maandag 9 maart 2020

De vraag die 'The Authoritarian Personality' wilde beantwoorden



De basis voor het empirische onderzoek naar discriminatie werd in 1950 gelegd met de verschijning van het boek: The Authoritarian Personality. Het onderzoek dat in dit boek gerapporteerd werd, is tijdens de Tweede Wereldoorlog gestart. Het boek probeert de resultaten van dit onderzoek te rapporteren.

Ik schrijf met opzet 'probeert', want ik denk dat dat niet altijd helemaal gelukt is. In een volgende blogpost zal ik laten zien, dat belangrijke resultaten uit het boek soms niet overgekomen zijn bij de lezers. Sterker nog: je krijgt de indruk dat de auteurs op een bepaald moment zelf soms ook niet meer helemaal begrepen, wat ze precies gevonden hadden.

Bij het rapporteren van onderzoek draait alles om de vraagstelling. Empirisch onderzoek is kijken naar de werkelijkheid met een specifieke vraag in het achterhoofd. Onderzoek doen is een langdurige aangelegenheid en onderzoekers worden overspoeld met allerhande informatie. De vraagstelling moet dus simpel en glashelder zijn. Het is de vraag of dat in dit geval het geval was.

Wat wilde men precies onderzoeken? Volgens de tekst op de omslag van het boek ging het om de kenmerken van de 'prejudiced person' (de bevooroordeelde persoon). Volgens deze omslagtekst was het doel factoren te ontdekken die het mogelijk hadden gemaakt voor het autoritaire menstype (een nieuw begrip van een menselijke soort) om het overleven van het individualistische, democratische menstype te bedreigen. Het doel was factoren te vinden om die dreiging in te perken.

Kennelijk had men dus een onderscheid in het hoofd tussen mensen die een niet-democratische strongman steunen en zij die niets van die strongman moeten hebben. Verder veronderstelde men  dat de vijanden van de democratie bevooroordeelde mensen waren, terwijl de vrienden van de democratie onbevooroordeelde mensen moesten zijn.

De omslagtekst eindigt met:
'By isolating the destructive germ of the authoritarian personality, the book lays a major foundation for long-range attack upon the anti-democratic forces in modern society.'
Het doel van het boek was een basis te leggen voor de bestrijding van fascistische krachten in de moderne maatschappij.

Het voorwoord van het boek (het Preface van Max Horkheimer, directeur van het Institute of Social Research) verwoordt het doel weer anders. Dit voorwoord begint met: 'This is a book about social discrimination.' Vervolgens wordt dat begrip gekoppeld aan: een mensensoort die we het 'autoritaire menstype' noemen. Als kenmerk van dit soort mensen wordt vermeld: vergaande irrationaliteit.

Het eerste hoofdstuk, de inleiding (Introduction), is natuurlijk bedoeld de vraagstelling duidelijk te maken. Volgens dit hoofdstuk is het doel de potentiƫle fascist in kaart te brengen. Het doel is het bestuderen van mensen die fascistische (anti-democratische) propaganda niet kunnen weerstaan. Mensen die vallen voor propaganda van de strongman, hebben veel gemeenschappelijk, veronderstelt men. Om de kenmerken van die mensen gaat het.

Verder maakt men in dit inleidende hoofdstuk een onderscheid in niveaus. Men gaat er vanuit dat de potentiƫle fascist gemeten kan worden via de buitenkant. De openlijke attitude met betrekking tot bijvoorbeeld Joden. Maar dat het ook mogelijk moet zijn die attitude te meten via de onderliggende drijfveren van de persoon.

De inleiding is bijna 27 bladzijden lang en het gaat om dicht bedrukte bladzijden. Wat er staat, is soms best de moeite waard. Maar als basis voor onderzoek komt de vraagstelling voor mijn idee niet echt scherp uit de verf.

De veronderstelling is kennelijk dat bepaalde mensen vallen voor de propaganda van de strongman. Wie de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog een beetje kent, weet dat dat juist is. Hitler kwam aan de macht doordat een minderheid van de Duitsers hem in het zadel hielp. In een moderne samenleving is dus kennelijk altijd een belangrijke minderheid vatbaar voor de propaganda van een strongman.

Maar je weet vooraf niet welke mensen dat precies zijn. De vraag is dan: hoe denk je dat vast te stellen? In het inleidende hoofdstuk wordt dat niet echt duidelijk.

Wanneer je echter volhoudt de tekst door te ploeteren, blijkt in hoofdstuk 3 dat het onderzoek begonnen is met het meetbaar maken van anti-semitisme. Een kenmerk van mensen met een aanleg voor fascisme is natuurlijk dat ze niets van Joden moeten hebben. Dat gegeven kun je dus als vertrekpunt voor onderzoek gebruiken. In het inleidende hoofdstuk wordt wel even naar dit hoofdstuk en onderzoek verwezen, maar slechts zeer terloops.

Het eerste hoofdstuk bevat wel een paragraaf over de methodologie en over de gehanteerde technieken, maar ook hier wordt de methode die men wil hanteren om de vraagstelling te beantwoorden, niet echt duidelijk.

Een volgend probleem is dat men in de inleiding al de uitkomsten van het verrichte onderzoek is gaan vermelden. Het resultaat is dat vraagstelling, resultaten en conclusies soms stevig door elkaar gehutseld worden. Als inleiding voor een stuk onderzoek voldoet het eerste hoofdstuk dus niet. Voor een normaal mens is het amper leesbaar en weinig informatief.

Wordt het daarna beter? Het tweede hoofdstuk van het boek zet de opvattingen van een bevooroordeeld persoon tegenover die van een onbevooroordeeld persoon. Het idee is aardig, maar op dat moment is de vraagstelling nog steeds niet goed duidelijk. Ook de methode hoe men die niet expliciet verwoorde vraagstelling empirisch denkt te gaan onderzoeken, is op dat moment nog onduidelijk. Zelfs de koppeling tussen fascisme en bevooroordeeldheid die men voortdurend veronderstelt, wordt nergens toegelicht of onderbouwd.

Om het nog erger te maken, grijpt dit hoofdstuk uitvoerig vooruit op allerhande resultaten van het onderzoek die nog niet gepresenteerd zijn. Dat maakt het vrijwel onleesbaar. Kortom: als tweede hoofdstuk is dit stuk eigenlijk overbodig en weinig informatief. Als volhardend lezer zit je dan al bij bladzij 57 en het zijn dicht bedrukte bladzijden.

Mijn tweedehands exemplaar is een originele druk uit 1950 die afkomstig is van een belangrijke Amerikaanse universiteitsbibliotheek (Mount Vernon College Library, Washington). Hoeveel mensen hebben het boek ingekeken? Het uitleenkaartje zit er nog in. Het boek blijkt in totaal slechts tweemaal uitgeleend te zijn sinds 1950. Bob Altemeyer was kennelijk niet de enige die geen zin had dit omvangrijke boek (bijna 1000 bladzijden) door te worstelen.

Maar dan kom je bij hoofdstuk 3. Dat verandert alles.










Geen opmerkingen:

Een reactie posten