donderdag 11 maart 2021

We leven in een tijd van geestelijke armoede

 

Laatst bijgewerkt: 12-3-2021 om 2.38

 

We leven in vreemde tijden. Als ik de tijdgeest zou moeten omschrijven, zou ik geneigd zijn te zeggen, dat we steeds meer los van god raken. Als ik het goed heb, moet 'god' in dit geval met een kleine letter. Daarmee bedoel ik niet, dat mensen steeds minder in 'God' gaan geloven, maar dat ze steeds gekker worden. Ze zien zichzelf als staande boven de wet en de harde werkelijkheid.

Wat dat betreft, lijkt deze tijd op de jaren dertig. De periode die aan de Tweede Wereldoorlog vooraf ging. Wie In de schaduwen van morgen heeft gelezen van Johan Huizinga ziet daarin op veel punten een scherpe beschrijving van de zooifactor (bevooroordeeldheid). In die tijd heette dat nog 'fascisme'. Maar Huizinga zag dat het breder was, dat het een soort kwalijke tijdgeest was, die mensen op grote schaal leek te ontregelen.

Vandaag vond ik in Trouw (5 maart 2021, p. 3) een stuk over kinderarmoede. Eén op de dertien kinderen in Nederland groeit op in armoede, deelt het begin mij mee. De titel: Anashya (11) sprak nooit over hoe arm ze is, tot vandaag.

Naast de titel staat een grote kleurenfoto van Anashya. Een mooi, wel-doorvoed meisje met lang haar. Ze lijkt me een beetje gekleurd van huid, maar eigenlijk zou dat geen relevante informatie mogen zijn. Kortom, als ik het zo zie: een leuk meisje waar niets mis mee is. Je bent gezond, je bent mooi, je hebt genoeg te eten en je leeft in Nederland. Als je erover nadenkt: veel positieve zaken, die veel mensen helaas moeten ontberen.

Wat is het probleem met Anashya? In het kringgesprek vraagt de juf waar de kinderen geweest zijn met vakantie. En Anashya is nergens naar toe geweest, want financieel hebben ze het niet zo ruim. En daarom is Anashya nu één van de drie gezichten in de nieuwe Sire-campagne om aandacht te vragen voor dit brandende probleem.

Wat vind ik daarvan? Ik vind dat een stuitend voorbeeld van geestelijke armoede. Je kunt niet op vakantie en dan wordt dat door de juf en op tv opgevoerd als: wat zielig. Als je denkt, dat je 'rijk' bent, omdat je drie keer per jaar op vakantie gaat, ben je in werkelijkheid beklagenswaardig arm. Je hebt misschien een volle beurs, maar een hoofd met zand. Als dat er al in zit, wat voor mij nog de vraag is.

Dat je mensen en kinderen het idee durft te geven, dat als je niet op vakantie zou kunnen gaan, je arm bent. Dat vind ik stuitend. Het vriendje dat ik vroeger had, ging vaak drie keer per jaar op vakantie en dat waren geen goedkope vakanties. Ik gunde het hem graag en zag mijn eigen niet op vakantie gaan, nooit als een probleem. Integendeel, schoolvakanties duurden mij altijd veel te kort. Op die akelige school zat je je tijd maar te verdoen. Thuis kon je zo vreselijk veel meer en leukere dingen doen.

Dus als SIRE echt iets zou willen doen, moet ze een campagne beginnen tegen dat verplichte schoolgaan. Zonde van de tijd en nergens goed voor. Een overblijfsel uit de Middeleeuwen, lijkt me.

Is armoede onder kinderen dan geen probleem? Ik denk dat de geestelijke armoede van tegenwoordig dat inderdaad is. Een kwart van alle Nederlandse kinderen kan niet goed lezen, heeft amper of geen tekstbegrip. Maar ook de kinderen die wel kunnen lezen, kunnen niet echt goed lezen. Onze toppers steken magertjes af bij kinderen uit bijvoorbeeld China, die stukken hoger eindigen.

Stel je voor. Je leeft in een ingewikkelde wereld. Je bent nog jong. Maar nu is het niveau waarop je kunt lezen internationaal gezien al bedenkelijk laag. Dat gebrek aan leesvaardigheid sleep je je hele leven met je mee.

En de Nederlandse overheid doet op dat punt helemaal niets. Ik heb zelfs de stellige indruk dat wat men doet, het probleem alleen maar verergert. Lees bijvoorbeeld het laatste rapport over de schrijfvaardigheid aan het einde van het basisonderwijs: Peil.Schrijfvaardigheid (hier). Scholen die een taalmethode gebruiken voor het schrijfonderwijs doen het slechter dan de scholen die het zonder boek proberen. De taalmethodes die men hanteert, werken dus negatief.

Uit de pers (o.a. de Volkskrant) begreep ik, dat afgaande op dit rapport het uiterst droevig gesteld is met het schrijfonderwijs. Maar als je niet goed kunt schrijven, kun je ook niet goed lezen. Die twee zaken zijn gekoppeld.

Als ik het rapport lees, valt me iets op. Het is alsof die problemen met schrijven, denken en taal ondertussen al veel verder de samenleving zijn binnengeslopen, dan je zou willen. Het rapport is methodologisch gezien knoeiwerk. Ik heb er geen ander woord voor.

Is het rapport dan wel goed geschreven? Wel, dat ging de opstellers duidelijk boven de pet. Wat een rotzooi. Ogenschijnlijk is het correct Nederlands, maar zodra je je verdiept in de betekenis van de zinnen, dan zie je de beperktheid en onkunde van de auteurs.

Dit is niet het moment en de plaats om uitgebreid op de problemen die aan dit rapport kleven, in te gaan. Een punt kan ik echter wel vermelden. Volgens het rapport heeft een groot deel van de kinderen aan het einde van de basisschool schrijfproblemen. Ze schrijven niet goed genoeg. Als je dat beweert, moet je dat ook hard maken en op dat punt schiet het rapport volledig tekort. Uit andere bronnen en via andere kanalen is natuurlijk overduidelijk dat er een groot probleem is op dit punt, dus aan de juistheid van de conclusie hoeven we niet te twijfelen. Maar het probleem is: er wordt niets op een controleerbare en repliceerbare manier aangetoond. In de (empirische) wetenschap een doodzonde. Stellige beweringen doen zonder deugdelijke onderbouwing.

Terug naar mijn jeugd. Waarom was ik niet jaloers op mijn vriendje met zijn drie of vier vakanties? Dat was simpel. Ik wist vaak meer. Op school bleek dat en hechtte de onderwijzer daaraan. Men zag kennis als macht. Een kind dat veel wist, was een 'knap' kind.

Dan had ik nog een vreemde afwijking. Ik wilde 'goed' denken. Ik realiseerde me dat er met ons denken heel vaak iets mis ging. En dat 'goed' denken belangrijk was, want als je fout dacht, ging je natuurlijk ook domme dingen doen.

Dat idee had ik niet zo maar gekregen. Mijn vader was boerenzoon, mijn opa was boer. Ik leerde al jong dat je uitspraken had, die onzin waren en uitspraken had, die klopten, waar je wat aan had.

Vermoedelijk hielp het gereformeerde milieu ook behoorlijk mee, want de rechte weg was smal en er waren veel dwaallichten. Je moest je hoeden voor valse profeten. Ik denk dat mijn tekstbegrip uiteindelijk gefundeerd was op Bijbelstudie. En dan ging het om vragen als: welk woord stond er precies en stond er wel of niet een komma?

Het eerste boek dat ik zorgvuldig doorwerkte, was Zindelijk denken van 'ingenieur' Van Hoesel. Ik merkte dat daar een opmerking in stond, dat ik niet goed kon plaatsen. Het intrigeerde me een lange tijd. Tenslotte realiseerde ik me: kennelijk is in de tekst een onduidelijkheid blijven zitten. In totaal denk ik over dat boek een klein jaar gedaan te hebben. Toen had ik het idee de zaak te snappen. Ik zal toen iets van 12 jaar geweest zijn. Ongeveer een jaar ouder dan Anashya nu.

Ik denk dat in die tijd mijn latere vriendje stiekem soms een beetje jaloers moet zijn geweest. Ik wist meer. Ik haalde hogere cijfers. Zaken waar men in die tijd hoog bij op keek.

Als dat tegenwoordig niet meer zo is, dan hebben we een probleem. Een groot probleem. Een probleem dat we kennelijk ook terug kunnen zien in officiële onderzoeksrapporten van overheidsinstanties. Een focus op vorm in plaats van op inhoud.

Als je focust op uiterlijkheden in plaats van op de betekenis, dan lijkt dat slechts een ding te kunnen betekenen: een hoge score op de zooifactor (bevooroordeeldheid). Volgelingen/gelovigen (de mensen die de basis vormen van de zooifactor) hebben een probleem met functioneel denken. Ze denken in slogans, zonder zich de precieze betekenis te realiseren. Ze koppelen niet door naar de externe werkelijkheid. Ze denken dat de vruchtboom een geweldige boom is, omdat die er mooi uitziet. Ze realiseren zich niet, dat het gaat om de waarde van de vruchten die de boom voortbrengt.











 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten