapporteren. Allereerst blijkt conformiteit (het meegaan met de groep in een Asch-experiment) hetzelfde te zijn als bevooroordeeldheid, de zooifactor.

Asch komt op basis van de interviews na afloop tot een indeling in drie categorieën. Het soortenmodel, dat op basis van empirisch onderzoek verklaart waarom mensen bevooroordeeld zijn, voorspelt dezelfde drie categorieën. Dat lijkt alleen mogelijk als het in beide gevallen om dezelfde variabele gaat.

De tweede doorbraak is het verschijnsel van 'dubbel gestoorde waarneming' (DGW) en de tegenhanger: 'dubbel werkende waarneming' (DWW).

Extreem bevooroordeelde mensen (mensen met 11 of 12 fouten in het Asch-experiment) vertonen DGW. Dat bleek uit een heranalyse van de interview-gegevens in het artikel van Asch. Allereerst rapporteren deze mensen niet wat ze zien, maar wat de groep zegt, dat men ziet. Vervolgens blijken ze ook niet waargenomen te hebben, wat ze te zien kregen. De blik is zo volledig gericht op scoren in de groep, dat men geen aandacht meer besteedt aan wat men kan waarnemen.

Bij niet of nauwelijks bevooroordeelde mensen (mensen met 0 of 1 fout in het Asch-experiment) treedt een tegenovergesteld effect op. Men focust bewust op wat men moet waarnemen (systeem 2). Vervolgens blijkt men echter ook nog een redelijk idee te hebben van de antwoorden die de groep gaf. Kennelijk zijn die automatisch verwerkt door het automatisch werkende systeem 1. Men hanteert dus dubbel werkende waarneming, men neemt gelijktijdig via beide systemen verschillende zaken waar.

Strikt genomen is het natuurlijk wat griezelig om op basis van een enkele bron te besluiten tot het bestaan van iets als DGW, dat toch als behoorlijk bizar overkomt. Valt er meer evidentie voor te vinden?

Laten we even reflecteren. Waarom begonnen we aan de lastige en moeizame analyse van het Asch-artikel? De reden was de grote populariteit van het boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregman. Op basis van wat we denken te weten, geldt: de meeste mensen deugen niet en in doorsnee deugen ze heel erg niet. Waardoor ontstaat die grote populariteit van dit boek dan?

Mijn verklaring was geloof, bevooroordeeldheid. Gelovigen zien zaken, die er niet zijn. In dat kader gaf ik drie voorbeelden (hier).

Het eerste voorbeeld was het boek van Bregman. De lezers omarmen zijn 'mooie' verhaal. Ze geloven het. Ze nemen het over. Ze 'zien' dus iets, dat er niet is.

Maar als we beter kijken, zien we nog iets. Deze mensen, die in het boek van Bregman geloven, zien ook niet, wat er wel is. Er is nogal wat evidentie dat veel mensen niet deugen en dat mensen vaak heel erg niet deugen. Die evidentie zien mensen die zijn boodschap geloven, doorgaans echter niet.

Samenvattend: mensen die geloven in de boodschap van Bregman, dragen uit iets te zien dat er niet is. Tegelijkertijd, zien ze ook niet, wat er wel is. Dit eerste voorbeeld lijkt dus te kloppen met het resultaat dat ik uit de gegevens van Asch afleidde.

Mijn tweede voorbeeld was een bedacht voorbeeld, om te laten zien dat we in beginsel allemaal wel eens in de verleiding kunnen komen, iets te 'zien' dat er niet echt is. Voor dat bedachte voorbeeld, ben ik  niet uitgegaan van zeer bevooroordeelde mensen. Het doel was te laten zien, dat iedereen wel eens in de verleiding komt, iets te zien, dat er niet is. Ik veronderstel dus niet speciaal een bevooroordeeld persoon.

Mijn derde voorbeeld was uit het volle leven. Een medisch team krijgt van iemand te horen dat het in dit geval 'vermoedelijk om epilepsie' gaat. Men doet uitgebreid en langdurige kostbaar onderzoek. Al dat onderzoek heeft negatieve uitkomsten. Men vindt geen afwijkingen. Ondanks dat, weet men het daarna 'vrijwel zeker'. Het moet bijna zeker 'epilepsie' zijn.

Door een toeval wordt een specialist van een andere kliniek met deze diagnose geconfronteerd. Die vindt het maar een vreemd verhaal en begint vragen te stellen. Al snel zegt hij: stop maar, ik weet wat het is. Het kan geen epilepsie zijn en ik weet ondertussen ook wat het wel is. Maar als u helemaal zeker wilt zijn, kunt u zelf nog een test uitvoeren. De test bevestigt dat het om 'lage bloeddruk' gaat, iets dat in mijn dossier stond en ik mijn hele leven lang al heb gehad.

Het medische team dat tot de foute diagnose kwam, had verzuimd te vragen, wat er precies gebeurd was. Daardoor had men belangrijke verschijnselen gemist waaruit bleek, dat het onmogelijk om epilepsie kon gaan.

Ook in dit praktijkgeval zien we dus dubbel gestoorde waarneming (DGW). Eerst omarmt men te snel en te gemakkelijk een onjuiste bewering. Vervolgens ziet men zaken niet meer, die er wel waren.

Deze twee voorbeelden bevestigen het verschijnsel DGW. Het verschijnsel 'dubbel gestoorde waarneming' treedt inderdaad in werkelijkheid soms op.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten