De strekking van mijn vorige blogpost was: de meeste
mensen deugen niet. Dat klinkt nogal heftig. De reden om zo negatief te
denken, is iets dat we kunnen meten: bevooroordeeldheid. Het omarmen
van vooroordelen. De factor die in de praktijk vaak snel en veel zooi
produceert.
Wanneer we deugen definiëren
als een lage score op bevooroordeeldheid (de zooifactor), dan zijn er
slechts weinig mensen die deugen. Dat wil zeggen: die niets moeten
hebben van vooroordelen, irrationaliteit, discriminatie en agressie.
Hoe groot is het verschil tussen deugende en niet-deugende mensen?
Als
je 'deugen' opvat als de score op bevooroordeeldheid -- en daar zijn
goede redenen voor -- dan is de volgende vraag: hoe groot is het
verschil? Gaat het om een klein verschil of een groot verschil?
Natuurlijk, het verschil varieert. Maar als je de groep deugende mensen
vergelijkt met de groep niet-deugende mensen gaat het dan -- kijkend
naar de gemiddelden -- om een klein verschil of een groot verschil? En
maakt dat verschil in de praktijk uit? Wat betekent het verschil
precies? Wat is de praktische relevantie?
Laten we eerst kijken naar de grootte van het verschil in statistische zin. Vooroordelen zijn
waarde-oordelen over mensen die lid zijn van bepaalde groepen, die niet
gebaseerd zijn op feiten. We omarmen die, of verwerpen die op basis van
onze gevoelens. Als we ons dus aan de feiten zouden houden, zouden we
laag moeten scoren op bevooroordeeldheid. Maar bevooroordeeldheid is
normaal verdeeld. Er zijn slechts weinig mensen die niet of amper
bevooroordeeld zijn.
Wanneer je uitgaat van 15
procent onbevooroordeelde mensen en de rest van de mensheid als
bevooroordeeld ziet, is het verschil tussen beide groepen 1,7
standaarddeviatie. Althans dat beweert mijn statistiekprogramma als ik
het uitprobeer met een gesimuleerde steekproef van 1000 mensen die
normaal verdeeld zijn. In de sociale wetenschappen beschouwt men een
verschil van 0,5 standaarddeviatie tussen twee groepen als groot. Dit
verschil is ruim drie keer zo groot.
Als ik
zorg dat de scores beginnen bij 0 voor de laagst scorende persoon,
terwijl de standaarddeviatie van mijn normaalverdeling 1 is, dan scoort
de hoogst deugende persoon 2,07. De deugende mensen bestrijken een
gebied van ruim twee standaarddeviaties. De niet-deugende personen
beginnen vervolgens bij 2,08 en lopen door tot 5,84. Een gebied van
bijna vier standaarddeviaties. Als je dus uitgaat van die 15 procent
deugende mensen, is ongeveer 1/3 van het scoregebied voor deugende
mensen en 2/3 voor niet-deugende mensen.
Behoren tot een afwijkende minderheid
Wat
betekent het verschil in de praktijk? Als iedereen volledig
onbevooroordeeld was, waren we alle problemen op het gebied van
niet-deugen, discriminatie en agressie kwijt. Wat dat betekent, valt
moeilijk voor te stellen. Laat ik een poging doen de betekenis te
verhelderen.
Als openlijk 'foute' man
met iets van 50 jaar ervaring met 'vreemde' reacties van andere mensen
heb ik een belangrijk voordeel. Als je discriminatie en agressie wilt
onderzoeken, helpt het als je dat zelf hebt meegemaakt. Het gaat niet
langer om een abstract probleem, maar om iets dat je leven soms
ingrijpend heeft beïnvloed. Het is niet langer een onderwerp om gezellig
over te keuvelen bij het haardvuur. Nee, het is iets dat je soms bij de
strot heeft gepakt. Iets dat soms levensbedreigend was.
Dat
laatste is moeilijk voorstelbaar voor een 'normaal' mens zonder
ervaringen op dit gebied, merkte ik nog onlangs, toen ik het hier met
iemand over had. Volgens het laatste onderzoek dat ik op dit punt zag (
hier),
lag de sterfte voor openlijke transgenders (mensen die openlijk
afwijken van het normale sekse-stereotype) over een periode van ruim 10
jaar driemaal zo hoog als in de controlegroep. De redenen voor die extra
sterfte zijn: 1. moord, 2. zelfmoord, 3. hart- en vaatziekten en
beroertes. Ieder van die drie categorieën is ongeveer goed voor een
derde van de extra sterfte. De laatste twee categorieën kun je ook samen
nemen en aanduiden als 'sociale stress'.
Dit
Zweedse onderzoek is gebaseerd op transseksuelen die een sekse-operatie
of behandeling hebben ondergaan. Medisch gezien is dat echter geen reden
om een veel hogere sterfte te verwachten. Is het elders beter? Zweden
is qua bevooroordeeldheid (zooifactor) vermoedelijk een van de laagst
scorende landen ter wereld. Vrijwel overal elders is het op dit punt
vaak stukken slechter.
Het onderzoek dateert
van 2011. Is het nu beter? Wereldwijd is de zooifactor
(bevooroordeeldheid) vermoedelijk vrijwel overal toegenomen. Op het punt
van ongelijkheid en discriminatie is het niet beter, maar slechter
geworden.
Zijn de cijfers in dit onderzoek te
somber? De transgenders in dit onderzoek zijn in doorsnee slechts ruim
11 jaar gevolgd. De effecten van sociale stress worden normaal pas
duidelijk na ongeveer 10 jaar. De grote klap moet voor deze groep dus
vermoedelijk nog komen.
Op een punt moet ik de
cijfers echter wel nuanceren. Bij mensen die te maken krijgen met
achterstelling, discriminatie en dergelijke speelt de mindset een grote
rol. Is iemand voorbereid op wat hem te wachten staat of leeft hij in
een grote, roze wolk? Transgenders in rijke landen, die in de kast zijn
opgegroeid, hebben hun mindset vaak niet mee. Ze zitten vermoedelijk
veel te hoog op de zooifactor (bevooroordeeldheid). Ze zijn geestelijk
niet goed voorbereid op de problemen die ze in de harde praktijk het
hoofd moeten bieden.
Als dat idee klopt,
hebben we hier dus de vreemde situatie dat bevooroordeeldheid aan de ene
kant de bron is van al die negatieve, sociale acties, en aan de andere
kant ook de factor is, die het slachtoffer de verkeerde richting
uitstuurt. Bevooroordeeldheid activeert de daders tot negatieve acties
en stimuleert de slachtoffers tot een emotionele response, waardoor het
rationele denksysteem geblokkeerd wordt. Met andere woorden: de
zooifactor werkt in dat geval dubbel.
Manieren om niet te deugen en de gevolgen daarvan
Wat
moeten we ons bij niet-deugen, discriminatie en agressie voorstellen?
In dit verband helpt de discriminatie-ladder van Allport (The Nature of Prejudice,
1954). Ik noem het 'ladder', maar Allport zelf gebruikte de wat
misleidende term 'scale'. Het is geen echte schaal of vragenlijst, die
een betrouwbare score oplevert. Het is meer een poging de ernst van
discriminatie te omschrijven.
Allport had
het zelf over 'graden van negatieve actie' (p. 14). Hij zag dergelijke
negatieve acties als het gevolg van vooroordelen. De titel van deze
paragraaf in zijn boek luidt: Acting Out Prejudice. Het omzetten van (negatieve) vooroordelen in (negatieve) acties.
Vooroordelen
kunnen natuurlijk ook de andere kant kunnen uitwerken: ze kunnen ook
positief zijn. Je kunt mensen die lid zijn van je eigen groep of een
superieure groep bevoordelen, omdat je ze al bij voorbaat positief
evalueert. Allport beperkt zich in dit geval echter even tot negatieve
vooroordelen.
De eerste graad of fase die Allport zag, was 'antilocution'.
Hij bedoelt daarmee 'negatieve opmerkingen' en 'negatief gepraat'. Je
kunt over iemand roddelen, je kunt iemand zonder enige evidentie
beschuldigen, je kunt iemand uitschelden, je kunt een onwaarheid over
iemand vertellen.
In de optiek van Allport is deze eerste fase vrij 'mild'. Er lijken nog geen ernstige dingen te gebeuren. Wanneer je Mein Kampf
gelezen hebt, weet je dat die ernstige dingen iets later wel gebeurden.
Roddels en gehits zijn dus bepaald niet altijd zo onschuldig als
Allport veronderstelde.
Een buurvrouw die een
kwalijk gerucht effectief weet te verspreiden, kan voldoende zijn voor het beoogde slachtoffer om
iets later door enkele mensen die sociaal willen scoren, vermoord te
worden. Uiteraard zal men dat anders noemen en zien als een terechte
terechtstelling, maar voor het slachtoffer verandert die terminologische
gladpraterij weinig aan de uitkomst.
Als negatieve actie van de tweede graad zag Allport 'avoidance'. Men probeert iemand te mijden. Het begint met wegkijken. Daarna komt het weglopen en verwijderen.
Uit
deze categorie heb ik mogen meemaken dat een hooggeplaatst iemand een
mail liet rondgaan aan iedereen binnen het instituut. Wie contact had
met mij, zou een probleem krijgen met hem. Is dit een voorbeeld van de
eerste categorie of van de tweede? Strikt genomen is het een voorbeeld
van de eerste categorie, dat bedoeld is door te werken. De consequenties
van de mail liggen echter in de tweede categorie.
Dergelijke
sociale isolatie kan een grote invloed hebben op het slachtoffer. Als
je financieel afhankelijk bent van je werk en je werkt vijf dagen per
week, dan voel je je niet echt prettig en ontspannen als iedereen je
mijdt en met de nek aankijkt. Wanneer je vervolgens thuiskomt, sjouw je
dat probleem met je mee.
De sociale stress
blijft en wordt langdurig. Langdurige, sociale stress is vaak dodelijk.
In de cijfers over openlijke transgenders zie je dat de 'sociale stress'
vermoedelijk verantwoordelijk is voor twee derde van de totale extra
sterfte. De andere oorzaak (moord en geweld) is slechts verantwoordelijk
voor een derde van de extra doden. Sociale stress is dus vaak een
belangrijkere doodsoorzaak dan openlijk geweld.
Als derde graad komt 'discrimination'.
Je geeft de betrokkene geen baan, je wilt niet van zijn diensten
gebruik maken, je wilt hem geen kamer verhuren of je vraagt een hogere
huurprijs, je wilt hem geen stemrecht geven, je wilt niet dat hij een
cursus of opleiding volgt, je wilt hem niet toelaten in je kerk, je wilt
hem niet in je ziekenhuis, je wilt hem niet medisch behandelen, je wilt
hem niet opereren, je wilt niet dat hij bij je in de buurt woont.
Ik
denk dat hier ook bij hoort, het onthouden van voordelen. Iedereen
krijgt geld of eten, maar de 'foute' persoon natuurlijk niet of
belangrijk minder. De daders zelf zien dat doorgaans niet als
'discriminatie', maar als een terechte actie van hun kant. Het is niet
hun schuld dat iemand 'niet deugt', vinden ze.
Een
voorbeeld dat ik zelf mocht meemaken, was mijn gratificatie na 40 jaar
in dienst geweest te zijn als ambtenaar. De uitkering van de
desbetreffende gratificatie was door mijn werkgever geautomatiseerd.
Alles zou dus automatisch goed moeten gaan. Normaal gaat alles ook
automatisch goed. In mijn geval ging alles echter automatisch niet goed.
Iemand had kennelijk opzettelijk in het systeem ingegrepen om te zorgen
dat de gratificatie niet uitbetaald werd. Daar een lager geplaatst
iemand een dergelijke handeling niet zo maar zal uitvoeren, is het
plausibel dat iemand die boven hem stond, de opdracht gegeven moet
hebben.
Gelukkig was ik op de
hoogte met de datum dat ik recht kreeg op deze gratificatie. Sterker
nog: ik had dit probleem al een aantal jaren eerder verwacht en aan zien
komen. Een vooruitziende blik kan voor een (beoogd) slachtoffer van
discriminatie het verschil tussen leven en dood betekenen. De mindset
van het (beoogde) slachtoffer is het belangrijkste wapen om de schade te
beperken en te overleven.
De vierde graad is volgens Allport de lichamelijke aanval: 'physical attack'.
Merkwaardig genoeg rekent hij hiertoe ook het beschadigen van Joodse
grafstenen. Ik denk dat je als Jood toch echt onderscheid zult zien
tussen een lichamelijke aanval en het besmeuren of vernielen van de
grafsteen van een overleden familielid. Beide zaken zijn ernstig, maar
ze zijn qua directe consequenties toch belangrijk verschillend.
Met
deze vierde categorie bedoelt Allport als je zijn tekst beter leest:
'acts of violence or semiviolence'. Het gaat hem kennelijk niet slechts
om lichamelijk geweld, maar om alle acties die bedoeld zijn
lichamelijke, materiële of andere schade te veroorzaken.
De
zogenaamde 'mini-holocaust' (een samenwerkende groep mensen probeert
gericht een of meer andere mensen te beschadigen en onderuit te halen)
hoort in deze categorie. Een dergelijke actie van een groep die
langdurig doorgaat, heb ik zelf in ieder geval drie keer mogen meemaken.
Het komt dus vermoedelijk veel vaker voor dan we ons realiseren.
Ook
nu is de mindset van het beoogde slachtoffer weer van belang. De eerste
prioriteit is niet je gelijk halen, maar te overleven en de
lichamelijke en overige schade te beperken. Vergelijk het met een
soldaat die plotseling onder vuur komt te liggen. De normale reactie is
een emotionele. Je bent verrast, je wordt boos, je wordt bang, je wordt
verdrietig. De juiste reactie is echter: onmiddellijk dekking zoeken.
De vijfde graad van negatieve actie is volgens Allport: 'extermination'.
Hij rekent daartoe lynchpartijen, pogroms, 'massacres' en genocides,
zoals de Holocaust. Het simpelweg vermoorden van iemand noemt hij hier
niet, maar wanneer de kennelijke bedoeling is iemand ernstig te
beschadigen, zodat diegene het mogelijk niet overleeft, dan hoort dat
mijns inziens ook in deze categorie.
Terug
naar de cijfers van de transgender-statistiek. Hoe moet je die op deze
schaal indelen? In een derde van de gevallen ging het om moord en
geweld. Die gevallen kunnen dus probleemloos worden ingedeeld in deze
vijfde categorie.
In twee derde van alle
gevallen ging het echter om zelfmoord, hart-, vaatziekten en beroertes.
Zaken die vaak het gevolg zijn van langdurige sociale stress. Die stress
ontstaat door sociale uitsluiting (de tweede categorie), het uitsluiten
van voordelen, banen, woonruimte (de derde categorie). Verder leiden
openlijke aanvallen (uit de vierde en vijfde categorie) ook tot stress
en het niet meer zien zitten.
Dat betekent dus
dat zaken die volgens de ladder van Allport relatief onschuldig zijn, op
termijn wel degelijk kunnen leiden tot 'extermination' (dood,
totale vernietiging). De 'ladder' helpt om de gedachten over
'discriminatie' te concretiseren, maar werkt met betrekking tot de
uiteindelijke consequenties niet altijd even goed.
De 'ladder' van Allport helpt om de blik te focussen op de gevolgen van negatieve acties. Mensen hebben tegenwoordig de neiging
om te doen alsof een negatieve blik of opmerking van iemand hetzelfde
is als actieve participatie in de Holocaust. De meeste slachtoffers
leven echter na een negatieve blik echter nog steeds, terwijl dat bij de
Holocaust niet zo was. Het is dus van belang
bij negatieve acties van andere mensen niet onmiddellijk in een emotionele
reactie te vervallen, maar eerst naar de (mogelijke) gevolgen te kijken. Niet
iedere negatieve actie is even erg.
Verontrustende feiten
Hoewel
we niet in een emotionele respons moeten schieten, zijn de feiten op
het gebied van discriminatie en agressie niet echt geruststellend. Het
onderzoek op dit gebied begon met iets, dat we als heel enorm zagen: de Holocaust.
Maar zodra je weet dat bevooroordeeldheid de strongman-variabele is en
je steeds meer leert over autoritarisme en sociale dominantie, komt ook
de Tweede Wereldoorlog in beeld. Van zes miljoen overbodige doden ga je
naar 65 miljoen overbodige doden.
Als de Tweede
Wereldoorlog door de zooifactor (bevooroordeeldheid) verklaard kan
worden, gaat dat dan ook niet op voor de Eerste Wereldoorlog? Daarna
valt er in de historie nog wel wat meer aan overbodige oorlogen en
conflicten te vinden.
Laten we naar het heden
kijken. Een wereldwijde pandemie. Op zich iets dat al veel doden
oplevert, maar kijk dan naar de manier waarop mensen met die pandemie
omgaan. Het probleem is vaak niet meer het virus, maar de irrationele
manier waarop mensen op dat virus reageren. Het handelen als een kip
zonder kop. Het resultaat: grote aantallen overbodige doden.
Laten
we naar de toekomst kijken. Als we zo doorgaan blijven er amper soorten
over. We zitten midden in een van de meest massale extincties die ooit
heeft plaatsgevonden. Dat is nog niet alles. Als we zo doorgaan, is
Nederland over een aantal jaren voor een belangrijk deel veranderd in
een ondiepe zee.
Daar stopt het niet. De
temperatuur in een gematigd land als Nederland bereikt nu soms al 40
graden Celsius. Als we zo doorgaan, wordt dat uiteindelijk 50 en
mogelijk hoger. Temperaturen die je als mens niet meer kunt overleven.
De zogenaamde Wet Bulb Temperature (WBT) die mensen nog net zonder
problemen aankunnen, is slechts 32 graden Celsius. (De WBT is de
temperatuur die je vindt, wanneer je je kwikthermometer koelt door de
onderkant in een vochtig kousje te plaatsen en die te koelen met een
luchtstroom. Je laat de thermometer als het ware optimaal zweten.)
Het onderscheid tussen feit en opinie lukt niet meer
Kijk
naar een simpel gegeven. Moderne (hbo-)studenten kunnen niet langer
goed onderscheid maken tussen feit en mening. Keer op keer vonden we
dezelfde uitkomst. Wanneer je beter gaat kijken, wordt het resultaat nog
vreemder. Ze scoren vaak niet eens rond de toevalsscore, maar zelfs
iets daaronder. Ze hebben de begrippen omgedraaid. Feiten zijn in hun
opvatting zaken, waar je nooit helemaal zeker van kunt zijn. Meningen
zijn zaken die mensen beweren. Je kunt ze dus horen. Dus ben je daar
absoluut zeker van. Je hebt het toch zelf gehoord, dus dan moet het wel
zo zijn.
Wanneer het onderscheid tussen feit en
mening wegvalt, krijg je vreemde dingen. Je vindt dat het dak van de
parkeergarage gewoon zijn werk moet doen. Het behoort niet in te
storten. Maar dat 'foute' dak trekt zich niets van jouw mening aan en
stort toch in.
Ik ben niet de eerste die in dit
verband wijst op de koppeling met fascisme en totalitaire regiems.
George Orwell schreef in 1943: "Nazi theory indeed specifically denies
that such a thing as "the truth"
exists. ... The implied objective of this line of thought is a nightmare
world in which the Leader, or some ruling clique, controls not only the
future but
the past. If the Leader says of such and such an
event, "It never happened" – well, it never happened. If he says that
two and two are five – well, two and two are five. This prospect
frightens me much more than bombs" (
hier).
In 1949 schreef hij: "In the end the Party would announce that two and two made five, and you
would have to believe it. It was inevitable that they should make that
claim sooner or later: the logic of their position demanded it. Not
merely the validity of experience, but the very existence of external
reality, was tacitly denied by their philosophy. The heresy of heresies
was common sense" (
hier).
Orwell
realiseerde zich wel dat het loslaten van de fysische realiteit iets
beangstigends had. Hij zag echter niet, wat precies het probleem was,
dat daardoor ontstond. Hij realiseerde zich niet, dat het denken
daardoor reduceert tot een sociale waanvoorstelling, die geen koppeling
meer heeft met de fysische realiteit.
Leven in collectieve waanvoorstellingen
Terug
naar het verhaal van Bregman. Het is niet zo dat de meeste mensen
deugen. Met bijna alle mensen is iets mis. In doorsnee gaat het niet om
een kleinigheid, maar is er iets heel erg mis. We zijn niet een beetje
in de war, nee, we zijn heel erg in de war. We zijn niet een beetje
ziek, we zijn heel erg ziek.
Misschien moet
ik het aardiger formuleren. Er gaat iets mis, maar wat er mis gaat zit
op een fundamenteel niveau. Er gaat misschien slechts een kleinigheid
mis, maar wat er mis gaat, is zo fundamenteel, dat het grote gevolgen
heeft voor ons 'cognitieve functioneren'. Er gaat iets mis met ons
denken. Ons denken is corrupt geworden.
Wat
gaat er precies mis? Simpel en kort geformuleerd: we geloven dingen,
die niet waar zijn. Vervolgens handelen we vanuit die collectieve wanen.
We zijn in de war. We zijn de band met de realiteit kwijt. Of zoals men
het vroeger formuleerde: we zijn van God los. Of zoals we het nu
formuleren: we lijden aan waanvoorstellingen. We zijn de kluts kwijt. We
vertonen irrationeel gedrag.
Natuurlijk
kun je over dat grote verschil in bevooroordeeldheid tussen wel en niet
bevooroordeelde mensen je schouders over ophalen. Vroeger deed iedereen
dat ook. Ach ja, dat was nu eenmaal zo. Dat zou wel niets te betekenen
hebben.
Inmiddels hebben we echter onderzoek
over autoritaristen (mensen die hoog scoren op RWA), over sociaal
dominante personen en over zogenaamde 'double highs'. Inmiddels hebben
we veel duidelijker wat 'bevooroordeeldheid' betekent. Al dat onderzoek
wijst dezelfde richting uit.
Wat
mij is bijgebleven van al die jaren en wat ook bevestigd wordt door het
onderzoek dat er is, kun je samenvatten in een enkel punt. Met mensen
is iets heel erg mis. Niet met iedereen in dezelfde mate. En niet met
iedereen. Maar in doorsnee onmiskenbaar. En het lijkt zelfs alsof het
jaarlijks erger wordt.