donderdag 7 mei 2020

Koppeling tussen taal en bevooroordeeldheid opnieuw bevestigd


Laatst bijgewerkt op 14-5-2020 om 3.51


Op de dag dat we de bevrijding herdenken (dinsdag, 5 mei 2020) kom ik in de NRC een column tegen van Tom-Jan Meeus. De titel is: Te veel grote woorden, te weinig nederigheid (hier).

Hij wil iets schrijven over het herdenken van de bevrijding. Hij schrijft: 'Om bevrijding te ervaren helpt het als je repressie hebt ondervonden - in een cel, een systeem, een oorlog. En het ingewikkelde is natuurlijk dat de woorden van maandag en dinsdag, de woorden over de doden en de herwonnen vrijheid, voor de meeste mensen geen eigen ervaring meer vertegenwoordigen. Het zijn feiten van horen zeggen. Boekenkennis. Filmbeelden. Feiten van de anderen.'

We hanteren woorden in dit verband, maar het zijn slechts woorden. Ze hebben voor ons hun concrete invulling verloren. Zo ben ik geneigd de voorgaande alinea samen te vatten.

Hij wil daar iets over schrijven, maar weet niet goed wat. In de kast ziet hij een boek staan van Goebbels met toespraken en artikelen. De titel is: Jaren zonder weerga. Het boek dateert uit 1943. En is vertaald door de SS'er: Steven Barends. Dat laatste is belangrijk, lijkt me, want daardoor is niet per ongeluk een eigentijdse interpretatie aan de tekst toegevoegd.

Meeus schrijft dit: 'Je hoefde niet lang te bladeren om het weer te weten. De nazi's waren van de grote woorden. De totale onoverwinnelijkheid van Hitler. Het onbenul van Churchill. Wie met Engeland vaart, die vaart in den dood. Dat soort teksten.'

Meeus legt vervolgens een koppeling met het hedendaags taalgebruik op sociale media. 'Te veel grote woorden,' vindt hij. Hij geeft een aantal concrete voorbeelden, maar ook zonder die, lijkt zijn punt me wel duidelijk. Hij heeft het over 'het uitvergroten van klein ongemak'. En een 'tekort aan zelfrelativering'.

Interessant is misschien dat hij vervolgens nog een koppeling legt. Hij had een fascinatie voor mensen die na de oorlog goed wilden zijn. Je kwam die veel tegen in 'linkse kringen vanaf de jaren zestig'. 'Zelftwijfel en onzekerheid waren fout. En onaanvaardbaar.'

Kennelijk denkt hij ook daar dat typerende taalgebruik gezien te hebben. Dat lijkt me wel te kloppen. Eerder heb ik wel eens een ingezonden brief van iemand (hier) kunnen indelen als een typische alfa-reactie. Met andere woorden: de man bleek afgaande op zijn tekst extreem bevooroordeeld te zijn. Vervolgens bleek het inderdaad om een voormalig kopstuk van de PPR (Progressieve Partij Radicalen) te gaan. Progressief en radicaal volgens eigen zeggen, maar in werkelijkheid dus extreem rechts.


Meeus eindigt zijn column met: 'De vergissing van deze tijd lijkt me niet dat de oorlog uit ons bewustzijn verdwijnt, daar doe je niets aan. Maar het gebrek aan nederigheid, het kleine begrip voor onzekerheid, het teveel aan grote woorden -- je zou willen dat er geen nieuwe oorlog nodig is om daar wat aan te doen.'

Hij verwacht dus dat de fysieke ellende die een oorlog voor mensen oplevert, uiteindelijk ons denken weer wat zal normaliseren. We zullen weer meer respect krijgen voor die harde, feitelijke werkelijkheid en wat minder vluchten in eindeloze droombeschouwingen (mijn woorden).

Hoe je het ook draait of keert: hij ziet bij een fascist als Goebbels een typerend taalgebruik. Vervolgens herkent hij dat taalgebruik als iets, dat nu ook veelvuldig gebruikt wordt op sociale media.

Waar het me hier vooral om gaat, is het eerste. Hij ziet een bepaalde typerende manier van taalgebruik bij Goebbels. Dus bij een extreem bevooroordeeld iemand.

Ik heb die koppeling in deze blog al veel eerder en veel vaker gesignaleerd, maar ik moet toegeven dat de onderbouwing misschien wel wat harder (kwantitatiever) had mogen zijn. Ik heb op dit punt eerder echter veel voorbeelden geanalyseerd, maar die nooit uitgebreid gerapporteerd. De koppeling die ik dacht te zien, was dus wel gebaseerd op een groot aantal teksten. Verder kan iedereen het verband zelf gemakkelijk opnieuw checken.

Misschien moet ik op dit punt een opmerking maken over de methode. In een eerdere blogpost (hier) dacht ik iets van drie verschillende manieren te zien, om vast te stellen dat het om een tekst van een bevooroordeeld persoon gaat. Een manier die empirische wetenschappers vaak zullen toepassen, is kijken naar de feitelijke onderbouwing van de claim. Wat is er precies waargenomen en hoe? Een tweede manier is te kijken naar tekstkenmerken. Een bevooroordeeld persoon redeneert doorgaans vanuit veronderstellingen, gebruikt woorden anders, heeft moeite met beschrijven van concrete feiten en hanteert taal vooral als propaganda. Maar ook zonder verdere instructies is het verband dus voor veel mensen zichtbaar (mogelijk niet voor extreme alfa's).

Met deze nieuwe bevestiging van het verband door een totaal ander iemand, die daar spontaan mee komt, ben ik wel ingenomen. Het is altijd mooi, wanneer twee onafhankelijke waarnemers onafhankelijk van elkaar tot soortgelijke conclusies komen. Een betere check op de validiteit is eigenlijk niet denkbaar.

Overigens is dit niet de eerste bevestiging die ik van het door mij gesignaleerde verband heb gekregen. Ook Jonathan Haidt heeft het punt in zijn boek The Righteous Mind uitgebreid vermeld (hoofdstuk 5). Haidt interpreteert het verband echter precies andersom. Het is een bewijs voor de zieke geest van -- wat ik noem -- bèta's, vindt hij. Hij noemt ze 'WEIRD-people' die in een 'WEIRD-society' leven. Het probleem met deze nerds is dat ze analytisch denken en niet holistisch, vindt hij.

De pseudo-afkorting 'WEIRD' staat voor 'Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic'. De negatieve gevoelswaarde van 'weird' in het Engels lijkt me echter de echte basis voor de afkorting. Met andere woorden: als je ontwikkeld bent, je productie op orde hebt, je als land rijk bent en ook nog democratisch, dan zit je volgens mensen als Haidt in een volstrekt foute cultuur. Wel, de cijfers laten over het algemeen anders zien, denk ik.

Terug naar de column. Ook het tweede punt van Meeus lijkt me interessant. Hij ziet die manier van taalgebruik nu opnieuw. Ja, ik ook. Lijkt me onmiskenbaar. Deze blog bevat tal van voorbeelden.

De verklaring voor die twee totaal verschillende manieren van taagebruik heb ik eerder in deze blog gegeven. In de alfacultuur fungeren woorden als een middel om te krijgen, wat je hebben wilt. Het zijn in gedragsanalytische termen: 'mands'. In de bètacultuur worden woorden vooral gehanteerd om te beschrijven en te begrijpen. Dus als: 'tacts'.

In het eerst geval gaat het om holle woorden die bedoeld zijn een emotioneel effect bij de toehoorder op te roepen. In het tweede geval gaat het om woorden die gekoppeld zijn aan waarnemingen in de werkelijkheid. In het eerste geval bestaat er geen 'onwaar', in het tweede geval bestaat dat beslist wel.












Geen opmerkingen:

Een reactie posten