Laatst bijgewerkt: 26/3/2023 om 23:16
Voor mijn idee is er met kranten vaak iets mis, maar wat is er precies mis? En valt dat hard te maken?
Als jong kind was ik niet echt heel voorlijk, zoals dat in die tijd genoemd werd. Mijn moeder had het na drie kinderen wel wat gehad met kinderen en vond dat de school de plek was, waar je als kind leerde lezen. Ik zat dus opeens in een klas vol kinderen en moest daar eerst nog alle letters leren. Vreemde vormen die de juf omhoog hield en die de hele klas dan hardop moest zeggen.
Dat ik ooit lezen leerde, dank ik vooral aan juf Wiersma. Een mevrouw die haar onderwijstaak vreselijk vond, maar tegelijkertijd ook heel serieus nam. Ik bleef samen met enkele andere kinderen achter in prestaties en dus moest dat groepje in de pauzes en na schooltijd even bijgewerkt. Zo ging dat toen nog.
Het resultaat was dat ik de letters na verloop van tijd prima kende, maar nog steeds niet las. Nu weet ik, dat dat komt door de globaalmethode, die toen al en nu nog steeds toegepast wordt in Nederland om te leren lezen, maar voor dat doel niet goed werkt. Onderwijskundige hervormingen lukken hier kennelijk ook met heel veel tijd niet.
Dat ik letters leerde combineren tot verklankte woorden dank ik aan wijlen mijn broer Cees. Het probleem dat hij probeerde op te lossen, was als volgt. Ik wilde als dwingende zevenjarige voorgelezen worden uit Pinkeltje, maar de overige kinderen wilden dat mijn vader uit de bibliotheek in Sneek iets spannenders meenam. Cees realiseerde zich dat mijn voorliefde voor Pinkeltje kwam, omdat ik nog niet zelf las.
Hij vroeg dus, of ik de letters kende. Die kende ik wel. 'Dan kun je ook lezen,' sprak hij vol overtuiging. En zo bleek het ook te zijn. Hij liet me een paar woorden ontcijferen door de klanken van de letters achterelkaar te plakken en riep dan triomfantelijk: 'Zie je wel. Je kunt lezen.'
Cees leerde me dus, dat ik kon lezen. Mijn eerste Pinkeltjeboek ging nog behoorlijk moeizaam. Vaak was ik zo druk met vocaliseren, dat de betekenis even niet over kwam. Maar het ging al snel vlotter en daarmee waren de Pinkeltjeboeken inderdaad al snel een gepasseerd station.
Thuis hadden we drie kranten, voortdurend boeken en veel tijdschriften, er viel dus altijd wel wat te lezen. Daarna ontdekte ik dat ik op school steeds meer wist dan de andere kinderen en tenslotte begon ik te ontdekken dat ik soms ook meer wist dan de onderwijzer. In die tijd gaf dat nog een goed gevoel.
Het resultaat van die vreemde ontwikkeling was kennelijk dat ik 'informatiegek' werd. Ik probeerde altijd meer te weten dan de mensen in mijn omgeving en vaak lukte dat ook. Het idee 'kennis is macht' omarm ik graag, maar gaat tegenwoordig helaas lang niet altijd meer op.
Ik lees dus om te weten, ik ben een zogenaamde 'informatienerd'. De website van The Guardian noemt me een van haar topreaders 'globally', hoewel ze dan vermoedelijk vooral kijkt naar het aantal kliks.
Ik kijk dus op een bepaalde manier naar een krant en naar informatie in het algemeen. Veel mensen vinden de weekendkranten prachtig, afgaande op de grote aantallen die dan bezorgd en verkocht worden. Die mensen lezen de krant kennelijk met een totaal andere doelstelling. Ze willen geamuseerd worden, ze willen een goed gevoel, ze willen tijd doodslaan. Dat is niet de manier waarop ik naar een krant kijk.
Voor mijn idee is er met kranten tegenwoordig iets mis. Wat er mis is, is voor mij steeds groter en duidelijker geworden. In oude kranten vind je soms nog prima verhalen over hoe iets gegaan is. Journalisten die heel veel werk stopten in het achterhalen van de feiten en die vervolgens opschreven. Geleidelijk aan zijn die feitelijke verhalen steeds zeldzamer en oppervlakkiger geworden.
Een volgend punt dat duidelijk lijkt: in de weekendkranten is de ellende groter dan door de week. Voor de weekendkrant schijnt het, dat alle stoppen doorslaan. Dan worden we als lezers overspoeld door een zee van opinies.
Dan is er een derde punt. Het empirische onderzoek naar agressie en discriminatie zoals dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in de VS begon, heeft steeds weer één grote variabele opgeleverd waar voortdurend alles om lijkt te draaien: bevooroordeeldheid. Het instemmen met vooroordelen jegens minderheidsgroepen.
Als je die variabele generaliseert, gaat het om het instemmen met vooroordelen. Het instemmen met uitspraken die ieder feitelijke basis missen. Het instemmen met uitspraken die sociaal goed klinken en goed vallen, maar in werkelijkheid niet gebaseerd zijn op harde feiten.
Empirisch gezien is het op dit moment niet honderd procent zeker of die generalisatie terecht is. Is het inderdaad zo, dat iemand die bevooroordeeld denkt over andere bevolkingsgroepen ook andere onzin, die in zijn groep goed valt, eerder omarmt?
Op grond van wat we denken te weten (onze theorie: het soortenmodel) zou je dat wel verwachten. Iemand die gelooft dat de X niet deugen en alle ellende in de wereld veroorzaken, gelooft ook eerder dat 2+2=5 als zijn baas of leidinggevende dat beweert. Maar een verwachting is in feite een geloof en nog niet iets dat empirisch meerdere malen aangetoond is. We moeten op dit punt dus voorlopig nog even een slag om de arm houden.
Als die generalisatie inderdaad klopt, dan betekent dat, dat mensen die allerhande wilde uitspraken geloven ook eerder allerhande wilde uitspraken geloven over andere groepen. Voorlopig wijst alles dat er bekend is, wel die richting uit.
Het probleem met moderne kranten in het algemeen en met kranten in het weekend in het bijzonder, valt dan een stuk duidelijker te stellen. Hoe ligt de verhouding feit versus opinie? Als we veel opinie hebben en weinig feit, is dat een indicatie dat de samenleving (althans de redactie van die krant) afglijdt in 'fascistische' (fundamentalistische, religieuze) richting.
Laten we ons idee toetsen en kijken naar de Trouw van dit weekend (zaterdag 25 maart 2023). De andere kranten die ik dit weekend gezien heb (VK, NRC, Dagblad van het Noorden) doen het voor mijn idee op dit punt niet veel beter. Trouw is dus niet genomen als zijnde een negatieve uitzondering.
De kop van Trouw bevat daarnaast afgedrukt, een citaat als warming-up. 'Britten zeggen nooit, maar dan ook nooit, wat ze bedoelen'. Dat klinkt leuk, maar is natuurlijk onzin. Er hoeft maar één Brit te zijn, die ooit wel zegt, wat hij bedoelt of de stelling is al onwaar. Bovendien: hoe weet je, of iemand zegt, wat hij bedoelt? Volstrekte kul dus. Daarmee open je als krant op de voorpagina!
Dan links een foto met een vrouwelijke judoka. Kennelijk erg bekend. 'Hoe combineren vrouwen topsport en moederschap?' Dat is natuurlijk een onzinnige vraag. In ieder geval een vraag die je niet kunt beantwoorden door een enkele topsportende moeder te interviewen. Verder ook nog eens een vraag, waar je als normaal mens niks mee kunt, althans met een eventueel antwoord.
Dan krijgen we nog steeds op de voorpagina als aankondiging: 'Wie schaakt het beste? Spel met restzetels in de senaat is begonnen.' Maar als je vertrouwd bent met het systeem van restzetels voor het kiezen van de Eerste Kamer, dan bevat dat verhaal vermoedelijk niet echt iets nieuws.
Dan de aankondiging: 'Opvang van Oekraïners wordt kariger. Enthousiasme in Europa begint te tanen.' Bevat vermoedelijk ook niet iets nieuws. Geleuter in de ruimte over zaken die voor de hand liggen.
Dan krijgen we: 'Onzichtbaar zijn lijkt me heerlijk'. Tessa Jonge Poerink maakte een podcast over klein-zijn. Maar als die mevrouw zo graag onzichtbaar is, omdat ze zo klein is, waarom maakt ze dan een podcast? Te lui om het verhaal fatsoenlijk op te schrijven. Vervolgens een verondersteld negatief lichaamsaspect benutten om in de schijnwerpers te komen staan.
Wat we op dit punt dus al kunnen leren, is dat sommige kleine mensen kennelijk erg graag publiciteit willen, maar ook behoorlijk lui zijn. Kortom, het zijn eigenlijk heel normale mensen. Tja, daar was ik al bang voor.
Dan krijgen we het enige verhaal op de voorpagina. Het beslaat de onderste helft. 'Niet tot last willen zijn, dat telt zwaar bij denken over euthanasie', is de titel. Kan het allemaal nog glibbiger?
In de kleine subkop boven deze kop staat: 'Een keuze voor euthanasie is geen individuele beslissing, blijkt uit onderzoek van Trouw. De mening van naasten en de eventuele belasting voor de omgeving spelen een grote rol.'
Een moderne krant die onderzoek doet? Mijn ervaring als onderzoeker is, dat dat een recept voor ellende is. Moderne journalisten hebben nog minder onderzoeksvaardigheden dan moderne onderzoekers. Je weet dus als het ware al bij voorbaat: dat moet wel helemaal misgaan.
Hoe wil je door onderzoek dit soort conclusies hard maken? Je gaat duizend stervende mensen interviewen? Heeft Trouw dat echt gedaan? Is dat ethisch? Nee, natuurlijk hebben ze dat niet gedaan.
Maar stel, dat die uitspraak klopt. De keuze voor euthanasie wordt niet door het individu zelf genomen, maar ook door zijn omgeving. Dan spreek je dus in feite over moord. Over wat ze in nazi-Duitsland deden met Joden, zieken, geestelijk gehandicapten en mensen die om andere redenen afweken van hun norm.
Dat werpt een interessant licht op de mensen waarmee Trouw gepraat heeft. Eigenlijk: verkapte fascisten dus. Maar het leuke is, ze realiseren zich dat zelf niet, want ze willen wel graag met hun verhaal in de krant. Mensen die openlijk hun fascisme uitdragen, maar dat zelf niet zien als iets dat je misschien maar beter niet kunt doen. Mijn voormalige baas zou zeggen: het is wat!
Als we afgaan op deze ene voorpagina van deze weekend-Trouw, dan is het tegenwoordig vooral opinie dat in het weekend over ons wordt uitgestort.
Bevatte de rest van deze Trouw veel lezenswaardigs dat geen opinie was? Als het er wel was, is het me niet opgevallen.
Als je mag afgaan op deze beperkte informatie, geldt kennelijk: we leven in een samenleving waarin veel mensen (en misschien wel steeds meer) kennelijk vooral denken en geloven in opinies. Te vrezen valt dat de harde natuur zich van al dat fraais weinig aan zal trekken.
Maar het conflict met de harde natuur dat je daardoor naar verwachting krijgt, is niet het enige gevolg. Mensen die hoog scoren op bevooroordeeldheid, wat ik vroeger aanduidde als de 'zooifactor', zoeken de oplossingen van alle mogelijke problemen die ze zien (en dat zijn er vele en worden er steeds meer) in oorlog, geweld en haat. De oorzaak van alle problemen is de ander. In eerste instantie zoekt men die ander in minderheidsgroepen, in laatste instantie zoekt men die ander ook in eigen kring.
Denken in vooroordelen is gemakkelijk en verleidelijk, maar lost uiteindelijk niets op. In tegendeel: we weten dat het leidt tot diepe ellende en volstrekte chaos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten