zaterdag 27 december 2025

Het enthousiasme voor de strongman wordt bepaald door bevooroordeeldheid

 

De auteurs van TAP (The Authoritarian Personality, 1950) zochten naar het persoonlijkheidskenmerk waardoor de volgelingen van de strongman anders waren dan de rest van de bevolking.

Ze hadden verschillende redenen om te denken dat de aanhangers anders moesten zijn. Ten eerste hadden veel van de auteurs ervaringen opgedaan met de nazi's in Duitsland. Die persoonlijke ervaringen gaven hun het idee dat nazi's onmiskenbaar anders waren.

De tweede reden was simpel. Slechts een minderheid, wel een grote minderheid, stemde op Hitler. Maar die grote minderheid was voldoende om Hitler aan de macht te brengen. Het ging er dus om te achterhalen op welke punten die minderheid afweek.

De auteurs van TAP ondernamen in totaal drie pogingen om die aanleg enthousiast te raken voor de strongman en zijn verhaal te meten. Daarbij moet je denken aan schriftelijke vragenlijsten.

De basis voor dat idee van meten via schriftelijke vragenlijsten was gelegd door Rensis Likert. Samen met zijn promotor (Gardner Murphy) publiceerde hij in 1938 het boek: Public Opinion and the Individual. Tot dat moment had men uiterst ingewikkelde manieren gevolgd om psychologische schalen (vragenlijsten) te construeren. Likert liet zien dat dat helemaal niet nodig was.

Wanneer je gewoon een serie uitspraken steeds liet beoordelen op een schaal van bijvoorbeeld 1 tot 5 met bijvoorbeeld respectievelijke omschrijvingen als 'volstrekt oneens', 'oneens', 'neutraal', 'eens', 'heel erg eens' en je gebruikte het gemiddelde (of het totaal) van die reeks beoordelingen, dan ging het even goed.

De auteurs van TAP begonnen met anti-semitisme. Dat ging prima. Op basis van de onderlinge correlaties tussen de items is het mogelijk de betrouwbaarheid van zo'n schaal te berekenen. Die was bevredigend. Vervolgens probeerden ze deze schaal uit te breiden (te veralgemeniseren) tot meerdere minderheidsgroepen. Op die manier ontstond de maat voor Etnocentrisme.

Het belangrijke resultaat dat hierbij gevonden werd, was dat anti-semitisme sec niet bestaat. De mensen die hoog scoorden op de antisemitisme schaal scoorden ook hoog op de Etnocentrisme schaal. Simpel gezegd: Haters gonna hate. Mensen die de ene minderheidsgroep haten, haten ook andere minderheidsgroepen.

Maar mat men nu echt het enthousiasme voor de strongman of slechts iets als vreemdelingenhaat? Om zeker te zijn dat men inderdaad de 'fascistische persoonlijkheid' te pakken had, had men een tweede maat nodig om het enthousiasme voor de strongman te meten. Die tweede meting kon dan fungeren als check op de eerste meting. Wanneer beide maten hetzelfde zouden opleveren, zou dat een duidelijke indicatie zijn dat men inderdaad de fascistische persoonlijheid had weten te vangen.

Die tweede maat werd PEC (Political Economic Conservatism). Men verzamelde een serie uitspraken, liet die beoordelen en berekende de betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid was niet al te hoog, maar nog wel toereikend dacht men.

Toen kwam het eerste probleem. De correlatie met Etnocentrisme. De twee schalen correleerden duidelijk wel, maar een stuk lager dan ideaal was. De check die PEC had moeten opleveren viel dus niet volledig negatief uit, maar ook niet overtuigend positief. Het was alsof Etnocentrisme wel enigszins de fascistische persoonlijkheid mat, maar niet volledig. En hetzelfde gold voor PEC.

Daarom ondernam men een derde poging: de F-schaal. Het idee was via een omweg de fascistische persoonlijkheid bloot te leggen. Men ging niet rechtstreeks vragen naar vooroordelen en naar minderheidsgroepen, maar ging uit van een model dat men gemaakt had van de 'autoritaire persoonlijkheid' zoals men het inmiddels eufemistisch was gaan noemen.

Deze derde poging leek weer een redelijk betrouwbare maat op te leveren. Maar als alles klopte, zouden Etnocentrisme en PEC de resultaten weer moeten bevestigen. En nu ontstond hetzelfde probleem als eerst. De F-schaal correleerde wel duidelijk met Etnocentrisme en met PEC, maar niet overtuigend.

De auteurs van TAP zaten nu in een spagaat. Ze hadden een enorm project opgezet, ze hadden er jaren aan gewerkt, ze hadden enorme pretenties de wereld ingestrooid, maar uiteindelijk konden ze niet overtuigend aantonen dat ze inderdaad het enthousiasme voor de strongman hadden weten te meten.

Wat ga je in zo'n soort situatie doen? Je gaat een ingewikkeld verhaal ophangen waar geen mens meer wijs uit kan worden en je doet alsof je wel geslaagd bent in je streven. Maar niet iedereen laat zich natuurlijk eeuwig door dat ingewikkelde verhaal om de tuin leiden. De resultaten van TAP werden daardoor uitgebreid bekritiseerd en daarmee leek iedereen het wel te vinden.

Wie echter de moeite neemt TAP door te spitten (geen kleine klus), ziet tenslotte iets vreemds. De auteurs gebruikten drie matig betrouwbare maten en keken vervolgens naar de correlaties tussen die maten. Maar als je matig betrouwbare maten hebt, moet je die correlaties natuurlijk corrigeren voor de onbetrouwbaarheid van die maten.

Zodra je dat doet, zie je iets geks. De auteurs van TAP maten driemaal dezelfde factor. Alle drie maten correleerden zeer hoog, mits je corrigeert voor hun onbetrouwbaarheid.

We weten dus nu dat de auteurs van TAP driemaal hetzelfde maten. Met andere woorden: de kans dat ze inderdaad het enthousiasme voor de strongman hebben weten te meten, lijkt daarmee aanzienlijk.

Maar om welke factor of variabele gaat het nu precies? Met welke maat bepaal je het enthousiasme voor de strongman? Etnocentrisme is zoveel als bevooroordeeldheid ten opzichte van minderheidsgroepen (generalized prejudice). De PEC-schaal is wat minder duidelijk, maar is vermoedelijk iets als 'politiek rechts'.

En dan hebben we de F-schaal nog. Bob Altemeyer reduceerde de F-schaal tot de RWA-schaal (Right Wing Authoritarianism) maar filterde in dat proces wel heel wat weg van de F-schaal. Vervolgens verscheen SDO (Social Dominance Orientation) op het toneel. Altemeyer zag SDO als het ontbrekende deel van de fascistische persoonlijkheid. Maar samen (SDO met RWA) voorspellen die twee maten meer dan de helft van bevooroordeeldheid.

Dat suggereert allemaal dat bevooroordeeldheid (generalized prejudice) de variabele is, die het enthousiasme voor de strongman het best voorspelt.

Het laatste grote onderzoek van wijlen Bob Altemeyer (Authoritarian Nightmare: Trump and His Followers, 2020, zie de online bijlage) leverde de empirische bevestiging. Prejudice was de variabele die het beste (beter dan .80) het stemmen op Trump voorspelde. Beter dan RWA en SDO. En dat is precies wat je zou verwachten.

 

 

 

 

 

  

 

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten